Vrijdag «avond zelf getuige van den dood van een derde paard. Het arme dier was in den morgen reeds eenigszins onpasselijk, maar toch werd het met de andere paarden afgereden. Daar zijn toestand echter gaandeweg erger werd, bragt men hem uit het kamp, en toen ik tegen den middag nog eens naar hem kwam kijken, liep hij met verglaasde oogen en gezwollen zijden waggelend in de rondte, terwijl hij beklemd ademhaalde. De tusschen de tanden vastgeklemde tong hing hem uit den mond. Spoedig daarna viel hij op den grond en stierf, terwijl het schuim op den mond en in de neusgaten stond. Den vorigen nacht h.adden de lanciers een paard afgemaakt, omdat zij vermoedden, dat het de ziekte onder de leden had en Vrijdag verloren zij er weder een. Een voor de leger dienst bestemd, uit Engeland overgezonden muildier stierf te Camperdown aan dezelfde kwaal. Men vreest dat, ondanks de groote voorzorgen, er menig cavaleriepaard zal vallen, eer zij hier geacclimatiseerd zijn. Onder de voorzorgen is er een, die den Europeeschen lezer vreemd in de ooren zal klinken. De paarden dragen 's nachts respirators, bestaande uit flanellen zakken, die de neusgaten en den mond bedekken en hen verhinderen de schadelijke met smetstof bezwangerde lucht in te ademen, terwijl liet den dieren tevens onmogelijk wordt gemaakt, het met morgendauw bedekte gras te eten. De kolonisten houden dit kaatste voor hoofdoorzaak van de ziekte, doch er valt weinig met zekerheid van te zeggen. Toen de „Dioxgoon Guards" te Cato Maner gekampeerd waren, verloren zij een paard aan de gevolgen van een beet van een vergiftigen adder. Het dier stierf een half uur nadat het gebeten w.as en bij de lijkschouwing bleek, dat het vergif niet tot de inwendige organen was doorgedrongen en alleen het bloed had aangetast. Te 's Hage is langs offlciëlen weg berigt ontvangen, dat Lodewijk Pincoffs jl. Zaturdag te New-York is aan gekomen. Omtrent zijne aanhouding is nog niets bekend. Te Waalwijk loopt, volgens het Utr. Dbl., het gerucht, dat in het naburige 's Grevelduin-Kapelle een moord ont dekt zou zijn, die voor ongeveer 2* jaar geleden aldaar heeft plaats gehad en waarvan de dader, niettegenstaande de meest ijverige pogingen der politie en justitie, niet is bekend geworden. Thans wordt verhaald dat de man in kwestie, die gaarne zijn vrouw kwijt was, een ander voor f 25 heeft omgekocht om bedoelde vrouw te vermoorden, wat dan ook geschied is. Nu, zegt men, hebben de dader en zijne vrouw twist gekregen, omdat de kat een kuiken had gedood, en zouden aangaande dien voor f 25 gepleegden moord verwijtingen zijn gedaan, die ter oore der politie zijn gebragt. De zaak schijnt in onderzoek te zijn. De bekende wolmarkten te Veenendaal hebben weer een aanvang genomen. Onder den invloed van buitenlandsche markten zijn de prijzen laag; men besteedde jl. Dingsd.ag f 90 a 1.25 per kilo voor Betuwsche wol. De Arnh. Crt. wijst er op, dat met den val van de Afrikaansche Handelmaatschappij thans in Nederland iets is gebeurd, wat wij in een betrekkelijk klein aantal jaren in de meesten onzer buurtstaten hebben zien gebeuren: een van die kolossale bedriegerijen en opligterijen, die bijna als nationale rampen beschouwd kumien worden. Dat thans hier te lande eens gebeurd is, wat elders meermalen gebeurd is en gebeurt, is op zich zelf niet verwonderlijk. Er bestaan daarvoor algemeene oorzaken. Reusachtige ondernemingen op te zetten is een kenmerk van onze dagen, „O, voor mij gaf de moestuin genoeg en onze jongen daar, die lust nog geen varkensvleesch, en zoo heb ik met het varken op jou gewacht. Nu zal het ons goed smaken en je zult weer vrolijk worden, je beul weer thuis, Goddank! Goddank!" Ja, 't was zoo, alles was heerlijk in orde. Frans mogt de eerste dagen nog niet aan 't werkhij bragt bezoeken in de buurt en zat bij den haard en moest vertellen, maar hij zat ook wel eens stil voor zich uit te staren. Dan liep hij langzaam over de in den herfsttooi gedoschte velden, beschouwde den omtrek het lieve tehuis en ademde met lange teugen dc frissche berglucht in. En dan zat hij in zijn huisje en wiegde het kind en keek het met stille liefdevolle blikken aan en volgde zijne vrouw met de oogen, terwijl zij zich met huiselijken arbeid in de kamer onledig hield. Als echter het eten op tafel stond, keek Frans er met weemoe digen blik naar en zeide: „Ik weet niet hoe het komt, maar ik heb mij zoo lang verheugd op den kost tehuis en nu heb ik toch geen honger Op den vijfden dag na zijn terugkeer bleef hij te bed. De uit putting, tengevolge van de ongehoorde vermoeijenissen in het vreemde land, nam, niettegenstaande rust en verpleging, snel toe. Op den zevenden dag schreef de doctor bouillon voor. „Hoe gaat het er mee?" vroeg de vrouw met bevende stem aan den doctor. „Tegen dat we volle maan hebben kan de toestand wel veranderen." Zij vroeg niet verder. „Vrouw!" vroeg de zieke nu en dan, „geef mij den jongen nog een poosje bij me in bed Zij deed het en liep naar buiten en snikte in haar voorschoot. Hij kuste zijn kind en sprak het toe: „Wij mogen niet zamen blijven. Ik zou ook wel willen vertrekken, «als ik maar ééne zaak wist. Als ik maar wist, dat het beter zou worden en dat jij, lief kind, ook niet eenmaal verpligt zult worden je leven op te oil'eren voor eene zaak, die eene onregtvaardigheid is voor God en de menschenbij mijne zaligheid, ik zou je wel bij mij willen houden, lieveliug, om je met mij in 't graf te leggen!" „Beste Frans," zeide dan de vrouw, als zij weder in de kamer kwam, „geef mij den jongen. Je windt je te veel op." „Daar, neem hem, moge het een brave knaap worden!" Op den tweeden Maandag was het volle maan. Dc zieke voelde zich wat opgewekter. Hij at met smaak een weinig wijnsoep en sliep toen verscheidene uren rustig. Den volgenden morgen te vier uur sloeg zijn sterfuur. Zijne vrouw hield zijn hoofd in haar arm en sprak hem met hare lieve, zachte stem troost in en zeide, dat het maar eene be nauwdheid was, die over zou gaan. Zij wisten beiden wel, dat het de doodstrijd was, maar hij blikte haar toch dankend aan voor hare bemoediging en met de oogen op haar gelaat gevestigd, ontsliep hij. Zij gaf een hartverscheurenden gil en zakte ineen. Gij, magtigen der aarde, die den oorlog hebt begonneu, vlugt naar het volle gewoel der wereld, want in een eenziam, stil uur zou alligt de niet te versmoren kreet der weduwe uw menschelijk lnrt doen verschrikken Frans hebben zij begraven met veel eerbewijzen, alsof hij op het slagveld gevallen was. Terwijl deze regelen geschreven worden, vult de doodgraver de groeve met aarde en de klokketoonen klin ken over het dal. Zij klinken niet met den weemoedig, vriende- lijken toon van de streek, waarmede zij anders de rust van den levensmoede inluiden; zij weencn en klagen om een jong, onver hoeds aan het graf ten deel gevallen menschenleven en over dc tegenwoordige en toekomende ellende van een verwoest gezin. omdat in onzen tijd v.an internationaliteit, van vermenig vuldigd en versneld verkeer, van algemeenen omloop van kapitaal, al de middelen voorhanden zijn, om in liet groot te kunnen ondernemen en groote ondernemingen tot stand te brengen. Onze tijd is een tijd van speculeeren in het groot, en de grenslijn, die deze speculatie scheidt van zwendelarij, is uiterst smal. Menigeen is reeds aan den verkeerden kant gekomen en aan het zwendelen gera.akt, terwijl hij nog meende eene gewaagde maar geoorloofde speculatie te doen. Al die millioenen, die verloren maar ook gewonnen kunnen worden, verblinden de oogenen ver bijsteren de verstanden. Het grootsche van dit hazardspel doet voorbijzien, dat het hazard d. i. een ongeoorloofd spel is. Deze speelwoede is een epidemische kwaal van onzen tijd, en het ware een belagchelijk bijgeloof te ver wachten, dat Nederland alleen van deze algemeene kwaal vrij zou blijven. „Maar welk is, vr.aagt de A. Crt., het geneesmiddel dezer algemeene kwaalZijn de oorzaken weg te nemen en met haar de gevolgen? En, als men de oorzaken wegnemen kon, zou men dan niet tevens veel wegnemen wat aan de volken van onzen tijd bloei, welvaart en vroeger ongekende zegeningen verschaft? Laat ons daarin voorzigtig zijn. Wij zien nu de keerzijde van het grootsche werkwij zien, tot welke rampen het, verkeerd aangewend en misbruikt, voeren kan; inaar dit is geene reden en geeft ons geen regt terug te keeren tot de oude stelsels, vormen en toestanden van isolement, afsluiting en afschuw van alle groote en gewaagde ondernemingen. Dat hij die waagt, wint, is een Nederlandsch spreekwoord. Hij kan zekerlijk ook, in plaats van te winnen, verliezen; maar wanneer hij nooit iets durft wagen en geene enkele kans durft beproeven, zal hij zekerlijk ook nooit winnen en altijd in zijne middelmatigheid blijven voortsukkelen. Een groote catastrophe, gelijk die te Rotterdam, moet omzigtigheid en beleid, goed vooruitzien en ook vooral goed toezien in geldzaken leeren; maar nog veel heilloozer dan |de gx-ootste catastrophe zou de bekrompen «angstvalligheid werken, die nooit iets grootsch zou durven ondernemen, omdat naast de kansen van winst kansen van verlies staan." De Haagsche correspondent van de Arnh. Crt. de ramp te Rotterdam besprekende, besluit met de volgende regelen: „Nog een ander punt uit het verslag van de vergade ring der Afrikaansche Ilandelsvereeniging heeft mijne aandacht getrokken, en al ben ik niet de bevoegde persoon om dat te bespreken, wil ik het toch vermelden ter voor koming, dat het misschien het groote publiek uit de ge dachten gaat. De president der bijeenkomst van crediteuren bad o. a. gezegd, dat de directeuren sedert jaren vervalschte balansen hadden voorgelegd, waarop werkelijke verliezen in winsten werden omgetooverd. Een der aanwezigen vi'oeg nu, waarom de commissarissen der Maatschappij zeven jaren lang die valsche balansen hadden goedgekeurd, en voegde er bij: „Hunne goede trouw is boven verden king verheven, maar men zou hun dan een brevet van onbekwaamheid kunnen nïti-eiken. Ik vraag of er geen termen bestaan, commissarissen verantwoordelijk te stellen voor de schade, die crediteuren lijden Dit was natuurlijk niet zeer pleizierig voor de heeren commissarissen, die met de twee advocaten, zamenroepei's der bijeenkomst, in staat v«an penitentie «aan de groene tafel z.aten en geen woord antwoordden. Maar het antwoord, dat de crediteur van een der voornaamste en verontwaardigste advocaten uit Rotterdam, van tnr. J. O. Reepmaker ontving, w.as daarentegen allesbehalve pleizierig voor aandeelhouders en crediteuren van de Afi-ikaansche Handelsvereeniging in het bijzonder en van alle in Nederland bestaande naam- looze vennootschappen, die er commissarissen op na houden, in het algemeen. De heer Reepmaker zeide namelijk in antwoord niets meer of minder dan het volgende: „Ook ik ben commis saris van maatschappijen en ik moet verkbaren, dat wat hier gebeurd is ons allen kan gebeui-en. Veertien dagen geleden hield ik den thans voortvlugtigen man nog zoo eerlijk als de lieer K. (die de vraag gedaan had). Com missarissen hebben de taak toezigt te houden, en niet falsiteiten uit te vinden. Goede trouw woi'dt vooronder steld; voor valscliheid en stelen kunnen commissarissen niet verantwoordelijk gesteld worden." Uit een technisch- juridisch oogpunt mag deze beschouwing, althans het laatste gedeelte, juist zijn, maar dat ze geheel en al gegrond en waar zou wezen, is waarlijk voor de vader- landsche industrie niet te hopen. Indien het „toezigt" van commissarissen niet insloot het nasporen met alle hun ten dienste staande middelen naar de juistheid van de balans en de eerlijkheid van het beheer, dan zou men de commissarissen bij elke maatschappij op aandeelen kunnen ontberen. Het opmerkingen maken op een abuis in de optelling, het complimentjes en dankzeggingen uiten jegens het bestuur en dergelijke kan eene ter algemeene verga dering benoemde commissie tot onderzoek der balans, die bovendien geen evenredig deel van de winsten opsteekt, oppei-best. Wanneer een toezigt, dat in den i-egel flink betaald wordt, niet preventief is, beteekent het niets. Uit de verklaring nu van mr. Reepmaker, zelf commissaris van maatschappijen, blijkt duidelijk, dat in de praktijk het toezigt van commissarissen in deze termen valt. Hoort het, o, aandeelhoudei*s, en doet er uw voordeel meê! Verkoopt gerust uwe aandeelen in de naamlooze vennootschappen, voor zoover ge u van den staat harer bezittingen en de eerlijkheid van haar bestuur niet zelf met eigen oogen overtuigen kunt; belegt liever uw geld in effecten van constitutioneele Staten, welker landsverte- genwoordiging eene controle op de financiën uitoefent, die grooteren waarboi'g geeft dan het illusoir toezigt der commissarissen uwer maatschappijen. En wanneer men u dan verwijt, dat ge geen geld overhebt voor „nationale handcis- en nijverheids-ondernemingen," beroept u dan gerust op de woorden van mr. J. C. Reepmaker." Bij het aanbesteden van het maken van de aardebaan, de kunstwerken, den bovenbouw enz., voor den spoorweg GorinchemGeldermalsen, waren de minste inschrijvers de heeren Dekker te Dordrecht en Wolzak te Feijenoord, voor f 1,676,800, Te Oosterwolde heerscht eene ziekte onder de schapen, en vooral onder de beste. Binnen weinige uren zijn ze dood. Oude veehouders weten niet welke ziekte het is. De aannemer T. H. te Noordhorn was ontevreden over een raadsbesluit der gemeente Zuidhorn, in betrekking tot een door hem gebouwde school en toen hij den 26 Fe- bruarij jl. den burgemeester, den heer E. Buttinger, op den straatweg ontmoette, voegde hij dezen verschillende beleedigende uitdrukkingen toe, o. a.: „die zes gulden heb jij me afgezet; in den raad is dit niet besloten, gij hebt er later bijgekrabbeld." De regtbank te Groningen ver oordeelde hem deswege tot 15 dagen celstraf, van welk vonnis hij in hooger beroep is gekotnen, en nu heeft het hof «aldaar hem jl. Zaturdag tot 2 maanden celstraf ver oordeeld. Over de vriendschappelijke gezindheid der Atsjinezen kan men oordeelen uit de volgende oi'der, door den bevel hebber uitgegeven „Geen schildwacht op post in onze bivaks, versterkingen of établissementen mag een Atsjinees met geweer, lans, klewang of rentjoeng (grasmes) gewapend tot op minder dan 10 passen laten naderen. Op waar- scliuwing zullen de wapens moeten worden afgelegdwordt daaraan geen gevolg gegeven, dan is de schildwacht op post verpligt hem neer te schieten. De wapens worden ingeleverd in het mag«azijn van oorlog te Kotta Radjah. Alleen de hoofden hebben vergunning een zijdgeweer in den gordel gestoken te behouden. In geen geval mogen zij er mede in de hand loopen." De grootste boerderij der wereld, wat den graanbouw betreft, zal wel Gondin zijn, bij de stad Jargo (Vereenigde Staten van Noord-Amerika). Zij beslaat 40,000 acres, en ligt aan de Roode Rivier. Zij is verdeeld in vier hoofd- afdeelingen, heeft woning voor alle arbeiders, opzigters enz., voorraadschuren, werkplaatsen ter vervaardiging en herstelling van alle landbouwgereedschappen en werktuigen, stalling voor 200 paarden en uitgestrekte magazijnen voor graan. De eene helft wordt voor den graanbouw gebruikt, de andere voor de veeteelt. Het zaaijen geschiedt door 70 a 80 man, het oogsten door 250 a 300. De zaaitijd begint 9 April en duurt een maand; de oogst begint omstreeks 8 Augustus en is tegen 1 September afgeloopen. Het dorschen volgt spoedig met 8 machines. Daarna wordt er weder geploegd, en wel met ploegen door drie paarden getrokken en die gelijkertijd twee voren inaken. Tot November wordt de bearbeiding van den grond voortgezet. De gemiddelde opbrengst dezer boerderij is 20 a 25 bushels van ruim 36 liter per acre. Te Berlijn komen, evenals in Amerika, al meer en meer papieren tafellakens in zwang, die zeer goedkoop zijn en ook, naar de Huisvrouw opmerkt, voordeeliger uitkomen d.an do wasch. De predikant van Oosterwolde wordt door zijn gemeente-leden op de handen gedr.agen, daar hij.... zich dezer dagen verwondde en nu niet naar de kerk loopen kan, maar daarheen gedragen moet worden. „Zij hebben mijne schilderij geweigerd," zeide iemand tot zijn vriend. „Dat verwondert mij niet! Er stond niets op het doek." „Ik ben een nihilistisch schilder." Mevrouw en mijnheer stonden gereed om te gaan w«andelen. „Och, kijk eens even of mijn japon nog sleept," vroeg mevrouw, „ik wou haar graag goed opnemen, want het stuift zoo." Mevrouw trok haar japon in den sleep drager op en mijnheer maakte de opmerking: „Als de dames haar japon toch niet laten sleepen, waarom dan dien ballast er a.an?" Men ging op weg. 't Duurde niet lang of mevrouw's voet zwikte en ze greep mijnheer krampachtig vast. Dat herhaalde zich eenige malen. „Wat scheelt er aan," vroeg mijnheer, je dreigt telkens te vallen?" „Och, niets," was het antwoord, „ik denk, dat die hakken van die nieuwe schoenen wat hoog zijn; ik zal er een stuk af laten nemen." „Wat doe je ook met die malle bakken. Eerst moeten de dames ze hebben en dan kunnen ze er niet op loopen. t Is trouwens geen wonder. Laat ze maar spoedig afne men, anders krijg je een ongeluk." De wandeling werd voortgezet. Eensklaps bleef mevrouw voor een winkel staan en zeide: „Och, wacht even, ik wou daar zoo'n ding koopen om mijn hoed vast te zetten." „Je hoed vast te zetten?" „Och ja, die valt telkens achterover, maar ze hebben daar een soort naalden voor om ze vast te zetten, die schuift men er onder." „'t Is mooi! Japonnen met sleepen die niet mogen sleepen; schoenen met hakken, die er moeten worden af genomen en hoeden die achter op het hoofd moeten zitten, maar niet mogen afvallen!" „Ja, dat is nu eenmaal de mode!" Zullen de verstandige vrouwen van den nieuweren tijd zich dan altijd blijven bukken onder de heerschappij eener onvruchtbare dwingelandij? (Rott. Nbld.) V isotitoeristen. De schelvisclxvisscherij is beduidend verminderd; heden werden slechts enkelen «aangebragt, a f 7 't honderd. llog is door de Zuidwal-korders aangebragt; zij gold gemiddeld 35 cents per stuk. Tongen, tarbotten en ponen gretig van de markt genomen tot hooge prijzen. Scholletjes zijn erg klein; zij gold f 2 a f 2.10 per mandje. Geep is weinig gevangen. De Urker cn Enkhuizer visschera gaan «allen met de feestdagen naar huis. Benoemingen, onz. Met ingang van 1 Julij a. s. wordt aan den heer H. P. Winkel man, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als burgemeester van Vlissingen. De luit, ter zee 1ste kl. J. A. Willink Ketjen, behoorende tot de rol van liet wachtschip alhier en gedetacheerd bij de Marine- torpedodieust, wordt met den 31 dezer op non-activiteit gesteld. De luit. ter zee 2de klasse D. Stolp, dienende aan boord van liet artillerie-instructieschip het Loo, wordt met den 30 Junij a. s. op non-activiteit gesteld en met den 1 Julij vervangen door den luit. ter zee 2de kl. C. J. de Vriese, van het fregat Evertsen. Ter vervtinging van laatstgenoemden officier wordt bestemd de luit. ter zee 2de kl. G. 11. Thomassen a Thucssink van der Hoop. De off. van gez. 1ste kl. W. T. Clous wordt met 1 Junij a. s. geplaatst in de rol van het wachtschip alhier en gedetacheerd aau boord van de instructiebrik Urania. Met ingang van den 1 Junij a. s. wordt op pensioen gesteld, voor den tijd van vijf jaren, de off. van «adm. 3de kl. G. A. Zeegers, wegens ongeschiktheid voor de militaire dienst, tengevolge van in, doch niet door de dienst ontstane ligchaamsgebrekeu, «ad f 700 's jaars. Tot off. van adm. 3de kl. wordt met ingang van 1 Junij a. s. I bevorderd de scheepsklerk F. D. van Genderen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 2