IIELRERSOHE Ei\ NIEIIWEDIEPER COURA\ï. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1879. N°. 77. Vrijdag 27 Junij. Jaargang37. „W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdair, Donderdag t Abonnementsprijs per kwartaal Zatnrdag namiddag. franco per post J 1.30. 1.63. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 163. Prijs der Advertentièn: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-lndië. Laatste ligting 's avonds 6 uur. KADASTRALE OPNEMINGEN. Aun de ingezetenen wordt kennis gegeven, dat de Landmeter van het Kadaster, in de volgende weck, met het opnemen dei- kadastrale veranderingen, voor de dienst van 1880, in deze gemeente een aanvang zal maken. Helder, De Burgemeester der gemeente, den 25 Junij 1879. STAKMAN BOSSE. HELDER en NIEUWED1EP, 26 Junij. Blijkens een bij het departement van Marine ontvangen telegram, is Zr. Ms. instructiebrik Zeehond, onder bevel van den kapitein-luitenant ter zee N. Mac Leod, in den namiddag van den 23 dezer van Leith vertrokken. In de op gisteren gehouden vergadering der Commisie voor Volksbijeenkomsten en Floralia zijn de aftredende bestuursleden voor beide afdeelingen herkozen, terwijl in de plaats van den heer Hosbach tot 1 sten secretaris is gekozen de heer Leo. W. F. Oudenhoven. Een achttal leden heeft zich weder bereidvaardig betoond om de zorgen op zich te nemen voor de keuze en uitvoering van tooneelstukjes. Eenige heeren hebben zich doen inschrijven voor liet ver vullen eener spreekbeurt, en als dit voorbeeld nog door anderen wordt gevolgd, en er op muziekale hulp, evenals in den afgeloopen winter, kan worden gerekend, dan is het te wachten, dat de Volksbijeenkomsten ook in het volgend wintersaizoen aan het doel waarmede ze werden ingesteld ruimschoots zullen beantwoorden. Tengevolge het vertrek van den heer Hugenholtz, komen de consulaire agentschappen van Frankrijk, van Denemarken en van Zweden en Noorwegen voor deze haven te vaceeren, en zullen die agentschappen respectie velijk worden opgedragen aan den notaris Hordijk (Frankrijk), den lieer Amons Jr. (Denemarken) en den heer Larssen (Zweden en Noorwegen). In de vergadering der Vereeniging van Onderwijzers en Onderwijzeressen in het 7de district van deze provincie, die den 25 Julij e. k. te Schagen zal worden gehouden, zullen, nevens administratieve werkzaamheden, deze onder werpen behandeld worden: 1. Schoolspaarhankenin te leiden door den heer T. Mooy. 2. Schoolvacantiën; in te leiden door den heer C. A. de Braai. 3. De wiskundige n) HET HUIS IN HE BERGKLOOF, door BALDUIN MOLLIIAUSEN. Vervolg Stipt te middernacht was Bertus op de afgesprokene plaats. Seiling was er reeds en begroette hem op hartelijke» toen. „Wij behoeven niet ver te gaan," ving Seiling aan„hier op het strand kan ons niemand beluisteren. Ik wil u niet alleen een geheim toevertrouwen, maar u Kerdel, voor wie ik zoolang geleefd en gezorgd heb, voor alle eeuwigheid tot vrouw geven." Zij plaatsten zich op cene rotshoogtc, en terwijl de wind om hunne slapen suisde, begon Seiling zijne mededeelingen. „Het is nu ongeveer twee en twintig jaren geleden," zeide hij op een kalmen, overwegenden toon, „dat Klaas en ik te San Francisco het schip, waarop wc als matroos dienden, verlieten en ons naar het binnenland begaven. In de goudmijnen ontmoetten wij een Duitscher, Hager genaamd, met zijne jonge vrouw. Daar liet, als ieder voor zichzelven arbeidde, minder voordeelig was, kwamen wij overeen, ons geluk bij het goudwasschen gemeenschap pelijk te beproeven. Klaas was geen goed medgezel; doch daar hij zeer goed met het wassehen bekend was en wij eiken Zaterdag avond onze winst eerlijk deelden, hing de een van den ander niet af. Wij hadden een huis gebouwd, waarin de vrouw van Hager de huiselijke bezigheden verrichtte en voor onzen kost zorgde, waarvoor Klaas en ik haar natuurlijk schadeloos stelden. Waarlijk, de slechtste en onaangenaamste dagen mijns levens zijn het niet geweest, die ik daar heb doorgebracht. Het geluk was ons bijzonder gunstig, en terwijl Hager en ik onze winst spaarzaam bijeenhielden en wij langzamerhand niet onbeduidende sommen bezaten, besteedde Klaas de Zondagen om datgene, wat hij 's weeks verworven had, te verspelen en te verkwisten. Drie jaren waren alzoo voorbijgegaan en mijne bespaarde penningen beliepen ongeveer zeveu (luizend dollars; eene gelijke som had Hager overgehouden. Toen had er eene gebeurtenis plaats, die eene storing iu ons gemeenschappelijk werken veroorzaakte: Hager werd een dochtertje geboren. Zijne vadervreugde zou echter niet lang ongestoord blijven, want het kind was nauwelijks eenige weken oud, toen de moeder ziek werd en binnen korten tijd overleed. De eerste gedachten, die bij ons opkwamen, waren om uit elkander te gaan, maar we gaven aan de dringende bede van Klaas toe en bleven nog eenigen tijd te samen. Och, dat God gewild had, dat het niet geschied ware! Dan stond het heden beter met mij en ook met Kerdel." „Ze is dus niet uwe dochter?" viel Bertus hem, bijna ademloos van verwondering, in de rede. „Neen!" hernam Seiling, diep ademhalende, „ofschoon zij mij zoo na aan 't hart ligt alsof zij mijn eigen kind was. Zij is de dochter van die arme vrouw en...." sidderend hield hij op en veegde zijn bezweet voorhoofd af. „Stoor mij niet met vragen, Bertus! want ik moet u alles vertellen, zooals ik het in mijn hoofd geregeld heb, of de gedachte over het gebeurde overmeestert mij zóó, dat ik niet verder kan gaan. Het goudwasschen en het op passen van het kind kon onmogelijk met elkander vereenigd worden. Stemden we vroeger overeen, nu was het den een, dan weer den aardrijkskunde als studievak voor den onderwijzer; in te leiden door den heer J. F. Berk. HH. MM. de Koning en de Koningin zijn gisteren namiddag ten 3 u. 50 m. met gevolg per extra-trein langs den Rijnspoorweg te 's Gravenhage aangekomen. IIH. MM. waren in zware rouwkleeding. Z. K. H. Prins Frederik wachtte IIH. MM. aan het station op en condoleerde den Koning en de Koningin, die heiden zigtbaar ontroerd waren. Bovendien bevonden zich op het perron de commissaris des Konings in Zuidholland, de burgemeester van 's Gra venhage en enkele andere autoriteiten. In het gevolg van Z. M. merkte men op baron von Bose, vertegenwoordiger van de hertogin van Nassau hij de begrafenis van Z. K. II. den Kroonprins. Deze gezant was door Z. M. op het Loo ontvangen. (D.) Gisteren middag was het stoffelijk overschot van den Prins van Oranje voor het publiek ter bezigtiging gesteld. Van 2 tot 4 uur verdrongen zich duizenden om een laatste hulde aan den overleden Prins te brengen. Z. K. H. Prins Alexander legde nog een krans op de lijkkist. Aan den 2den bottelier P. A. J. D. Top, dienende aan boord van het wachtschip te Hellevoetsluis, is toegekend de kleine gouden medaille, met gratificatie van f 50, wegens 39jarige eerlijke en trouwe dienst. Drietal bij de Chr. Geref. gemeente te Alkmaar: J. J. Impeta te ?s Gravendeel, E. van het Loo te Gene- muiden, en G. de Jong te Schoonhoven. Het geregtshof te Amsterdam heeft jl. Dingsdag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen J. Gaientaan, die in de vorige week teregt stond, beschuldigd van moord op de weduwe met wie hij had zamengewoond. Het hof achtte de praemiditatie o. a. bewezen uit de verschillende bedreigingen door hem geuit en die hij door de daad heeft laten volgen en veroordeelde hem, ter zake van moord met voorbedachten rade, na vooraf tot een critnineele straf te zijn veroordeeld geweest, tot levenslange gevangenisstraf. Uit Parijs schrijft men dd. 21 dezer aan het U. D. „Heden namiddag ten 4 ure heeft de aangekondigde plegtige lijkdienst ter nagedachtenis van Z. K. H. den Prins van Oranje aan het hotel der Nederlandsche legatie alhier plaats gehad. Reeds een kwartier te voren was de zaal, voor de ge- noodigden bestemd, met een digten drom van vrienden en vereerders des Prinsen bezet. Het diplomatieke korps, de 1 minister van Buitenlandsche Zaken en de maarschalken Mac Maliou en Canrobert eerstgenoemde getooid met het grootkruis der orde van den Nederlandschen Leeuw namen plaats in de beide voorste, uit fauteuils bestaande rijen; de overige genoodigden schaarden zich daarachter op de stoelen, zoover er plaats was namelijk, want velen moesten zich met eene staanplaats behelpen. De middelste salon, waar de lijkkist geplaatst is, welke geheel onder bloemen verborgen was tal van kransen hadden slechts eene plaats kunnen vinden op den grond om de kist heen was gereserveerd voor Z. K. H. Prins- Alexander, de Nederlandsche legatie en den consul-generaal, de hier aanwezige adjudanten des Konings en de Prinsen, henevens de dames, terwijl ook de predikant, de keer Bersier, hier zijne plaats vond. Gevolgd door dezen kleinen stoet, trad even over vieren Prins Alexander, evenals al de aanwezigen eenvoudig in het zwart gekleed, de rouw kapel binnen. De dames, die zich in zijn gevolg bevonden, waren Prinses Mathilde met eene hofdame, de Prinses d'Hénin, de echtgenoot en dochter van onzen gezant, baron van Zuylen van Nyevelt en mevrouw de Stuers, allen in rouwgewaad. De Prins nam plaats regts aan het voeteneinde van de kist; mevrouw van Zuylen aan zijne linkerhand, Prinses Mathilde regts. Links aan het voeteneinde namen de overige dames plaats. Aan het hoofdeinde stond regts baron Bentinck, die Z. K. H. in de rouwkapel had ont vangen, en links stonden de overige heeren van het gevolg. Regts voor de kist was voor eene kleine tafel eene plaats ingeruimd voor den voorganger, den predikant Bersier, een nog jeugdig man, met eene krachtige welluidende stem en onmiskenbare redenaarstalenten. In een klein nevenvertrek, aan de andere zijde van de groote zaal, waarin de overige genoodigden zich bevonden, was een huisorgel geplaatst en bevond zich een klein, doch niet onverdienstelijk koor, waarvan de dames waren gekleed in rouwgewaad. Nadat de zegen was uitgesproken hief het koor de beide eerste verzen aan van het schoone 43ste gezang uit den Franschen bundel „Obscur." Een kort gebed en daarna de voorlezing der begrafenis liturgie, voorkomende op pag. 318 van het gewone Fransche kerkboek, volgden. In stede van het amen in die liturgie voorkomende, zong het koor evenwel eerst O Dieu, Père Céleste, toen ander niet naar den zin, en toen er eens eene kleine oneenigheid tusschen Hager en mij ontstaan was, stookte Klaas, ouder gewoonte, den ontevredene op, zoodat de een den ander niet meer vertrouwde. Daarbij bleef het niet. Langzamerhand trok Klaas Hager naar zijne zijde over en deze, zijne goede vrouw niet meer naast zich hebbende en iu droefheid over haar verlies verkeerende, gaf, helaas te gemakkelijk gehoor aan de kwaadaardige praatjes van den ver leider en begon zich over te geven aan spel en drank. Ik raadde hem aan om op den goeden weg terug te keeren en aan zijn kind te denken, doch hierdoor werd hij op mij nog meer verstoord en voegde mij woorden toe, zooals ze hem alleen door Klaas konden zijn ingegeven. Ilij noemde mij een schaamtcloozen verleider, die hem de gedachte aan zijne overledene vrouw in gal veranderd had en meende, dat hierin de oorzaak gelegen was, dat ik veel van het kind hield. Ik zweeg tegenover zulke hemeltergende beschuldigingen, doch besloot om bij de eerste gelegenheid, die zich voordeed, mij van hen terug te trekken en mijn weg alleen te gaan. Voordat ik echter hieraan gevolg kon geven, kwam het tot eene uitbarsting. Op zekeren dag noemde Hager mij den laaghartigsten schurk, die ooit de vrouw van een eerlijk man had verleid. Dat was te veel voor mij om te kunnen dragen. Ik begaf mij tot liera en eischte, dat hij, nuchter geworden, zijne beschuldiging zou herhalen, ten einde hein te kunnen wederleggen. Daarop barstte hij in een waanzinnigen lach uit, haalde zijn revolver te voorschijn en schoot tweemaal op mij, zonder mij echter te treffen. Toen hij ten derden male het moordtuig ophief, begreep ik, dat bij liet niet opgaf om mij van kant te maken. Wat in de eerstvolgende minuten voorviel is mij nooit recht helder geworden; mijne zinnen begaven mij. Toen ik weder tot mijzelven kwam, zag ik den armen Hager dood voor mij nederliggen; in zijne borst stak mijn mes. Klaas, die ik tijdens het gebeurde- niet gezien had, lag geknield naast hein. Alsof er duizend kanonnen werden afgeschoten, zóó sidderend klonken mij de woorden in de ooren„Peter Seiling, gij zijt een moorde naar, gij hebt Hager doorstoken 1" De laatste woorden waren door Seiling op een zachten toon en moeiclijk verstaanbaar uitgesprokendaarop zweeg hij en staarde als wezenloos voor zich heen. „Gij lmndeldet, omdat gij daartoe door den nood gedwongen werd, Peter Seiling!" nam Bertus, die tot op dit oogenblik nau welijks had durven ademhalen, na eenig stilzwijgen het woord. „Niemand zou in uwe plaats anders gehandeld hebben." Seiling richtte het hoofd op en ademde, als om zich krachtiger te maken, met diepe zuchten de vochtige zeelucht in. „Ja, ik handelde, omdat ik door den nood daartoe gedwongen werd," antwoordde hij, „en toch zou het beter geweest zijn, dat de kogel, die voorbij mijn voorhoofd vloog, mij had nedergeveld, want of het geschied is uit nooddwang, door toeval of om roof te plegen, doet minder ter zake, het door mij vergoten bloed heeft een kind van haar vader beroofd. In de achttien jaren, dat ik bij Kerdel zijne plauts heb vervuld, zag ik haar nimmer aan zonder de gedachte: ik heb het leven uvvs vaders op mijn geweten; geen enkele maal heeft zij mij toegelachen, als kind niet den ge- ringsten dienst bewezen, of ik dacht bij mijzelvenzoo gij het eens wist! Ja, Bertus! dat zyn verschrikkelijke jaren geweest, en toch mag dit alles kinderspel genoemd worden bij hetgeen ik heb moeten verdragen sedert Klaas bij mij inwoont, daarbij de vaste overtuiging hebbende, dat hij het was, die den twist tusschen Hager en mij heeft aangestookt, opdat er tusschen ons verwijdering zon ontstaan en hij daarvan voordeel kon trekken. Ware ik als offer van den strijd gevallen, dan zou hij Hager evenzoo behandeld hebben, want Klaas heeft een listigen en bedriegelijken aard en is door allen, die met hem hebben oingegaau, vervloekt, zonder dat liet in de macht van iemand beeft gelegen, zich van hem te ontslaan." „Ik ken hem," zeide Bertus, toen Seiling weder zweeg. Het toeval heeft mij met hem op hetzelfde schip gebracht; hij werd veracht...." „Dat heeft Kerdel mij gisteren avond medegedeeld," viel Seiling Bertus haastig in de rede, „doch wij zullen dat maar laten rusten; wat eenmaal geschied is, is niet te veranderen. Mijne geschiedenis wil ik voleindigen, en wat daarop volgen zal ik hoop, dat gij beiden [mijne nagedachtenis niet zult vloeken." Hij zuchtte diep en streek met de hand over zijn vochtig voorhoofd, „lloe het mij te moede was, toen ik llager dood ter neer zag liggen, wat zal ik daar lieden nog van zeggen? Klaas bracht mij het eerst tot bezinning, terwijl bij mij toefluisterde, dat ik vluchten moest, als ik niet hangen wilde. Dat woord „hangen" maakte mij woest, want de dag begon aan te breken, en als het gebeurde onder de mijnwerkers ruchtbaar werd, was er voor mij geen redding mogelijk de lynchwet draalt niet lang en hoe kon ik bewijzen, dat ik wer kelijk ter mijner verdediging had gehandeld? Niemaud had mij geloofd en Klaas was er de man niet naar om een getuigenis ten mijnen voordeele af te leggen, ofschoon hij alles gezien moet heb ben. Om over dergelijke zaken veel na te denken, had ik in die oogenblikken minder behagen. Dienzelfdeu nacht hebben wij het lijk heimelijk begraven en den volgenden morgen heb ik Klaas tweeduizend dollars toegeteld, opdat hij over deze zaak zwijgen zou tevens droeg ik aan hein mijn recht op de gemeenschappelijke waschplaals over en vluchtte met het kind, waarvan hij niets weten wilde, naar Sacramento, mijn goud en dat van Hager medenemende. Klaas wist niet, hoe groot het bedrag was, dat ik voor het kind en mij meenam en ik wachtte mij wel hem er iets van mede te deelen, want dan zou hij bezwaarlijk met dc hem toegctelde som tevreden zijn geweest en liet kind om het geld tot zich genomen hebben. Misschien berekende hij ook, dat. hij, als de zaak voor het gerecht kwam, met leêge handen zou worden heengezonden. Mijne belofte om elkander te San Francisco tc ontmoeten, hield ik niet; ik vreesde hem te zeer. Mijn hoofd was langzamerhand helderder geworden en toen ik het gebeurde bedaaid overwoog, werd het mij duidelijk, dat het zonder zijn toedoen niet zou hebben plaats gegrepen. Aanvankelijk wilde ik mij te Breinen vestigen, doch na een uitvorschen van verscheidene jaren gelukte het Klaas om mijne verblijfplaats op te sporen en vluchtte ik hierheen. Ook hier mocht ik mijne levensdagen niet rustig eindigen, ik had het toch wel verdiend ter wille van het berouw en omdat ik het kind van ganscher harte beminde en mijn vermogen met dat van haren vader getrouw voor haar beheerd heb het noodlot voerde Klaas ten tweeden male op mijn spoor. Wat sedert zijne aankomst

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 1