HELDERSCHE EN NIËUWËDIËPËR COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1879. N°. 61. Woensdag 21 Mei. Jaargang 37. „W ij li u 1 d i g e n het goed e." Verschijnt Dingsdiw, Donderdag i Abannenientsprijs per kwartaal i Zaturdag namiddag. franco per post 1.30. - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: M O L E P L E I X V. 163. Prijs der Advertentien: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Met het oog op den Hemel vaartsdag wordt men beleefd verzocht Advertentiën, bestemd voor het volgende nummer, niet later dan Donderdag voormiddag 10 uur in te zenden. HELDER en NIEUWED1EP, 20 Mei. Naar wij vernemen zal de afdeeling Ilelder der Hol- landsche Maatschappij van Landbouw ook dit jaar eene tentoonstelling houden van paarden, vee, pluimgedierte en landbouwwerktuigen, alsmede van artikelen van kunst en nijverheid. Bedankt voor het beroep naar Rotterdam, door dr. A. Kuyper, te 's Hage. Door het Provinciaal Kerkbestuur van Noordholland is op zijn verzoek eervol emeritaat verleend aan den heer H. Greve, predikant te Groot-Schermer, in te gaan met -1 Julij e. k. Den 27 dezer wordt te Alkmaar een algemeene ver gadering gehouden van de Vereeniging tot uitkeering van een jaargeld aan rustende leeraren. Niet minder dan 28 pCt. dividend is door de Stoomboot maatschappij te Groningen, lijn GroningenLemmer Amsterdam, op welke lijn volstrekt geen concurrentie bestaat, aan de deelhebbers uitgekeerd over het jaar 1878. Uit Rome wordt gemeld dat de Pauselijke nuntius te 's Hage, mgr. Capri vandaar naar Brussel zal worden verplaatst. Aan mejufvrouw J. P. Bron, van hier, is te Haarlem acte uitgereikt voor het Fransch. Door den scheepsbouwmeester J. Zwanenburg, te Texel, is andermaal een nieuw model reddingsboot ver vaardigd; een vorig model werd door het bestuur der Noord- en Zuidhollandsche Reddingmaatschappij aangekocht. In het gebouw der werkliedenvereeniging, aan den Goudschenweg te Rotterdam, werd jl. Zondag een meeting gehouden, ter bespreking van het vraagstuk van het kiesregt. De heer Held, voorzitter van het werklieden-verbond, hield een uitvoerige rede, waarin hij de invoering van het algemeen stemregt aanprees. De tegenwoordige regering en de Kamer werden door hem beschuldigd veel te weinig voor de volksklasse te doen. Hij liet doorschemeren, dat de heer van Houten ook in deze het, initiatief zal nemen, om tot het algemeen stemregt te komen. De werklieden en de kleine burgerij spoorde hij tevens aan, wanneer de heer van Houten een zoodanig voorstel zal doen, dit met alle kracht langs den ordelijken en wettigen weg te steunen. Bij de daaropvolgende discussie werd liet vraagstuk door 10) JDe SoUIIder-Prinses. Novelle van THEODOIt KüSTER. {Vervolg.) /Vader!" zei William, de hcerschende stilte afbrekende, „ik weet, dat slechts céne zaak ons redden kan: mijne verbintenis met Melanie. Welnu dan, ik zal om hare hand vragen en dadelijk tot haar gaan. Of zij nu nog mijn aanbod zal aannemen, betwijfel ik, doch ik zal doen, wat ik onder de tegenwoordige omstandig heden mijn plicht acht, ik zal het doen ter wille en tot behoud van onzen goeden naam." Verheugd drukte de oude heer zijn zoon de hand. „William, ik dank u. Ga naar Melanie, zij bemint u; geloof mij, zij zal uw aanbod niet van de hand wijzen." Hierop verliet William het vertrek om het jonge meisje op te zoeken. Buiten gekomen, bracht een bediende hem het bericht, dat een schilderstuk voor hem gebracht en in eene zijner kamers neer gezet was. Toen William tengevolge van deze mededceling zich daarheen begaf, viel zijn eerste blik terstond op de aaulokkclijke genre-schildering van Alice. Het stelde voor eene jonge moeder, aan haar zoontje prenten verklarende; aan hare voeten lag een reusachtigen Leonberger hond, het getrouwe portret van William's eigen, prachtig dier. Het schilderstuk stond in het volle licht op een stoel. Juist in dil oogenblik moest dit aandenken tot hem komen, nu hij met alle zelfbeheersching en zelfverloochening een besluit tot redding had opgevat. Lang, in allerlei drooraen als verloren, hing zijn blik aan dezen waarachtig schoonen en kunstvollen arbeid. Alice was eene meeste res geworden; zij was op weg om grooten naam te maken. En juist nu moest hij afstand van haar doen! Zwaar ademhalende, verliet hij met een bedrukt gemoed bet vertrek. Heden nog moest alles in het reine komen; hij kon zijn woord niet breken, hij had het zijn vader beloofd. William wist zeker, dat hij de Creole omstreeks dezen tijd in de oranjerie zou aantreffen; daarheen richtte hij dus zijne schreden. Melanie lag als gewoonlijk in haar stoel en hield zich bezig met lezen. Het boek, dat ze las, herkende William aan den band; het was een deel van de werken van Goethe. Ilij wist er volstrekt niets van, dat Melanie zich met Duitsche dichters onledig hield, maar in den laatsten tijd had hij zich ook heel weinig over haar doen en laten bekommerd. Hij zag haar een oogenblik aau; zij was een prachtig sclioonc vrouw, een waar meesterstuk der schep ping ook William moest dit nu weer aau zichzelven belijden. Eeu voorbedachtelijk licht gedruisch, dat hij maakte, deed haar de oogen uit haar boek opheffeneen lichte blos kleurde haar bleek gezicht, terwijl hare donkere oogen rustig, zonder eenige ontroering te verraden, op hem rustten. „Leest gij onze dichters, Melanie?" vroeg hij, naderbij tredende en niet zonder beschroomdheid. verschillende werklieden besproken en het algemeen stemregt op de bekende gronden aangeprezen of bestreden. Voor de arrondissements-regtbank te Leeuwarden stond jl. Zaturdag teregt F. Westerling, te Surhuisterveen, ter zake dat bij in den laten avond van den 15 Fcbruarij uit bet onbewoonde schoolgebouw te Surhuisterveen een hoeveelheid turf, toebehoorende aan en alzoo ten nadeele van bet gemeentebestuur van Aclitkarspelen, arglistig weg genomen en zich toegeëigend beeft. Door bet O. M. waren 6, en van wege den beklaagde, insgelijks G getuigen k décharge gedagvaard. De subsituut-officier mr. C'. H. Moens eischte eene cellulaire gevangenisstraf van 45 dagen wegens bet wanbedrijf van eenvoudigen diefstal. Mr. P. van Hettinga Tromp droeg de verdediging voor en concludeerde tot vrijspraak. Uitspraak Zaturdag a. s. De te Leeuwarden bestaande kunstboterfabriek beeft bet werk gestaakt, doch levert nu zuivere roomboter, op Deensche wijze gekarnd en uitgekneed, si 70 cent per kilogram. In de Samarangscbe Courant komt onderstaande persiflage voor, op de ellen lange artikels van de Locomotief. Geachte Redacteur! Ik heb nu mijn kamer behangen met de brieven uit de Locomotief van den heer G. F. W. Borel, kapitein der Artillerie, Ridder van de Militaire Willemsorde 4de klasse, begiftigd met de eeresabel, enz., naar aanleiding van zijn boek Onze vestiging in Atsjin. Die titel alleen, boven al de brieven herhaald, bedekt een geheel vak van den muur. Van de regtspleging op Sumatra heb ik een looper in mijn gang liggen. De serie artikelen over Spoorwegen op Sumatra, of liever bet rapport van den Ingenieur Cluysenaar te dien opzigte, zijn mijn vrouw en ik bezig gereed te maken voor een lieel aardig zonne-zeil aan de achtergalerij. Zie, dat is nog eens prettig, wanneer men zoo zijn dagelijkscbe lectuur d doublé usage kan gebruiken. Ik verzoek u, dat voorbeeld te volgen, of ik zeg mijn abon nement op uw courant op. Mijn dochter een heel lief meisje, nog a prendre wenscht uniforme zonne-zeiltjes voor de vier ramen van baar boudoir. Ik verlang die nu eens te putten uit de Sam. Courant. Met 8 artikelen over 't een of 't aar zijt gij de man, indien zij niet te kort zijn. Wilt gij de maat bij mijn dochter komen nemen, ik lieb er niet tegen. Maar ik zeg u nogmaals en in vollen ernst indien gij nu niet met een flinke serie aankomt, bedank ik voor uw blad. Intusschen steeds uw dienaar, Jan Zachtjes. PS. Hebt gij ook nog stof voor een grooten vlieger voor mijn tweeden jongen? Dan geef ik u mijn dochter op den koop toe. Maar over een oirbaar onderwerp s. v. p.. „Ja, en ik vind hen waarlijk niet zoo langdradig, als ik dat vroeger wel eens gemeend heb. Doch wat voert u tot mij, William Ernstig richtten zich hare schoone oogen op zijn gelaat; haar spotachtig lachen, dat ze gewoonlijk deed als William met haar een gesprek aanknoopte, was geheel verdwenen. Door haar gedrag werd William vertrouwelijker, daar hij gevreesd had even als vroeger door het meisje bespot te zullen worden. Hij had haar nog nooit zoo bedaard en ernstig gezien. „Melanie! wilt ge mij een oogenblik kalm en bedaard nanhooren?" vroeg William. Met een lieftallige beweging harer hand noodigde zc hem uit op een schommelstoel aan hare zijde plaats te nemen. „Ik weet niet, Melanie I" aldus ving William het gesprek aan, „of het u bekend is, dat mijnheer uw vader en mijne ouders reeds sedert langen tijd met den wensch zijn bezield geweest oin ons door een nauwen band te vereenigen." Een vluchtig rood overtoog haar aangezicht; met het zwarte kanten belegsel van haar kleed spelende, knikte ze langzaam, zonder evenwel de oogen naar hem op te slaan. William had gemeend, misschien gehoopt, dat zijne woorden op een geheel andere wijze door haar opgevat zouden wordenhare kalmte maakte hem verlegen en nog beschroomder vervolgde hij „Ik moet volkomen openhartig met u spreken, Melanie! Mag ik dat, ook dan, wanneer misschien mijne woorden u eenigermate schijnen te kwetsen?" Eene sombere schaduw vloog snel over de gelaatstrekken van het schoone meisje; de witte tanden drongen een oogenblik in de frissche roode lippen; daarop zeide zij: „Wees zoo open en zonder eenige terughouding, Williamals gij noodig oordeelt en tegenover eene dame meent te kunnen verantwoorden." „Elk ander man, Melanie! zou gelukkig zijn u te bezitten, zou u beminuen als zijn dierbaarst kleinood, doch ik bemin een arm, zedig meisje. Gij zijt het waard, de liefde van een man onverdeeld te bezitten, zulk eene liefde kan ik u niet aanbieden. Ik ver mag niet u iets anders te geven, dan mijne vriendschap en achting, vereenigd met mijn naam. Ik zeg u dit als gehoorzame zoon en omdat ik weet, dat onze vereeniging de innige wensch van onze ouders is. Ik acht u evenwel te hoog, oin u met een leugen te gemoet te komen." William haalde den kleinen batisten zakdoek uit den zak en droogde zich het vocht af, dat zijn hoog voorhoofd met heldere paarleu bedekte. De fijne vingers der Creole trokken hartstochtelijk aan de kostbare kanten van haar kleed; hare ademhaling was snel en gejaagd; met een blik vol gloed en hartstocht zag ze den jongen man aan, doch haar mond bleef gesloten; met moeite en iuspauning had ze over hare plotseling ontstane gemoedsopwelling de overwinning verkregen en een zacht neigen van haar hoofd gaf hem te kennen voort te gaan, en zoo hij verder nog iets te zeggen had, dit haar mede te deelen. De Zwitserscbe bevolking beeft zicb met 191.197 tegen 117,263 stemmen voor de wederinvoering der dood straf verklaard. Op welke scbaal de graanbouw in Amerika wordt gedreven, kan o. a. blijken uit bet volgende feit: op de Grondïn-Lowe aan de Red-River, niet ver van Fargo Down, Dakota werden 40,000 van de 60,000 acres, waaruit de boerderij bestaat, met tarwe bezaaidde overige 20,000 worden als weiland gebruikt. Er zijn stallen voor 200 paarden en gebouwen om 1 millioen busbei tarwe te bewaren. Tijdens den oogst worden er behalve zeer vele krachtige machines 250 a 300 man bezig gehouden. Tot bet dorschen van bet koren worden 8 stoomdorschmachines gebruikt. Een Engelsch dorpsgeestelijke werd door zijn bisschop, een vriend zijner jeugd, te logeren gevraagd. Zijn inkomen liet geen groote uitgaven toe, daarom wandelde bij naar bet bisschoppelijk paleis, dat zes uur van zijne standplaats was verwijderd, onder weg zicb tevreden stellende met een glas bier. Met groote hartelijkheid werd onze hulpprediker door zijn hooggeplaatsten vriend ontvangen, zoodat bij zich, niet tegenstaande zijn bestoven gewaad, tamelijk wel op zijn gemak gevoelde te midden van den aanzienlijken kring der medegenoodigden, die de salons vulden. Daar wordt thee gepresenteerd obittere teleurstelling voor onzen armen voetreiziger bij bad gerekend op een stevig maal, en bij arriveert als het is afgeloopen. Nu, bij zal zich maar te goed doen zooveel mogelijk aan de sandwiches, die bij de tliee worden gepresenteerd. „Men moet de manieren van de groote lui maar weten, ik woon ook zoo achteraf!,/ Maar nu nog vreemder, naauwelijks is er een goed uur verloopen of livereiknechts treden binnen met aangestoken zilveren blakers, die aan de gasten worden rondgedeeld. „Dat bad ik nooit gedacht, bij ons op dorp gaat men vroeg naar bed, maar zoo vroeg toch niet; welke vreemde zeden, maar men moet ze maar kennen." Met een beleefde buiging voor den gastheer en mevrouw mompelt onze gast zoo iets van „goeden nacht" en volgt den lakei, die hem den weg wijst naar zijn slaapkamer. Het is wel onaan genaam zoo hongerig te gaan slapen, maar anders is er tocli niet op. Spoedig is bij dus onder de wol, door vermoeidheid overmand ligt onze vriend alras in de armen van Morpheus. Naauwelijks ingeslapen boort bij geweldig aan de groote klok trekken daar is zeker brand bij zal opstaan en hulp bieden. Neen, bet kan toch geen brand zijn, anders bielden zij zoo gaauw niet op met bellen. Weer slaapt bij in. Luid geklop aan de deur, „meneer, zijn lordschap laat u verzoeken aan tafel te komen, al de gasten zitten met bet gezin op u te wachten." De goede man had den blaker ontvangen om toilet te maken en gemeend, dat dit was bet signaal voor den aftogt naar bed. Hoe moeielijk viel het William, de trots ran deze beleedigde vrouw nog dieper te kwetsen en toch moest hij openhartig jegens haar zijn en verder gaan, wilde hij geen bedrieger in eigen oogen zijn. Het minste greintje van onzekerheid mocht tusschen hem en Melanie niet blijven bestaan. Wilde zij, wanneer hij haar alles had medegedeeld, nog zijne vrouw worden, dan was het hem wel; doch haar liefde te huichelen, was hein onmogelijk geweest. Dan moest het noodlot in Godsnaam zijn loop hebben en alles te gronde gaan; over zichzelven moest hij nimmer behoeven le blozen. „Het bittere van mijne woorden, Melanie! kan ik u niet sparen," ging hij voort, „zoo ik oprecht en eerlijk tegenover u wil wezen. De noodzakelijkheid dringt mij tot de volgende verklaring, die ik, ge zult het zelve gevoelen, liever niet gegeven had: Mijn vader en ik, door cén firma ten nauwste met elkaar in handels betrekkingen verbonden, mijnheer uw vader met ons en duizend anderen buiten ons hebben in de laatste weken verschrikkelijke verliezen geleden door de handelscrisis, die over ons allen los gebarsten is. Onze echtverbindtenis is de eenige weg tot redding, die den val van ons huis voorkomen kan; wij willen en kunnen van uw vader slechts dan hulp en redding verlangen, wanneer onze belangen voor de toekomst één zijn. Melanie! kunt en wilt gij onder deze omstandigheden mijne vrouw worden? dan vraig ik u om uwe hand." Nadat William deze mededecling had gedaan, ontstond er een oogenblik van diep stilzwijgen. Had Melanie hem met toorn en verontwaardiging afgewezen, het zou hem meer welkom geweest zijn dan die stille, smartvolle trekken, die nu op haar gelaat stonden uitgedrukt. Zij was niet meer ten minste ze scheen niet meer dat moedwillige meisje van vroeger; ze was een diep gevoelende vrouw geworden, wier trots hij bitter gefnuikt had. Ernstig zag zij William aan, op wiens gelaat eene hevige spanning geteekend stond. „Ik dank u, Williamvoor uwe openhartige verklaring. Gij zijt edel en ge zult u in mij niet bedriegen. Laat mij slechts eenige weken tijd om mij te bedenken, en ik zal u even openhartig ant woorden, als gij in deze oogenblikken tot mij gesproken hebt Hij greep haar klijne fijne hand cn drukte er eeu kus op, eeu eerbiedige kus. IIij gevoelde, hoe diep hij haar gekrenkt had. Daarop boog hij beleefd en verliet de oranjerie. Eenige weken later de lente had reeds in den lande haar intocht gehouden hield voor de villa van Betchaw een rijtuig stil, waaruit een oud, maar nog krachtig lieer steeg. Een zwarte bediende geleidde hem. Het was de vader van Melauie. Op denzelfden dag dat William het zonderlinge, maar toch zoo hoogstbelnngrijke gesprek voor beider toekomst met Melanie ge houden had, had ze door haar kamermeisje een rijtuig laten ont bieden, om daarmede een pleiziertochtje door de stad te maken. Ze was, ja, met hare dienstbode naar de stad, maar dadelijk naar het telegraafbureau gereden. Daar had ze aan haar vader het

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 1