HELDERSOHE
EN NIEUWEOIEPER COURANT.
i- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1879. N". 101.
Vrijdag 22 Augustus.
Jaargang 37.
STREMMING PASSAGE.
23> LIEFDE EN ONSCHULD.
„W ij huldigen
li e t goed e."
Verschijnt lJingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalJ 1.30.
0 franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
ltnreau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advrrtentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
De BURGEMEESTER der gemeente ANNA
PAULOWNA maakt bekend, dat, wegens reparatiën aan
de brug: over de Molcnvnnrt (bij de drie bruggen),
de pnssngc over die brug voor rijtuigen en voetgniigers
zal zijn GESLOTEN van MAANDAG den 25 AUGUSTUS
tot en met VRIJDAG den 29 AUGUSTUS a. s.
Anna Paulowna, den 19 Augustus 1879.
De Burgemeester voornoemd,
C. E. PERK.
HELDER en NIEUWED1EP, 21 Augustus.
Tot vertrek naar Vlissingen gereed, nam de lieer
Jolis. Dyserinck gisteren avond afscheid van zijne gemeente
en van vele andere belangstellenden, die zicli daartoe
onder zijn gehoor bevonden. Naar aanleiding van Hand. XX
vs. 32a: „En nu, Broeders, ik beveel u Gode," bragt de
scheidende leeraar die bede tot zijne vrienden en plaats-
genooten over, als eene vriendelijke, ernstige bede, die in
aller hart weerklank moet vinden. Aan het slot zijner
rede wendde de leeraar zich tot ambtgenooten, tot kerke-
raadsleden, tot de gemeente en inzonderheid ook tot den
heer Dievenbach, pastoor der Oud-Roomsch-Catholieke
gemeente, jegens allen de in den tekst uitgedrukte zegen
bede herhalende.
Aan bet einde der godsdienstoefening rigtte zich de
beer G. T. von O terendorp, voorzitter van den kerkeraad,
tot den beer Dyserinck, hem in Hartelijke woorden dankende
voor bet vele goede gedurende 18 jaren in deze gemeente
gewrocht. Ten blijke van die erkentelijkheid bood bij,
namens de gemeente, den scheidenden leei'aar een kost
baar souvenir aan. Dit geschenk bestaat in een pracht
uitgave van Sbakespeare." Diepgetroffen door dit
blijk van belangstelling en waardeering, antwoordde de
heer Dyserinck in gevoelvolle woorden. De gemeente
zong den leeraar toe de heilbede, vervat in Gezang IX vs. 4.
Na het eindigen der godsdienstoefening bleven de kerke-
raadsleden met den heer Dyserinck en zijne familie nog
eenigen tijd bijeen; op uitnoodiging sloten verscheidene
belangstellende vrienden zicli daarbij aan. Door deputatiën uit
de Sociëteit Mars en uit de Commissie voor Volksbijeen
komsten werd den heer Dyserinck in hartelijke woorden
dank betuigd voor al hetgeen hij ook buiten den kring
Novelle van ELISE LTNHAKT.
(Vervolg.)
Op een donker pad.
Norring had, terwijl hij de havenwerken links liet liggen, zijne
schreden gerigt naar de Kuststraat, geen acht gevende op den
avond, welks vochtig koude lucht hem om het voorhoofd waaide.
Al verder en verder liep hij, de ondergaande zon achterna, totdat
zijne krachten hem begaven en hij zich doodmoe op een rotskam
nederwierp, die dreunde van het geweld, waarmede de golven er
tegen aansloegen. In zich zeiven prevelend, staarde hij op de wit
gekopte golven, die nu eens helderblaauw glinsterend, dan weer
zwart als de nacht voortrollend, loeiden en hem met haar wit
wegstuivend vlokkenschuim bespatten.
«/Kreupel!" Hij liet een gillenden lach booren. ,/En daarom,
omdat eenmaal eene vrouw achteloos was en mij maakte tot wat ik
geworden ben, uitgestooten te zijn uit de rijen van hen die aan
spraak op geluk hebben, het geluk vóór zich te zien en het
nooit te kunnen grijpen, den beker aan de lippen te zetten en
dien nooit te mogen ledigenHet leven zij vervloekt, dat
ik leef!
Hij rigtte zijn bovenlijf op, leunde het gloeijend kloppende voor
hoofd in de hand, en staarde als waanzinnig op de blaauwgrijze
dansende golven.
„Zit zij daar niet, de meerraiu, daar hoven op de klip, zooals
de dichter haar zag?Lacht zij mij niet toe, met haar don
kergroene oogen, terwijl het schuim om haar heen spat? Knarst zij
niet op haar spitse tanden?"
„O, zacht en warm is een menschenbeeld
„O, zoet een menschenlip
„Ben ik u schoon genoeg? Lust het u, den kreupele te kussen
Een tegen de rots opstuivende golf overstroomde hem met het
koude, zilte waterhij rilde en streek, als ontwakend, met de hand
over het voorhoofd. „Ik geloof dat ik op 't punt sta van krank
zinnig te worden, dat de waanzin boven mijn hoofd zweeft naast
mij gaat. Was hij zooeven niet daar? Dat hij kome, ik
vrees hem niet! Ik zou mij in zijne vergetelheid willen bedelven,
ik ben moede Zijn hoofd leunde mat tegen de
naast hem zich verheffende rots. Meeuwen en stormvogels vlogen
krijschend langs hem heen, de golven ontwijkende, die hem dreigden
te overstroomen. Schuw blikten zij naar de eenzame gestalte, die
langzamerhand tot één vorm versmolt met den graauwen rotsgrond,
waarop hij lag.
Norring was kalmer geworden, zijn blik volgde de naar 't
zuiden jagepde wolken, en bleef ten slotte in weemoedige berusting
gevestigd op de enkele sterren, die hier en daar tusschen de
wolken fonkelden.
Het was één uur na middernacht, toen Genia, ontwakend uit
zijner eigenlijke werkzaamheid heeft verrigt. In dezen
gezelligen vriendenkring werden herhaaldelijk de meest
hartelijke gevoelens geuit en bleek liet allerduidelijkst
hoe ter dezer plaatse een geest van verdraagzaamheid en
onderlinge waardeering bestaat, die ook de schijnbaar meest
verwijderden op kerkelijk gebied te zamen brengt.
De lieer van der Linden, Doopsgezind predikant te
Barsingerhorn, dezen avond mede tegenwoordig, nam de
taak op zich om het godsdienst-onderwijs in de vacante
gemeente voort te zetten, welke toezegging inet innige
dankbaarheid werd aanvaard.
De godsdienstoefeningen zullen om de veertien dagen
vervuld worden door de predikanten der Doopsgezinde
gemeenten in Noordholland, de eerste beurt door den heer
de Boer, van Alkmaar.
Volgens een uit Londen bij de heeren W. Ruvs
Zoonen te Rotterdam ontvangen telegram heeft de agent
der Liverpool Salvage te Aden getelegrapheerd, dat het
gestrande stoomschip Overijssel, van Batavia derwaarts,
met de lading totaal verloren is. Al de opvarenden werden
echter gered.
Een nader ontvangen telegram van Aden meldt, dat de
Overijssel den 15 Julij op Guardafui vergaan is, waarbij
de derde stuurman, één matroos en drie pelgrims het leven
verloren hebben.
Door het gouvernements-stoomschip Dagmar werden van
het wrak te Aden aangebragt 102 personen, uitmakende
de bemanning en Europesche passagiers.
De koninklijke goedkeuring is verleend aan de statuten
der „Vereeniging tot bevordering van Christelijk School
onderwijs" te Alkmaar.
Omtrent het nieuwe ministerie (we deelden het in
ons vorig nummer mede) meldt het Rott. N.blad 't volgende:
„De hoofdman van dit nieuwe achttal, dat deftig en
voornaam genoeg is om tot geene onaangenaamheden met
de Kroon aanleiding te geven, is natuurlijk de heer van
Lijnden, wiens antecedenten geene herinnering behoeven.
Bekwaamheden en talenten zal niemand hem betwisten.
Jhr. Six is, met den roep van groote administrative
bekwaamheden, ruim drie jaren geleden, van secretaris van
's Gravenhage tot commissaris des Konings in Zeeland
bevorderd en heeft dien roep daar gehandhaafd. De heer
Six is ongetwijfeld iemand, die aan veel ijver eene groote
mate van werkkracht paart.
Dit laatste geldt trouwens niet minder van de andere
titularissen. Jaren lang was professor Vissering op staat
huishoudkundig gebied de hoogste autoriteit in Nederland,
doch sedert de nieuwe rigting in de economie meer op den
voorgrond is getreden, bleef hij meer in de achterhoede.
de lichte sluimering, waarin zij verzonken was, de deur der voorzaal,
die naar hare slaapkamer voerde, hoorde openen. Het geluid was
zwak, even als dat van de schreden, die haastig naderden. Was hij
thuis gekomen Zij moest het niet gehoord hebben. Maar wat
wilde bij hier, hier in hare slaapkamer, en op dit uur!
Zij voelde dat haar bloed in de aderen verstijfde; zij dacht er
plotseling aan, dat zij vergeten had de deur op liet nachtslot le
doen, toen zij half ontkleed op het bed was gaan liggen. Zij
wilde opspringen zij vermogt geen lid te verroeren; zij poogde
te schreeuwen zij kon geen geluid voortbrengen. Een angst, die
hare zinnen in verwarring bragt, greep haar aan; zij voelde
zacht langs de deur, het slot gaf toe.Barmhartige God,
was dat Norring, die daar stond, terwijl het natte haar in donkere
lokken over zijn voorhoofd hing, en de oogen van een onheilspellenden
gloed flikkerden?
Genia had hare handen over de borst gevouwen, roerloos lag zij
daar, onder de half geloken oogleden hem aanstarende. Was dat
geen waanzinnigheid, die in zijn blik stond te lezen? Araberg's
waarschuwing: „Deuk aan uwe veiligheid!" klonk haar in de ooren.
Waar greep hij met bevende handen zoo driftig naar in zijn borst
zak? kwam hij om haar te vermoorden? Zacht trad hij
nader, met ingehouden adem, totdat hij digt voor haar stond. Een
centenaarslast drukte haar ter neder, gelijk in een dier droomen,
waarin men zich bewegen wil, maar niet kan.
Maar wat was dat? Hij hief de hand niet tegen haar op; stil
knielde hij bij hare legerstede neder; het volle roodachtige licht
der hanglamp viel op zijn gelaat, dat zoo nabij het hare was, dat
zij ziju adem voelde gaan en komen. Dal was geene waanzinnigheid,
geene bedreiging, wat in zijne oogen stond te lezendat was nog
erger dan beide, dat was liefde, vurige hartstogtelijke liefde
Een gevoel van onmagt greep haar aan zij overwon het. Zij
zag dat zijne lippen zich zacht bewogen, alsof zij een gebed pre
velden; zij gevoelde dat ze haar voorhoofd en handen aan
raakten, dat zijn blik vol onuitsprekelijke teederheid op haar rustte,
alsof hij haar beeld voor alle eeuwigheid vast in zijn hart wilde
griffelen toen hoorde zij de deur, die gesloten werd, zacht
kraken, en zijne schier onhoorbaar zich verwijderende schreden.
Zij rigtte zich op. Onder hare hand knetterde een papier het
was een brief aan haar adres. Zij las:
„Gij raakte! van daag een punt aan, waarvan ik zelf de
beslissing reeds lang wcnschte. Ik vertrek met den eersten
trein om de voor een wettige scheiding noodige stappen te doen,
en ik geloof in uwen geest te handelen, wanneer ik weder-
zijdsclien afkeer als reden van ons besluit opgeef. En
nu nog cóne zaak: Ik moet en zal het dragen, om ver van u
te leven. Maar wat ik niet zou kunnen verdragen, is, te weten,
dat gij met bitterheid aan mij denkt. Vergeef mij ter wille
mijner liefde! Verbood mij tot dusver mijn trots, u mijne
liefde te belijden, heden gevoel ik mij zoo diep veroot-
moodigd, dat ik voortaan blij zou zijn zoo ik den grond mogt
kussen dien uw voet betreedt.Heb om mij geen zorg,
Intussclien heeft hij als staathuishoudkundige en financier
een goeden naam gehandhaafd.
De nieuwe minister van Justitie, professor Modderman,
ziet zich thans in staat gesteld het werk te voltooijen,
door hem gedeeltelijk voorbereid, daar hij zitting heeft
gehad in de commissie tot het ontwerpen van een nieuw
Wetboek van Strafvegt, zoodat zijne regtsgeleerde bekwaam
heden reeds vroeger werden gewaardeerd.
Baron van Goltstein en jhr. Klerck waren in 1876
korten tijd ambtgenooten, eerstgenoemde als minister van
Koloniën (27 Augustus 187411 September 1876), laatst
genoemde als minister van Oorlog (1 Februarij 30 Sep
tember 1876).
De heer van Erp Taalman Kip was bij het optreden
van het tweede ministerie-Heemskerk uit het kabinet-
Geertsema overgenomen en stond van 16 Mei 1874 tot
November 1877 aan het hoofd van het departement van
Marine.
De nieuwe minister van Oorlog was thans op dat
departement werkzaam als sous-chef van de vierde afdeeling:
Artillerie, bij welk wapen hij sedert 21 October 1870
den kolonels-rang bezit.
Wat nu de politieke kleur van dit Kabinet betreft,
zou men zeggen: het heeft geen kleur, althans een zeer
moeijelijk aan te wijzen kleur.
't Bevat aristocratische en burgerlijke, conservatieve en
liberale elementen met verschillende tintjes en nuances
en heeft alleen dit gemeen, dat het extra-parlementair is;
dat wil zeggen: geen der ministers was op dit oogenblik
lid der Kamer. Men kan het niet beter kwalificeeren
dan: een Cabinet (Taffaires van zeer gematigde rigting,
waarvan men niets kwaads kan verwachten; dat eenigen
tijd onze politieke aangelegenheden heel bedaard, en heel
netjes zal kunnen administreeren, maar ons feitelijk niet
zal kunnen vooruitbrengen, omdat liet voor de oplossing
van groote politieke vraagstukken uit te heterogene ele
menten is zamengesteld en op geen zekere meerderheid in
de Kamer zal kunnen rekenen, 't Zou volstrekt niet te
verwonderen zijn, zoo ieder van de tegenwoordige ministers
eene andere meerderheid in de Kamer vond, maar op
die wijze kan men geen groote zaken tot stand brengen."
Een politiek Kabinet, zegt de Arnh. Crt., in den engeren
zin van het woord, is dit Kabinet niet. Het bestaat echter
uit mannen van groote bekwaamheid, en daar het niet
gezegd kan worden tot eene bepaalde kleur te behooren,
is dit ministerie op dit oogenblik misschien wel het meest
geschikt om aan de hartstogtelijke woelingen het hoofd te
bieden en een tijd van bezadigdheid te doen wederkeeren,
waaraan ons land zoozeer behoefte heeft.
ik zal het mijne doen, om voortaan rustig te leven, er zal
geen schaduw vallen op het geluk, dat gij aan de zijde van
een ander man zeker zult vinden! Ik keer eerst dan weêr
naar Triest terug, als gij het verlaten hebt. Wees gelukkig
en vergeef!
Een verdoovende smart sneed Genia onder het lezen door het
hart. Nu was het gedaan, alles gedaan, Percy verloren.... Zij
gevoelde dat alles om haar heen wegzonk wat zij gehoopt hadzij
had slechts dit ééne bewustzijn: dat was de pligt.
Zij wist zelve niet, hoe lang zij zoo gezeten had, terwijl hare
gedachten in een woedenden maalstroom door haar brein woelden,
langzamerhand zich ontwarrende en regelende om een vast besluit
te nemenHet gevoel van koude wekte haar. Een warmeu slaaprok
aantrekkende, ging zij voor de schrijflessenaar zitten. Werktuigelijk
greep zij naar een vel postpapier; over haar geheele ligchaam lag
een zeldzame rust verspreid. Alles was zoo gekomen, zooals het
komen moest: mogt zij klagen omdat de pligt zoo hard was
't Waren vaste, zekere letters, die zij op het papier wierp; zij
had nooit geweten dat eene vrouwenpen zoo scherp en pittig kon
zijn. De hand was vast, maar de bleeke lippen trilden zenuwachtig;
zij moest herhaalde malen de pen neerleggen, om het donkere floers
te laten voorbijtrekken, dat voor hare oogen hing. Zij schreef:
„Toen gij heden mij verliet, Percy, zeide ik u, dat ik geen
wereldlijke en kerkelijke wetten zou achten, wanneer zij zich
mogten verzetten tegen datgene wat menschelijk regt is;
maar ik zeide u ook, dat ik mijn geluk niet wilde grondvesten
op geschonden pligt. Ik ben nog dezelfde, denk nog hetzelfde,
en toch, Percy, toch moeten wij van elkander afzien! Ik
had niet gedacht, dat ik ooit deze woorden tot u zou moeten
rigten; ik kende niets in den hemel en op de aarde, wat ik
het regt zou toegekend hebben, ons te scheiden. Maar thans
is het daar, het wortelt in mijn hart, de pligt
„Alles is anders geweest als wij beiden meenden, het is
anders uitgevallen als wij hooptenMijn man bemint mij,
ik kan hem niet verlatenhij heeft mij onafgebroken vurig
en teeder bemindik schaam mij het te zeggen ik ver
moedde het nietHij had wel gezien, dat ik zijn gevoel niet
zóó beantwoordde, als hij verwacht haddaarom trok hij zich
trotsch van mij terug en verborg zijn inwendig gevoel voor mij.
Den spotachtig-onverscliilligen, van geest gezonden Norring
mogt ik verlaten, maar niet den teeder beminneuden echt
genoot, wiens toekomst misschien zoo donker is. Gij kent
zijn verleden, ik zou niet kunnen leven met het bewustzijn,
dat ik hem welligt op nieuw aan die ontzettende zielsziekte
zou overgeleverd hebben.
„Gij zult vertrekken, Percy, zult mij opgeven gij moet
het. Gij zijt edel en kunt niet verlangen, dat ik mijn geheele
leven over mij zelve zou moeten blozen.Gij zult ook
niet op mij wachten, niet er op wachten, dat ik later toch nog
vrij worde; ik wil het offer dat ik breng en God alleen
weet, hoe zwaar het mij valt geheel brengen! Ik verlang