IN HELDERSCHE MEUWEDIEPER COURANT. 1879. N°. 63. Jaargang 37. Zondag 25 Mei. „W ij huldigen het g o e d e." Verschijnt "Dingsd.iir, Donderdag en Zatnrdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30. franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: N O L E X P L E I S 163. Prijs der Advrrtcnticu: Van 1i regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. F.lkeu Donderdag vertrekt de mail naar Oost-lndiê. Laatste ligting 's avonds 6 uur. VERGADERING van den RAAD der gemeente ANNA PAULOWNA, op DINGSDAG den 27 MEI 1879, des namiddags ten 2 ure. Anna Paulowna, 23 Mei 1879. De Voorzitter, C. E. PER K. Onderwerpen ter behandeling 1. Toelage Kweekeling School No. 1. 2. Voorstel omtrent woning naast Raadhuis. 3. Mededeeling ingekomen stukken. HELDER en NIEUWED1EP, 24 Mei. Het schroefstoomschip 1ste klasse Tromp, dat thans geheel is afgewerkt en van machineriën voorzien, zal eerst daags van Amsterdam naar hier vertrekken, om op de reede proeftogten te doen en verder van geschut te worden voorzien, opgetuigd en geheel voor de dienst gereedgemaakt. Het is een kostbaar en prachtig vaartuig van hetzelfde charter als de Atjeh. De torpedoboot No. II, jl. Woensdag bezig zijnde met exercitiën in de zeegaten alhier, kreeg een defect aan de machine en is door de sleepboot Stad Amsterdam van uit het Westgat binnengesleept. Naar men ons mededeelt, zal 's Rijks Marinc- IIospitaal eerstdaags met gas worden verlicht. Dr. Bruins, predikant te Aardswoud, heeft bedankt voor het beroep naar de Ilerv. gemeente alhier. De Keizer van Duitsehland heeft drie flinke prijzen uit zijne privaatkas disponibel gesteld voor de in 1880 te Berlijn te houden visscherij-tentoonstelling. Benoemd tot haven- en kademcester te Zutphen de heer H. F. de Vos, vroeger machinist bij de Kon. Ned. Marine. 12) 13e ScTiU der-Prinses. Novelle van THEODOR KiiSTER. (Slot.) Eenigszins verlegen begon de oude heer het gesprek: „Die vreemde kunstenares, die zoo even door mijn zoon aan ons is voorgesteld, boezemt mij groote belangstelling in. Vriendelijk ver zoek ik u, mij iets naders omtrent haar mede te deelen. Op welke wijze hebt gij met haar kennis gemaakt?" „Haook op u maakt zij een goeden indruk. Nu, dat verwondert mij niet. Zij is hier volstrekt geen vreemde, maar eene burgeres dezer stad, eene dochter van den, helaas! blinden doch geniale» Schilfer, wiens penscel ons Museum en onze piivate verzamelingen met zoo meuig kunststuk heeft verreikt. Dat jouge meisje, mijne bescherme linge, heeft van hare buren den bijnaam van „schilder-prinses" verkregen, omdat zij zoo uitermate kicsch in haar omgang is, en juist deze bijnaam doet haar in mijne achting nog rijzen. Boven dien heeft zij ecu veelbeteekenend talent. Zie eens deze door haar geschilderde copie, die ik, wat kunstvolle uitvoering aangaat, met het origineel volkomen gelijk stel; zie verder dit landschap in den maneschijn eens, eene eigene compositie van dit jonge taieut, dat ik naar de tentoonstelling zal zenden om te dingen naar den prijs." „l)e naam Schafer heb ik, dunkt mij, niet lang geleden gelezen in een rechtsgeding, dat gevoerd werd; het betrof, naar ik meen, den diefstal van een schilderstuk en eene schilderes, Schafer geheeten, werd beschuldigd „Eu werd vrijgesproken!" viel mevrouw Clausen den consul in de rede. „Helaas, ja, dat is eene treurige geschiedenis geweest. Boosheid en gekrenkte ijdelheid, door wraakzucht geprikkeld, heb ben dit arme meisje onder die treurige verdenking gebracht. De omstandigheden waren ook noodlottig genoeg voor deze arme kunstenares. Doch ik bid u, mijn beste consulzie dat Madonna- gezichtje eens met alle opmerkzaamheid aan. Kunt gij rnet eenige mogelijkheid uit die gelaatstrekken lezen, dat zij tot het begaan van eenige misdaad, zelfs de geringste, in staat is? Zij werd ja, God zij dank! vrijgesproken, maar dit voorval zal toch voor het gansche leven van het ongelukkige meisje noodlottig blijven, zoolang men den werkelijken dief niet ontdekt. Nijd en boosheid zullen op Alice Schafer altijd hunne giftige pijlen afschieten en op haar een vlek weten aan te wijzen; doch verstandige en onbevooioor deelde menschen zullen haar niet minder achten, omdat eenmaal eene valsche verdenking op haar geworpen is. Wat mij betreft, ik houd haar in dit opzicht voor geheel onschuldig, dat ik ook overal en altijd luide uitspreek." Nog een geruimeu tijd spraken de oude consul en mevrouw Clausen over Alice; daarop verzocht de eerste aan de dame om de gelegenheid, die zich thans aanbood, waar te nemen en met de moeder van William over de kunstenares te spreken. Gedurende den ganschen avond bleef de jonge consul aan de zijde van Alice. Hij had de vrouw des huizes verzocht, dat het hem veroorloofd zou worden het jonge meisje aan tafel te geleiden, en met een belangstellend lachje had mevrouw Clausen hem gaarue tot Alice's cavalier aangesteld. Toen eindelijk het gezelschap huis waarts keerde, had William, Alice smeekend in de oogen ziende, gevraagd: „Veroorlooft gij het mij, u en uw vader morgen te mogen bezoeken?" Blozende had zij hem een toestemmend antwoord toegefluis terd. Daarop had de equipage van hare beschermster haar, die gedurende het naar huis gaan slechts zalige droomeu meende te droomen, naar de woning haars vaders gebracht. Alles in haar binnenste jubelde, want nu wist ze, dat ze bemind werd door hem, Naar men verneemt zal de luitenant-kolonel baron van Boecop van liet 7de regiment infanterie, benoemd worden tot kolonel plaatselijk kommandant te 's Hage. Bij het instructie bataillon te Kampen zijn weder vijftig volontairs voor de dienst aangenomen. Door de kies vereen iging „Burgerpligt" te Hoorn is tot candidaat voor de Tweede Kamer gesteld het aftredend lid, de heer K. de Jong. Het Nederlandsche schip Cura9ao Packet, kapt. F. II. Klein, van Amsterdam naar Cura^ao, is den 23 April 's avonds ten 10 ure op Grand Davis, een der Aves eilanden gestrand; volk gered. Nadere bijzonderheden ontbreken. Zr. Ms. stoomschip Cornelis Dirks is ter assistentie vertrokken. Ofschoon de luchtsgesteldheid nog koud is, ziet men in Hoorn toch reeds veel vee in het land, omdat de voorraad van hooi opraakt en het gras sedert eenige dagen goed vooruitgekomen is. De hoornen, langs geheel onze aan vruchtboomen rijke streek, beginnen zich goed in bloesem te ontwikkelen en staan zoo rijk in knop, dat het voor de meeste onmogelijk zal zijn de vruchten te kunnen dragen. Groenten en andere gewassen komen zachtjesaan vooruit ook de aardappelen, van welke het jeugdige loof niet door de nachtvorst geleden heeft, beginnen goed te staan, zoodat van een en ander, komen er geen tegenspoeden, een goede oogst te wachten is. Jl. Woensdag ochtend is door den bomschipper Cornelis Gouda van Egmond aan Zee een lijk in zijn net opgevisclit en aldaar aangebragt. Door de betrekkingen is het aan uiterlijke teekenen herkend als van Teunis Smit, door de noodlottige aanvaring van de twee bomschuiten in den nacht van 10 op 11 Februarijjl. verongelukt. Het lijk werd onmiddellijk gekist en spoedig daarna door familie en vrienden begraven. - Eene bloemlezing uit de redevoering van het lid der Eerste Kamer Pincoffs werd in het Dagblad medege deeld. Daarin vonden wij herhaaldelijk van eer, eerlijk heid en vertrouwen gesproken. Dit verwondert ons niet. over wiens afwezig blijven zij ;:icl\ altijd beangst had gemaakt, bemind door den eenigen man, dien zij in staat was met haar geheele ziel lief te hebben, maar dien ze sedert maanden met een gewond en bloedend hart als voor haar onbereikbaar opgegeven had. Gedurende den voormiddag liep Alice onrustig hare kamer op en neder; iedere schrede, die ze hoorde naderen, deed haar het bloed sneller in de aderen stroomen en naar het hart dringen, dat dan ook hevig klopte. Zij wachtte echter niet te vergeefs. Kort vóór twaalf ure kwam hij, groette den blinden schilder, greep daarop bewogen de beide handen van het meisje en zeide„Alice!" Hij gevoelde, hoe zij beefde en ook hij kon geene woorden vinden om verder te spreken. Hij behoefde ze ook niet. Zonder woorden, reeds met de oogen hadden ze elkander eeuwige trouw beloofd. William drukte Alice, die hem niet weerstreefde, aan zijne borst, liief zacht haar gelaat tot hem op. zag haar eerlijk en vast in de oogen en zeide: „Alice! ik bemin u, ik bemin u reeds lang, wilt ge mijne vrouw worden?" Haar liefdevolle blikken zeiden hem, wat hij reeds wist. Doch ten overvloede antwoordde zij- „Ja, William, ik wil!" Zoo was dan het verbond tusschcn deze twee edele zielen gesloten. Toen William aan zijne ouders het besluit mededeelde, Alice Schafer te zullen trouwen, vond hij tegen zijn voornemen geen tegenspraak meer. De oude heer drukte zijn zoon aan zijn hart en fluisterde hem in het oor: „lk neem het u niet kwalijk en verheug mij, dat gij gelukkig zult worden." De uiterlijke houding zijner moeder liet zich moeielijk verklaren ze zeide niet: neen en ze zeide niet: ja, maar zo verbleekte en de breinaalden, waarmee ze bezig was, beefden vrij hevig in hare handen. „Gij zult het best weten, wat gij doet," Williamzeide zij na eenige pauze, die voor allen hoogst pijulijk was. „Maar, beste moeder, wat kunt ge met eenigen grond tegen Alice aanvoeren? Toch niet de door alle verstandige menschen tamelijk verachte geschiedenis van de Murillo? Wat deze zaak betreft, die is mij reeds lang duidelijk; daarenboven hoop ik, dat ge toch niet zult vergeten met welk eene onderscheiding mevrouw Clausen Alice behandelt en dat nu anderen, om het tegen haar begane onrecht te verzoenen, het voorbeeld van die edele vrouw volgen. Of zijt ge bepaald tegen mijue keus, moeder?" In het hart van de streng aan vormen en uiterlijkheden gehechte vrouw scheen toch een zachtere snaar te trillen. Of hadden de woorden van William haar tot andere gedachten gebracht? Genoeg, ze reikte hem hare hand en zeide: „Neen, William, ik zal den hemel bidden, dat hij u gelukkig make!" De verloving van het jonge paar had plaats en werd op de gewone wijze bekend gemaakt. Natuurlijk verwekte zij in de kringen, waarin William zich bewoog, groot opzien; de stemmen, die aan William's zijde waren, overtroffen echter verre die van de tegenpartij en spoedig werd de verloving eeu voorwerp van het gesprek, waarover bij uitzondering werd gesproken. De dag van de huwelijksvoltrekking tusschen William Retchaw en Alice Schafer was reeds bepaald. Ongeveer eene week te voren meldde zich een man bij William aan, die zijn naam als „arbeider Jungmann" opgaf en hem over eene zeer gewichtige aangelegenheid wenschte te spreken. „Ik heb gehoord, mijnheer de consulaldus begon Jungmann zijne verklaring, „dat ge voornemens zijt met mejuffrouw Schilfer in het huwelijk te treden. Het ongeluk van die goede juffrouw heeft mij toen ge weet wel die zaak over het verdwijnen van de Murillo zeer leed gedaan en ik gevoel mij gedrongen u van iets bericht te geven, dut misschien veel licht over die duistere zaak ontsteken kan. Ik ben als werkman bij het Museum aangesteld en hielp Wij zouden integendeel in de hoogste mate ons verbaasd hebben, wanneer Pincoffs de beginselen verkondigd had, die hij heimelijk in praktijk bragtindien hij bij voorbeeld gezegd had: „met de eerlijkheid moet men het zoo naauw niet nemen; goede trouw is een groot woord, dwaas wie er aan hechtdc eed is slechts een middel om een logen te doen gelooven" enz. Nog zonderlinger echter schijnt ons de conclusie toe, waarin vermeld wordt, dat Pincoffs de vriend was en ridderordes kreeg en onderscheidingen van liberale ministers. Voor niemand kan het een smet wezen, een deugniet tot vriend te hebben, zoolang hij niet weet, dat die vriend een deugniet is, of onderscheidingen te hebben verleend aan personen, welke later schurken bleken te zijn. Die met pek omgaat wordt er mede besmet, maar niet zoo lang die pek in een omhulsel gesloten is, dat zijn aard verbergt. (Arnh. Crt.) Ook in 1878 heeft de vleeschhouwerij en brood bakkerij te Rotterdam met verlies gewerkt; ofschoon het debiet met 13| pCt. toenam, verloor zij f 2000, en toch acht men de broodprijzen nog te hoog. Er is nu een tekort van f 25,000 Men meldt uit Zutphen, dd. 22 dezer: „De laatste dagen zijn gezegend voor den landbouw, vooral voor de laag gelegen streken. De graangewassen zijn 14 dagen ten achteren, vergeleken bij andere jaren, maar staan overigens vrij goed. Appelen, peren, pruimen en kersen beloven veel. Tot hiertoe hebben zij een goed bloeijen gehad. Het is niet te hopen, dat de wind, die nu weêr noordwaarts is gedraaid, koude nachtvorsten aanvoert, zooals gepasseerden nacht min of meer het geval was: dan zijn de late bloesems althans spoedig vernield. Een zachte regenbui, desnoods eiken dag, is nog zeer gewenscht." Tegelijk met de landbouwtentoonstelling te Nijmegen wordt aldaar de 35ste algemeene vergadering gehouden van de Geldersche Maatschappij van Landbouw. Onder de belangrijke punten, alsdan aan de orde gesteld, behoort o. a.: op den dag, dat liet schilderstuk verdween, bij het verhangen van een aantal schilderijen uit de eene kamer in de andere. Wel heb ik gezien en bezworen, dat mejuffrouw Schafer iets onder haar omslagdoek droeg, toen ze vóór elf ure het Museum verliet, doch ik weet, dat ze hare portefeuille met teekenbehoeften altijd bij zich had. Maar ook mijn kameraad, Rengert, trok mijne opmerkzaam heid. Toen wij met onzen arbeid gereed waren, trok hij zijn jas niet weêr aan, hetgeen anders altijd zijne gewoonte was, maar nam hem mede onder zijn arm cn ging naar huis; ook scheen het mij toe, alsof hij eenig voorwerp onder dien jas verborgen hield. Ik sprak hem daarover aan, doch hij bedreigde mij, z>o ik mijn ver moeden tegenover iemand durfde uitspreken, dat hij mij bij den inspecteur zou aanklagen over eenige onbeduidende onregelmatig heden, waaraan ik mij had schuldig gemaakt. Niettegenstaande deze bedreiging, heb ik toch met den inspecteur gesproken over datgene, wat ik meende gezien te hebben, doch deze gaf mij op een bnrschen toon ten antwoord: „Onzin, Jungmann; niemand anders dan die dame Schafer heeft de Murillo kunnen meenemen." Voor het gerecht kon ik niet anders handelen, dan slechts een voudig antwoorden op de vragen, die mij gedaan werden; doch, mijnheer de consul! ik geloof, dat Rengert het schilderstuk heeft medegenomen en houd mij verzekerd, dat, als ge er dadelijk werk van maakt, gij eindelijk tot de conclusie van de zaak komen zult." „Als ik door uwe mededeel ingen den waren dief ontdek, Jung mann!" antwoordde William, „dan zult gij van mij duizend mark ontvangen. Ga terstond met mij mede naar den Rijks-advocaat." „Maar, mijnheer de consul! de Rijks-advocaat zal mij toch niet...." „Wees volkomen onbezorgd; ik sla u voor uwe persoonlijke veiligheid in." De Rijks-advocaat, een persoonlijke kennis van William, hoorde de belangrijke mededeeling, die hem door Jungmann werd gedaan, met de grootste belangstelling aan. „Wanneer heeft Rengert zijne bezigheden in het Museum vroeg hij aan Jungmann. „Juist op dit oogenblik, mijnheer de advocaat! Ik zou eveneens daar zijn en nog drie uur werkzaam blijven, indien de inspecteur mij niet had uitgezonden om eene boodschap te doen." „Waar woont Rengert?" Jungmann gaf zijn adres op. „Dan zal ik terstond huiszoeking bij hem laten doen. Gaat gij naar uw werk terug 'en laat u tegenover Rengert geen woord ont vallen van hetgeen ge ons hebt medegedeeld." William vergezelde den Rijks-advocaat bij deze onderneming. Na lang zoeken vonden de politie-bcambtcn de Murillo goed inge pakt onder den vloer van eene achterkamer. De plaats verried zich aan de ervarene mannen door de ontdekking, dat sommige vloerspijkers van nieuwere eu grootcre koppen voorzien waren dan de overige. Rengert werd gevangen genomen en tot eene zware straf veroor deeld. De overheid zorgde er voor, dat de volkomene onschuld van Alice overal werd bekend gemaakt. De inspecteur werd door de directie van het Museum uit zijne betrekking ontslagen, omdat hij, in blinden haat tegen Alice, de mededeeling van Jungmann afgewezen en daardoor de justitie op een valscli spoor geleid had. Het huwelijksfeest wa9 prachtig en de „booge kring" haastte zich thans om de „schilder-prinses" als een van de zijnen te erkennen. William en Alice werden het gelukkigste paar. Melanie Dócamps is spoedig na haar terugkeer in haar vaderland aan de geele koorts gestorven en had de echtgenoote van William tot erfgename van de nalatenschap harer moeder benoemd, zoodat Alice niet alleen Wiiliam's geliefde vrouw, maar bovendien zijn compagnon geworden is.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 1