UELIIERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voer Hollands Noorderkwartier.
1879. N°. 19.
Woensdag 12 Februarij.
Jaargang37.
O)
„W ij huldigen
het goed e."
Verschijut Dingsdag, Donderdag en ZaturJag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalƒ1.30.
franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: M O L E I» L E I ft' K°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Ceuts,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of viguetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 11 Februarij.
Mann. Vrouw. Totaal.
Bevolking der gemeente Helder op
31 December 1877 11132 10606 21738
Vermeerderde door Mann. Vr. Totaal.
Geboorte met. 436 390 826
Vestiging in de
gemeente met 472 617 1089
908 1007 1915
Verminderde door:
Overlijden met 248 178 426
Vertrek uit de
gemeente met 1042 1120 2162
1290 1298 2588
Verschil in minder 382
291
673
Bevolking op 31 December 1878. 10750 10315 21065
Op dat tijdstip was de bevolking der zeemagt, met
inbegrip van het korps mariniers, 1118 zielen.
Landmagt. 228
Gisteren avond bragt het kader der dd. Artillerie-
Schutterij alhier eene serenade met fakkellicht aan den
lsten luitenant van dat korps, den heer A. G. F. van
Nieuwenhuijse, die, wegens vertrek uit de gemeente, zijne
betrekking heeft nedergelegd. De kapel der Schutterij,
onder directie van den heer M. P. Polak, voerde eenige
stukken uit, en een herhaald hoerah ging op, toen de heer
van N. zich bevond te midden van hen, die hem deze hulde
bragten als blijk van erkentelijkheid voor de uitnemende
wijze, waarop hij als officier-instructeur is werkzaam
geweest.
Het vertrek van den heer v. N. is inzonderheid voor
de Schutterij ter dezer plaatse een waar verlies. Aan
ijverige en getrouwe pligtsvervulling paarde hij een groote
mate van kennis, waarvan hij volgaarne aan zijne inférieuren
mededeelde. De hulde, hem bij zijn vertrek gebragt, was
wèl verdiend; zijne verdiensten werden steeds door ieder
erkend en gewaardeerd.
Ds. J. J. de Visser, predikant bij de Chr. Geref.
gemeente alhier, maakte jl. Zondag aan zijne gemeente
bekend, dat hij het beroep naar Amersfoort heeft aan
genomen.
12)
M
l n o u s s i a.
Door P. J. STA HL.
(Vervolg.)
VII.
Bij den ouden Knicu.
Nauwelijks was de wagen voor de poort blijven staan, of een
jongen van zes of zeven jaar, die er flink en sterk uitzag, met
wangen als appeltjes zoo rood en al de manieren van een schalk,
vertoonde zich aan Maroussia. De vaste blik zijuer oogen zcidc
duidelijk:
„Gij komt hier, dus gij moet het eerst spreken. Wat wilt ge
van ons?"
„Is Pane Knich thuis?" vroeg Maroussia.
„Dus zijt ge hier gekomen om grootvader te spreken?" sprak de
knaap, hare vraag met een wedervraag beantwoordende.
„Ja, om uw grootvader. Is hij thuis?"
„Hij is thuis."
„Waar is hij dan?"
„Hij is in den tuin; maar het kan ook wel wezen dat hij in
huis of op 't veld is."
„Wilt ge hem eens gaan zeggen dat wij er zijn?"
„En gauw ook!" voegde Ivau er hij, die weór een versche pijp
stopte.
Maar grootvader kwam reeds buiten.
Hij zag er uit als een goedig oud man, min of meer gekromd
onder den last der jaren. Hij droeg een eenvoudig landelijk ge
waad, een hemd en een broek van linneneen zeer nauw hemd
en een broek die zoo wijd was als een golf van de Zwarte zee!
Zijn hoofd was bedekt met een breed gerand en stroohoed, die hij
waarschijnlijk zelf gevlochten had.
Hij herkende Maroussia dadelijk en scheen volstrekt niet ver
baasd over haar komst. Integendeel: men zou gezegd hebben dat
ui haar verwachtte en dat dergelijke bezoeken voor hem de een
voudigste en gewoons'- zaken ter wereld waren.
„Ah! kleine meid!" sprak hij, „hoe gaat het? Nog altijd wel,
altijd tevreden? Komaan, dat is goed; kom inaar in huis. Maar
nis gij soms meer van de open lucht houd Tarass kent al de
plekjes waar aardbeziën te vinden zijn en waar de frambozen rijpen.
Wij hebben nog een hulpbroneen aardige voorraad andere lekker
nijen: honigkoeken, kleine pastijtjes en groote ook."
Ivan had zijn ooren gespitst toen hij van „pastijtjes" hoorde.
„Ik geloof dat gij er warmpjes inzit,sprak hij op gestrengen
toon, die echter door het vooruitzicht der „pastijtjes" reeds eenigs-
zius verzacht werd.
„Ik ben er den Heer dankbaar voor," antwoordde de oude
landbouwer. „Kom binnen, kom binnen, als ik u verzoeken mag."
Hij zag er zoo eenvoudig, zoo goedhartig, zoo onnoozel uit, die
oude baas Knich!
„Kom binnen, kom binnen!" herhaalde hij; „kom toch binnen
Hoe aardigi Welk een aangename verrassing! Welk een heerlijke
Pane is de Poolsche en laag-Russische naam voor heer of
mijnheer.
De Floralia-Commissie hield eergisteren eene verga
dering, waarin de lijst der deelnemers, tot een getal van
180, werd vastgesteld. Maatregelen worden nu genomen,
om in Maart, het bloemzaad en in Mei a. s. de planten ter
kweeking te kunnen afleveren. Een gevoelig verlies
lijdt de Commissie door het vertrek van den heer van
Nieuwenliuijse, die met kennis en ijver deze zaak steeds
voorstond en bevorderde.
Het huwelijksgeschenk, dat de officieren der dd. Schut
terijen onze Koningin zullen aanbieden, bestaat in een uit
nemend gepenseeld schilderstuk van Schipperus, voorstellende
het vorstelijk slot te Arolsen. De voorstelling is genomen
in den zomer, als het woud van het schoone gebergte in
den omtrek van het paleis in de volste zomerkleuren baadt
en de bevallige ligging van het slot zich het gunstigst
voordoet.
Onder.de vier ambtenaren, die eerstdaags als inspecteurs
der belastingen naar Oost-Indië zullen vertrekken, behoort,
naar wij vernemen, ook de heer C. T. Knottenbelt, vroeger
ontvanger der in- en uitgaande regten te Vlissingen, thans
controleur te Purmerend.
Te Paramaribo is overleden de heer Charles Busken
Huet, president van de Surinaamsclie Bank.
De Tweede Kamer der Staten-Generaal is bijeen
geroepen tegen Dingsdag den 18 dezer, des namiddags
ten 3 ure.
Uit Noordscharwoude meldt men ons, dd. 7 dezer:
„Heden avond had deze gemeente het voorregt den heer
mr. A. Kerdijk in eene vergadering van de afdeeling
Volksonderwijste zien optreden. De zaal van P. de Geus
was met belangstellende hoorders uit deze gemeente en de
beide omliggende dorpen Oudkarspel en Zuidscharwoude
opgevuld. Na in eenige belangrijke trekken het ontstaan
der Vereeniging „Volksonderwijs" geschetst en de beschul
diging, dat de Vereeniging een staatkundige partij was,
met verontwaardiging van haar afgeworpen te hebben,
bepaalde hij zich uitsluitend, bij 't geen de Vereeniging „Volks
onderwijs" in onze tegenwoordige dagen te doen staat.
Openlijk en rond verklaarde hij, dat de wet op het lager
onderwijs van 1878. de begeerten van de Vereeniging bij
lange na niet had bevredigd; dat door die wet veleeisclien
des tijcis niet waren voldaan, daar liet voorbereidend onder
wijs niet was geregeld, de herhalingscliolen niet verpligtend
waren gemaakt en de sclioolpligt in beginsel niet was aan
genomen. De Vereeniging Volksonderwijswas dan ook
door den minister van Binncnlandsche Zaken in hare ver
ochtend! Ik heb altijd veel van militairen gehouden.... Kom
binnen, kom binnen, mijnheer de soldaat, als ik u verzoeken mag
De militair van wicn hij zooveel hield, was uitgeput van ver
moeienis en hongerig ah een wolf; hij volgde dan ook den ouden
landbouwer zonder zich lang te laten bidden, en zoodra hij in de
kamer was, strekte hij zich zoo lang als hij was op een bank uit.
geeuwde, rekte zijn armen en bcenen uit, en genoot nu volop van
deze ongezochte gelegenheid om eens wat rust te nemen na de
doorgestane vermoeienissen van den oorlog.
Men kon duidelijk bemerken dat hij den ouden Knich aanzag
voor een braven, eenvoudigen, doodgoedeu sukkel, en dat het hem
nu verder alleen ora de „pastijtjes" te doen was.
Maroussia was allereerst er op bedacht geweest, den grooten
wagen op dc plaats te brengen. De kleine Tarass sprong vol ijver
om haar heen en had haar daarbij zooveel mogelijk geholpen. Toen
dit gedaan was, begaf zij zich weder tot de beide mannen.
„Pane Knich," zeide Maroussia nu, „tvat prachtig koren helt
gij daar staan Men zou het wel kunnen maaien, zonder te wachten
tot het heel en al rijp is."
„God zij geloofd, kleine; God zij geloofd! Ja, wij zullen een
goed jaar hebben," antwoordde de oude Kuich.
Zijne kalme stem verried geen enkele, ook niet de minste aan
doening! Hij liep heen en weder in het vertrek, zijn bediende
toeroepende en met een opgeruimde stem zijn bevelen gevende.
Zijn blikken vroegen niets aan de oogen van het kind. Hij was
op en top een braaf man, trotsch op zijn pastijen en zijn hammen,
bij voorbaat glimlachende over dc eer, die een vreemdeling deu
maaltijd aan zou doen, dien hij gereed stond hein aan te bieden.
„Heeft hij het begrepen?" vroeg Maroussia zich af, „Neen, hij
heeft het niet begrepenEn tochen het was of haar hart
ineenkromp als hij het niet begrepen heeft....!"
Zij wist niet wat zij moest denken, wat zij moest doen!
„Ik moet als hij" wezen," sprak zij ten laatste bij zichzelve:
„ik moet moedig wezenik moet kunnen liooren en kunnen zwijgen."
Zij begreep dat de afgevaardigde bewezen had al die eigen
schappen te bezitten, door niet onderweg van den wagen af te
springen nadat hij het escoite had zien verminderen tot op een
soldaat, dien Ivan, waarmede hij in ren ommezientje zou afgerekend
hebben, en door er ook nog op te blijven nadat de wagen reeds
de plaats was opgeredenen nadat zij dit besluit genomen had
om als hij te wezen, deed zij den ouden man geen vragen, maar
drentelde, zonder een woord te spreken, achter hem aan het huis door.
De woning van Knich was zeer ruim. Het ameublement bestond
uit banken van stevig eikenhout. Langs de hagelwit gekalkte muren
hingen guirlandes van gedroogd gras, die den anngenamen geur
van de wilde flora der steppen door het vertrek verspreidden.
In een hoek hingen gewijde heiligenbeeldjes, die rijkelijk met
versche bloemen waren getooid. In het midden stond een groote,
oude tafel, eveneens van eikenhout, die bedekt was met een schoon
wit laken met gekleurde franjes.
De oude Knich noodigde zijn gasten uit om plaats te nemen.
„Ik mag vooral de ververschingen niet vergeten," sprak hij.
„Het zal dadelijk klaar ziju, zoo dadelijk zal alles klaar zijn."
En nu loopt en draaft hij van den eenen kant naar den anderen,
wnch tingen teleurgesteld. Moet de Vereeniging nu hare
krachten inspannen tot wetsherziening? Dat zou dwaasheid
zijn. Er is iets in de goeds wet, en daarom spoorde hij
de Vereeniging in het algemeen, en ook deze afdeeling in
het bijzonder aan, een goed en ijverig gebruik te maken
van hetgeen in de wet gegeven is. Op de vraag: wat
moet Volksonderwijs in elke afdeeling nu doen? gaf hij
tot antwoord: die gemeente-besturen, die op den goeden
weg zijn, steunen, schragen, verder brengendie besturen,
die met den geest van laauwheid, flaauwheid en laisser-
faire zijn bezield, met alle krachten aansporen, opdat ze op
een beteren weg mogen komen en de groote menschentaak
van volksverlichting, volksbeschaving, volksveredeling met
meer kracht ter harte nemenen mogten er gemeente
besturen zijn, waar de beste pogingen door Volksonderwijs
aangewend, afstuiten op onwil, schrielheid, onverschillig
heid, dan moet de publieke opinie worden opgewekt, opdat
de kracht der openbare meening een zegenenden invloed
uitoefene en den onwil, de schrielheid en onverschilligheid
zou buigen of breken. Naar sprekers overtuiging, moet
verder iedere afdeeling hare ijverige pogingen aanwenden,
dat er 1. aan elke school zou verbonden worden eene
school, waarin goed voorbereidend onderwijs wordt gegeven,
opdat de kinderen leeren zouden: zien, spreken, denken;
2. dat de schooljaren niet, gelijk nu bijna als algemeene
regel is aangenomen, eindigen met het 12de levensjaar,
maar tot het einde van het 14de moeten worden uitgestrekt;
en 3. dat er herkalingscholen moeten worden gesticht, niet
voor kinderen, die met hun 9de of 10de levensjaar voor
huis- en akkerwerk zijn gebruikt geworden, om die op
hun 14de jaar eenigszins schadeloos te stellen voor hetgeen
vroeger door de ouders verwaarloosd is geworden, maar
die herhalingsscholen moeten het tot het 14de jaar geleerde
én onderhouden én voortzetten. Dat is naar de overtuiging
des sprekers de dure pligt, die in de tegenwoordige dagen
op Volksonderwijs" rust.
De bezieling, waarmede de heer mr. Kerdijk sprak, was
indrukwekkend; zijne toewijding aan de zaak van het
volksonderwijs is edel, en te wenschen is het, dat de liefde voor
't onderwijs, diehein vervult en onder zijn spreken ook de hoor
ders bezielde, een levende en blijvende geest moge zijn,
die de afdeeling van Volksonderwijs van Noordscharwoude
en aangrenzende dorpen tot ijverig en voortdurend handelen
aanspore."
Een aangenaam berigt mag uit de gemeente Oud
karspel ter algemeene kennis worden gebragt. Het kerk-
zet groote glazen op tafel, gaat naar beneden in den kelder en
naar boven op zolder, doet de etenskast open, haalt polten, schalen
en deksels voor den dag, laat de lepels vallen, schenkt wat uit de
eene flesch in de andere, klautert onder het dak om gerookte
worsten te halen, loopt den tuin in, enz. enz
Al die toebereidselen, die den uitgehongerden soldaat een hemel
op aarde beloofden, hielden hem in voortdurende spanning; hij
meende ieder oogeublik den een of anderen uitstekenden schotel te
zullen zien opdagenhij snoof den geur er van reeds op, hij
watertandde er vanhij smaakte al de rillingen, al de huiveringen
der begeerte; bij maakte staat op een smulpartij, waarbij hij alles
ter wereld vergeten zcu; of, eigenlijk gezegd, hij zag de wereld
slechts schemerachtig tusschen een stapel pastijen, worsten, kazen,
vleeseh en nadere lekkernijen door.
„Hoor eens, barine f), hoor eens, geef u toch niet zooveel
moeite," liep hij van tijd tot tijd. „Ik zal met weinig tevredeu
zijn.... ik wil zeggenik zal tevreden zijn met wat ik daar zie
staan.... Ja, ik zal stellig tevreden ziju."
„Neen, neen," antwoordde de oude Kuich, „neen, vergun me
dat ik u iets fatsoenlijks, iets behoorlijks aanbied! Vergun mij,
mijnheermag ik zoo vrij ziju uw naam te vragen?"
„Ik heet Ivan," hernam de soldaat met een zucht, doch geheel
ontwapend door de onbeperkte gastvrijheid van den ouden landman.
„Welnu, mijnheer Ivan, gij moet mij toestaan dat ik u het beste
aanbied wat ik in mijn schamel kluisje bezit! Wel zeker, daar is
niets aan te doen, dat moet zoo gebeuren: gij wilt een armen
grijsaard toch geen verdriet aandoen, wel? Ge moet eens een
stukje van mijn worst proeven... en van mijn ham ook.... en dan
van mijn kaas.... Ge zult eens zien....!"
„Maar wij, militairen, wij zijn aan die soort van lekkernijen
niet gewoon. Als de honger maar gestild is, zijn wij reeds tevreden,"
zeide Ivan, die met hart en ziel naar den aanvang vaü het koste
lijke maal begon te verlangen.
„O, zeker, zeker, mijnheer Ivan, wel zeker! O, dat militaire
leven is zoo hardIk heb er wel eens van hooren vertellen.
Welnu, een reden te meer voor mij om u als het kuu een weiuigje
te onthalen.... Och ja, laat mij maar begaan
Maroussia, die in ecu hoekje verscholen zat, trachtte te doen
sooals hijaan wien ze niet ophield te denken, in deze omstandig
heden gedaan zou hebben. Naar het uiterlijk was zij kalm en bedaard.
Maar welk een vloed en ebbe van hoop en van angstHet ging
alle beschrijving te boven. Zat haar groote vriend nog bedolven
onder het hooi? Of had hij gelegenheid gehad er uit te komen?
Maar, zoo ja, had hij een veilige schuilplaats gevonden? En dan,
als hij het huis had moeten verlaten, waar zou zij hem kunnen
terugvinden Welke gevaren konden hem bedreigen Wat zou haar
vader zeggen, als zij van hem gescheiden werd alvorens hem het
beoogde doel te hebben doen bereiken
De kleine Tarass, die eerst de nieuw aangekomenen eens op zijn
gemak had opgenomen, ging nu bij het venster staan en telde de
geweerschoten, die men zeer duidelijk hooren kon, schoon ze op
vrij grooten afstand gelost werden.
f) Barine meester of patroon.