HËLDERS€HE EN IMIEITWEDIEPER COURANT. Nieuws- en AlvertatieMad voor Hollands Noordertwartier. 1879. N". 71. Vrijdag 13 Junij. Jaargang37. Overlijden van Z. K. den Prins van Oranje. „W ij huldigen het goed e." Verschijut Dingsdap, Donderdag en Zaturdag namiddag. Ab mnemeutsprijs per kwartaalJ 1.30. franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN 1*°. 1«3. Prijs der Advertentièn: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. De Prins van Oranje is niet meer. Aan de ziekte, die hem voor eenige dagen overviel, overleed hij gisteren morgen ten kwart voor 11 ure te Parijs, in ruim 3Sjarigen ouderdom. De Koninklijke Familie, die in den laatsten tijd herhaaldelijk om den geopenden grafkelder te Delft heeft gestaan, lijdt door dit sterfgeval een zeer treffend verlies. Op dit oogenblik van smart en rouwe voor het Vaderland komt geen opmerking te pas over de redenen des Prinsen, om bestendig buiten zijn Vaderland te vertoeven. Wel mogen wij doen uitkomen, dat de Prins iemand was van groote geestes gaven en dat het daarom des te meer werd betreurd, dat hij zich genoopt gevoelde, elders zijn verblijf te kiezen. Voor Prins Alexander is het heengaan van dón door hein beminden broeder eene hoogst gewigtige gebeurtenis, en groot zijn de verwachtingen, waaraan hij zal hebben te beantwoorden als bij eens de taak, waarvoor zijn broeder zoo groote geschiktheid bezat, zal moeten vervullen. Zeker zal het overlijden van den Prins alom in het Vaderland met innig leedwezen zijn vei nomen. Gemeenteraad. Zitting van Woensdag 11 J u n ij 1879. Voorzitter de heer Burgemeester. Tegenwoordig 15 ledenafwezig met kennisgeving van verhinde ring de hccren Hugenholtz en van Veen. 1 )e notulen der vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd. Boor den Voorzitter wordt aan de orde gesteld de benoeming van twee hulpondcrwijzeresse», ter vervulling van bestaande vacaturen aan de gemeentescholen. Met algemccne stemmen werden gekozen de dames E. P. W. M. van Moorsel, te Tuiden en F. Eikma, te Mnkkum. Met eenparige stemmen werden vastgesteld eenige af- en over schrijvingen op de begrooling voor het dienstjaar 187S, 't geen noodig is tegen dat eerlang de rekening en verantwoording over dut dienstjaar wordt opgemaakt. Er wordt gelezen eene missive van mevrouw Hattinga Haven, houdende kennisgeving, dat zij bezwaar heeft tegen het aanvaarden der betrekking van regenlesse van het Algemeen Weeshuis, waartoe zij in de vorige zitting is gekozen. Aangenomen voor kennisgeving. Door den Voorzitter wordt ter tafel gebragt eene lijst van de geneeskunst-oefenaren in de provincie Noordholland, welke ter inzage voor de leden ter Secretarie zal worden nedergelegd. De zitting wordt hierop gesloten. 5) HET HllIS IN DE BERGKLOOF, door BALDUIN MOLLIIAUSEN. Vervolg.) De lucht was dichtbewolkt en voortdurend viel er een koude regen. De schaduw van den vallenden avond belemmerde het uitzicht in de verte, dat bovendien reeds door den regen zeer be perkt was. Toen de beide jongelieden het strand hadden bereikt, spreidde de zee zich als een hevig bewogene, duistere vlakte voor hen uit. De brauding was niet bijzonder hoog, omdat de golven door den wind van het strand afgedreven werden. Het met allerlei opgeworpen vuil bedekte strand bracht den indruk teweeg alsof de waterstand lager was geworden; slechts nu en dan kwam er een golf aanrollen. Berlus maakte daarvan gebruik om de boot, die met haar achtereinde op een plank rustte, vlot te maken. Op het oogenblik dat de boot door een golf werd opgeheven, sprong Kerdel er in. Bertus volgde haar en de roeispanen duchtig hanteerende, geraakte hij spoedig zoover, dat bij den mast opzetten en het zeil losmaken kon. Beschermd door de duinen van den landtong, be hoefde hij slechts tegen dc onregelmatige windvlagen te worstelen. Kerdel had op de achterste bank plaats genomen. Bertus plaatste zich nevens haar en greep het roer. Met de linkerhand hield hij den door een ring loopenden en tweemaal om een pen heenge- slingerden schoot. Langzaam, aan de onstuimige beweging van het water zich overgevende, dreef de boot zeewaarts. Plotseling trof haar een hevige windvlaag, waardoor zij geheel over zijde ging; daarop kreeg ze een vastere» koers en eenige minuten later was zij aan de volle werking van den wind prijsgegeven. „Het waait veel harder, dan ik verwachtte," aldus brak Kerdel het stilzwijgen af, nadat zij een korten tijd gevaren hadden en vestigde hare blikken uitvorschend op haar reisgenoot, die scherp over den boeg van het vaartuig heenzag. „Het zou veel erger moeten zijn, als het voor ons gevaarlijk werd," antwoordde Bertus, zonder de richting van zijn blik te veranderen. „Maar de branding daarginds?" „Ik breng u behouden op het drooge, Kerdel, en betreur het, dat het niet harder waait. Als de zee zich in brandende zwavel veranderde, zou het de moeite waard zijn." Er lag in de stem van den jongman eene eigendom melyke uit drukking, die Kerdel niet alleen bevreemdde, maar ook beangstigde. Daar het zwijgen te midden van het zich van lieverlede in duisternis hullende en woedende element nog pijnlijker werd, zeide ze na een kort gepeins: „Wij hebben meermalen dezen weg bevaren, toen ik nog een kind was, maar boozer weer hebben we nooit gehad. Ik kan het u aanzien, dat ge u inspant om den koers te houdeu. Het zou beter geweest zyn, als wij den overtocht hadden nagelaten." HELDER cn NIEUWED1EP, 12 Junij. De Staatscourant van lieden behelst het volgende berigt: „Het heeft den Almagtige behaagd, Z. K. H. den Prins van Oranje tot zich te nemen. Z. K. H. ontsliep heden, omstreeks elf ure, te Parijs. Het Koninklijk Huis en het gansche Vaderland zijn door dit treffend verlies in diepen rouw gedompeld." In het lokaal Tivoli werd jl. Dingsdag avond eene vergadering gehouden door de afdeeling Helder der Hol- landsche Maatschappij van Landbouw. Deze bijeenkomst werd vrij talrijk bezocht. Tot leden van het bestuur werden gekozen de heeren Schuijt, Stokman Bossc, Oudenhoven, Zander en Maaters. De rekening en verantwoording over het afgeloopen vereenigings-jaar werd goedgekeurd. Tot afgevaardigden naar de in dit jaar te Haarlem te houden alge- meene vergadering der Maatschappij werden gekozen de heeren J. Zander en L. W. Wissekerke. Er werd besloten om ongeveer in de eerste helft van September a. s. eene tentoonstelling alhier te houden van vee, landbouwwerk tuigen, landbouw voortbrengselen en tuinvruchten. Tot leden der regelingscommissie voor deze tentoonstelling werden gekozen de leden des bestuurs met de heeren C. Kos, H. Noot Hz., C. Maalsteed, P. S. Hordijk, P. Kindt, D. V. van Hoolwerft', W. C. Thijsen en T. Terra. We hadden het genoegen jl. Dingsdag avond in Musis Sacrum alhier bij te wonen de door de Sociëteit Mars aan- „Neen Kerdel! beter was het niet geweest," zeide Bertus, over deze woorden bepaald geërgerd, „want nu kan ik u ten minste van dienst zijn. Mijn geleide op den landweg hebt ge afgeslagen, alsof het eene schande was met een visschersknecht gezien te worden, en nu weder is mijn zeilen u niet goed genoeg. Wat kan ik anders voor u doen, dan u mijn goeden wil toonen Al woedde er een typhoon, zoo zou ik geen seconde in twijfel staan u tot de vaart uit te noodigen." „Gij denkt niet aan den kommer uwer moeder, als ge van uwe roekelooze vaart niet terugkeert. De arme vrouw zou geheel ver laten zijn, indien wij beiden hier ons graf vonden." Bertus antwoordde niet. Twee golven, die snel op elkander volgden en het kleine vaartuig dreigden te verpletteren, namen zijne onverdeelde opmerkzaamheid in beslag. Nadat zij een gewel digen stofregen over de beide tochtgenooten hadden uitgestort, rolden zij voort. „Leg uw arm om mij heen, dan zit ge vaster en zekerder," zeide Bertus met eene van onrust sidderende stem. „Ik zit vast en zeker genoeg," antwoordde het meisje vastbe raden „het zou u in uwe bewegingen hinderen." „Kerdel!" zeide Bertus na eene lange pauze, „als ik er mij door bezondig is het mijne schuld niet, want ik kan niet anders. Mijne arme moeder gun ik het beste, maar ook zonder ons beiden zal zij niet verlaten zijner zijn nog goedhartige menschen in de wereld. Vereenigd met u te sterven, zou voor mij een ware weldaad zijn." „Spreek niet zulke lasterlijke woorden, terwijl wij boven de diepte zweven," hernam Kerdel met fierheid. „Of meent gij, dat ik er meê gediend ben om met u naar den bodem der zee te guan Mijne laatste gedachte zou uwe moeder gelden, die niets anders overbleef, dan eveneens te sterven." „Even als gij het wederstondt, met roy op het land gezien te willen worden, zoo pijnigt het u thans, dat men ons bij elkander op het strand zal kunnen vinden, dood cn stijf. Ik zou u dan zóó vasthouden, dat ze ons beiden in één graf moesten leggen. Hoor Kerdel, hoe de wind huilt! Zie, hoe de zee hare armen naar ons uitstrekt! Doch ik spot er meê! Ik denk aan mijne moeder, maar meer nog aan u! Kon ik er u óén vroolijk uur door ver schaffen, dan sprong ik terstond overboord. Als ik bet roer om werp, dan zinken wij over eenige minuten te samen naar den bodem der zee. Maar ik wil niet, Kerdel! door mij zal u geen leed geschieden. Meent gij, dat ik onbetamelijk spreek, dau heeft de zee daarvan de schuld. Hu! wat is het donker. Maar achter de wolken schijnt dc maan, en het schuim verlicht haar. Bij zulk weder gevoel ik mij bezwaard als iemand, die te veel gedronken heeft en daardoor openlijk uitspreekt, hoe het hem om het harte is en volstrekt niet overweegt, wat hij zegt. Ja, Kerdel! het moet er af van mijne ziel: dat ik voor u niets anders wezen kon, dan de zoon van uwe oude vriendin, weet ik; maar dat ik, zoo dik wijls ik u zie, krankzinnig zal worden en liever met u op den gekondigde liefdadiglieids-soirée. Met een gepast woord werden de talrijke aanwezigen door den president, den heer A. Wonderiegem, w elkom geheeten, en werd dank gebragt aan de betoonde medewerking om eene behoeftige weduwe in baren nood te helpen. Achtereenvolgens werden de ver schillende werkzaamheden, blijkbaar tot genoegen der bezoe kers, uitgevoerd. Sprekers waren de heeren J. F. Berk, D. A. Jonkers, B. H. Polak en L. van Lier. Eerstgenoemde sprak over bet bijgeloof, als een deel der nalatenschap van den ouden tijd; de tweede spreker handelde over het droomen; de derde schetste eenige episoden uit het kinder leven; laatstgenoemde gaf eene beschrijving van eene ver gissing ten raadhuize te Dinsda, waar de uiting van hulde aan den burgervader voor eene manifestatie der sociaal democraten werd aangezien. Niet minder dan het letter kundig gedeelte den soiree boeiden de muzieknommers. De dames Polak, Groen en Manheim en dc heeren Polak en Manheim droegen door hetgeen zij ten beste gaven in groote mate bij om deze feestelijke zamenkomst op te luisteren. Na aftrek der noodzakelijke onkosten is de opbrengst geweest f 102.85. De jongeling K. A. Sissingh, van Delfzijl, leerling aan de school van den heer Ilissink alhier, heeft mede met goed gevolg examen afgelegd voor machinist-leerling 2de kl. bij de Koninklijke Nederlandsche Marine. De jaarlijksche algemeene vergadering der onderwijzers bodem der zee lig, dan u de vrouw van een ander zie worden, dat durf ik altijd uitspreken, zonder mij daarover bezwaard te gevoelen. Zwijgend had Kerdel hem aangehoordzij wachtte een oogenblik en antwoordde: „Gij wildet mij dus vergezelleu om mij zulken'onzin te vertellen Slechts om mij zinneloozc praat voor te babbelen hebt ge mij dus tot deze vaart genoodzaakt? Welnu, het is de laatste maal, dat gij mij zult overvaren. Als het mij behaagt om te trouwen, gaat het u niet aan, wien ik voor mij uitkies. En dan hier uwe zot heid uit te kramen, hier, waar ik u niet ontwijken kan, waar ge weet, dat ons leven van eene enkele onvoorzichtige beweging afhangt! Durfdet ge anders wel de hand naar mij uitstrekken? Ik vermoedde, dat het zeevaren u het hoofd op hol had gebracht, en daarom vieesde ik uw geleide op den landweg, want daar hadden zee en storm u niet tot zwijgen genoopt." „Ik herhaal het, Kerdel!" antwoordde Bertus, „lang genoeg heb ik het met mij omgedragen, en nog langer zou ik het verzwegen hebben, maar het schuimende waier en uwe bitterheid maakten dat ik niet langer liegen en huichelen wilde, want dat deed ik als ik u bij elke gelegenheid, dat ik u ontmoette, rustig en kalm in de oogen zag en u vroolijk, als een goed vriend, de hand drukte, terwijl mijn hart berstte van geheime smart en ellende. Dat is nu voorbij. Al wat zee en wind hooren, verzwijgen zij; dat gij het verder draagt, zal mij geen hartzeer zijn. Mochten de menschen mij met den vinger nawijzen en bespotten, omdat ik de bruine Kerdel bekend heb wat mij de borst doorboorde, dat raakt mij niet; maar thans weet ge, als ik u mijne hand toereik en u mijn dagwerk aanbied, dat mijn hart brandt en dat ik tevreden zal zijn als ik voor u mag sterven!" „Gij zult my de hand niet meer toereiken," antwoordde Kerdel met toenemende hartstochtelijkheid, niettegenstaande de zee rondom hen bulderde. „Lijdt uwe moeder daaronder, dan zijt eij daarover aan haar verantwoording schuldig, want dit weet ik, dat ik u nooit aanleiding heb gegeven om zulken onzin tot mij te spreken." Toen zij zweeg wendde Bertus met een snelle beweging het roer om. De booit draaide in den wind op en schoot door een aan rollende golf omhoog; tegelijk begon het zeil te fladderen. Het was duidelijk, dat de eerst aanrollende golf over de van steun beroofde boot moest heenspoelen. Doch Kerdel, vertrouwd met het water en niettegenstaande het avond was de gesteldheid van de zee kennende, greep haastig naar het roer, rukte hel gemakkelijk uit de verslapte vuist van haar reisgenoot en bracht het vaartuig in zijn ouden koers terug, voordat een volgende golf er over heen kou slaan. Een korte strijd met de elementen volgde, waarna de boot, evenals een paard na een ontvangen zweepslag, door de ver dikte atmosfeer op haar onzichtbaar doel aanschoot. Bertus scheen zijn bewustzijn verloren te hebbenmet het hoofd op de borst gebogen, gaf hy zich geheel aan de hevige schokken

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 1