HELDERSCHE EV 1M1EUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Eollauls Noorderkwartier. 1879. N°. 26. Vrijdag 28 Februarij. Jaargang 37. „Wij huldigen li e t foede." Veractijnt Uingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. AbonneineuUprijs per kwartaal1.30. franco per post 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN 103. Prijs der A dre rten tien: Van 11 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of yignetten worden naar plaatsruimte berekend. HELDER en NIEUWED1EP, 27 Februarij. Gisteren avond werd in bet lokaal Tivoli alhier ecne vergadering gehouden door de Vereeniging tot stichting en instandhouding van Bewaarscholen in deze gemeente. Door het bestuur werd een alleszins gunstig verslag uit- gebragt. Uit dit verslag bleek, dat de staat der kas gunstig is; dat de inrigting op de Vischmarkt in bloeijenden toestand verkeert. Met grootenlof wordt gewaagd van den ijver, de toewijding en de opoffering der dames-regentessen, gebleken zoowel bij 't dagelijksch toezigt als bij het orga- niseeren van een schoon kinderfeest ter gelegenheid van den St. Nicolaasdag. Vele belangstellenden hadden de dames bij 't inrigten van genoemd feest op krachtdadige wijze gesteund. Hulde werd mede gebragt aan de directrice, die ook van de zijde der ouders blijken had ontvangen van ingenomenheid met haar arbeid in 't belang der kin doren. Verder wordt in 't verslag gewezen op de behoefte aan een tweede bewaarschool en op de pogingen, die daartoe worden aangewend, inzonderheid op de zeer gewaardeerde hulp van 't plaatselijk departement der Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen, 't Vertrek van de heeren Ouden hoven, van Nieuwenhuijse en Vrendenberg, die als leden des bestuurs zoo nuttig werkzaam waren, wordt zeer betreurd, gelijk mede dat van mevrouw Heijning, en 't bedanken van mevrouw Kindermann wegens huiselijke omstandigheden, 't Verslag eindigt met de betuiging van dank aan allen, die de zaak in 't afgeloopen jaar steunden en mot den wensch naar voortdurenden bloei. De rekening en verantwoording van den penningmeester werd nagezien en accoord bevonden, in ontvang en uitgaaf bedragende f 1936.39. Onder de uitgaven was opgenomen de som van f 401.05, geplaatst in de Barsingerhornder Bank. De aftredende bestuursleden, de heeren Bron en Braaksma, werden herkozen; ter vervanging van de leden des bestuurs, die naar elders zijn vertrokken, werden gekozen de heeren Kindermann, jhr. Alting von Geusau en P. J. Duinker. In het lokaal Musis Sacrum had gisteren avond eene vergadering plaats van de Winkelvereeniging van Eigen Hulp. Vrij talrijk was deze vergadering bezocht. Door de financiële Commissie werd verslag uitgebragt, en allergun stigst geadviseerd. Vervolgens werd door den Voorzitter der Commissie, den heer B. L. Vries, het eerste jaarverslag gelezen. Sinds de opening van den winkel, op 18 Februarij 1878, was eene zuivere winst verkregen van f 1415.21®, waarvan na aftrek van 15 pCt. voor den winkelhouder, 5 pCt. voor het reservefonds, en 5 pCt. voor administratie, overblijft f 1082.55®, tengevolge waarvan aan de leden een dividend van 5| pCt. wordt uitgekeerd. Deze uitslag is des te opmerkelijker, omdat de balans op 31 Maart des vorigen 18) MAROUSSIA. Door P. J. S T A H L. (Ftrcolg.) Bij bet annhooren dezer eenvoudige opsomming van gebeurde feiten, waarvan enkelen niet de toepassing zochten te maken, waren er anderen die haar wel maakten. Voor deze lnatsteu was de zaak volkomen duidelyk. Er begonnen levendige gesprekken gevoerd te worden. „Wel, alle duivel»!" riep de officier, die zich zoo even beklaagd had dat zijne oogen reeds zoo lang droog waren geweest; „dat oude lied uit vroeger dagen is regelrecht aan ons gericht. Zou die oude zanger dat wel begrepen hebben? Men zou moeten zeggen dat de wereld niet veel veranderd is sedert de honderde jaren dat men het zingt." „Op zijn pas!" sprak de nette jongman. „Wel beschouwd, heeft die zanger geen ongelijk; maar wat zal zijn les baten? het bevel is gegeven en wij moeten marcheeren." „Waarover beklagen zij zich?" merkte een ander op: De Ukraine aan de Ukrainerswat wil die leus zeggen Men zal hunne Ukraine immers niet voor hun oogen opeten? Die lieden zyn gek! Is het dun zóó verschrikkelijk, wanneer men zelf niets meer is dan een onbekende mierenhoop, eindelijk deel te gaan uitmaken van een groot en machtig rijk?" „En toch," hernam de jonge blonde officier, „stellen wij ons eens in hun plaats. Wat zij nu doen, zouden wij dat dan ook niet doen? Het is altijd onaangenaam, door geweld overrompeld te worden, voor den duivelGij zult misschien zeggen dat zij er over honderd jaar misschien niet eens meer aan denken zullenvoor hen die over honderd jaar leven zullen, gaat dat misschien op; maar voor hen wier hutten iu brand gestoken zijn omdat zij ze hebben willen verdedigen, is de kwestie niet precies dezelfde." „Zulk een klein volk, dat bestemd is om een onderdeel van groote volken te wezen, heeft het recht niet, naar zijn eigen ver kiezing te leven. Alleen groote ryken kunnen groote dingen tot stand brengen. „Dat is wel mogelijk. Maar naar zijn eigen verkiezing te leven in een lief klein huisje, waarin men gewonnen en geboren is, moet toch ontegenzeggelijk ook iets heerlijks wezen." „De vaderlandsliefde, die bij groote volken wel goedgekeurd wordt, zal den kleineren ook geen nadeel doen," sprak een jong kapitein. „Wat gij daar zegt is te meer juist," antwoordde de oude officier wijsgeerig, „omdat wat al te groot is, ten slotte toch verbrokkelt. Ik kan mij wel eens bezorgd maken over al onze grootheden." Men ziet dat iedereen vrijuit zyn gevoelen zeide. Wie geen vreemdeling in dergelijke legerplaatsen is, zal zich hier niet over verwonderen. De tucht heerseht er alleen over de lichamen. De tongen worden er dikwijls minder dan ooit in bedwang gehouden. De vrije geest zoekt overal zyne rechten te hernemen. jaars sloot met een nadeelig saldo van f 147, zoodat de behaalde winst eigenlijk is verkregen in 8 maanden tijds; over 12 maanden zou het dividend ruim 7 pCt. zijn geweest. Uit het jaarverslag blijkt verder, dat met 1 .Tulij a. s. de winkel zal worden overgebragt naar een thans onbewoond perceel in do Koningstraat, waardoor voor de winkelzaak eene veel betere gelegenheid wordt verkre gen om van het pakhuis te profiteeren. Met aandrang wijst de Commissie op de wenschelijkheid van vermeerde ring van 't bedrijfskapitaal, dat zij met f 1250 wensclit verhoogd te zien. De uitdrukking van dezen wensch werd staande de vergadering beantwoord, door het inschrijven van onderscheidene leden voor meerdere aandeelen ad f5. De hoop werd gekoesterd, dat de niet aanwezige leden dit voorbeeld zullen volgen. Tot leden der financiële commissie worden herbenoemd de heeren Aberson, Jaring en Griek. Namens het districts-bestuur van Eigen Hulp werd door den voorzitter, den heer Alting von Geusau, dank gebragt aan de winkel-Commissie voor al hetgeen door haar is verrigt om een zoo gunstigen uitslag te verkrijgen als in 't jaarverslag werd medegedeeld. Eindelijk werd door den voorzitter van het districts- bestuur medegedeeld, dat de zaak der Levensverzekering eerlang tot uitvoering zal komen en dat de leden, die zich tot deelneming hebben aangemeld, worden uitgenoódigd hunne inschrijvingen in te zenden door tusschenkomst van dengene, die daartoe door het bestuur zal worden aangewezen. In de laatste weken wordt hier langs de huizen gevent met een soort briquettes, die aanbevolen worden zeer geschikt te zijn om in theestoven of in de reeds lang veroordeelde testen of in de strijkijzers gebruikt te worden, vooral omdat zij zoolang gloeijend blijven. Dezer dagen zijn hier onderscheidene ziektegevallen voor gekomen, waaronder zeer ernstige, tengevolge van het gebruik dier brandstof. Het is daarom, dat wij liet publiek attent maken op het zoodanig gebruik dier kolen. De luitenant-kolonel Kromhout is benoemd tot kom- mandant der genie alhier, en de kapitein der genie Mossel is overgeplaatst van hier naar Utrecht. Z. M. de Koning heeft met de tijdelijke waarneming van het departement van Koloniën belast den minister van Marine, jhr. Wicliers. „II. M. de Koningin heeft, naar wij vernemen, een zeer gevoelvollen condolcantiebrief aan de familie van Bosse geschreven," leest men in verscheidene couranten. Daaraan twijfelen wij niet, maar nu moeten wij toch met bescheidenheid vragen of het wel goed is, zulke dingen te zeggen. Als wij een gevoelvollen brief schrijven, dan moeten wij, wil deze waarde hebben, zelf innig gevoeld hebben, en Langzamerhand liep het gesprek ook over den veldslag, welke den vorigen avond en dien morgen had plaats gehad. „Die boeren vechten als helden," verklaarde een der sprekers. „Als duivels uit de hel!" betuigde een breedgeschouderde kerel, die zijn arm in een doek droeg. „Al hadden ze opperhoofden en geregelde instructiën, konden ze niet moeielijker te bestrijden zijn." „Te sterven aan den steek van een hooivork is niet alles voor een soldaat," meende een ander. „Wie zou het onzen armen kolonel hebben aangezegd, dat het op die wys met hem zou afloopen! „Wat, niet eens aan een lanssteek!" riep hij uit toen hij neerviel. Vervloekt zij die oorlog! Welke afschuwelijke wonden; de dokters weten er geen raad mede. En welk een menigte gekwetsten en dooden! liet zijn letterlijk wolven, echte razende wolven. Men denkt dat wij zc onder den duim hebben: maar wij hebben het mis: straks staan ze weer op om ons te bijten. Nog twee overwinningen als de laatste, en als we geen versterking krijgen, kunnen we het bezette terrein niet eens handhaven." „Vochten onze soldaten ook maar zoo dapper als die lieden sprak een oud officier. „Zij zouden stellig even dapper vechten," antwoordde een ge kwetste soldaat, „als zij hunne vrouwen en huune kinderen en hun huis te verdedigen hadden Wat was hij bleek, die arme soldaat, en met hoeveel inspan ning had hij zich halverwege opgericht, om zulk eeu waarheid tegenover zijn meerdere uit te sprekenDe officier bleef het ant woord niet schuldig. Maar de soldaat deed er het zwijgen toe. Hij was achterover gevallen; hij was dood. De oude muzikaut had van dit geheele gesprek geen woord verloren laten gaan. Vond hij dat hij er genoeg van gehoord had of dat hij genoeg had doen hooren? Eensklaps stemde lyj een zoo levendig, zoo opwekkend, zoo vroolijk wijsje aan, dat zelfs een kluizenaar lust zou gekregen hebben iu een dansje. Het was de geschiedeuis van een jong, braaf meisje, dat haar Zondagskleed verkocht om een pijp voor haar bruigom te koopen en dat hem nu die pijp, aangestoken en wel, onder een hagelbui van kogels op het slagveld ging brengen. In een oogwenk was de algemeene gemoedsstemming veranderd. De oudsten sloegen de maatde jongeren zongen iu koor met den muziekant mee. „Welk een baas van een zanger!" was de algemeene roep, „en welke heerlijke tonen weet hij uit zijn guitaar te halenWie had kunnen denken, dat wij zulk een kostelijk avondje zouden hebben De oude man gaf nu nog een paar liedjes van deuzelfden aard ten beste, tot groote vreugde van de soldaten, die langzamerhand uit alle hoeken van het kamp waren komen aanloopendaarna stond hij op en nam afscheid van zijn talrijke vrienden. Sommigen hunner deden hem uitgeleide. „Blijf toch hier, oude stijfkop, blijf tot morgen bij ons. De nachten zijn koud en de wegen overal lang niet veilig. Zeg hem nu is bet toch niet wel aan te neinen, dat de Koningin, die eerst zes weken in liet land is en waarschijnlijk slechts zeer enkele malen officieel den heer van Bosse en zijne gade ontmoet heeft, zoo diep doordrongen zal zijn van het verlies. Wij vinden het loffelijk dat ook Hare Majesteit deelneming betuigt in het afsterven van een man van groote bekwaam heid en edel karakter, en dat bewijs moet aan de nagelaten betrekkingen goed doen aan 't hart maar laten wij journa listen nu niet een valsclien toon op de trompet blazen, en, zoo wij het feit vermeldenswaardig vinden, een karakter er aan geven, dat liet niet hebben kan. ('Arnh. Crt.) De minister van Marine brengt, krachtens magtiging des Konings, ter kennis van belanghebbenden, dat in dit jaar bij liet Koninklijk Instituut voor de Marine alhier, na afgelegd examen, kunnen geplaatst worden: 26 jonge lieden als adelborst voor de zeedienst en 4 jongelieden als adelborst voor de mariniers. De Staatscourant van Woens dag bevat de voorwaarden. Voor de aanstaande Noordpool-expeditie zijn, op ver zoek van het Comité voor de IJszee vaart, thans definitief aangewezen: de luitenants ter zee 1ste kl. A. de Bruijne en H. van Broekhuijzen, benevens de luitenants ter zee 2de kl. jhr. H. M. Speelman en J. H. Calineijer. Zooals men weet, hebben de heeren de Bruijne en Speelman de eerste expeditie reeds medegemaakt. Benoemd tot hoofdonderwijzeres te Groet, gemeente Schoorl, mei. A. E. de Blauw, te Willemstad. -fr In den herderlijken brief van den aartsbisschop Schaepman komt het volgende voor omtrent de houding van de Catholieken tegenover het onderwijs De aarts bisschop houdt godsdienstig onderwijs op de scholen voor noodzakelijk. „De mogelijkheid bestaat echter," zegt hij, „dat de Catholieken niet in de gelegenheid zijn hun kinderen naar een Catholieke school te zenden en in de droevige nood zakelijkheid verkeeren van het zoogenaamd onzijdig, gods dienstloos onderwijs gebruik te maken. De Kerk duldt dit, maar geeft daardoor haar beginsel niet prijs en trekt haar veroordeeling van dat onderwijs niet in. Maar," zoo vervolgt de prelaat, „daar zij weet, dat tot het maat schappelijk, natuurlijk bestaan van den mensch het onderwijs noodig is; daar zij telkens het onzijdig onderwijs wel als gebrekkig en daarom schadelijk veroordeelt, maar het toch in het algemeen niet kan verwerpen als stellig ten kwade voerende, zoo bukt ook zij voor de droevige noodzakelijk heid. Bij dat alles vertrouwt zij echter dat de ouders, die hiertoe worden gedwongen, met bijzondere zorg, met naauwlettenden angst zullen waken over hunne kinderen; dat zij hun gedurig zullen bezig houden met het gebed en de christelijke leering en vooral, dat zij bij de ontdekking maar eens, kleine, dat hij tot morgen hier moet blijven. Een goed bed en een goed maal zijn wel de moeite waard om wat te wachten. Zooveel haast heeft hij toch niet, voor den duivel! Er is aardig wat opgehaald. De kleine blonde officier heeft je een goudstuk in de hand gedrukt. Ik heb het goed gezien; daar kan je grootvader eeri mooi kleedje voor je van koopen." De grijsaard hield zich goed. „Men is geen rondreizend zanger om niet rond te reizen," sprak hij lachende. En hij verdween met het kleine meisje in de duisternis van den nacht. „Wil ik u eens wat zeggen?" sprak Maroussia; „ik heb aan drie officieren hooren vertellen, dat het laatste gevecht zóó hevig geweest is, dat zij uiterlijk eerst over veertien dagen in staat zullen zijn tot den aanval op Tehiguirine." XIII. Maroussia en haar vriend liepen een groot gedeelte van den nacht aan één stuk door, zonder een woord te wisselen. Van tijd tot tijd bleef Tchetchcvik staan en bood het kind aan, haar te dragen. „Ik ben niet moede," antwoordde zij. De uren vlogen voor Maroussia om als snelgewiekte vogels. Haar hart vloeide over van geestdrift. Haar groote vriend, duarvau hield ze zich verzekerd, was voldaan. Het „muziekavondje," waarop hij zich verstout had de militairen in de legerplaats te onthalen, had hem met zeer vele gewichtige zaken in kennis gesteld. Ter zelfder tijd dat zijne ooren hoorden, hadden zijne oogen toegezien en opgemerkt. De overwinnaars zongen geen victorie, de over wonnenen hadden dus geen reden om zich hunne krachtsinspanning te beklagen. O, kon men ze maar langs eendrachtigen weg op geregelden voet brengenkon men maar eenheid brengen in die verschillende pogingen! Gelukte dit, al was de strijd dan ook nog zoo ongelijk, men behoetde niet te wanhopen. Alles hing af van hetgeen Tchetchcvik te Tehiguirine zou vinden; maar in de eerste plaats was het noodig die plaats te bereiken. Hoe laat was het? De bewolkte, sterrenlooze hemel gaf slechts onbetrouwbare aanwijzingen. Maar zie na uren en nog vveêr uren achtereen geloopen te hebben, schemerden eindelijk te midden der duisternis voor de oogen onzer reizigers een aantal kleine roode stipjes. Dat waren de lichten der stad. Weldra waren de zwarte muren en de groote gebouwen te ouderscheiden. Er was iets droefgeestigs in den aanblik dier sombere stad, slechts hier en daar beschenen door eenige weifelende lichtjes. Er liet zich niet het minste gedruisch hooren; niets bewee» dat er leven in haar was. Het was niet de verkwikkende stilte vnn den slaap, maar het doffe zwijgen der angstige verwachting bij een naderend onheil. Het besef dat er een nabijzynd, verschrikkelijk gevaar dreigde, schceu op al die huizen te drukken, die daar zoo regelmatig tegen elkaar waren aangebouwd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 1