,/Meent men, dat dc daling van de prijzen der landerijen een doorgaande zal zijn, of acht men die het gevolg eener paniek? Wat denkt men aangaande de daling der pacht prijzen in verschillende deelen van ons land? Waarvan zijn die het gevolg? Van welken invloed meent men, dat de invoer van landbouwproducten uit Amerika, met name van varkensvleesch, op de prijzen dier producten hier te lande zal zijn; zullen die er zeer door worden gedrukt, en welk is het middel om aan dit gevaar te ontkomen? Zijn er ook middelen aan te wijzen, om verbetering aan te brengen in den tegenwoordigen gedrukten toestand van den landbouw?" In het laatste nommer van Semper Virens hield G. te D. een /praatje over taal en planten," dat gorigt is tegen ons gebruik van vreemde, vooral Franschc woorden, ook op het gebied van tuinbouw, ooft en bloementeelt. Deed hij niets anders en niets meer, wij zouden hem gaarne ondersteunen in zijn protest, maar hij gaat verder en ver telt: „Onlangs was ik bij een heer, die een buitentje gekocht had, met een lapje moesgrond en eenige vrucht- boomen. Hij was een liefhebber van het buitenleven en had vooral studie gemaakt van het aankweeken van fijne appelen en peren, wier namen hij slechts in het Fransch kende. Waar hij vroeger gevestigd was geweest, was hij gewoon te spreken van poire madame, reinette, reine d'or, princesse noble, belle fleur, duchesse d' Angoulême enz. en het hinderde hem als iemand sprak van rennedors jutten en dergelijke benamingen. Toen hij nu voor het eerst zijn buitentje betrad en met den tuinman door den boomgaard wandelde, wees hij op een pereboom en vroeg wat dat voor een soort was. „O, mijnheer," antwoordde de baas, „dat zijn beste winterjannen„En die appel boom?" „Dat zijn heerlijke kalfsbouten," werd hem ge antwoord. „En gindsche?" "Dat zijn kalejoppen.„ De benamingen behaagden onzen heer niets en hopende eenige andere te vernemen, die streelender waren voor zijn gehoor, wees hij op een perenboom in de verte. „Die mijnheer," zeide de baas, „dat is de beste boom uit den geheelen tuin; dat zijn rotneuzen." Mijnheer trok een knorriggezigt en op een kersenboom wijzende, kreeg hij tot antwoord, dat het lekkere „zwerende duimpjes" waren; „'t klonk niet fraai maar toch waren de namen passende en „de taal is gansch het volk." De heer G. te D. (D. ligt, gelijk G. zelf zegt, en wij gelooven hem gaarne, in den Achterhoek) heeft hier naar het ons voorkomt, een schromelijk misbruik gemaakt van het gezegde: „de taal is gansch het volk." Het Ilollandsche volk toch kan zeer goed zijn taal spreken, zonder daarom juist vies-klinkende namen te geven aan heerlijke vruchten. Of meent de heer G. te D., dat het zoo passend is, een saprijke peer „rotneus„, of een vleezige en blozende kers „zwerend duimpje" te noemen? Er zijn in Nederland ouder de priesters van Pomona, de godin van het ooft, mannen, te beschaafd, om zich een onwelluidende taal te laten opdringen door „achterhoekers." Dat men Fransche namen weert, is uitstekend, maar inen vervange ze niet door leelijke Ilollandsche. Onze vorm moge ruw zijn, volgens G. te D., het is niet noodig, dat men aan tuiniers-knechts de zorg overlate, de vruchten en bloemen te noemen. Waarom zouden ook wij wat goed smaakt, welriekt en schoon is niet even goed in de Ilollandsche taal kunnen eeren, als de Franschen het in de hunne plegen te doen? In de Landbouw Courant van den 1 dezer werd gezegd, dat de hier te lande veelvuldig gebruikt wordende Maïzena als een geheim fabrikaat in den handel zou zijn gebragt en dat de voedingswaarde van het artikel ver onder die van tarwemeel zou staan. Men maakt er ons opmerk zaam op, dat de gegrondheid van deze uitspraak zeer betwistbaar is. De Maïzena is toch geen geheim fabrikaat, maar een zuivere zetmeelsoort, vervaardigd uit de beste maïs. En nu heeft o. a. de heer Max van Edijclc, bij een beschrijving van de analysen van maïs, door prof. Mulder en den Franschen scheikundige Paven, voorkomende in de Tijdspiegel van Augustus 1876, gezegd: „Indien wij het oog slaan op de stoffen, die in de maïs voorkomen, en vooral op de hoeveelheid zetmeel, eiwit en vet, dan moet het eenigermate verwondering wekken, dat men niet reeds vroeger en op groote schaal begonnen is, maïs te telen om er brood van te bakken." Verder leest men in de Huisvrouw No. 34 het volgend getuigenis van dr. J. Sasse, te Leiden: „Voor de fijne keuken verdient het in de laatste jaren ook hier meer en meer in gebruik gekomen Maïzena, als een zeer zuivere zetmeelsoort, alle aanbeveling en vooral ook omdat men daar minder eijeren en boter bij noodig heeft om het deeg te binden, hetwelk zoowel uit een economisch als gezondheids-oogpunt niet over 't hoofd gezien mag worden, omdat de van andere meelsoorten bereide gebakken, juist wegens het overvloedig gehalte aan eijeren en boter, een slootgravers-maag vereischen. Van alle uit de maïs (Turksehe tarwe) bereide en in den handel gebragte zetmeelsoorten, is mij geen zoo zuiver voorgekomen als het Duryeas Maïzena, waarvan de heer P. van Bindsbergen, te Rotterdam, hoofdagent voor de Nederlanden is. Alle andere aanbevolen soorten zijn, op zijn minst genomen, niet te vertrouwen, en vooral niet wanneer men weet, dat er vele vcrvalschte soorten onder den naam van Maïzena in den handel voorkomen. Wat het maïsmeel boven alle andere meelsoorten der graangewassen aanbevelenswaardig maakt, is zijn olie-gehalte, waarvan het ongeveer 8 pet. bevat." Sadowa, het paard door den Koning van Pruisen, Keizer Wilhelm, gedurende den veldtogt van 1866 veelal bereden en dat gedurende verscheidene jaren in den keizer lijken stal het genadebrood at, is dezer dagen gestorven. Het zal op Babelsbcrg, de buitenplaats des Keizers in den nabijhijd van Berlijn, een laatste rustplaat erlangen. In een Ilongaarsch stadje in de nabijheid van Pesth stierf onlangs de apotheker. De zaken werden door den provisor voortgezet. Eene dame uit de buurt had reeds lang een goed oogje op den provisor en was dikwijls pillen bij hem komen koopen. Thans, nu hij het beheer voerde in den apothekerswinkel, kwam zij hem nu en dan in het laboratorium gezelschap houden. Daar zaten zij op een goeden dag weder vertrouwelijk bij elkander, toen de kantonregter verscheen, om de nalatenschap van den over leden apotheker op te nemen en te verzegelen. De pro visor verschool zijne beminde haastig in eene kast, maar hoe groot was niet zijn schrik, toen ook op deze kast, waarin een zoo kostbaar kleinood verborgen was, de zegels werden gelegd. De regter stelde den provisor tot bewaar der aan en vertrok, nadat hij hem onder het oog had gebragt, dat op schending der zegels een zware straf stond. Men kan nagaan, hoeveel angst het minnende paar uit stond, totdat eindelijk de provisor de stoute schoenen aantrok, den kantonregter met de zaak in kennis stelde en van hem wist te bewerken, dat het zegel op de kast verbroken en de gevangene weder in vrijheid gesteld werd. De generaal Gourko, gouverneur van St. Petersburg, is een praktisch man. Hij ontving een brief, waarin hem werd aangekondigd, dat hij zou vergiftigd worden. Aan stonds liet hij zijn kok bij zich komen en zeide tot hem: „Gij ziet dien brief? Welnu, bij de eerste koliek, die ik krijg, laat ik u hangen." V isolilDerigteii. Gisteren en beden werd er veel scbelviscli (met de kor gevangen) aangebrogt. De prijs \vn3 zeer laag, namelijk f 3.50 ii f 4 per honderd, zoodat nu ook den arme zich van visch kan voorzien. Tong en tarbot is slechts in kleine hoeveelheid aangebragt enkele steuren, 2 kleine zalmen en een honderdtal harders ver meerderden de keuze in de vischsoorten. Geep wordt thans genoeg gevangen; de prijs is 1 2.50 f 3 per tui. Benoemingen, enz. Tot directeur der Pupillenschool is benoemd de kapt. P. Thijssen, van het 2de reg. infanterie. Staten-Goneraal. Tweede Kaïner. Zitting van Vrijdng 23 Mei. Ingekomen is een schrijven van de ministers van Waterstaat en van Financiën, de mededecling in houdende van de intrekking der Kanalen-wet. Op voorstel [van den heer de Biebeistein wordt besloten alsnog in de sccticn te onderzoeken de ontwerpen nopens het onderhoud en de subsïdiëering van monumenten. Vervolgeus komt aan de orde de difiuitieve begrootïng van het departement van Oorlog voor 1879. De heer de Bieberstcin ver klaart, tegen de begrooting te zullen stemmen, wegens het te boegc eindcijfer. Ilij merkt op dat voor Oorlog en Marine 's jaarlijks bijna 35 milloen wordt uitgegeven, d. i. een derde van 's lnnds inkomsten. De heer Caseinbroot dringt aan op hervormingen. Hij vraagt inlichting omtrent 's ministers plannen ten aanzien van opheffing der plaatsvervanging en de legerorganisalie bij de wet. Spreker staat voor de oprigting van een departement van de nationale verdediging, des noods met een civiel persoon aan het hoofd. De heer v. d. Sehrieck komt inzonderheid op tegen de al te dure opleiding van artsen, die 't land elk f 22,500 kosten. Het gebeurde met den officier van de wacht en den schildwacht te 's Hage wordt door den heer van Kerkwijk besproken en ten zccrsle afgekeurd als in strijd met de Grondwet. Door den minister van Oorlog wordt de begrooting verdedigd en daarbij hulde gebragt aan de groote talenten eu verdiensten van zijnen ambtsvoorganger, den heer de Roo van Alderwerelt. Het wetsontwerp lot regeling van het onderhoud van historische gedeukteekencn en het verleencn van subsidiën voor het onderhoud en de instandhouding van gebouwen, die oudheidkundige of kunst waarde hebben, luidt als volgt: Art. 1. Als historische gedenkteekencn, waarvan het onderhoud ten laste is van het Rijk, beschouwt de wet: de Gevaugenpoort te 's Gravenliage, het Slot Brederode, het Slot te Muiden, het Monu ment te Ileiligerlee, het Monument te Soestdijk, de Naald te Rijswijk, de Helpoort te Maastricht, den Kronenburger Toren te Nijmegen, den Kloostergang lo Utrecht, de voormalige Kerk te Veere, de Praalgraven van Vuderlnndscke Land- en Zeehelden, de aan het Rijk behooreude Hunnebedden iu de provincie Drenthe. Art. 2. Er kunnen door ons subsidiën worden verleend tot onderhoud en instandhoudiug van: het Raadhuis te Hcusdcn, den Toren te Hulst, de Kerk te Brouwershaven, de Groote of St. Bavokerk te Haarlem, de St. Janskerk te 's Hei togenbosch, de liooglandsche Kerk te Leiden, de St. Servaaskcrk te Maastricht, dc St. Janskerk te Maastricht, de Munsterkerk te Roermond, de Domkerk te Utrecht, de Nederlandsche Hervormde Kerk te Franeker, de geschilderde Glazen iu dc kerk te Gouda, de geschilderde Glazen in de kerk te Rijp. Art. 3. Geen subsidie ten behoeve van een dpr in hel voorgaand artikel genoemde voorwerpen kan meer bedragen dan tienduizend gulden in het jaar, noch langer dan gedurende tien jaren worden genoten. Het financieel onheil te Rotterdam. Men schrijft uit Rotterdam aan de Midd. Crt. „Bij al de berigten omtrent de zaak Pincoffs schijnt het buitennf nog weinig bekend te zijn, wat het onderlinge verband was tusschen de verschillende handelsondernemingen, waarvan Pincoffs het hoofd was, en in welke betrekking de firma's en financiëelc instellingen, die mede in moeijelijkbeden rerkccien, tot die ondernemingen stonden. Eenige mededeelingcn daaromtrent zullen dus waarschijnlijk niet onwelkom zijn. De Afrikaansche Handclsvereeniging was de voortzetting der handelszaken, vroeger door de firma Ken)ijk en Pincoffs gedreven. Het is niet onmogelijk, dat die firma reeds met een deficit zat, toen zij besloot eene naamlooze vennootschap op te rigten en voor rekening van deze den handel op de Afrikaansche kust voort te zetten. De firma Kerdijk en Pincoffs bleef intusschen naast de Vereeniging bestaan, en men mag wel als zeker aannemen, dat de beide zaken niet altijd, vooral wat de kas betreft, van elkander gescheiden zijn gehouden. Pincoffs was voorts president-directeur van de Rotterdamsche Ilandelsvereeniging, van welke president-commissaris was de heer Miillcr, president-directeur van de Rotterdamsche Bank, terwijl Pincoffs op zijne beurt een der oprigtevs cn commissaris was van die Bank. Al verder was Pincoffs directeur van de Ned.-Indische Gasmaatschappij, eu niet vele jaren geleden was hem in die betrek king zijn zoon, een pas gepromoveerd advocaat, als mede-directeur toegevoegd, op een tractement van f 5000. Aan het hoofd der Commanditaire Bankvereeniging, eenige jaren geleden met medewerking van Pincoffs opgcrigt, staat als eerste verantwoordelijke vennoot de lieer E. Rensburg, die op zijne beurt weder als commissaris met de Rotterdamsche Ilandelsvereeniging in betrekking staat. Tot c'e commissarissen van laatstgenoemde Vereeniging behoort verder o. a. de Amsterdamsche bankier Raphaël, zwager van Pin coffs, een ander der directeuren van de Rotterdamsche Bank, mr. van Weel, en mr. M. Mees, die ook commissaris is van dc Afrikaansche. Pincoffs nu heeft al die inrigtingen met elkander in naauwe financiële betrekking weten te brengen, om zoodoende de eene door de andere te doen steunen. Bovendien waren met zijne hulp opgerigt het handelshuis Iloynck en Piucoffs, waarvan een tweede zoon firmant, en het huis Symons Co., waarvan een neef van hem, de lieer Jijdels, een der firmanten was. Ook deze beide huizen heeft hij aan zijne belangen weten dienstbaar te maken, en het gevolg is geweest, dat beide thans mede in groote moeijelijkheden verkccren. Zijn zoon M. Pincoffs, lid der firma Hovnck en Pincoffs heeft nog van de laatste dagen vóór het vertrek der familie gebruik gemaakt om de firma voor aanzienlijke bedragen te verbinden en alzoo zijn compagnon in het verderf te storten. Wat wel het meest afschuw inboezemt voor Pincoffs Sr., is, dat hij zijne zoons tot schurken heeft opgeleid. Ook liet effectenkantoor Wed. Polak Zoon, waarvan de vroegere chef, thans commanditair vennoot, de heer Polak Kerdijk te Wies- baden. oom is van Pincoffs' compagnon en mcdepligtige H. Kerdijk terwijl, naar wij meenen, een der tegenwoordige chefs tot Pincoffs zelfs in bloedverwantschap slaat), heeft Pincoffs door beleeiiiugen als anderszins weten mede te sleepen. Ook andere familie-betrekkingen heeft hij trouwens niet gespaard. Onder hen, die bij zijn val aanzienlijke sommen te kort komen, noemt men zijn zwager, den bankier Raphaël te Amsterdam, en de familie Enthoven te 's Hage, die mede tol zijne bloedverwanten behoort. Zoo ook is de bankier Bauer te Londen, die in zijn val is medegeslcept, een lid zijner familie. Hij heeft niemand gespaard, vrienden noch verwanten. Zelfs dc lieden, die hij edelmoedig heette voort te helpen, waren, zooals nu blijkt, eenvoudig bestemd om, bewust of onbewust, zijne handlan gers en ten slotte zijne slagtoffers te worden." De heeren M. H. Huygcns, chef der firma Keurenaar Co. te 's Hage, cn C. W. Vermeulen, geëmployeerde bij de Bijbank der Nederlandsehe Bank te Rotterdam, zijn door den Iloogen Raad benoemd als deskundigen tot onderzoek der boeken van de Afrikaansche- Handelsvereeniging. De heer J, II. Kliitgen geeft in de N. Rott. Crt. den wensch lc kennen, dat in de aanstaande vergadering van aandeelhouders der Afrikaansche Ilandelsvereeniging de volgende vragen gesteld worden 1. Waard >or komt het dat commissarissen deze zaak niet hebben voorzien? 2. Wuren de gesloten leeningen wel iets anders dan consolideeringen van betaalde schuld? 3. Het kapitaal van de Afrikaansche Ilandelsvereeniging werd aanhoudend vergroot, de divi- dendeu bleven 8 a 10 pct„ terwijl de omzetten niet vermeerderden? 4. Waarom zijn nimmer de balansen iu de N. Rott. Crt opgenomen? De vcrvalsehingen moeten dateeren van af de vestiging der firma, de transformatie iu de nieuwe firma kon niets anders ten doel hebben als liet redden der firma? 6. Zijn de schulden der Afrikaansche aan de Rotterdamsche Bank, aan andere bankiers niet voor een groot gedeelte aan de Ilandelsvereeniging overgebragt? 7. Is vandaar waarschijnlijk bij de verslagen van verschillende linancicele instellingen de inventaris (specilique) achterwege gebleven 8. Is het uiet noodig, dut er eene commissie van rctrospektief onderzoek wordt benoemd, die de machinatiën der directeuren tracht na te gaan en te ont dekken, hoe zij hebben kunnen slagen commissarissen te biologeeren; eene commissie, die op de bovengestelde vragen, cn op nog andere van dien aard een beredeneerd verslag uitbrengt! In bet belang der publieke moraliteit acht hij liet benoemen eener dusdanige commissie dringend noodzakelijk. Wij staan nu, zegt hij, voor een publick schandaal, de publieke behandeling dier zaak zal wei- ligt voor sommige leden van het bestuur minder aangenaam zijn, niemand zal echter hunne goede trouw verdenken; noodzakelijk is het echter om het publick daardoor voor te lichten. Tegenover de insiiiuaticn van zeker deel der pers, dat tegen woordig met voorliefde spreekt van Pincofl's als „patroon" der Is. Rott. Crt., ontkent dit blad alle betrekking tot den gewezen directeur. „Ook wy." zegt de redactie, „hebben dien man om zijne groote gaven, om zijn zeldzamen ondernemingsgeest, om zijne stoute plan nen voor den bloei onzer stad, geëerd. Zijne braafheid te ver denken, bij wien kwam het op? Wij zijn, als duizenden, bedrogen, en de ontdekking trof ons dieper dan wij zeggen kunnen. Maar ons blad stond geheel buiten hem eu zijn invloed. Voor één aandeel (f 750) was hij in onze zaak betrokken. Op onze vergaderingen is hij in geen tien jaar gezien. Zelfs behoorde hij onder hen, die door advies en aandeel zich hebben beijverd om een concurrerend blad tegen ons op te rigten: en nog op dc jongste vergadering van het Rotterdamscli Nieuwsblad was hij het, die concurrentie tegen de N. Rott. Crt. het jonge blad met nadruk als taak en pligt aanwees. Onder de weinige dingen in onze stad, waar Pincoffs buiten stond, was ons blud. België. In den nacht van Woensdag op Donderdag heeft te Brussel een hevige brand gewoed, welke slechts door toeval geen inenschenlevens kostte. De brand ontstond in een magazijn van brandstoffen, spek, petroleum, enz., in één woord louter van ligt ontvlambare stoffen. De bovenver diepingen waren bewoond door verschillende huisgezinnen, wier leden op liet oogenblik van het ontstaan van den brand ten getale van 28 personen te bed lagen. Van dezen ontwaakten 17 bijtijds om door een verstikkenden rook langs de trap te ontkomen, maar weldra bereikten de vlammen eene kamer op de eerste verdieping, welke de eenige toegang was van vijf daarachter liggende kleine kamertjes naar de trap. In die kamertjes bevonden zich vier vrouwen cn zeven kinderen, die angstverwekkende kreten aanhieven. Zoolang* zij niet gered waren, mogt door de brandweer geen water worden gegeven, ten einde de rook niet nog te vermeerderen en de ongelukkigen daardoor aan den dood door verstikking bloot te stellen. Zeven moedige mannen gingen door de vlammen heen en hadden de vol doening alle 11 personen te redden. Drie der mannen, twee brandwachts en een particulier, echter wilden zich overtuigen, dat er geen menschen meer in het huis waren en keerden met dat doel terug. Maar toen zij het huis weder wilden verlaten, was hun de terugweg door de vlammen afgesneden. Half bedwelmd door den vorstikkenden rook zochten zij, in volslagen duisternis gehuld, daar hun brandlantaarn tengevolge van gebrek aan lucht was uitge doofd, een uitweg, toen de particulier in zwijm viel. De brandwachts pakten hem op, doch bezweken zei ven ook weldra. Een hunner viel echter gelukkig tegen een deur aan, die uit het slot sprong, waardoor de drie personen in eene kamer te land kwamen, waarin de rook nog weinig was doorgedrongen en die op straat uitzag. Een hunner kwam door den toevoer van versche lucht onmiddellijk weder bij, vloog naar het raam, sloeg het open en nu waren de wakkere mannen door middel van brandladders weldra gered. Toen zij uit het brandende gebouw te voorschijn gehaald werden, ging er een luid hoera onder de zaamgestroomde menigte op. De Koning heeft, bij het vernemen van de moedige daad der zeven redders, onmiddellijk 500 frs. gezonden om onder hen te verdeelen. De begrafenis van den heer Anspach, burgemeester van Brussel, heeft jl. Woensdag ten 2 ure plaats gehad. Zij werd bijgewoond door de burgerlijke en militaire autoriteiten, benevens ministers, deputatiën uit de Kamer van Afgevaardigden, het corps diplomatique, het Huis des Konings. Dc burgerwacht en detachementen van alle troepen waren onder de wapens. Talrijke particuliere ver- eenigingen hebben zich bij den stoet aangesloten. Deze vormde een indrukwekkend schouwspel, daar er omstreeks 15000 personen aan deel namen. De geestelijkheid ontbrak echter geheel. De burgemeester was, zooals men weet, een vrijdenker, en sprak nog onlangs in de Kamer van Afgevaardigden op krasse wijze zijn meening over kerk en school uit.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 2