HELDERSOHE EN NIEUWEUIEPElt COURANT. en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1879. N°. 76. Woensdag 25 Junij. Jaargang37. „W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdee, Donderdag en Zuturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalJ 1.30. franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN 163. Prijs der Adverten11 enVan 14 regela 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indie. Laatste ligting 's avonds 6 uur. HELDER en NIEUWED1EP, 24 Junij. Het is heden 40 jaren geleden, dat de heer J. Haremaker bevorderd werd tot doctor in de geneeskunde. De collega's te dezer plaatse en zijne vakgenooten uit den omtrek hebben teregt dezen dag niet onopgemerkt voorbij laten gaan, en gezamenlijk boden zij den waardigen en ervaren geneesheer een geschenk aan als blijk van hoogachting. Moge onze gemeente nog lang bogen op een geneesheer als doctor Haremaker, terwijl we hopen, dat hem nog lang de lust en kracht gegeven worden om werkzaam te zijn tot heil der lijdende menschheid. Aan den eervol ontslagen verificateur, den heer J. B. de Jongh, is een pensioen toegelegd ten laste van den Staat tot een bedrag van f 1334. Te Leiden is bevorderd tot doctor in de letteren, na verdediging van een academisch proefschrift, de heer P. J. Blok, geboren alhier. Op de voordragt voor de benoeming van een hoofd onderwijzer te Zaandijk komt voor de heer R. C. Dijkster- huis, alhier. Het overlijden van Z. K. II. den Prins van Oranje is oorzaak, dat het Nationaal Concours der Weerbaarheids- Vereenigingen hier te lande dit jaar niet zal plaats hebben, zoo wan als de algemeene vergadering van den Bond, waarvan de Prins eere-voorzitter was. De Nederlandsche gezant te Parijs, baron van Zuylen, is benoemd tot grootkruis der orde van den Gouden Leeuw- van Nassau. Prins Alexander heeft 1000 francs gegeven aan de armen van de kerk van ds. Bersier. De extra-trein met het lijk is gisteren nacht ten 3 ure van Parijs vertrokken. De militaire honneurs aan de stations zijn na zonsopgang, dat is voorbij Compiègne, begonnen. Generaal Ignace van der Straeten Pontnoz, adjudant van den Koning van België, generaal Mockel, chef van het Kabinet van den minister van Oorlog in 10) I1ET HUIS l\ DE BERGKLOOF, door BALDUIN MOLLHAUSEN. (Vervolg.) Seiling richtte eveneens zijne blikken naar de boot. Toen hij zich omkeerde, kreeg hij Kerdel in het gezicht. Weer schitterde iets in zijne oogen dat naar standvastigheid geleek, om weer even spoedig te verdwijnen. Een hevige strijd woelde in zijn binnenste, een strijd tusschen zucht naar zelfbehoud en angst voor haar, die hein het dierbaarst was. De boot verdween juist achter het voor uitstekende hoofd in zee. Seiling spoedde zich heen. Kluns was reeds beneden gekomen. „Klaas!" riep hij hem toe, „blijf en denk er nog eens over na." „Dat heb ik al tienmaal herhaald," zeide Klaas, zonder zyne voorwaartsche beweging te staken„een van beide moet gebeuren of wy moeten het vandaag eens worden, óf er gebeurt een ongeluk." In het volgende oogenblik was Seiling reeds bij hem. „Man I" fluisterde hij, hem sidderend bij den arm grijpende, „wat berokkent gij mij eene ellende! Is het u niet genoeg, dat ik uw slachtoffer ben? Wilt ge ook dut meisje onder uwe voeten vertreden „Dat is mijne schuld niet," zeide Klaas schouderophalend. „Als gij maar wildet, zou er in het minst geen last zijn." „Gun mij ten minste eenigen tijd om mij te bedenken," sprak Seiling wanhopend. „Laat mij Kerdel eens toetsen, hoe ze er over denkt, of zoek uzelven bij haar aangenaam te maken." „Geen enkel uur tot bedenken geef ik u," zeide Klaas, zijn spel reeds gewonnen ziende„óf vandaag schoonschip, óf nooit." „Gesteld eens, dut zij volstrekt niet wil?" „Dan weet ik er een zeer goed middel op om haar het hoofd te doen buigen," antwoordde Klaas met een duivelschen lach. „Slechts een paar woorden zal ik haar zeggen en gij zult zien, dat ze helpen. "Verlaat u daarop gerust." „Ik mag er niet aan deuken," zeide Seiling, die door dien laatsten slag diep gewond en doodsbleek geworden was. „Neen, dat zou nog het ergste van alles zijn. Spreek er niet meer van; ik zal het haar verzoeken om haars zelfs wille, dat zij...." Trillende van aandoening zweeg hij. „Meer verlang ik niet van u," antwoordde Klaas, door Seiling's woorden weder in een goeden luim gebracht, „eu als ge eens nauwkeurig berekent, wat er bij u op het spel staat, dan zult ge nw best wel doen." Langvaam begaven ze zich langs de helling naar beneden. Geheel werktuigelijk zette Seiling den eenen voet voor den anderen. Op de oude plaats aangekomen, richtten beiden hunne blikken zee waarts. Juist kwam de boot van achter de kaap te voorschijn. Klaas beet zich van woede op de lippen, toen hij Bertus met den hoed zag wuiven. „Het is hoog tyd om aan die dwaasheid een einde te maken," sprak hij somber. „Gij moogt wel terstond naar huis gaan eu Kerdel in het verhoor nemen. Zet alle zeilen bij, want binnen vier en twintig uren moet alles kant en klaar zijn, of het is mij ten eenenmale onverschillig, hoe spoedig gij overboord gaat." Waren die woorden voor Seiling een bevel geweest, dan had hij zich niet sneller naar de kloof kunnen spoeden. Klaas oogde hem na totdat hij achter de vooruitspringende rotsblokkeu verdween, stak toen zijne pijp aan en sloeg den weg naar het dorp in. Toen hij 's avonds laat te huis kwam, vond hij Seiling alleen. Kerdel had zich, na een langdurig gesprek met haren vader gehad te hebben, naar hare kamer begeven. Haar laatste woord was geweest: „Ik vraag niet, waarom gy in zyne macht zijt. Dreigt België, en de heer Leopold Orban, minister-resident, hoofd ambtenaar aan het ministerie van Buitenlandsche Zaken in België, hebben het lijk opgewacht aan de Belgische grenzen en op Belgisch grondgebied begeleid. De gouverneur van Henegouwen en de militaire bevelhebber dier provincie zijn medegegaan tot Bergen; de garnizoenen van Bergen, Brussel en Antwerpen zullen militaire honneurs bewijzen, de burgerlijke en militaire autoriteiten zullen zich bevinden aan het station te Brussel; de gouverneur van Antwerpen en de militaire bevelhebber der provincie zullen te Ant werpen op den extra-trein komen en dien begeleiden tot de grenzen te Roozendaal. In liet tijdperk van 18 Mei tot 14 Junij jl. zijn, blijkens ingekomen ambtsberigten, door longziekte aange tast: in Zuidholland 36 runderen en in Noordbolland 1 rund, totaal 37 runderen. In het vorige tijdperk van 4 weken waren 15 runderen door die ziekte aangetast. Gedeputeerde Staten van Noordholland hebben hun goedkeuring gehecht aan het leeningsplan (9 millioen gulden) der stad Amsterdam. Men schrijft ons van Texel, dd. 23 dezer: „Door het College van dagelijkscli bestuur van het waterschap der 29 Gemeenschappelijke Polders alhier is tot opzigter bij dat waterschap benoemd de heer M. van den Hoek, uit Wissekerke (Zeeland). Voor deze betrekking hadden zich 29 sollicitanten aan gemeld, waaruit een viertal was geformeerd, bestaande uit de lieeren: Jh. W. Hillenius te Oude Schild, G. J. Gerritsen te Eijerland, M. van den Hoek te Wissekerke en H. van Diemen te Haarlem." Door de predikanten dr. J. A. Bruins te Aartswoud A. C. H. Calkoen te Nieuwe-Niedorp en J. W. van Hoog straten te Winkel is het volgende adres aan de Synode der Nederlandsch-Hervormde Kerk gezonden: „De ondergeteekenden, predikanten in de Nederlandsch- Hervormde Kerk, wenschen aan uw vergadering openlijk hun instemming te betuigen met de wijze, waarop door u aanvankelijk de kwestie der aanneming en bevestiging van lidmaten dezer Kérk is opgelost. Zij hopen van harte, u een ongeluk, dan is het mijne kinderlijke plicht om u te redden. Zeg aan Klaas, dat ik, uit liefde tot u, veel zal doen, maar d.it ik tijd noodig heb om alles in orde te brengen. Het arme meisje zat op hare kamer in eene vreesverwekkende vastberadenheid. De val van het toppunt der hoop in den afgrond der ellende was te plotseling, te groot. Had ze vóór weinige uren kunnen vermoeden, dat het toen zooveel belovende en verbindende woord reeds den volgenden dag als een verdord blad verwaaid zou worden. Rillend trnchtte zij het beeld van dien satanschen gast uit hare gedachte te verbannen, doch te vergeefs. „Ik overleef het niet," fluisterde zij, „ik wil het niet overleven." Den volgenden dag legde Klaas er zich op toe om naar zijne begrippen in zijn uiterlijk gedrag zeer voorkomend te zijn. Het antwoord van Kerdel, dat hem door Seiling was medegedeeld, had hem bevredigd en gaarne stond hij den korten tijd om zich te bedenken toe. De eenige toenadering, die hij zich jegens het meisje veroorloofde, was, dat hij haar bij de eerste ontmoeting zijne hand aanbood. Zijn blik rustte daarbij onderzoekend op dat schoone gelaat met die somber saamgetrokken wenkbrauwen, als het ware dreigend rondziende oogen en door verkropte woede pijnlijk op elkaar gedrukte lippen. Haar uiterlijk vooispelde hem weinig goeds en was in zijn oog het duidelijkste bewijs, dal Seiling hem niet bedrogen en met haar over eene vereeniging met hem gesproken had. Voor de aangeboden hand deinsde Kerdel bevend terug. Toen zij echter in haars vaders gelaatstrekken een wanhopend smeeken ontdekte, gaf zij toe en raakte voor de eerste maal iets van dien gehaten huisgenoot aan. Bij dit vernieuwde bewijs van verstandhouding tusschen vader en dochter, knikte Klaas grijnzende. Hij verwijderde zich met de sluwe berekening om hunne plannen te verijdelen en bracht het grootste gedeelte van dien dag in de kroeg door. Ook Kerdel verliet het huis en begaf zich naar het bosch langs het pad, dat zij daags te voren na haar afscheid van Bertus voor den terugtocht naar huis had gekozen. Zij daalde niet af naar het strand, maar naar het dichte hasclaarbosch, langs het pad, dat zich in eene kloofvormige bocht naar beneden wendt. Met het hoofd op de haud eu met de armen op de knieën steu nende, zat ze daar neder. De ruwe herfstwind ontroofde aan de booinen de verdorde bladeren en voerde ze met zich mede. Een- toonig ruischten de golven, die onophoudelijk het strand beukten, en de grauwbewolkte lucht weerkaatste zich in de woelige zee. „Het maakt haar zeer droefgeestig," zeide haar vader bij zich- zelven, nadat zij met een somber gelaat afscheid van hem genomen had, terwijl hij doelloos in huis en tuin op en neder liep. Die onrust kon hij niet langer verdragen. Zorgvuldig om zich heen ziende, volgde hij Kerdel. Hij wilde haar niet storen, maar haar slechts zien, over haar waken en haar voor een daad van vertwij feling behoeden. Hij bemerkte haar spoedig. Wat zij gevoelde en wat er in haar omging was duidelijk merkbaar in hare gebogene houding, zoodat hij zich vol medelijden tot haar wilde begeven, maar de wanhoop overmeesterde hem zoodanig, dat hij zich nau welijks staande kon houden. Langzamerhand begonnen zijne gedachten zich weder te regelen. Als Kerdel opzag, moest zij hem bemerken, en zij had zich bepaald hierheen begeven om alleen te zijn. Voor zichtig verschool hij zich achter de rotsblokken, hield haar in het oog en legde zich neer. Kort daarop hoorde hij voetstappeu in de richting van het strand j eene zachte stem bracht Kerdel een liefdegroet over. Scherper toeziende, herkeude Seiling Bertus, die gekleed was alsof hij zich naar een feest moest begeven en die, zoodra hij zijne geliefde cnldekte, zijne schreden verhaastte. Op een korten afstand van haar gekomen, bleef hij staan en zag haar verschrikt aan. Zij richtte het hoofd op, wendde haar gelaat tot hem en wilde opstaan, doch viel weder uitgeput op hare zitplaats neer. dat gij liet aangevangen werk in den/elfden geest zult mogen voltooijen, en zij verklaren gaarne, dat zij, zooveel zij kunnen, n zullen steunen bij uwe welgemeende pogingen tot belioud der eenheid van en der orde in de Nederlandsch- Hervormde Kerk." Ruim negentig predikanten hebben hun adhaesie aan dit adres betuigd. Men schrijft uit Haringkarspel: „Van de drie begraafplaatsen in de gemeente Haring karspel voldoet slechts één die van de Roomsch- Catholieken te Tuitjenhorn aan de eischen der wet. Die te Haringkarspel ligt midden in het dorp en is aan alle zijden omringd door woonhuizen en door de school. De begraafplaats te Dirkshorn, waar men soms om den natten grond de kisten mot stcenen moet bezwaren en dus niet diep begraven kan, ligt óók slechts op eenige nieters afstand van de omliggende huizen. Tusschen het hek van het kerkhof en liet raadhuis is slechts een smalle voetstraat. Bij elk der beide Protestantsche kerken te Dirkshorn en te Haringkarspel, alsmede bij de Roomsch-Catholieke kerk te Tuitjenhorn is een zeer groote regenbak, die de bewoners dier dorpen in tijd van droogte van drinkwater voorziet. Vele bewoners, die geen regenwaterbak bij liun huis hebben, drinken bet gelieele jaar door dit water. Te Dirkshorn en te Tuitjenhorn leveren die bakken helder, lekker water. Ook dat te Haringkarspel is zeer helder, maar door de geneeskundige commissie die ten vorigen jare het drikwater bij de scholen onderzocht heeft verklaard te zijn vergiftigd door daarin opgeloste lijken- stoffen. Vreemd klinkt 't voorzeker, dat genoemde com missie, die ten vorigen jare dit onderzoek deed en aan merking op de ligging der kerkhoven maakte, tot nog toe officieel niets gedaan heeft, om in dien toestand verandering te brongen." Te Zaandam hebben eenige jongelieden het voornemen een brandspuit aan te koopen, om daarmede zei ven brandweer diensten te bewijzen. Bereids is daartoe eene som van f 600 door vrijwillige bijdragen bijeengebragt. „Bertus!" riep zij en liare stem klonk zóó zwaarmoedig, dat Seiling zijne vingers krampachtig in den met mos bedekten grond vastklemde. „Kom, Bertus! zet u bij mij neder. Ik wachtte u hier af. Vat moed; wees een man! De trouw, die ik u gezworeu heb, houd ik, al moet ik ook met u vereenigd naar den bodem der zee." De gelaatstrekken van den jongen man werden weder levendiger. Toen hij zich nevens Kerdel plaatste, die hare armen hartstochte lijk om zijn hals sloeg eu hem weenend kuste, bestierven hem de woorden op de lippen, want hij vermoedde dat zich hindernissen tegen zijne vurig verlangde hoop hadden opgedaan, voor welker mededeeling het krachtige meisje terugbeefde. Hij spande zich met al zijne welsprekendheid in om haar te troosten en bevestigde onder eede, dat, wat er ook gebeurde, zij op zijne getrouwheid rekenen kon, dat hij haar niet verlaten zou vóórdat de dood hen scheidde. Bij het uiten dezer woorden hield zij op met weenen en schitterde er eene sombere vastberadenheid in hare oogen, terwijl zij Bertus aanzag en zijne beide handen vatte. „Neen, de dood zal ens niet scheiden!" zeide zij vastberaden. „Als gij er over denkt zooals op dien bewusten avond, toeu gij de boot in den wind stnurdet, zal de dood ons juist vcreenigen." Bertus zag haar aan, als begreep hij den zin harer woorden niet. Hij had tijd noodig om woorden te vinden voor hetgeen er in zijn verkropt gemoed omging. „Wankelt gij?" vroeg ze hem op eeuigszius verwijtenden toon. „Neen, Kerdel!" antwoordde Bertus, diep ademhalende. „Indien ik niet voor u kan leven, wil ik met u sterven, zoo waarlijk helpe mij GodMaar ik zag u aan, uwe oogen, uwe lippen en sidderde bij de gedachte, dat dit alles verstijven en het water met uwe haren spelen zou:... Ik wil den dood alleen tegemoet gaan, maar gij, gij...." „Ik zal mijne armen om uw hals slaan en mijne lippen zullen de uwe drukken, Bertus! dan zal de dood niets verschrikkelijks voor ons hebben. Niet heden of morgen behoeft het te geschieden, want ik moet eerst overtuigd zijn, dat er geen middel bestaat om mijn vader aan het geweld van dien duivelschen Klaas...." „Klaas! die schurk! schuilt die er achter?" viel Bertus haar vol woede in de rede. Hij ontrukte aan Kerdel zijne rechterhand en balde dreigend zijne vuist in de richting naar het dorp. „Jn, Bertus! Wat daarvan de oorzaak is, weet ik, ja vermoed ik zelfs niet, maar het is mij genoeg te bespeuren, dat mijn vader hem onvoorwaardelijk gehoorzaam moet zijn. Toen zij beiden nog jongelieden waren, zijn ze te samen geweest, en uit die tijden schijnt de macht van Klaas over hem afkomstig te zijn. Het staat mij niet vrij, in de zaken mijns vaders te dringen en misschien te moeten ervaren, dat hij zijn eigen dochter vreest. Mogelijk is het zóó verschrikkelijk, dat ik schande over u breng, nis jk uwe vrouw word." „Al ware het, dat uw vader iets op zijn geweten heeft waarvoor hem de geheele wereld verafschuwt, dan zou dat mij niet van uwe zijde verwijderd kunnen houden," viel Bertus haar hartstochtelijk in de rede. „Gij hebt u aan mij verloofd en ik zal voor u arbei den. Mocht er een smet kleven aan het goed uws vaders, dan laat gij het hem behouden." „Gij deukt rechtschapen," viel Kerdel zacht in, „en daarom zijt ge mij na aan 't hart gelegen. Ik denk evenzoo eu zal het nooit over mij kunnen verkrijgen om eene schande,' die aan mijn naam kleeft, als huwelijksgoed aan te brengen. Maar dit verontrust mij voor hel oogenblik niet; iets ergers zou mij kunnen overkomen. Wat gij mij gisteren mededeeldet, is de waarheid: Klaas begeert mij tot zijne vrouw en mijn vader heeft zijn verzoek moeten inwil ligen. Aanvankelijk heb ik aan zijn eisch toegegeven, omdat ik my op geene andere wy^e wist te redden. Verbreek ik nu mijne

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 1