IIËLDERSCIIË
EN jMIEUWËDIEPER COURANT.
Nieuws- en AdvertentiebM voor Hollands Noorderkwartier.
1879. N°. 41.
Vrijdag 4 April.
Jaargang37.
Mijne nicht Estella.
„W ij huldig c ii
het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zalurdag namiddag.
Ab mnementsprij» per kwartaal1.80.
p p franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Boren: M O t E X P L E I IK N°. 103.
Prijs der Advrrtontiën: Van 14 regel» 60 Cents,
elke regel meer 15 Cent».
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt c!e mail naar Oust-Indiil.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWED1EP, 3 April.
Gaarne voldoen wij aan 't verzoek der Floralia-Commissic
alhier, door de aandacht te vestigen op achterstaande annonce,
waarin zij eene zitting aankondigt tot het afgeven van
bloemzaad. Te eerder zijn we bereid om aan dat verzoek
te voldoen, omdat we in die aankondiging een aangenaam
blijk zien, dat de sluimerende natuur eindelijk tot hernieuwd
leven is ontwaakt, zoodat de aarde geschikt wordt geacht
om daaraan het zaad toe te vertrouwen.
De kapitein Mossel, dezer dagen van hier naar het
bataillon mineurs en sappeurs te Utrecht overgeplaatst, is
vandaar onmiddellijk weder gedetacheerd bij het gedeelte
van dat bataillon te Nijmegen, om het opzigt te houden
hij de te verrigten werkzaamheden van den spoorweg aldaar.
Van de Christelijke Jongelings-Vereeniging alhier zijn
in den laatsten tijd onderscheidene leden naar IJmuiden
vertrokken. Deze hebben zich aldaar vereenigd tot een
nieuw gezelschap van dien aard, onder den naam „Bonifacius."
Een brief, bevattende f 210 aan bankpapier, Zatur-
dag jl. van hier naar Texel verzonden zonder te zijn aan-
geteekend, is niet aan zijn adres bezorgd.
Jl. Dingsdag zijn te Amsterdam 's Rijks instructie
vaartuigen Castor en Ternate in dienst gesteld, respectievelijk
onder bevel van de luits. ter zee 1ste kl. P. G. Bruch en
C. Hoffman.
De gepensioneerde luitenant-generaal van het Neder-
landschc leger J. Scheltus is jl. Dingsdag op 80jarigcn
leeftijd te Alkmaar overleden.
Beroepen te Alkmaar ds. A. E. van der Dussen,
predikant te Rhenen.
Aan het verslag over 1878 van de Noord- en Zuid-
hollandsche Reddingmaatschappij ontleenen wij o. a., dat
ons land gedurende het afgeloopen jaar voor groote zee
rampen gespaard bleef en dat het getal reddingen door de
booten dezer Maatschappij betrekkelijk weinigen waren,
omdat er op het gedeelte der kust, waarover hare werk
kring zich uitstrekt, weinig schipbreuken voorvielen. Er
waren slechts vier reddingen te vermelden, waarbij 33
personen werden gered, waardoor het totaal sedert de
vestiging der Maatschappij tot 2559 is gestegen.
Booten van sommige stations zijn verder onderschei
dene naaien uit geweest, doch daarbij bleek hulp onnoodig.
Tc Egmond beproefde men eene redding, doch die mislukte
en kwam de bemanning van het gestrande schip in de
golven om. De oefeningen werden geregeld voortgezet.
Het station te Moddergat (Tornaard) is gereed en in staat
desgevorderd dienst te doen. Alles wat tot verbetering van
5)
Naar het Engelsch van NELLA PARKER, door DIENA.
{Vervolg.)
Ten laatste was de week ten einde en één half uur vóór Stephcn
zou aankomen stond ik, met de vergefelijke ijdelheid van een
negentienjarig meisje, voor den spiegel in mijne kamer en verdiepte
mij, zooals meisjes veneigd zijn zich te verdiepen, in de vraag, of
hij, na eene afwezigheid van acht dagen tot mij terugkeerende,
gedurende dien tijd een gelaat zou gezien hebben, dat hem schoo-
ner toescheen dan het mijne. Niet dat ik werkelijk geloofde, dat
dit zoo was. Ik hield te veel van Stephen en vertrouwde hem te
onvoorwaardelijk, om eenigen twijfel te koesteren omtrent zijne
ontrouw, maar wij, vrouwen, vinden cr een onverklaarbaar
genoegen in, ons somtijds te pijnigen, en ik was ontevreden over
mijn eigen voorkomen. Mijn zwart grenadine kleed scheen zoo
•omber te zijn en ik wist, dat Stephen voorliefde voor heldere
kleuren hadzoo wenschte ik onwillekeurig, dat ik een aardig
blauw kleed had aangedaan, dat hij bewonderde, of anders een
wit kleed met zwart garneersel. Maar het volgende oogenblik
schaamde ik mij over dien wensch. Wel, Estella ziet er bekoorlijk
uit in haar diep rouwgewaadIk dacht mij te troosten met de
overweging, dat wat haar goed stond, mij in een geringer graad
ook goed zou staan, toen Estella's gelaat zich in den spiegel weer
kaatste en zij met haar muzikale stem zeide:
„O, Marguerite, wat zijt ge eene kleine coquette! Denkt ge na
over al de lieve woorden, die master Sherwin dezen avond tot u
zeggen zal?"
„Ik denk, dat ik geen enkel lief woord verdienen zal," ant
woordde ik lachend, hoewel ik onwillekeurig bloosde, omdat ik
betrapt was in zulk eene belachelijke positie „ik ben zeker, dat ik
er heden verschrikkelijk leelijk uitzie."
„1'auvre petite!" zeide Estella, mij omkecrende en met hare
handen op mijne schouders op mij neerziende, zooals ze kon doen,
omdat ze twee duimen grooter was dan ik. „Laat mij eens zieu,
waarin de leelijkheid bestaat: niet in uw tint, want daarvan
zegt een uwer Engelsche dichters:
„A face whose red and white Nature's own cunning hand laid, on;"
noch in uwe oogen, die mij toeschijuen van blauw tot zwart over
te gaan, in overeenstemming met uw karakter; noch in uwe roode
lippen, die niet willen pruilen, hoewel gij er uw best voor doet
om ze dat voorkomen te geven; noch maar, 't is schande u te
tergen. Ik kom om voor uwe kamenier te spelen; zie wat ik heb
medegebracht. Ga zitten, en als ge u na vijf raiuuten nog leelijk
noemt, zal ik het u nooit vergeven." Bij deze woorden nam
Estella uit een klein mandje, dat zij medegebracht had, een hals
snoer en oorringen van zilverdraadwerk.
ffNeen, neen, Estella!" riep ik uit, „ik wil niet met geleende
de redmiddelen kan strekken, wordt aangewend en elke
aanwijzing daartoe dankbaar aangenomen. Zoo werd weder
een nieuw model van reddingboot ingezonden, die echter,
na naanwkeurig onderzoek, voor onze kusten minder doel
treffend en geschikt bleek. Voor de vereenvoudiging en
verbetering der vuurpijl toestellen heeft de heer J. H. Meyer,
kapitein bij de Koninklijke Nederlandsche Stoombootmaat
schappij, met gunstig gevolg zich bezig gehouden. Met
dankbaarheid wordt in het rapport van de ondersteuning
van het Pyrotechnisch Laboratorium melding gemaakt,
alsmede o. a. van de volgende giften en legaten, in 1878
ontvangen
Van de Maatschappij tot redding van drenkelingen
f 2000; L. te B. f 1000; legaat van den heer mr. Josua
van Eik f2000; legaat van den heer J. A. Meelbooin van
Kockengen f 200; van het bestuur Oosterschen Handelen
Reederijen f 3000.
Men schrijft ons uit Schagen, dd. 2 dezer:
„Gisteren vierde de Harinoniekapel alhier haar tienjarig
bestaan op regt feestelijke wijze. De zaal van den heer
Knikker was geheel in overeenstemming met de heugelijke
gebeurtenis gedecoreerdtropheën met schilden, waarop de
namen van verschillende componisten, alsmede de titels van
verschillende hunner werken, op het repertoire der Kapel
voorkomende, waren langs de wanden aangebragt, terwijl
ter weerszijden van het tooneel, de namen prijkten van de
heeren Frigerio den vroegeren en den heer Otto den tegen-
woordigen directeur. Boven het tooneel zag men, te midden
eener trophee, Schagens wapen, de jaartallen 18691879,
en de namen van de oprigters der Kapel. De heer W. A.
Hazeu, voorzitter van het bestuur, gaf, in eene gepaste
rede, een overzigt van het leven der Kapel, hare stichting
door vier personen, het lief en leed in die tien jaren haar
overkomen, de ondersteuning die zij steeds op stoffelijk
gebied van vele ingezetenen, vooral van haren beschermheer,
den heer C. Hoekstra, alsmede van het bestuur der gemeente
raogt ondervindende weinige waardeering echter, die daar
entegen aan de concerten der Kapel getuige het in den
regel weinig bezoeken daarvan oogenschijnlijk ten deel
viel; de moeijelijkheden waarmede men zoo vaak, wegens
het verlies van werkende leden, had te worstelen, doch
hoe, niettegenstaande dat alles, na tien jaren strevens, de
Kapel zich in een bloeijenden staat mag verheugen, en de
hoop mag worden gekoesterd, dat zij na nog zulk een
tijdvak, eene waardige plaats zal innemen onder de Neder
landsche muziek-vereenigingen.
Daarna volgde het concert, bestaande uit instrumentale
en vocale muziek, dc laatste uitgevoerd door een zestiental
mannelijke leden der vroegere Zangvereeniging Euterpe.
Ieder der medewerkenden scheen het te hebben begrepen,
dat vooral bij een muziekaal feest, zoo mogelijk goede
veêren pronken. Gij raoct uwe fraaie sieraden zelf dragen."
„Ik draag nooit sieraden," was het eenvoudige antwoord. „Ik
bracht deze voor u uit Italië mede en zal mij beleedigd gevoelen,
als gij ze niet aanneemt."
Ik was dus genoodzaakt, Estella mijn gitten sieraden te laten
vervangen door hare fraaie zilveren en toen een paar passen terug
tredende, boog zij baar hoofd een weinig over eene zijde, alsof zij
een critisch overzicht nam, en zeide:
„Dat is ccne groote verbetering, Marguerite! Gij meest nooit
geheel en al in 't zwart gekleed zijn. Als ik nu nog deze vlechten
een weinig lager vasthecht en gij deze bloemen draagt, zult ge er
bekoorlijk uitzien." Toen veranderden Estella's vlugge vingers de
schikking van mijn haar en nadat ze een bundel witte rozenknoppen
tusscben de vlechten en een ander klein bouquetje tusschen mijne
ceintuur had geplaatst, zeide zij, dat ze tevreden was, hield den
spiegel mij vóór en vroeg mij, of ik niet dacht, dat zc eene vol
maakte kamenier zou zijn.
„Gij zijt volmaakt in al wat ge doet, geloof ik," antwoordde ik,
want één blik had mij overtuigd van de wondervolle verandering,
die Estella's fijne smaak in mijn voorkomen teweeggebracht had
en lachende over mijne klaarblijkelijke waardeering, verzocht ze mij
naar beneden te gaan, toen Stephen op de minuut af aan de deur
klopte.
„Gij komt dezen avond beneden, Estella?" vroeg ik aan de deur.
„O ja, lieve!" was het antwoord, „ik ben terstond bij u."
Doch Stephen en ik hadden den tijd voor een lang gesprek over
de wederwaardigheden van zijne reis en over die geringe gedeelten
van huishoudelijk nieuws, welke ik dacht dat hem konden interes
seeren. Toen ten laatste de deur openging en ik mijne nicht op
den drempel zag staan, terwijl haar wonderschoon gelaat nog
schooner scheen in contrast met den donkeren achtergrond,
want mijne moeder had weinig licht noodig bij liaar breiwerk en
Stephen en ik waren te gelukkig om op te merken, dat de donkere,
regenachtige dag in eene vroegere schemering eindigde gevoelde
ik, dat het onvermengde geluk der verloopene drie maanden ten
einde was en dat Estella's tegenwoordigheid in ons huis mij op de
eene of andere wijze veel hartzeer zou veroorzaken.
Ik was opgestaan toen mijne nicht binnentrad, met het voor
nemen, haar aan Stephen voor te stellen, doch ik vond daartoe
geene gelegenheid, want Stephen trad haar tegemoet en zeide op
hartelijken toon
„Ik heb van Daisy zooveel over u gehoord, miss Blake, dat wij
bijna oude vrienden schijnen te zijn eu ik hoop oprecht, dat gij
zult leeren mij als zoodanig te beschouwen."
„Waarlijk, gij zijt zeer goed," antwoordde Estella met hare
zachte en welluidende stem, „want ik heb niet vele vrienden en ben
zeer blijde hun aantal te kunnen vermeerderen."
„Wel, wij zullen allen ons best doen om u gelukkig te maken,"
zeide Stephen. „Wel beschouwd, is het misschien niet voor
muziek en zang moet worden ten gclioorc gebragt. liet
applaus van liet talrijk opgekomen publiek tot maatstaf
nemende, geloof ik, dat in dit opzigt aan de eiscben die in
redelijkheid mogten worden gesteld, werd voldaan.
In den loop van den avond viel den voorzitter der Kapel,
den onvermoeiden dilettant, eene welverdiende onderscheiding
ten deel, daar bom door den president der feestcommissie,
met een hartelijke toespraak, van wege de werkende leden,
een gouden zegelring werd aangeboden, als bli jk van waar
deering van hetgeen door hem in 't belang der vereeniging
was verrigt. De heer Hazeu dankte de schenkers in bewoor
dingen die getuigden dat het ontvangen van dit zigtbaar
bewijs van dc erkentelijkheid zijner medeleden hem diep
had getroffen.
Op haar beurt werd de vereeniging aangenaam verrast
door den lieer Knikker, die haar als aandenken aan dit
tienjarig jubilé, eene keurige caligrapliie, gevat in ver
gulden lijst, aanbood, welk geschenk met erkentelijkheid
werd aanvaard. Doch bovenal zal door de Kapel onge
twijfeld in waarde worden gehouden de feesttnarscli, door
haren directeur, den heer Otto, voor deze gelegenheid
gecomponeerd, en die voortaan niet een der minste werken
op haar repertoire zal zijn.
Dat het bal geanimeerd was, zal wel niet behoeven te
worden gezegdliet genot van den dans werd echter niet
weinig veilioogd door de uitstekende muziek van onze oude
kennissen, uwe plaatsgenooten de hoeren Polak, die hunne
ook hier gevestigde reputatie weder ten volle handhaafden."
Bij cle jl. Zondag gehouden inspectie der dd. schutterij
te Alkmaar, door den majoor-kommaHdant, is op de gebrui
kelijke wijze als kapitein geïnstalleerd de heer G. Swerver,
tot dnsver kapitein la suite.
In eene buitengewone vergadering van liet departe
ment Kolhorn der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen,
jl. Maandag gehouden, is met een gepast woord door den
voorzitter, den heer van Berkum, aan P. de Leeuw uitge
reikt eene eerc-medaille, benevens een vereereiul getuig
schrift, wegens zijne kloekmoedigheid, betoond bij den
brand van de boerenhofstede Kieftenburg.
Het Genootschap Oeconomia Encliusana te Enkhuizen,
dat jl. Dingsdag zijn honderdjarig bestaan vierde, beeft te
dezer gelegenheid eene som van f 2000, in te schrijven op
liet Grootboek der N. W. S., geschonken aan de armen-
bewaarscliool aldaar.
Dearrondissements-regtbank te Amsterdam heeft gisteren
W. C. Schrikkcr, voormalig kantoorbediende bij de firma
Hoyack Co., schuldig verklaard aan diefstal van een
aantal effecten ter waarde van ongeveer f15,000, gepleegd
in de woning, waarin bij gewoon was te werken, en van
misbruik van vertrouwen, en hem veroordeeld tot een
jaar celstraf en eene boete van f 12,50
langen tijd."
„Wat is misschien niet voor langen tijd, Stephen?" vroeg ik,
mij afvragende wat hij bij mogelijkheid kon meenen met zulk een
raadselachtig gezegde.
O, ge moet iemands woorden niet zoo wikken en wegen, Daisy
antwoordde Stephen cn hoewel hij lachte, verbeeldde ik mij, dat
hij een weinig verlegen was. „Misschien zal uwe nicht den een of
anderen dag naar een „eigen tehuis" g,.an."
„Doch tot zoolang zal ze bij ons blijven," zeide mijne moeder,
met een glimlach tot Estella opziende, die op hare tccdere wijze
haren arm om mijn mceders hals sloeg eu haar op beide wan
gen kuste; eene Erotische gewoonte, die Estella nooit geheel en
al vergat.
Daarna werd de lamp binnengebracht cn mijne nicht, die geen
half uur kon doorbrengen met niets te doen, werkte voort aan een
borduurwerk, dat zij voor mij begonnen was en scheen voor nie
mand attentie te hebben, dan voor mijne moeder. Langzamerhand
echter begon zij belang te stellen in Stephen's beschrijving van
cenige Zwitsersche gezichten en zij zag met meer belangstelling
dan zij ooit had betoond op, om hem opmerkzaam te maken op
eeue geringe vergissing omtrent dc lisging van een klein Zwitsersch
dorp, waarvan de schilderachtige schoonheid mij bijzonder getrof
fen had.
„Zijt ge daar zeker van, miss Bl.ike?" vroeg Stephen twijfelachtig,
want hij vergiste zich zelden en was trotsch op de herinnering van
zijne reizen.
„O ja, volkomen zeker!" antwoordde Estella. „Papa en ik waren
daar verleden jaar en de plaats trok mij zóó aan, dat ik verschei
dene schetsen er van nam. Ik moest langen tijd klimmen voor ik
het punt had bereikt, waar ik ze nemen wilde," voegde zij er
lachend hij, „en ik denk niet, dat het mogelijk zou geweest zijn,
ze op zulk eene lastige plaats te photographeeren. Misschien zal
Marguerite mijne schetsen willen zien, als zij zooveel belang stelt
in uwe Zwitsersche reizen."
„Ja, werkelijk en ik ben zeker, dat het Stephen genoegen
zal doen," antwoordde ik. „Ik wilde u niet vragen, ons uwe
teekeningen te tooncn, Estella, of ik zou het reeds gedaan hebben."
„Maar miss Blake moet hare geheimen niet zoo rerborgeu hou
den," zeide Stephen met een vreemden glimlach, die een warmen
blos op Estella's gelaat te voorschijn riep; zij antwoordde echter
niet en kwam spoedig terug met eene groote portefeuille, die zij
geopend op dc tafel legde.
Mijne moeder, wier liefde voor teekeniugen bijna zoo groot was
als die voor muziek, schoof haar stoel bij de tafel en zoo zaten
wij daar als een aardig viertal, Estella's schetsen en de daarin
voorgestelde tooneelen besprekende.
„Gij zijt zeer ijverig geweest gedurende uwe reizen, miss Blake,"
zeide Stephen, terwijl hij de portefeuille sloot, „en het uitvloeisel
van nwen ijver heeft ons veel genoegen verschaft. Uwe schetsen