„Voor het ministerie is de uitslag der verkiezingen dus
geenszins ontmoedigend. De rouw in de vorstelijke familie,
die thans even als in 1877 met de verkiezingen zanienviel,
zal 'sKonings beslissing over het gevraagde ontslag zeker
nog eenigen tijd doen uitblijven. Wij vertrouwen, dat al
de ministers ook de heer Tak, intusschen de mogelijkheid
zullen erkennen om met de Kamer, die in September
optreedt, tot 's lands heil zamen te werken."
Het Vaderland constateert, dat er voor het oogenblik
door de liberale partij nog geen enkel verlies geleden is
en er zelfs kansen zijn, dat zij op enkele plaatsen versterkt
zal worden. Doch de zes herstemmingen voor de aftredende
liberalen, die in de districten Dordrecht, Gouda, Utrecht,
Zwolle en Rotterdam in de vier eerste districten met
anti-revolutionaire, in het laatste met katholieke candidaten
moeten plaats hebben, getuigen van een harden strijd
der clericalen waartegen de liberalen zich niet voldoende
hadden gewapend en waarin slechts bij uiterste krachtsin
spanning van hunne zijde de overwinning aan hen zal blijven.
In de Werkmansbode wordt de opmerking gemaakt, dat
de verkiezing weinig verandering heeft gebragt, in den
stand der partijen in de Kamer. Het blad wijst er echter
op, dat daar buiten een partij aangroeit, die daarin nog
niet wordt geduld, nl. de democratische partij. Zij mag
tevreden zijn dat zij hare twee, te naauwernood drie woord
voerders, die zij, haars ondanks, telt, heeft behouden. Het
blad besluit aldus:
z/Over de geringe belangstelling der kiezers, die ieder
kan vergelijken uit de getallen kiezers en de weinigen die
opgekomen zijn, zullen we niet veel zeggen. Ons ver
wondert die weinige belangstelling niet. De kiezers hebben
er belang bij, dat, op een enkele uitzondering na, de zaken
blijven loopen zooals zij thans gaanaan hervormingen
van ingrijpenden aard is voor hen geen behoeftewaarom
dus belangstelling?"
Jl. Donderdag avond had in de van Hogendorpstraat
te 's Gravenhage, een ontploffing plaats, veroorzaakt door
eenige jongens, die met brandende lucifers boven een beerput
speelden; het deksel werd met een hevigen slag van den
put geworpen, waaruit vlammen opstegen, terwijl de put
ineenstortte. De jongens kozen ijlings het hazenpad; de
politie nam onmiddellijk voorzorgsmaatregelen om ongelukken
te voorkomen.
Een voorbeeld dat waardeering en navolging verdient
Een onzer correspondenten meldt ons, dat hij de volgende
ervaring van naauwgezetheid en goede trouw heeft gehad,
die in den handel meer in praktijk mogt gebragt worden.
De heer J. Waltmann Jr., boekhandelaar te Delft, had
hem a contant verkocht en geleverd een hectograaf of
veelschrijver, die echter bij het gebruik volstrekt niet bleek
te beantwoorden aan de verwachtingen. Vóór hij de gele
genheid had kunnen vinden om daarover zijn beklag in te
dienen, ontving hij een schrijven van den heer Waltmann,
inhoudende, dat hem gebleken was dat de hectografen,
door hem in den handel gebragt, gebreken hadden, die
hen op den duur onbruikbaar maakten, maar dat hij bereid
was, tegen franco terugzending van den oude, een nieuwen
en beteren te leveren. Onze correspondent heeft daaraan
voldaan en franco een hectograaf terug ontvangen, die zeer
gemakkelijk werkt en alle lastige eigenschappen van de
eerste mist. Voorzeker een nobele manier van zaken te
behandelen
Men schrijft uit het Westland:
//Ofschoon later dan andere jaren, staan de aardappelen
over 't geheel vrij gunstig. Groote behoefte bestaat er
aan warmte, die zich zeer lang liet wachten. Het koude,
schrale voorjaar heeft den groei zeer vertraagd. De voor-
uitzigten, wat het ooft betreft, zij zijn zeer gunstig. Pruimen,
peren en appelen vooral hebben zeldzaam schoon gebloeid.
De druiven verlangen zeer naar warmte. De hagelbui
van jl. Dingsdag heeft over 't geheel weinig schade aan-
gerigt. Het vlas heeft hier en daar een weinig geleden."
Dezer dagen is te Utrecht een transport Hongaarsche
paarden aangekomen, dat in vele opzigten de aandacht
verdient. Er zijn fraaije paarden onder, en er zijn er
verschillende van reeds verkocht, zoowel aan officieren als aan
dat alles benevelde in de nachtelijke verbijstering zijne zinnen.
Een half uur had in huis eene cloodelijke stilte geheerscht, toen
Seiling's kamerdeur zachtjes werd geopend en Kerdel, een licht in
de hand houdende, binnentrad. Het gedruisch, dat beneden
heerschte, had haar wakker gehouden. Haar gemoed was met een
last bezwaard; een voorgevoel zeide haar, dat een onheil dreig
de. Thans, nu ze haar vader in een slaap, aan den dood
gelijk, vóór zich zag liggen, hem, die zich nos nooit aan eenige
onmatigheid had schuldig gemaakt, trad zij als het ware van schrik
terug. Zij giste, dat met den vreemdeling een vijand onder
dak gekomen was, om wien te bekampen hare krachten niet toe
reikende waren. De vreesverwekkende betrekkingen, die hem aan
haren vader bonden, beangstigden haar. Langen tijd luisterde zij
naar de zware ademhaling; zijne trekken droegen de duidelijkste
sporen van bedwelming door geestrijk vocht; zijne borst zwol op
en zonk weder ineen, evenals iemand die doodsbenauwd is; zijne
handen waren krampachtig gebald, als had hij met iemand op leven
en dood gevochten.
Eenige oogeublikken daarna bewogen zich zijne lippen. Kerdel
boog zich in eene hevige spanning over hem heen. Het was dui
delijk, dat zijne verbeelding begon te werken ouder den invloed
van het schijnsel van het licht, want er vertoonden zich beelden
voor zijn geest, zooals gedurende zijn gesprek met Klaas eveneens
had plaats gehad, maar thans verwarder en meer misvormd.
„Klaas, gij zijt een schurkmet eene uitdrukking van on
tembare woede werden deze woorden hem eindelijk tusschen de
knarsende tanden ontwrongen „ik handelde uit noodweer, maar
gij gij moordet in koelen bloede en met overleg. Ach, mijne
arme KerdelOp nieuw verstijfden zijne zinnen.
Kerdel sidderde. Nadat zij zich overtuigd had, dat zij te ver
geefs op verdere openbaringen wachtte, verliet zij het vertrek in
gebogene houding en met een bleek gelaat. Wat ze gehoord had,
was meer dan genoeg om eene vreeselijke verdenking in haar op
te wekken, eene verdenking, aan welke bepaalde vormen te ver-
leenen zij zich met alle macht verzette.
In hare kamer teruggekeerd, wierp ze zich op hare legerstede,
deed het licht uit, maar zocht te vergeefs naar den slaap.
Zij bracht een vreeselijken nacht door. Te vergeefs bezwoer zij
het beeld van den eerlijken Bertus, dat bestendig voor haar geest
oprees; zonder gevolg zocht ze de door haar vader onbewust uit-
gesprokene woorden te beschouwen als ontoerekenbare phantaisiën,
en ze meende in den vreemdeling slechts een vroegeren medgezel
van haar vader te ontdekken, met wien hij bekend was,
maar zich daarover schaamde en hem zijne woning niet durfde
verbieden. „Nooit," zeide zij bij zichzelve, „heeft iemand zoo'n
invloed op mijn vader uitgeoefend." Terwijl ze over het een en
ander nadacht, sloeg de regen onstuimig tegen de glasruiten.
Wordt vervolgd.)
particulieren. De Hongaarsche paarden zijn gestald bij den
lieer v. d. Heuvel in de liggende Os op het Vreeburg.
Het 32ste Nederlandsch landhuishoudkundig congres,
dat 2220 Junij a. s. te 's Hertogonboscli zou worden
gehouden, is wegens het overlijden van den Kroonprins
tot nadere aankondiging verdaagd.
Behalve dit congres wordt nog, tengevolge van 't over-
lijden van den Pi*ins, uitgesteld de 35ste algemeene ver
gadering van de Geldersche Maatschappij van Landbouw
te Nijmegen; zij zal nu geopend worden op 29 Junij e. k.
Verder zijn voorloopig uitgesteld de harddraverij te Leeu
warden, telken jare op 18 Junij gehouden; de uitvoering
van 't Nederlandsch Gymnastiekverbond, op 22 Junij te
Maastricht bepaaldde algemeene vergadering van de
Vereeniging van Officieren der Schutterij, die eerstdaags
te Zutphen zou plaats hebben, en de feesten te Rotterdam
van Rotte's Mannenkoor.
Op de dezer dagen te Kuinre gehouden jaarlijksche
groote verhuring van hooilanden in den polder achter
die gemeente, waren, evenals in vorige jaren, ook nu weer
veel personen uit Noordholland en Friesland. De gezamenlijke
huurprijzen, die in 't vorige jaar f 32,910 beliepen, werden
nu gebragt op f 20,440, derhalve een verschil van f0470;
dit over een oppervlakte van 350 hectaren verdeelende,
maakt voor huurders en verhuurders een niet zoo groot
verschil, als men aanvankelijk had verwacht, uithoofde de
door de heeren Sloet van Vollenhovc aldaar gehouden
verliui'ing op den 5 dezer een verschil opleverde bij het
vorige jaar van f 8840 tot f 4701.
Te Akmarijp (Friesland) is een effectenhandelaar gefail
leerd, waarvan gebleken is dat hij sedert 1871 volstrekt geen
boeken heeft gehouden. Nu ï'eeds is een passief bekend
van bijna twee ton.
Hoe de industrie de industrie in het leven roept,
blijkt uit den koopman met ijs a la vanille te Arnhem,
die voor vijf centen per portie het publiek op de straten
aldaar bedient en nu reeds een ruim debiet heeft.
Vergiftige visch. In Rusland zijn eenige gevallen
met doodelijken afloop voorgekomen, tengevolge van het
eten van stok visch. Het microscopisch onderzoek consta
teerde eene ontbinding van de spiervezels in de visch.
Bij de schaarschte aan nieuws, zoeken de buitenlandsche
dagbladen hun stof op een ander gebied, en zoo discht het
Journal des Dêbats zijne lezers o. a. het volgende geregt
vanasperges op, na tot inleiding medegedeeld te hebben,
dat de markt te Parijs er nimmer zoo overvloedig van was
voorzien dan dit jaar.
Fontenelle, verklaart het blad, het fraaije vernuft dat
honderd jaar schitterde (16571757), was een buiten
gewoon groot minnaar van asperges. Niet alleen waardeerde
hij den smaak boven alles, maar hij schreef er een leven-
verlengende kracht aan toe. Ontelbare voorbeelden wist
hij voor deze stelling bij te brengen. Vooreerst wees hij
op ziclizelven; ten anderen haalde hij zijn oom Thomas
Corneille aan, en betoogde dat, om lang en gezond te
leven, men zooveel en zoolang mogelijk asperges moest eten.
Op zekeren dag noodigde Fontenelle den kardinaal Dubois
en mevrouw de Tencin ten eten. Zij waren even groote
vereerders en liefhebbers van de asperge als hij, maar ieder
gaf de voorkeur aan eene andere wijze van toebereiding.
Mevr. de Tencin at ze liefst uit het water, de kardinaal
Dubois met eene witte saus, Fontenelle als zij in olie waren
gereed gemaakt. Uit achting voor den kardinaal en als
bewijs van onderscheiding, had Fontenelle dien middag zijn
eigen smaak aan dien van zijn gast opgeofferd, en derhalve
een schotel prachtige asperges met witte saus besteld.
Maar, kort voor dat het tijd werd aan tafel te gaan, kwam
een der lakeijen van den kardinaal de tijding brengen, dat
zijn meester plotseling overleden was. De man had nog
niet uitgesproken, of Fontenelle vloog op en riep zoo luid
hij kon naar de keuken: „Al de asperges in de olie van
daag!" En dit was de eenige lijkrede, die de wijsgeer op
den prelaat hield.
Als de evenknie van Fontenelle in hoogschatting van
asperges, haalt het Journal des Débats, uit den rij van
Frankrijks beroemde mannen, Voltaire aan. Was hij op
een landgoed genoodigd, dan luidde een zijner eerste vragen
aan den gastheer, of hij asperges kweekte, en hoe het met
het gewas stond. Hij was zeer ervaren in alles wat tot
die teelt vereischt werd, en eindigde bij verschil van ge
voelen dienaangaande altijd met te zeggen: Ga naar Toucy,
bij Auxerre; daar kunt gij zien en leeren hoe men de
schoonste aspei'ges ter wereld kweekt."
Ten slotte maakt het Joui'nal des Débats een uitstapje
op het gebied der oudheid, en bewijst dus alle eer aan zijn
onderwerp. Mag men Theophrastus gelooven, die luidens
zijn naam, als de goden sprak, dan beschouwden ook de
Grieken de asperge als eene lekkernij bij uitnemendheid.
De Romeinen waren er ook hartstogtelijke liefhebbers van.
Zij schatten vooral die soort hoog, welke te Ravenna groeide
en waarvan drie stuks een pond wogen.
De beroemde tuinman en chef-warmoezenier van Lodewijk
XIV, la Quintenie, heeft de kweekwijze op bedden, in alle
jaargetijden, uitgedacht.
Ook bij de Turken staat de asperge hoog aangeschreven.
Zij wordt in het Oosten met groote zorg en naauwlettend-
heid behandeld. Zelfs hebben de Turken er een schilder-
achtigen naam aan gegeven, te wetenKouch konmax, dat,
letterlijk vertaald, zeggen wil: „de plant waarop geen vogel
zich nederzet." (Amsterd. Crt.)
Naar men wil, laat baron Lionel van Rothschild een
vermogen na van 13 millioen p. st. of 156 millioen gulden,
dat is 7 millioen p. st. meer dan wijlen baron Meyer en
7 millioen p. st. minder dan baron James van Rothschild,
die 20 millioen p. st. of 240 millioen gulden naliet.
Op een feestelijken maaltijd ter eere van het 400jarig
bestaan der Kopenhaagsehe Universiteit is rijnwijn gedronken
van 1495, die in de kelders van het koninklijk slot Rosen-
borg bewaard wordt. De wijn trok meer aan door zijn
zeldzamen ouderdom dan door zijn smaakmen moest menig
klontje suiker in zijn glas doen om den vreeselijk zuren
smaak te overwinnen.
Bulgarije is ongetwijfeld de eenige Europesche Staat
die geen schouwburg bezit. Onder de Turken werd van
regeringswege begrijpelijker wijze het stichten van zoodanige
nationale instelling steeds tegengewerkt en ook later kon
men, door de haastige opvolging van de politieke gebeur
tenissen, er niet toe komen tot de stichting over te gaan.
Thans echter denkt men er te Sofia ernstig aan, nu aldaar
binnen kort een hofhouding zal resideren, een gebouw te
doen verrijzen, ten einde daar tooneelvoorstellingen te geven.
Eene inschrijving is geopend om de kosten te bestrijden.
Doctor. Je moet een thermometer nemen om de
warmte van het bad te bepalen.
Kindermeid. Niet noodig! Ik heb het altijd zonder
thermometer gedaan. Als het kind blaauw wordt, dan is
het water te koud, en wordt het rood, dan is het te warm.
Berlgten uit Atsjin.
Een bij het departement van Koloniën ontvangen telegram
van den gouverneur-generaal van Nederl. Indië bevat het
berigt, dat op den 9 dezer Gliëng, de verblijfplaats van
Panglima Polim in de XXII Moekim, door onze troepen
cnoinen en, evenals de omliggende kampongs getuchtigd is.
len vermeesterde te Gliëng 25 stukken geschut en veel
ammunitie, en ook de woning van Panglima Polim werd
er gevonden.
Dood van den Prins van Oranje.
Uit Parijs meldt men dd. 13 dezer aan het U. D.:
„Niemand, die gisteren of eergisteren de rue Auber
alhier doorkwam, zou vermoed hebben, dat zich d&dr, op
de eerste verdieping, het lijk bevond van een vermoedelijken
troonopvolger. En toch was dit, helaas! het geval. Onze
Prins van Oranje had er het tijdelijke met het eeuwige
verwisseld en door zijn verscheiden werd niet alleen zijn
Huis, maar geheel Nederland in diepen rouw gedompeld.
Op krachtigen leeftijd en een goede gezondheid genie
tende, was een ziekbed van 15 dagen daartoe voldoende.
Zaturdag den 24 Mei bezocht de Prins 's avonds de
Jockey-club nog en den volgenden dag zag men hem even
vrolijk als altijd te Chantilly de courses bijwonen. Een
koude, gevat op een feest bij eene aristocratische familie
in de rue St.-Dominique, hetwelk hij met zijne tegen
woordigheid vereerde, wordt als oorzaak genoemd van de
ziekte, die den krachtigen man ten grave sleepte.
Naar ik verneem, heeft de Prins weinig geleden en is
ook zijn afsterven uiterst kalm, schier onmerkbaar geweest
terwijl hij tot aan zijn laatste uur zijn bewustzijn heeft
behouden. Mogt voor zijne omgeving het ernstige van
zijn toestand in de voorlaatste dagen minder gebleken
zijn, hij zelf schijnt een noodlottigen afloop reeds sedert
eenige dagen waarschijnlijk geacht te hebben. Twee dagen
vóór zijn afsterven moet hij zich ten minste daarover niet
onduidelijk hebben uitgelaten."
Naar het Dagblad van Zuidh. en 's Grav. verneemt, is
aan Z. M. den Koning de wenscli kenbaar gemaakt, dat
het lijk van den Prins uit Frankrijk naar 's Gravenhage
zou worden vervoerd, om uit het paleis van den overledene
naar de laatste rustplaats te Delft te worden overgebragt.
Indien aan dit verlangen werd voldaan, zou het stoffelijk
overschot van den betreurden doode den 24 dezer in de
residentie aankomen en gedurende twee dagen aan belang
stellenden een laatste blik op het gelaat van den dierbaren
afgestorvene worden vergund.
Uit 's Gravenhage meldt men aan de Arnh. Crt.:
„De dood van den Prins van Oranje is te 's Hage met
algemeene en ongeveinsde deelneming vernomen. Zonder
dagbladaanmaningen of officiëele bezoeken, die bij andere
f gelegenheden noodig waren om vreugdebetoon uit te lokken,
lebben de winkeliers in de hoofdstraten als een eenig man
hunne winkels gesloten, en een groot getal ingezetenen van
alle rangen en standen op dezelfde wijze uitwendig getuigd,
dat zij het groote, droevige gewigt van dit sterfgeval voor
Nederland beseffen. Veler hoop was op den Prins gevestigd,
zelfs van hen die vroeger zijne levenswijze niet goed konden
keuren. Zijn voortdurend verblijf in den vreemde, waar
voor enkelen wisten en velen begrepen dat wel goede
redenen zouden bestaan, had die afkeuring verzwakt, maar
de gehechtheid versterkt, die bij ieder Nederlander voor
den drager van zijn schoonen naam gevonden wordt. Zelfs
was men geëindigd met er eene lichtzijde van te ontdekken
meermalen althans heb ik de klagt, dat de Prins van Oranje
door zijn verblijf buitenslands van zijne toekomstige onder
danen vervreemdde, hooren beantwoorden met de opmerking,
dat die afwezigheid en dat leven in een geheel andere
atmosfeer, dan onze ongezonde officieële hier in Nederland,
hem van vele vooroordeelen vrijhield en als Koning de
zaken des lands van een vrij wat ruimer en hooger stand
punt zou doen beschouwen, dan het leven aan ons in vele
opzigten zoo klein hof zou hebben vermogen te doen. Men
kende bovendien nog van ouds den uitstekenden aanleg van
den Prins, zijne rondheid en opregtheid, zijne ontoeganke
lijkheid voor vleijerij, kortom men was overtuigd dat hij
eenmaal een uitstekend Koning der Nederlanden zou zijn,
een waardig naamgenoot van Prins Willem IV, wiens bestuur
tot schade der natie maar zoo kort heeft geduurd. Zij was
echter niet alleen egoïsme, die liefde; dat getuigden de
woorden van medelijden, die ik nu en dan vernam op het
berigt, dat de Prins op zijn sterfbed verre van het vader
land slechts twee bedienden, twee huurlingen om zich heen
had mogen zien.
Nu is alleen Prins Alexander, thans „Prins van Oranje,"
over van het drietal afstammelingen van Willem II, waarop
nevens den Koning, nog in den aanvang van dit jaar 1879
de hoop der dynastie berustte. De Prins is ongehuwd;
indien hij kinderloos sterven mogt, dan komt de vreemdeling
en zet zich op den troon van Nederland neder. Naar
Weimar, Stokholm of Kopenhagen moeten wij dan onze
blikken wenden, en zullen de nazaten zich moeten gewennen
aan eene dynastie, welker namen even vreemd zijn aan
onze geschiedenis als de personen onbekend zijn aan en
met ons volk. Alleen de kinderen van Prinses Marie en
den Prins von Wied zijn in zooverre landgenooten, dat zij
eene Nederlandsche opvoeding ontvangen door de zorgen
eener echt Nederlandsche moeder, maar hunne kans op
troonsopvolging komt eerst aan het einde van de rij. Hopen
we maar dat de nieuwe Prins van Oranje dien toestand
ook helder inzietdan zullen de dreigende gevaren van
denationalisering nog vermeden kunnen worden."
De N. Rott. Crt. bevat nog omtrent het overlijden van
den Prins de volgende bijzonderheden:
„Woensdag morgen hadden de geneesheeren ten acht
ure consult gehouden, en toen hadden zij ingezien, dat de
toestand zeer slecht was; evenwel waren zij het tevens
eens, dat de dood niet oogenblikkelijk dreigde, maar eerst
over 24 uur of nog iets later te wachten was.
Bij dat consult waren tevens de heeren Fransen van de
Putte, Grovestins en Bentinck tegenwoordig. Op hun
bepaalde vraag aan de geneesheeren, of er oogenblikkelijk