en twintig duizend zulke hoofdjes noodig zijn voor 1 kilog. suiker. Aangezien elk hoofdje uit zestig bloempjes bestaat, zijn er zeven en een half millioen bloempjes noodig tot het verkrijgen van een kilogram suiker. De honig bevat ten naastenbij 75 ten 100 suikerdeelen, waaruit volgt, dat een kilogram honig is getrokken uit vijf millioen zes honderd duizend bloempjes, en de nijvere beijen moeten, om dit eene kilogram honig te verzamelen dat verbazend aantal bloempjes niet alleen bezoeken, maar ook goed doorsnuffelen. T'Kint is thans van de Petits-Carmes te Brussel naar de cellulaire gevangenis te Leuven overgebragt, waar hij zijn gevangenisstraf van 15 jaren zal ondergaan, met aftrek van 3 jaren welken hij in preventive gevangenschap doorhragt. Dagelijks komen onjuiste berigten in de wereld ten gevolge van fouten in de telegrammen. Zie hier weder een voorbeeld er van. Jl. Vrijdag werd berigt dat de Arrogante, een drijvend pantserbatterij, bij de Hyères-cilandon verongelukt is, en van de equipage 38 man z\jn omgekomen allen officieren. Nu blijkt dat het leven hebben verloren 38 man en 5 officieren. De telegraaf meldde: tous ofjiriers, in plaats van: plus cinq officiers. De 4de klasse personenwagen worden op den War schau-Wiener spoorweg met 1 Mei a. s. opgeheven. Uit Moskou verneemt men verontrustende berigten nopens eene ramp, die Rusland bedreigt en groote matevieele schade kan teweeg brengen, nl. een „korenpest/ zooals de verwoesting van het koren dooreen kever daar wordt genoemd. De koningin dek wasciivrouwen te Parijs. Aan eene correspondentie uit Parijs aan het Hbld. ontleenen wij de volgende regelen betreffende het feest waar alle wascluneisjes aan deelnemen, en tengevolge waarvan op dien dag alle schuiten verlaten en waschhuizen ledig zijn: „Men begrijpt, dat, om een soort van kalmte te hand haven onder al die vrouwen en meisjes, welke zoomin door opvoeding als geboorte tot de aristocratie, noch zelfs tot het patriciaat behooren, een krachtig en geëerbiedigd gezag noodig is. Daarom draagt elk waschhuis, voor een jaar, aan een der om haar ligchaaraskracht en bedaardheid meest bekende waschvrouwen een soort van onbeperkt gezag op. Deze bevoorregte vrouw is koningin. Deze koningin wordt door al haar gezellinnen stipt gehoorzaamd en heeft gedurende hare regering v^n een jaar het regt van hooge en lage justitie. Ingeval van wederspannigheid van eene der onderdanen, zijn haar gezellinnen gehouden haar met den sterken arm bij te staan. De koningin maakt echter nooit dan met omzigtigheïd van haar gezag gebruik. Immers als het jaar van regering om is, moet zij reken schap afleggen en zou dan oneerlijkheid en onregt, door haar geduld, zwaar kunnen worden geboet. Jaarlijks dan, daags voor half-vasten, gaan de wasch vrouwen tot de verkiezingen over en wordt de nieuwe koningin benoemd. Haar voorgangster op den waschhuis- troon geeft hare scepter en kroon over en den volgenden dag gaan het afgetreden en opgetreden bewind, gearmd, zoowel zonder zorg voor de toekomst als zonder wrok over het verleden, dejeuneeren. Na het dejeuner gaat men rijden. Het gelieele waschhuis is van de partij. In het eerste rijtuig, altijd een open calèche, troont de koningin van den. dag, met de koningin van het vorige jaar naast zich. De eerste is getooid met bloemen, bedekt met linten en draagt een driekleurige sjerp en sautoir. De volgende rijtuigen zijn beladen met de bazen en vrouwen van het waschhuis, allen verkleed, gecostumeerd, somtijds met een orehest bij zichmaar altijd vrolijk, opgeruimd en, is er geen muziek, klaar om die door liedjes en luidruchtige gesprekken te vervangen. Al de waschhuizen van Parijs trekken op die wijze langs de boulevards. Hunne aanwezigheid is voldoende om het er vol te doen zijn en, als het goed weer is, van dien half-vasten een feestdag te maken. Des avonds zijn al de bals te Parijs vol gemaskerden. De opera opent voor de laatste maal haar deuren voor dominos en gecostumeerde dansers. Morgen ochtend is het carnaval van 1879 onherroepelijk geëindigd." „Zoo gaat alles voorbij," zeide Montaigne, „elke dag voert ons naar den dood: de laatste alleen brengt er ons." Na verloop van eene week ontving mijne moeder Estella's. ant woord, waarin zij „dankbaar," zooals zij zeide, de aanbieding van een „tehuis" aannam, ten minste gedurende den eersten tijd. Goedhartig als Stephen werkelijk w.is, geloof ik, dat hij terneer geslagen was gedurende de 14 dagen, die volgden na de ontvangst van Estella's tweeden brief en meer openhartig, dan beleefd, zeide hij mij op zekeren dag, dat hij dacht, dat nichten en in 't bijzonder nichten, die hun anker dachten neêr te slaan in het huis van andere personen groote indringsters waven. „Gij, onaangenaam, egoïstisch menseh antwoordde ik lachend; „alleenhandelaarx deugen nergens toe. Zoo wil ik n niet langer toestaan, alleen over mijn tijd te beschikkeD." „En ik ben niet van plan, mijne rechten af le staan ter wille van iemand anders," verklaarde mijne eigenmachtige geliefde, „want wij zijn zoo gelukkig geweest gedurende de laatste drie maanden, Daisy, dat ik zeker ben, dat geene verandering verbetering kan aanbrengen, uitgezonderd...." Maar ik wist bij ondervinding, waarop de uitzondering betrek king had en viel hem dus haastig in de rede: „Wel, wacht totdat ge Estella gezien hebt, dan zult ge van opinie veranderen, Stephen. Zij is zoo beminnelijk en...." „Maar, mijne lieve, onschuldige, kleine Daisy, wat ter wereld kan dat niet mij te maken hebben? Als zij zoo schoon was als Yenus, zou ik niet naar haar wenscheu tc zien, al; gij naast haar stondt, en wat hare talenten betreft, wel, ik geloof werkelijk, dat ik niet van geleerde vrouwen houd." „Beschouwt ge dat. als een compliment, Stephen?" „Neen, maar gij moest weten, wat ik bed.iel, Daisy. Dat is, dat als ge iemand, al is het nog zulk eene geringe verwijdering tusschen ons laat brengen, ik geneigdheid zal gevoelen om met u hier of daar heen te vluchten." Natuurlijk lachte ik daarom. Stephen lachte ook, voor een oogenblik zyne grieven vergetende, waarna wij den tuin op en néér wandelden op de gelukkige, doellooze wijze, waarin wij gewoonlijk het eerste gedeelte van onze avonden doorbrachten, totdat het licht der lamp, dat door het raam van de gezelschapskamer scheen, ons zeide, dat mijne moeder gereed was om de honneurs waar tc'r.emen van de theetafel, waarna mijn pianospel volgde, waarop mijne moeder altijd vast stond, of Stephen tegenwoordig was of niet. Daarna praatten wij nog eenige minuten en geregeld kwart voor elven vertrok Stephen; dan gingen onze oude dienstbode en mijne moeder het huis rond, om met eenigszins overdreven oplettendheid de deuren te sluiten en de vuren uit te dooven. Zoo eindigden wij onzen dag; gelijk deze waren meest al de dagen want, wij hadden weinig conversatie, terwijl het uilgaan geheel en al aan mij overgelaten was, zoodat ik, één dag beschrijvende, het grootste gedeelte beschreven heb. Wordt vervolgd.) Visolatoerigten. Zi.turdng kwamen binnen do sloepen: „Ileudrikn Adriana," ^schipper J. Langbroek, aanbrengende 100 levende kabcljaauwen (verkocht f 3.10 per stuk), 20 levende langen, 2 heilbotten, 2 tarbotten, 300 schelvisschcn, 4| heit \lcct, 12 puntjes rog, 80 doodc kabeljaauwcn en lengen (verkocht a f 0.80 per stuk). „Bedachtzaamheid," schipper Tb. de Waard, aanbrengende 1(50 levende kabcljaauwen (verkocht a f 2.95 per stuk), 18 levende lengen, 6 bennen viert, 3 heilbotten, 9 puntjes rog, 250 schcl- visschen, 50 doode kabeljaauwen en lengen (verkocht a f 0.75 per stuk). „Pollux," schipper A. Verschoor, aanbrengende 190 levende kabeljaauwen (verkocht a f 2.S0 per stuk), 650 schelvisschen, 4 heilbotten, 7 levende lengëh, 98 doode kabeljaauwen en lengen (verkocht van f 0.90 tot f 1.10 per stuk. „Saturnus," schipper L. van Yeelen, aanbrengende 180 levende kabelj.muwen (verkocht a f 4.75 per stuk), 28 levende lengen, 7 heilbotten, 1750 schelvisschen, 166 doodc kabeljaauwen en lengen (verkocht van f 1 tot f' 1.10 per stuk). „Jacoba Maria," schipper A. Hart, aanbvengende 200 levende kabeljaauwen (verkocht a f 4.50 per stuk), 50 levende lengen, 5 heilbotten, 1700 schelvisschen, 80 doode kabeljaauwen en lengen (verkocht a f 0.90 per stuk). „Actief," schipper J. Castelein, aanbrengende 60 levende kibel- jaauwen (verkocht a f 3 25 per stuk). 35 levende lengen, 1 heilbot, 200 schelvisschen, 6 puntjes rog, 2 bennen vleet. „Eendragt," schipper J. v. d. Steen, aanbrengende 220 levende kabeljaauwen (verkocht a f 2.40 per stuk), 6 heilbotten, 30 levende lengen, 200 schelvisschen, 3 bennen rog, 30 doode kabcljaauwen en lengen (verkocht a f 0.70 per stuk). „Doggersbank," schipper J. van Vliet, aanbrengende 800 levende kabeljaauwen (verkocht a f 2.80 per stuk), 12 puntjes rog, 600 schelvisschen, 11 heilbotten, 40 levende lengen, 362 doode kabel jaauwen en leugen (verkocht van f 0.70 tot f 1.10 per stuk). Zondag arriveerde de sloep „Presto," sch'pper A. Verschoor, aanbrengende 110 levende kabeljaauwen (verkocht u f 7 per stuk), 9 heilbotten, 40 levende lengen, 1 ben vleet, 2150 schelvisschen, 286 doodc kabeljaauwen en leugen (verkocht van f 0.95 tot f 1.35 per stuk). Gisteren kwamen binnnen de sloepen „Nijverheid," schipper J. v. d. Hoek, aanbrengende 110 levende kabeljaauwen (verkocht a f 2.35 per stuk), 10 levende lengen, 400 schelvisschen, 1 heilbot, 140 doode kabeljaauwen en lengen (verkocht van f 0.90 tot f 1 per stuk). „Op Hoop van Zegen," schipper J. van der Hoek, aanbrengende 60 levende kabeljaauwen (verkocht a f 3 per stuk) 100 schel visschen, 5 puntjes rog, 15 levende lengen, 1 heilbot, 21 ben vleet. „Adriana Lumine," schipper C. Muije, aanbrengende 30 levende kabeljaauwen (verkocht, a f 3.90 per stuk), 20 levende lengen, 1 heilbot, 1 ben vleet, 11 puntjes rog. Te Pernis binnengekomen: „Rhea," schipper C. Noordzij, aan- brengende 400 levende kabeljaauwen, 400 schelvisschen, 8 levende lengen! 2 heilbotten, 450 doode kabcljaauwen en lengen; besomming nog onbekend. I)c ingevallen® koude belet op nieuw de kleine visscherij. Benoemingen, 010.22. De luit. ter zee 1ste kl. A. van Lirideu van den I-Ieuveil wordt met den laatsten dezer, op zijn verzoek, eervol uit de zeedienst ontslagen. De luit. ter zee 2de kl. A. W. Vinkhuijzen wordt met ingang van 1 April a. s. bevorderd tot luit. ter zee 1ste kl. Staten-&eneraal. Tweede Kamer. Zitting van Maandag 24 Maart. Ingekomen is o. a. een wets ontwerp tot delinitivc vaststelling van Hooldstuk VIII der Staats begroting voor 1879. Dc beraadslaging over het ontwerp van wet tot herziening van de belastbare opbrengst der ongebouwde eigen dommen is vooitgezet. Meer bepaald was aan dc orde art. 2 met de daarop voorgestelde amendementen. l)e ameudementeu, voorgesteld door de hperen de VosSickesz eu van Nispen werden verworpen, dat van den heer Basten, betreffende veenpolders, aangenomen en het aldus gewijzigd art. 2 goedgekeurd met 59 tegen 10 stemmen. ïlieczoiicicil. Iets over het lager ouderwijs ten platten lande. Eene oude courant wekt soms gedachten op en geeft wel eens aanleiding tot mededeeling der opgewekte gedachten. Zoo is het schrijver dezer regelen gegaan. Bij toeval zoo dit bestaat komt de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 28 Augustus 1878 hem in handen en in de rubriek: „Onderwijs" leest hij het volgende: „Men schrijft ons uit Limburg: Het is bekend, dat in deze provimie de neutraliteit der openbare school nog veel te wenschen overlaat. In dit opzicht kan de nieuwe onderwijswet, vooral door beter schooltoezicht, veel verbetering aanbrengen. Vooral in het Zuiden van Limburg wordt tot groot nadeel van het ont wikkelend onderwijs met de door dc wet vcorgeschrevene neutraliteit op ergerlijke wijze de liaud gelicht. Doch niet alleen in de Zuide lijke streken, maar ook in het centrum dezer Provincie, namelijk in de omstreken van Roermond, wordt tegen dc neutraliteit dei- openbare school gezondigd enz. enz." Dit bericht in de Nieuwe llotterdamsche Courant lezende, zoo werd door schrijver dezer regelen onwillekeurig een vergelijking gemaakt tusschen Limburg eu Noordholland. Dat het in de Nieuwe llotterdamsche medegedeelde waarheid is, niemand zal het bewijfelen. Hare berichten uit riie Ultratuontaansche streken steunen op zeer vertrouwbare nicdedcdingen. Maar is het goed, de daar bestaande gebreken zeer wijd uit te meten en liet oog te sluiten voor gelijke of soortgelijke gebreken, die in onze nabijheid ook in menigte worden gevonden? Want, wat geschiedt in Noordholland, niet in een enkele, maar in zeer vele plattelands-gemeenten? Bestaat daar dc gewoonte niet, dat de openbare onderwijzer, als er een lijk ten gravc gebracht zal worden, zijn school verlaat, en iu liet sterfhuis voorleest, of uil den Bijbel, of uit een stichtelijk boek, of ecu rede door hem in schrift gebracht? Is zulk handelen bestaanbaar met de neutraliteit der opeubnre school? Of dit gebruik rust op de van ouder op kind overgeleverde meening, dat c!e onderwijzer bij liet 'ler aarde bestellen lezen moet, en of het geschiedt met goed keuring der plaatselijke schoolcommissie, districts-schoolopziener, inspecteur en commissaris des iConings van de provincie, dat doet niets ter zake, om al die redenen houdt het niet op inbreuk te maken op de neutraliteit van het openbaar onderwijs en met recht mag gezegd worden, dat de openbare onderwijzer werk verricht, dat met zijne roeping niet in betrekking staal, en eeu gebied be'reidt, dat hij volgens zijn eigen wet niet betreden mag. liet medegedeelde is vuldocude om aan te tuonen, dat tegen de neutraliteit van liet openbaar onderwijs niet slechts iu Limburg, maar ook in vele gemeenten van Noordholland wordt gezondigd. Dit maakt echter dc hoofdzaak van het duel des schrijvers niet uit. De Nieuwe Rollerchmsche Courant hoopt: „dat de nieuwe onder wijswet, die in dit opzicht, veel vcr!.eteriug kan aanbrengen door verbnerd schooltoezicht, dc verbetering van liet openbaar ouderwijs schenken zal. Juist, verbeterd schooltoezicht kan verbetering aan brengen. De verlangde verbetering moet niet aangebracht worden door een nieuwe wet. maar door levende personen. Een wet heeft nooit iets gro -ts, iets goeds, iets zegelirijks tot stand gebracht, de gansehc geschiedenis wijst ons op levende personen. Het zal ons dan ook nieis verder brengen, of we ul een nieuwe wet op het lager onderwijs hebben, indien de personen, die de wet moeten toepassen, geen beter toezicht uitoefenen. Het toezicht op de openbare sch den laat veel te wenscheu over, en de verheffing van het openbaar ondeiwijs kan op geene andere wijze dan door een verbeterd toe/iciit worden verkregen. Al het dweepen met het onderwijs, al het oprichten van schoolverbonden en afdeelingen van Volksonderwijs, al die kinderfeesten, die wegens het getrouw school bezoek gevierd worden, dut alles zal niets baten, als de personen, die het toezicht op het onderwijs in de scholen moeten houden, geen hart voor en kennis van het lager onderwijs hebben. Niet9 is zoo verderfelijk voor liet onderwijs als het dweepen van de tegenwoordige dagen. Men gaat denzelfden weg op, dien men in vroegere eeuwen bewandeld heeft ten opzichte van de geestelijken en in de laatste twee eeuwen ten aanzien van de dominé's. De verdiensten, die de kerk dc vereeniging van menschen tot voeding en versterking van het zedelijk leven toekomt, eigenden de geestelijken en de dominé's zich toe; de personen, die de zede lijkheid moesten voeden, werden vereerd en aangebeden, en die willen in onz.e dagen van het eenmaal verkregen en zich toegeëigende geen afstand doen; zij vergenoegen zich niet met de plaats, die hun toekomt, leeraars te zijn op zedelijk gebied, zij willen als vroeger, bcheerschers zijn. Die tijd is uit, en het is te wenscheu, dat hij voor altijd tot de geschiedenis mag behoorenen het is te hopen, dat geestelijkheid en dumiué tevreden worden met de plaats, die hun met recht iu de maatschappij toekomt: leeraars te zijn in godsdienst en zedelijkheid. Dan kunnen zo veel nut iu d« maat schappij stichten en velen tot zegen zijn. Wat nu echter in vroegere eeuwen geestelijkheid en dominé's zich aanmatigden, dat matigt de onderwijzer zich thans aan. De verdiensten van het lager onderwijs, die groot, zeer groot zijn, matigt de onderwijzer zich aan; zaak en persoon worden met elkander verward, en hebben onze voorouders geleefd en niet zelden gezucht ouder een priester-heerschappij en dominé's-regeering, wij gaan, vooral ten platten lande, met rassche schreden een schoolrueestcrs-regeeriug te gemoet. He Nieuwe llotterdamsche Courant geeft dan ook een hoogst- behartigingswaardigen wenk, als ze zegL „In dit opzicht kan de nieuwe onderwijswet, vooral door beter school toezicht, veel ver betering aanbrengen." liet is dan ook tc wenscheu, dat, daar nu langzamerhand do tijd aanbreekt dat benoemingen van inspecteurs en districts-schoolopzieners geschieden zullen, er mannen voor die betrekkingen worden aangesteld met liefde en kracht voor maar ook met kennis van het lager openbaar onderwijs, die de wet, zoo ze eenmaal in toepassing wordt gebracht, niet verlagen tot een doode letter, maar i >t een levende macht in onze maatschappij. Boven is gezegd„Het toezicht op het openbaar onderwijs laat zeer veel te wenscheu over; de verheffing van het lager onderwijs kan cp geen andere wijze dan door verbeterd schooltoezicht worden verkregen." „Harde besehuldiging," zal men zeggen. Waar is het bewijs? Laat ons zien. Wie maken iu elke provincie de hoofden van liet schooltoezicht uit? De inspecteur eu de districts-schoolopzieners. Wat mannen zijn dat in den regel? Veelal meesters in de rechten, doctoren in de philosophie en theologie; zeergeleerde, knappe mannen, mannen met vurige belangstelling in volksontwikkeling, volksbeschaving, volks veredeling; mannen bezield met edele gezind heden eu reine bedoelingen: maar, helaas! geen onderwijzers. Het administratieve, dat. aan die betrekkingen verbonden is, kennen ze uitnemend, oneindig veel beter dan een praktisch man van het onderwijs; maar wat een lagere school is, wat een lager onderwijzer moet zijn, wat hij behoort te kenneu en te weten zal hij tot het lager onderwij? worden toegelaten; wat van kinderen, die negen, tien, elf, twaalf jaren zijn, niet recht gevorderd mag worden, weten zc dal? Misschien, maar deze zaak mag met grond betwijfeld worden. E11 welke groud bestaat daarvoor? Deze. Behalve kennis van de wet eu het opmaken van wie weet hoeveel statistieken, zal tot het werk van den inspecteur cn de districts-schoolopzieners voorzeker behooren het afnemen der examina voor de hoofd- en hulponderwijzers-aktenliet houden van de vergelijkende examina. Dat werk mag men toch met recht eischen van personen aan wie de zorg voor het openbaar lager onderwijs is toevertrouwd. Wat leert nu de ervaring? Zijn ze voor dat werk geschikt en bekwaam? Zy zei ven leggen de verklaring af: neen, dat kunnen we niet; daartoe hebben we de kennis eu ervaring van een onderwijzer noodig. Want wat geschiedt als de tijd aanbreekt, waarin de examina voor het lager onderwijs zullen plaats hebben. Dan worden praktische ouderwijzers gevraagd om als examinatoren den districts school jpziener te vervangen. Zelfs ziet men het, zooals in Oktober 1877 heeft plaat? gehad, dat een leeraar van een Iloogere Burger school door den provincialen inspecteur en districts-schoolopziener verzocht is geworden om de examina in geschiedenis en aardrijks kunde van de hoofd- eu hulponderwijzers af te nemen. Waarom zou de districts-schoolopziener verzoeken, dat dit werk, dat hem is toevertrouwd, door een leeraar van de Hoogere Burgerschool wordt verricht? Zeker om geen andere reden, dan omdat hij zich voor dat werk niet bekwaam gevoelt. En mag er nu niet gezegd worden Het toezicht op het openbaar lager ouderwijs laat veel te wenschen over; de verheffing van het lager onderwijs kan op geen andere wijze dan door verbeterd schooltoezicht worden verkregen? En heeft de Nieuwe II itterdamsche Courant niet gelijk als ze zegt: De nieuwe onderwijswet kan, vooral door beter schooltoezicht, veel verbetering aanbrengen? Want wat is het onvermijdelijk gevolg, als een leeraar van de Hoogere Burgerschool op verzoek van inspecteur cn districts-school opziener tot liet examinecrcn van huo'd- en hulponderwijzers wordt geroepen? Dit is het gevolg. Daar het onmogelijk is, dat één persoon op twee plaatsen te gelijk wezen kan, zoo moet de leeraar vati de Hoogere Burgerschool zijn eigen werkkring voor cenigen tijd „vaarwel" zeggen en de 60 a 70 leerlingen der vijf klassen voor cenigen tijd aan hun lot overlaten. Ziet, dat geschiedt, ten minste het is geschied, door personen, die toezicht op het lager onderwijs moeten uitoefenen. Wat baat nu de groote geleerdheid van die meesters in de regten, van die doctoreu in philosophie en theologie, daar ze zonder de hulp van praktische onderwijiers geen akten kunnen uitreiken. Wel een bewijs, dat het toezicht, de per sonen aan wie dat toevertrouwd is, verbetering noodig hebben. (Slot volgt.) Beriiten Betreffende de StooiTaartmtscliappij Nederland. Prinsv. Oranje. IS Maart 18/9 van Napels vertrokken. Madura 21 Maart 1879 van Penaug vertrokken. Conrad28 Eebr. 1S79 te Batavia aangekomen. Prins Hendrik. 22 Maart 1879 te Batavia aangekomen. Celebes23 Maart 1879 van Suez vertrokken/ Kon.der Neder l. 23 Maart 1879 tc Southampton aangekomen. PrinsesAmalia. 9 Maart 1879 alhier aangek., vertrekt 12 April. Voorwaarts 21 ATaart van Singapore naar Amsterdam vertrokken. Prinses Marie. I11 aanbouw te Glasgow. KoninginEmma In aanbouw te Stockton on Tees. JavaIn de Indische wateren. *Had oponthoud in het Suezkanaal door een aan den grond zittend stoomschip. BurgerllJK© Stand.. Gemeente HELDER. Van Zaturdag tot Dingsdag. ONDERTROUWD: J. A. van Dapperen, luitenant en II. G. Polkyu. GETROUWD: Geene. BEVALLENS. Leen, geb. Hendrikse, D. AL Dekker, geb. Swart, Z. AI. de Al oei, geb. Rustemeijer, D. N. v. d. Alade, geb. Troost, Z. S. AL Schmidt, geb. v d. Abeele, D. J. de Beurs, geb. Bamkema, Z. E. Greeuw, geb. Mangel, D. A. Boon. geb. Bommel, D. P. P. Richter, geb. Alanheim, D. OVERLEDEN: J. J. van Niele, 8 dagen. A. Reusche, geb. Hille, 39 jaren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 2