HELIERSCIIE Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1879. N°. 12. Zondag 26 Januarij. Jaargang 37. ïiêlix „W ij huldigen li e t goed e." eY nieuweriefer cii ravt. Verschijnt Dirigsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.80. t 0 u franco per post 1.65, Uitgever AA. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 103. Prijs der A d verten tiën: Van 14 regeli 60 Cent», elke regel meer 15 Cent». Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Oonderdag vertrekt de mail naar Oost-IndiP. Laatste ligting 's avonds 6 uur. HELDER en N1EUWED1EP, 25 Januarij. Blijkens een bij het departement van Marine ontvangen telegram is Zr. Ms. schroefstoomschip Padang, onder bevel van den luit. ter zee 1ste kl. D. M. G. de Swart, den 23 dezer van Lissabon vertrokken, ter voortzetting zijner bestemming naar Oost-Indië. Aan boord was alles wel. Gisteren is bij de directie der Marine alhier aan besteed liet gewoon jaarlijksch onderhoud der dok-, sluis- en andere waterwerken van het maritieme-etablissement. Ingekomen 15 billetten, van de heeren: H. Bakker ad f 12,420, J. F. Philips f 12,000, P. Spruit f 11,820, Gebr. Bomhoff f 11,800, Gebr. Korfff 11,510. B. Beuken kamp f 11,500, Gebr. Klein f 11,440, Peeters Steijaart f 11,400, J. T. Moorman f 11,150, Gebr. Janzen f10,980, P. Duinker f 10,549, A. Vos Hz. f 10,084, W. de Jong Jr. f 9745, Gebr. Moorman f 9499, Gebr. Boon f 9333. Naar wij vernemen zal de hardrijderij op schaatsen op a. s. Maandag plaats hebben op het Heldersch Kanaal en wel op het gedeelte tusschen de Nieuwe Kerk en de Doksteeg. Gisteren avond heeft de Floralia-Commissie hare derde zitting tot inschrijving van deelnemers gehouden. Thans kondigt zij (zie advertentie hierachter) nog de gelegenheid aan om zich bij haar te komen aanmelden, uiterlijk tot 9 Februarij e. k. In Tivoli had gisteren avond eene druk bezochte vergadering plaats van belangstellenden in eene nieuwe stoombootdienst tusschen Amsterdam en deze gemeente. Na langdurige beraadslagingen is besloten, eene nieuwe circulaire aan belanghebbenden te rigten. Tot heden moet tot een bedrag van f 16000 ingeschreven zijn. Het stafmuziekkorps der Marine, onder directie van den heer W. L. Weckesser, neemt heden ook deel aan de begrafenisplegtigheid van Prins Hendrik. Tot kastelein in de Marine-Club is met 1 April a. s. benoemd de heer J. B. Leijding, ter vervanging van den heer G. Te Boekhorst, die als zoodanig op zijn verzoek wordt ontslagen. De telegraphist 2de kl. W. G. Jekel is met ingang van 15 Febr. a. s. verplaatst van hier naar Hoorn en wordt vervangen door den telegraphist 2de kl. C. F. Jibben, van Amsterdam. De Staatscourant bevat de koninklijke bewilliging op de acte van oprigting der naamlooze vennootschap: „Visscherij-Maatschappij den Helder/' te vestigen alhier. 5) MAROUSSIA. Door P. J. STA HL. (Fer volg.) „Odnska," sprak Danilo tot zijne vrouw, „haast u wat." Odaska verliet de kamer met de beide jongens op haar armen de oudste streefde echter tegen: hij wilde zijn vader niet verlaten. Weldra kwam ze terug met een gruoten voorraad mondbehoeften. Zij was kalm en zeide niets. Ondertusschen liet zij hare blikken met een zekere onrust naar alle kanten door de hut gaan. Semène Vorochilo en Andry Krouk stonden, met de handen achter op den rug gebonden en stevige touwen om de beenen, in een hoek van de kamer. Danilo zat met over elkaar geslagen armen in een anderen hoek. Behalve de schildwacht, die voor de deur heen en weer liep, waren de soldaten verdwenen. De aan tafel gezeten officieren, met hun sabels naast en hunne pistolen voor zich, aten en dronken, lachten, cn voerden de vroolijkste gesprekken. Waar was de kleine Maroussia intusschen? De schoonheid van den nnchtelijken hemel in die strekende 'eigenaardige, levendige glans der sterrende diepte en door schijnendheid van het azuren gewelf, wekken altijd de bewondering en den nuijver van de enkele vreemdelingen, die deze gewesten bezoeken. Na dien avond volgde er een prachtige nacht. Zacht en onhoor baar als een schaduw was Maroussia verdwenen, een oogenblik na de terugkomst haars vaders. Had diens blik, onverstaanbaar voor ieder ander, haar gezegd wat zij moest trachten te doen? Of had zij slechts hare eigene ingeving gevolgd? Zeker is het, dat zij toen, door niemand opgemerkt, de kamer uitsloop, waarna zij, bijna zoo vluchtig als de gedachte, tusschen de paarden en de soldaten doorging, die het huis omsingelden, en vandaar den tuin bereikte. Eenmaal daar gekomen, bleef het kind onder een grooten kersenboom staan en drukte haar hand tegen haar hart, als om het kloppen er van te beletten. Want dat kleine hart klopte dat het bijna berstte. Haar hoofd was een en al vuur. Heete tranen stroomden langs hare wangen. Zij was bedroefd, doodelijk bedroefd, maar niet wanhopig. Zij geloofde dat er redding zou komen, zonder dat zij wist vanwaar. De avondwind koelde haar voorhoofd af en bracht haar een weinig tot bedaren. Zij luisterde. Had men haar vlucht bemerkt? Het verwarde maar eentonige gedruisch van de stemmen der soldaten drong tot haar door en stelde haar gerust. Ook hoorde zij het geschreeuw en gelach der officieren, wier uit bundige vroolijkheid nu door geen bepaling van reglement of krijgstucht beperkt werd. Zij daar, zij lachten; maar wat zou zij aanvangen? Haar oog bleef een tijdlang rusten op het huisje, dat nog alles bevatte wat zij beminde en vereerde,... HIT. MM. de Koning en de Koningin hebben jl. Donder dag kort na hun aankomst bij de Prinses-weduwe en Prins Fredei ik Karei van Pruissen, in het paleis van wijlen Prins Hendrik, een rouwbezoek afgelegd. Prins Frederik en Prins en Prinses von Wied bragten gisteren ten 12 ure een rouwbezoek aan de gemalin van den Prins. Aan den officier van gezondheid 1ste kl. IC. G. F. Sloos, dienende aan boord van het opleidingsschip Admiraal van Wassenaer, is uitgereikt het onderscheidingsteeken voor eervolle vermelding met daarbij behoorend bevret. Bij koninklijk besluit van 15 dezer is goedgevonden, om ook onder de vuurstokers bij de Marine, evenals bij andere schepelingen, een vast korps zamen te stellen. Daarin zullen echter alleen kunnen worden opgenomen de vuurstokers voor de actieve dienst, zoodat de binnen- landsche stokers daarvan zijn buitengesloten. Naar aanleiding van de weigering door den opper- ceremoniemeester aan de zee-officieren om een krans te leggen op het graf van Prins Hendrik, zegt de Arnh. Crf. teregt: Men trekt zelfs de bevoegdheid van den opper- ceremoniemeester in twijfel om die hulde te verbieden. De weigering echter is gegrond op het groot aantal aan vragen om op die wijze de nagedachtenis van den Prins te eeren. Bovendien de ceremoniemeester is heer cn meester op zijn terrein, dat der ceremoniën, en zijne bevoegdheid kan dus niet betwist worden; maar die hulde uit eigen beweging moest toch in ieders oog iets meer beteekenen dan de bij programma voorgeschreven plegtigheden, koud, statig, vormelijk en zielloos. Bovendien, de staatsierokken verdwijnen als de begrafenis geëindigd is, maar de kransen blijven nog jaren lang als de zigtbare herinneringen aan de achting, welke men den Prins toedroeg. Als de heer opper-ceremoniemeester eens te Parijs komt, bezoeke hij bij gelegenheid ook het kerkhof Père-Lachaise en lette op de graven van mannen, die het volk liefhad of vereerde. Wij noemen alleen dat van Thiers, om door het noemen van andere namen geen aanleiding te geven tot vergelijkingen, die we niet bedoelen. Misschien zal het hem dan leed doen de kransen te hebben geweigerd. De Delftsche Courant verneemt uit goede bron, dat de weigering aan het korps zee-officieren om een krans te leggen, zal worden ingetrokken. Het plan bestaat de plattelands-postboden eerlan gvan model-petten te voorzien. Bedankt voor het beroep naar de Chr.-Geref. gemeente te Alkmaar door ds. Notten, pred. te 's Bosch. Benoemd tot hulponderwijzeres te Leeuwarden mej. L. V. de Grave, te Alkmaar. Te Sthagen is een conducteur van de Hollandschc Spoorwegmaatschappij, op de loopplank staande, terwijl de Wat had zij dat plekje lief, eu hoe lief had ze ook haar ge- heele Ukraine! Plotseling knielde het kind neder om' met haar brandende lippen een kus te drukken op den grond, dien ze mis schien voor altijd verlaten ging. „Mijn God," sprak zij, „help mij!" Toen zij opstond, voelde ze zich gesterkt. Er heerschte een ongekende vrede onder de bloeiende twijgen. Zij deed een paar stippen voorwaarts. Met de grootste behoedzaamheid drong zij aan haar rechterhand door in het struik gewas. Er was niets. Toen ging ze links, altijd luisterend en nauwelijks ademhalend. Haar oog bespiedde de kleinste schaduw zij raadpleegde alle hoekjes in den omtrek. Zoekt zij iemand? Eindelijk was zij tot ouder de groote pereboomen gekomen. Hoe! nog niets, nog niemand? Nog eeus ziet ze aandachtig naar alle kanten om zich heen. Bij het schijnsel der stenen had men kunnen zien hoe bleek en angstig zij was. Een oogenblik ontstelde zijeen vogel, bevreesder nog dan zij, was plotseling van zijn nest opgevlogen. Ook had zij een gevoel van spijt. Een door haar opgejaagde vlinder was al fladderend met haar gelaat in aanraking gekomen, en zij had gesidderd. Was zij dan zoo zwak? Zij bleef een geruimeu tijd staan leunen tegen een boom, wiens gebladerte haar beschutte en verbergde. De avondwind strooide de witte bloesems der appelboomen rondom haar heen op het gras. Kijk, dacht zij, het is of het sneeuwt!.... Zij vreesde dat het geritsel der bladeren een ander gedruisch zou verdoovende schier onmerkbare aanduiding, die zij met baar gebogen hoofd en haar luisterend oor in de grootste spanning bleef afwachten, bleef af wachten met eindeloos geduld. Daarweinige schreden van haar af.... tusschen twee boomen... beweegt zichBedriegt zij zich niet? Is het slechts een schaduw? Neenhet is de kloeke en rijzige gestalte van den nieuwen vriend, voor wien haar vader lijdt, en haar moeder ook, en voor wien ook zij op haar beurt alles zal trotseeren. De gestalte is niet langer onbewegelijk; zij sluipt als een slang tusschen de takken der boomen door. Zij zoekt, het is buiten twijfel, den kleinen, verborgen doorgang die op de rivier uitkomt. Met haastigen tred loopt Maroussia de gedaante na. Weldra hoort zij reeds het gemurmel der rivier. Een haag slechts scheidt er den gezant van. Hij buigt zich over die haag en ziet naar beneden, en aan den voet van een reusachtigen boom, wiens takken tot op den waterspiegel der rivier neerhangen, heeft hij een boot in het oog gekregen; een boot, dat is iets wat hij hebben moet de rivier, dat is overal een weg die geen spoor verraadt; hij 7.al de haag overgaan die er hem nog van scheidt. Doch plotseling worden er twee kleine handjes om zijn arm geslagen, cn een zachte stem fluistert hem toe: „Neeu, neen, dat niet, niet in de boot! De rivier is een spiegel, waarop men zelfs op zeer grooten afstand alles zien kan." Blijkbaar was hij zeer verwonderd; veel meer verwonderd dan trein nog in gang was, daarvan afgevallen en heeft zich dermate bezeerd, dat men voor het behoud van zijn leven vreest. De N. Purm. Crt. deelt mede, dat dezen winter op het eiland Terscheliing eene sterfte onder de schapen heerscht. Geen boer, die niet het verlies van meer of minder schapen heeft te betreuren. De prijzen van de wol en van de lammeren zullen wel aanmerkelijk mogen stijgen, zoo de boeren dit jaar met hunne schapenfokkerij goede rekening zullen maken. De vaart van IJmuiden naar Amsterdam is gesloten. Zelfs ijzeren stoomschepen kunnen niet meer door het ijs. In een publiek huis in de Beulingstraat te Amsterdam heeft een jongmensch volgens het N. v. d. D., de zoon van een geachte Rotterdamsche familie een vrouw dood geschoten, tengevolge van een twist. De getroffene werd terstond naar het ziekenhuis gebragt, waar zij overleed. De dader is in hechtenis. Het bekende gebouw Diligentia, in de Kalverstraat te Amsterdam, is voor f 80,000 verkocht aan den heer Jansen, tapissier, in genoemde straat woonachtig. Volgens den Volksvriend hebben in 1878 in ons land 141 personen het leven verloren door sterken drank. Jl. Donderdag had te Utrecht de vergadering plaats van afgevaardigden der plaatselijke comités van het Bond „Een school met den Bijbel." Vele afgevaardigden en belangstellenden uit verschillende plaatsen woonden haar bij. De vergadering strekt o. a. tot vaststelling der statuten van een Bond uit, de locale comité's of corres pondentschappen van het volkspetitionnement onder het motto: ,/Een school met den Bijbel en de Unie." De vergadering werd geopend met het zingen van het Psalmvers "Welzalig hij die al zijn kracht," enz. Daarna werd gelezen Hebreen 11 vs. 24 en volgende, vervolgens eenige gebeden. De heer Savornin Lobman leidde de vergadering. Dr. A. Kuyper was door ziekte verhinderd haar bij te wonen. De voorzitter hield een openingstoespraak, waarin hij herinnerde aan het volkspetitionnement, dat eene vrijwillige spontane uiting is geweest van den geest des volks. De op te rigten Unie werd vergeleken met de voor 300 jaar gesloten Unie, omdat zij zamenwerking wil tot stand brengen met behoud der vrijheid voor onder scheidene bestaande Vereenigingen. Die zamenwerking is noodzakelijk wegens den grooten omvang van het werk, dat het stichten en behouden der vrije school is. De aanvankelijk ontworpen statuten zijn gewijzigd met het oog op de nu reeds gebleken bezwaren. De voornaamste wijziging is, dat de oorspronkelijke bepaling, dat elk comité 20 pCt. van de inkomsten aan het hoofdbestuur zou afstaan, vervangen wordt door een jaarlijksche collecte, die elk comité voor het hoofdbestuur zal houden. Tevens geeft het een vaste bijdrage, waarvan het comité het bedrag wanneer hij plotseling omringd ware geworden door een tiental van top tot teen gewapende soldaten; maar hij liet er niets van blijken. Men kon zien dat die man reeds lang aan allerlei soort van verrassingen gewoon was. Hij zag het meisje aan en herkende haar. „Wat doet gij daar, mijn kind?" vroeg hij, het meisje toelachend alsof hij haar op een wandeling was tegengekomen, onder de gun stigste omstandigheden voor het voeren van een vriendschappelijk gesprek. Maar er verliepen eenige seconden voordat Maroussia, die zeer gejaagd en ontsteld was, iets kon toevoegen aan de woorden die zij zooeven tot hem gesproken had. De man legde toen zijne hand op het hoofd van het kind en streek haar liefkozend over heur haren, als om haar te zeggen „Kom tot u zelve, mijn kind." Hij immers, hij was de kracht, de vlugheid, de moed, de dapperheid; maar in dit oogenblik, tegen over dit schuchtere vogelken, kwam een goddelijke straal van goedheid en ontferming dit alles uitwisschen en vervangen op zijn mannelijk gelaat. Zijn machtige hand, gewoon om het moordend wapen en het wichtig zwaard te hanteeren, werd zachter dan die eener moeder voor Maroussia; zijn blik rustte vol teederheid op Maroussia's oogen. Zij vertrouwden elkander voor altijd. Eindelijk was Maroussia weer in staat te spreken. „De rivier loopt niet langs den weg naar Tchiguiriue. En gy moet u naar Tchiguiriue begeven. Ik heb nagedacht over een middel om er te komen." „Spreek, mijn kind," antwoordde de vluchteling. „Daar ginds, ver weg in de steppe, bezit mijn vader een kleine hut, een stal, waar men zomers de groote ossen onder dak brengt, als het in den hooitijd is, om ze niet alle avonden mede naar huis te moeten nemen. Er staat een groote wagen vol hooi voor de deur, dien vader morgen ochtend zou gaan halen. De 09sen blijven tot liet aanbreken van den dag in den stal. Wij samen, gij en ik, kunnen er binnen een uur zijn. Dan zal ik, ik wil zeggen: dan zullen wij de groote ossen inspannen; gij verbergt u in het hooi en ik breng u eerst naar het huis vin meester Knich. Meester Knicli is een vriend van mijn vader en van zijn andere vrienden. Hij komt wel bij ons aan huis, en als hij komt dan praat hij met de andere menschen. Ik zal hem alles kunnen zeggen, of anders, als ge dat liever niet hebt, zal ik niets aan meester Knich zeggen, maar ik zal trachten te doen.... te doen...." Zij bleef besluiteloos staan, want zij wist niet recht wat zij in dat geval als het beste zou moeten kiezen. Dadelijk echter voegde zij er bij: „Ik zal doen wat ge mij zegt. O, ik zal alles doen Hij was haar sprakeloos blijven aanhooren, terwijl de tranen hem in de oogen schoten. „Wie heeft u op dat denkbeeld gebracht, Maroussia?" {Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 1