HELDERSOHE EN NIEUWEIMEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands NooiMwartier. 1879. N°. 69. Zondag 8 Junij. Jaargang37. Q><$P O W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Znturdag namiddag. Abonnementsprijg per kwartaalJ 1.30. p p franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: illlLFJPLEIi\ N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. De kiezers worden wederom geroepen tot vernieuwing van de helft der Tweede Kamer. Aan hun is de directe keuze verzekerd voor de eene helft, de indirecte door de benoeming def Provinciale Staten voor de andere helft der wetgevende magt, waarvan de regering de goedkeuring en medewerking behoeft bij de vaststelling van alle wetten, bij de vaststelling van alle uitgaven voor de huishouding van Staat en van de wijze waarop die uitgaven gedekt moeten worden. Van hen hangt derhalve ook af, in welke rigting het schip van Staat zal gestuurd worden, de rigting van stilstand of van vooruitgang, van vrijheid op elk gebied of van beperking en overbodige regeringsbemoeijing, van ijver of van laauwheid voor volks ontwikkeling. Gewigtig voorregt dus bij de grondwet den kiezers geschonken, gewigtige belangen, hun toevertrouwd, maar ook gewigtige taak hun te vervullen gegeven, ernstige pligt om zich van die taak welberaden te kwijten, niets dan liet welzijn van het vaderland, dat ons zoo lief is, voor oogen houdende. Mr. J. L. de Bruyn Kops, wiens mandaat als volksver tegenwoordiger eerlang ten einde loopt, wordt door de Centrale Kiesvereeniging in het hoofd-kiesdistrict Alkmaar opnieuw als zoodanig aanbevolen. Of hij zulks verdient? In de vergadering der vereeniging werd uitdrukkelijk betoogd, dat er niet écne reden is, waarom de heer d. B. K., die in geen enkel opzigt het vertrouwen zijner kiezers verbeurd heeft, niet opnieuw candidaat zou gesteld worden, en was dan ook van eenige andere candidatuur geen sprake. Als afgevaardigde is hij trouw gebleven aan de zaak van vrij heid en vooruitgang, trouw aan zijne overtuiging, onafhan kelijk zijne stem uitbrengende, niet vragende wat zijnen kiezers aangenaam was maar wat zijn geweten hem voor schreef; niet blindelings met de regering meegaande en liet belang zijner partij zwaarder doende wegen dan liet belang des lands, dan wat eigen overtuiging hem als waar en regt deed kennen, maar evenmin zijne eigene meeningen halstarrig staande houdende ten koste van verdeeldheid onder de partij welke hij is toegedaan, ten koste van de waardigheid van het gezag, van de bestendigheid der regering; het beste trachtende, maar ook het goede najagende en aannemende, waar het beste onbereikbaar blijft. Terègt werd in de vergadering der kiesvereeniging opgemerkt, dat van geen enkel onzer afgevaardigden beter bekend is, wat bij denkt en wat hij wil, dan van den heer d. B. K. Niemand heeft zooals hij zijne gevoelens te boek gesteld in zijn Leerboek der Staathuishoudkundeniemand blijft zoo, bij de wisseling der tijden en de veranderde omstandigheden op menig gebied 3) HET IIIII8 I\ DE DEIUiKLOOF, door BALDUIN MOLLHAUSEN. (Vervolg.) De bruine Kerdel had des voormiddags een weg van twee uren afgelegd, nu eens loopende door bosschen, dan over velden, dan weder langs den bekenden landtong aan de voeten van zicli ver uitstrekkende duinenreien, vervolgens door streken die schaarschcr niet bosschen waren bezet, en eindelijk lag liet kleine visschersdorp voor haar. Eer zij het dorp ingang, wendde zij zich zijwaarts naar de zee, die zc van uit haar eenigszins verheven standpunt tot aan de kloof, waar zy huisvesting vond, overzien kon. Op dit oogenblik regende het nog niet, maar ze moest bekennen, dat ze in bare verwachting van een droogeu dag te zullen genieten, bitter teleurgesteld zou warden, want de lucht werkte cn werd steeds dikker in die richting, waarin de wind landwaarts dreef. I)e booten op het strand had men omhoog getrokkengeen enkele visscher was naar zee. De branding daarentegen was op deze beschutte zijde van den landtong zeer matig, ten minste niet zóó, dat een goed geoefend schipper zich aan waaghalzerij schuldig maakte, als hij met zijn boot naar zee giug. Dat alles overlegde Kerdel met kalme bedaardheid. In hare donkere oogen drukte zich eene heimelijke vreugde uit, die zij hij den aanblik van de woelige watervlakte gevoelde. Onwillekeurig wierp ze haar hoofddeksel terug en haar bevallig gelaat naar den wind keerende, scheen ze roet wellust de koele, zachte lucht in te ademen. Daar een rukwind haar schoudermantel afrukte en hare kleederen heen eu weer deed (ladderen, kwam de omtrek van haar gestalte voor den dag, welke men met die van eene zeegodin had kunnen vergelijken. Voegt men daarbij de trotsche houding, den rustigen blik eu den gelaatstrek, die om den lieftalligen mond speelde en een gevoel van eigenwaarde aauduidde, dan was het niet te verwonderen, dat de jonge mannen van wijd en zijd gaarne raijleu weegs aflegden om een vriendelijk woord van haar lippen op te vangen. Na alzoo een poos te hebben rondgestaard, ging ze naar den dichtbijzijnden, kleinen tuin, waarin, omgeven door verscheidene vruchtboomcn en omvangrijk kreupelhout, een huisje of hut gelegen was, waarvan de wanden uit leem saarogesteld en in onderscheidene vakken afgedeeld waren. De aanblik van dit eenvoudig tehuis, verzachtte deu trotschen trek om hare lippen. Voor het eenige venster, dat in de hut gevonden werd, bleef ze staan. „Moeder Seger, daar ben ik!" riep zc door de kleine glasruiten naar binnen en trad snel op de huisdeur loe, waarvan de bovenste helft openstond. Gemakkelijk lichtte zij den klink van de ouder deur op en begaf zich door een nauw voorhuis naar de deur der kamer, waar ze zoo even door het venster geroepen had. «Ja, moeder Seger, daar beu ik, herhaalde ze binnentredende en plaatste tegelijk haar handkorfje op den naastbijstaauden stoel. „Ik vrees echter, dat het weer me vandaag niet getrouw blijft. De lucht ziet er allesbehalve goed uit eu, zoo ik in mijn leven ooit druipnat zal regenen dan geschiedt het stellig vandaag." „Kerdel! komt ge hierheen trots weêr en wind?" vroeg de oude van volkswelvaren, zijne gevoelens uitspreken als liij in zijnen maandelijks verschijnenden Economist. Niemand maakte dan ook zooals hij eene voortdurende studie van onderwerpen van landbouw, nijverheid, fabriekswezen, handel, scheepvaart, visscherij, verkeer, tarieven en belastingen; anderen mogen specialiteiten zijn in dit of dat van al het genoemde, niet één overziet als hij al deze zaken in haar onderling verband. En laat hij niet in elke zitting der Kamer zijne stem er over hooren, behoort hij niet tot de immer sprekende Kamerleden, zijne adviezen over genoemde onderwerpen, zijne voorlichting en zijn arbeid in de afdee- lingen worden door zijne medeleden op den hoogstcn prijs gesteld. Inderdaad, het kiesdistrict Alkmaar mag er roem op dragen, dezen kundigen en uitstekenden man gebragt te hebben opt de plaats, waar hij zoozeer tehuis behoort en nuttig is. En om wat hij is èn om hetgeen hij gedaan heeft, moet dat kiesdistrict er ook prijs op stellen, hem op nieuw in 's Lands Vertegenwoordiging zitting te doen nemen. En toch zijn er kiezers, die er anders over denken, toch zal de heer d. B. IC. niet met algemeene stemmen herkozen worden, toch is er nog een andere candidaat gesteld. Eenige personen, zich noemende „het Bestuur der Alge meene Kiezersvoreeniging," bevelen als Afgevaardigde voor ons district aan den oud-minister van Binnenlandsche Zaken mr. Heemskerk; voor „dien bekwamen Staatsman" vinden zij gronden van aanbeveling „in deze zoo ernstige tijden, waarin nieuwe belastingplannen meer dan ooit aan de orde komen en het financiewezen zoozeer op den voorgrond treedt." Het is zeker geoorloofd deze gronden te beoordeelen en dan springt hunne zwakheid onmiddellijk in liet oog. Welke bekwaamheid de oud-minister ook moge bezitten, als financiëele specialiteit is hij nog nimmer genoemden hij zelf zou de eerste zijn om te erkennen, dat hij in zake financiën en belastingen de mindere is van den heer d. B. K. Of moeten de kiezers door het schrikbeeld „belastingen" angstig gemaakt en in den waan gebragt worden, dat de heer Heemskerk, in de Kamer zitting krijgende, de voor gedragen efFectenbelasting zal kunnen weren, dat hij een middel zal weten om in het tekort op de Staats-uitgaven te voorzien zonder invoering van eene nieuwe of verhoo ging van eene bestaande belasting? Maar ook afgezien hiervan, zou de terugkeer van den heer Heemskerk in de Tweede Kamer voor den goeden gang der werkzaamheden van die vergadering niet wen- sclielijk zijn. Oud-ministers plegen in den regel niet on bevooroordeeld te zijn, veeleer zijn zij allerlastigste struikel blokken voor hunne opvolgers. Hunne inzigten hebben visscliersvrouw, over wier witte muts een rouwsluier liing. Zij wendde pogingen aan om zich van haar houten armstoel op te richten, doch werd daarin door Kerdel verhinderd, die hare beide handen vatte en op vriendelijken toon zeide: „Blijf zitten, moeder Seger! 't Is echter een goed teeken, dat ge uwe voeten weder eenigszins tot uw dienst hebt; het moet dan zeker iets beter met u gaan." „Nu ja, erger is het niet, wel een weinig beter," antwoordde de visschersvrouw met een smavtelijken glimlach op het door hart zeer en kommer verwoeste gelaat. „Geheel goed zal het wel nooit meer met mij worden en, wat den arbeid betreft, die zal wel voor altijd gedaan zijn. Als men zoolang nattigheid cn koude verdragen heeft en de jicht zich dan bij oude lieden doet gevoelen, baat de hulp van een doctor niet veel meer. Mijn man waarschuwde mij dikwijls, als ik met hem naar buiten wilde gaan en thans, nu het te laat is, zie ik in, dat hij volkomen gelijk heeft gehad. O, als hij nu nog leefde Kerdel nam op een stoel naast hare vriendin plaats, greep weder hare hand eu zeide troostend: „Voorzeker is liet voor u een groot ongeluk, dat uw man stierf, maar verlaten en ellendig zijt gij daarom nog niet. Op kwade dagen volgen meermalen goede en onze vriendschap is een te oude, dan dat wij elkander vergeten kunnen. In mijn korfje zijn onderscheidene dingen, die u goed zullen doen. Bovendien zijt ge niet meer alleen aan vreemde lieden overgelaten," voegde zij er bij, toen ze bemerkte, dat heldere tranen over de wangen der oude vrouw rolden. Daarop zag ze om zich heen, alsof ze vreesde te veel gezegd te hebben. „Neen, ik ben niet meer alleen," herhaalde moeder Seger, „en het is een genade des hemels, dat mijn zoon naar huis terugkeerde. Helaas! hij kwam echter niet vroeg genoeg om zijn vader de oogen toe te drukken; slechts vond hij zijn graf, eene zieke moeder en zóóvele schulden, dat zijne zuinig opgespaarde penningen nog geen vierde gedeelte daarvan konden dekken. Het zal nog een geruimen tijd duren, voordat hij onder mijn dak een vrijheer zal zijn. Doch laat ik tevreden zijn; het had veel erger kunnen alloopen, daar niemand wist, waarheen een brief te zenden, die hem in handen zou kunnen komen. Hij had een voorgevoel, dat bij naar huis terug moest keeren en nam in China een huur op een naar zijn vaderland vertrekkend schip. Thans verdient hij bier, cveu als zijn vader, tamelijk zijn brood en neemt zijn bedrijf zoodauig waar, dat niemand het hem zal verbeteren. „Ik weet het," antwoordde Kerdel haastig; dikwijls heeft hy mij van bier naar de kloof overgevaren. Vandnag zal bet echter hoogst- bezwaarlijk zijn; de zee stelt zich aan als een eigenzinnig kind en op de golven verloonen zich kappen, nog witter dan de uwe." „Vrees niets," antwoordde de oude vrouw en in hare oogen vertoonde zich iets, dat hare voorliefde voor het element, waaraan zij zoo langen tijd hare verdiensten en haar onderhoud te danken had, te kennen gaf. „Bertus heeft het varen wel geleerd toen hij nog op zee rondzwierf; niemand weet beter dan hij, eene stortzee het hoofd te bieden. Als iemand u behouden naar huis kan brengen, waarlijk, dan is hij het. Bovendien gaat de wind tegen den avond gewoonlyk liggen." geen bijval gevonden en Kunne plannen hebben schipbreuk geleden, zoodat zij plaats moesten maken voor andere Staatsmannen, die beter in overeenstemming zijn met de bedoelingen van de meerderheid der Vertegenwoordiging en ilus van de meerderheid der kiezers. En gelukt het hun, weder in de Kamer zitting te verkrijgen en te staan tegenover hen aan wie zij het gezag moesten overgeven, dan is het niet vreemd, dat zij blijk geven van groote prikkelbaarheid, dat zij niets kunnen goedvinden van het geen anderen doen, dat spijt en wrok bij het uitbrengen hunner stem niet steeds onderdrukt worden, dat zij het rigtig bestuur hunner opvolgers en het werk der wetgeving stelselmatig belemmeren en tegenhouden. Is dit in het algemeen waar, van den heer Heemskerk bovenal zou een terugkeer in de Kamer eene ramp mogen heeten. Welke bekwaamheden hem inderdaad eigen mogen zijn, ongetwijfeld bezit hij tevens ook eene genoegzame mate van eerzucht om hem te doen trachten, door het lidmaatschap der Kamer ten derden male eene plaats te verwerven aan de tafel der ministers. En dit juist zou eene ramp zijn, waarvoor men het Vaderland moet trachten te behoeden. Wat zijne staatkundige rigting aangaat, is de heer Heemskerk een der weinige overblijfselen eener nim mer bijzonder talrijke, maar steeds zeer stoutmoedige partij, die wel steeds hoog opgaf van hare liefde voor Koningen Vaderland, maar overigens twijfelachtig bleef in het aan wijzen van hetgeen zij wilde en bedoelde; die teerde en speculeerde op de grieven Aan ultramontanen en anti revolutionairen, waarvan zij de opheffing beloofde zoolang zij niet regeerde, om deze belofte te vergeten zoodra zij de regering vermeesterd haden die, nu die haar vroeger behulpzame partijen haar spel doorgrond en zich op eigen voeten gezet hebben, gebleken is niets geen weerklank te vinden in den laude en slechts te bestaan uit een klein hoopje, eendragtig niet zoozeer in afkeer van het liberalisme, als wel van liberale ministeriën. Want de conservatieven weten en ondervonden het, Nederland kan zelfs door hen niet anders dan in liberalen geest geregeerd worden. De heer Heemskerk, de stemming der natie miskennende, heeft tot tweemalen beproefd of het ook anders mogelijk ware. Toen hij als minister het met de Tweede Kamer niet eens kon worden, lokte hij van den Koning een besluit tot hare ontbinding uit; en toen de kiezers de Kamer in het gelijk, den minister in het ongelijk stelden, wist de halsstarrige man, als dreef hij den spot met den zoo duidelijk ver klaarden wil der natie, eene tweede ontbinding te bewerken, door de kiezers op zulk eene wijze beantwoord, dat hem „Wij zullen zien," antwoordde Kerdel overwegend, ofschoon een tocht in eene boot op de stormachtige zee haar volstrekt geen angst inboezemde. „Het is waar, tot het laatste oogenblik mag ik niet wachten, daar ik anders genoodzaakt zou kunneu zijn om den verren landweg in den nacht te voet af te leggen. Ofschoon het volle maan is, geeft mij dat niet veel, daar de lucht zoo dikbe- wolkt is, dat het schijnt, alsof de maan met een wollen deken overtogen is. En wie weet wanneer uw zoon terugkeert." „Vroeg genoeg," antwoordde moeder Seger, „hy moest niets van de eerlijkheid van zijn overleden vader en van de dankbaarheid zijner moeder geërfd hebben, al? hij eene minuut verzuimde om u van dienst te zijn. Stormt het evenwel zóó, dat de boot niet naar zee kan gaan, of dat er gevaar aan verbonden is, dan gaat ge toch niet alleen door het bosch, maar zal Bertus u geleiden tot vóór de deur van uw huis." „Wat ik niet dulden zal!" viel Kerdel hanr bijna hefiig in de rede. „Neen, moeder Seger! ik vrees voor niets en behoef niemand te vreezen, al ware de nacht zoo donker als de buitenzijde van de boot mijns vaders. Hij zou vijf a zes ureu noodig hebben om den heen- eu terugweg af te leggen en vanwaar zou hij de kracht ontleencn om morgen zijn gewonen arbeid te verrichten?" „Kracht?" vroeg de oude vrouw met een opwelling van moeder lijke trots. „Bertus blijft altijd frisch en vlug. al ware bet ook, dat hij in eene week zijn bed niet zag. Ik. weet dit van hem zelf. Wil hij met u overvaren, dan kunt ge u gerust aan hem toever trouwen. Houdt hij daarentegen den landweg voor zekerder, dan gaat gij niet alleen van hier." Kerdel wilde eeu oogenschijnlijk ontevreden antwoord geven. Zij bedacht zich echter, veranderde van onderwerp en begon te vragen naar de huiselijke aangelegenheden van hare oude vriendin, terwijl zij hare zindelijkheid roemde „Voor dit alles zorgt Bertus," zeide moeder Segsr, haren zoon prijzende. Iiij heeft op zijne zeereizen orde en zindelijkheid geleerd cn weet zijne handen te gebruiken. Het doet mij wel leed, dat ik zijn schrobben en dweilen van den vloer moet aanzien, daar het vrouwenwerk is, maar hij zegt, dat het hem volstrekt niet moeie- lyker valt dan vroeger, toen hij iedcren morgen met zijn nuzhteren maag het dek moest schrobben, en dat hij het gaarne doet, omdat het hem dan altijd nog is, alsof hij zich aan boord bevindt. Ik moet dus wel zwijgen." „Die appelen daar, op dat vooruitspringende bed," begon Kerdel, aan het gesprek weer eene andere wending gevende, hoe vriendelijk zien ze op ons neer. Zie eens, die groote pijnappel heeft zich gesloten, dat voorspelt slecht weer." „Onze weorprofect," was liet antwoord van-moeder Seger, „heeft mijn man menigmaal ondervraagd vóór hij naar zee ging om zijn netten uit te spreiden. Bertus meent echter, dat dit voorteeken twijfelachtig is, maar omdat het aan zijn vader diensten heeft be wezen en deze het raadpleegde, beschouwt hij het als een heiligdom." Zoo praatten zij druk met elkander voort en hoe langer dit duurde, des te vertroostender werkte Kerdel's tegenwoordigheid op de oude vrouw. Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 1