HEDERSCIIE NIËUWEDIEPER COURANT. «- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1879. N". 102. Zondag 84 Augustus. Jaargang37. r kiïs l<sm wurun^VIIEi /jg) b" -^•„,0 Uitgevei A. A. BAKKER Cz. 1 STREMMING PASSAGE. LIEFDE EN ONSCHULD. II t n -- »»W ij huldigen - L65* De VOORZITTER van den RAAD der gemeente HELDER brengt ter openbare kennis, dat DE BAAD ZAL VERGADEBEN op DINGSDAG den 26 AUGUSTUS aanstaande, des AVONDS ten ZEVEN ure. Helder, De Voorzitter voornoemd, deu 23 Augustus 1879. STAKMAN BOSSE. punten ter behandeling 1. Vaststelling rekening en verantwoording 1878. VERGADERING van den RAAD der gemeente TEXEL, op DONDERDAG den 28 AUGUSTUS 1879, des mor gens 10 ure. Punten van bcliandelintj Ingekomen stukken. Vaststelling rekening. Onderzoek geloofsbrieven. De BURGEMEESTER der gemeente ANNA PAULOWNA maakt bekend, dat de passage over de Molenvaartbrug (bij de drie bruggen) voor voetgan gers en rijtuigen tiE§TRIÜMU zal zijn van MAANDAG 1 SEPTEMBER tot en met VRUDAG 5 SEPTEMBER a.s., in plaats van, zooals vroeger werd gepubliceerd, Maan dag 25 Augustus tot Vrijdag 29 Augustus. Anna Paulowna, den 23 Augustus 1879. De Burgemeester voornoemd, bij afwezen, de Wctliouder, J. C. DE NEEUNV. vormde gemeente alhier bet volgende zestal predikanten geformeerd: Bach, te Lutkewierumde Hol, te Bedijkte iz\ot geformeerd: liacii, te Mitüewicrumae noi, ie i>euijKte Schermer; Kist, teAndijk; Peaux, te Haarlem (emer. pred.); Jentink, te Driebergen; en Klaassen, te Emond a/d Hoef. Eergisteren avond ontlastte zich boven deze gemeente een hevig onweder, gepaard met verschrikkelijk weerlicht, hetwelk den hemel een geruimen tijd als in vuur en vlam zette. Toen de onweersbui langzamerhand oostwaarts afdreef, begaven zich een aantal ingezetenen naar den Novelle van ELISE LINHART. Zeedijk om dit grootsch en indrukwekkend schouwspel j te bewonderen. Ireffend was onder die omstandigheden het binnenzeilen vai het barkschip Barsingerhorn, hetwelk telkens door den biksem verlicht werddaarbij „vuurde" de zee zoo hevig, dit bewust schip zich als in een vuurzee scheen voort te bewegen. Gelukkig, voor zoover wij weten, ljeeft in ilen omtrek het bliksemvuur geen ongo- lukken teweeggebiagt» De regelings-eommissie voor de vereenigde tentoon stellingen van Ebralia en Landbouw is dezer dagen ijverig werkzaam om het noodige voor te bereiden voor het naderend volksfeest. Heden avond houdt de lrloralia- commissie eene zitting tot het inschrijven van hen, die hunne planten ter tentoonstelling wenschen in te zenden. Naar wij vernemai wordt door deze Commissie, even als ten vorigen jare, gerekend op de welwillendheid van plaatsgenooten, die hunne planten ter opluistering wenschen af te staan. Zij heeft besloten een paar prijzen uit te loven voor hen, die het streven der Commissie op die wijze het meest oidersteunen. Zelfs van buiten de gemeente moet reeds een aanbod zijn ontvangen om tot opluistering bij te dragen. Omtrent de mailboot Overijssel is uit Aden liet volgende berigt ontvangen: „Het schip ligt 50 mijlen bezuiden Kaap Guardafui. Genoemde bodem ligt in het zand en tusschen steenen. Het achterschip is onder water, er bestaat geen hoop om het schip te redden. De Europesche passagiers, de gezagvoerder, eerste stuur man, doctor en eerste machinist zullen voor rekening der reederij per stoomschip Madura, hetwelk 5 dezer van Padang vertrok en ongeveer den 22sten te Aden verwacht werd, naar Nederland vervoerd worden. Voor de overige bemanning zorgt het Nederlandscli Consulaat te Aden. Sinds eenige weken gaat Z. M. de Koning geregeld eens of tweemaal in de week ter jagt in de Soerensche 'Tn^H t'foSr^Tsioc-bts door ée'ne dame vergezeld, ^1 dé dienstdoende kamerheer en de hofdame ,n een ander rijtuig .er rijtuig volgen. - Een prachtige massief gouden medaille, de eerste eere-korpsmedaille, geschonken door Z. M. den Koning, is bij den schietwedstrijd voor Schutterijen en Weerbaar heidskorpsen in Noordbrahant te Tilburg, op 200 pas, met Schneider-geweer, bij mededinging van alle dienstdoende en rustende schutterijen, behaald door de 1ste compagnie (Vervolg.) Oude kennissen. Drie jaren zijn vervlogen. Het is Sacramentsdag, de klokkcntoonen dringen door de lucht, die warm om den kerktoren van Neustadt stoeit; het feest van den Sacramentsdag brengt vreugde in aller harten. En toch is het slechts het nafeest van het eigenlijke feest, dat heden in den aristocratischen kring der militaire academie wordt gevierd. Het is 's morgens acht uur. Hoofd aan hoofd golft de menigte in de lanen van het park, door welke de processie moet komen. Nog is de mis niet geëindigd, die in do ouderwetsche kerk van den burcht gehoudeu wordt. Bonte lichtstralen vallen door de kostbare glasschilderingen der vensters op het beeldhouwwerk van oratorium en galerijen; zij beschijnen vriendelijk het hoogaltnar, onder hetwelk „de laatste ridder," Keizer Maximiliaan I, rust in dezelfde stad, waar hij het levenslicht aanschouwde. Terwijl nu hier in de heilige schemerachtige ruimte de wierook naar boven stijgt, wandelt een vrolijk jong paar naar den ingang van het park toe. Het is roerend te zien, hoe de lange magere liguur van deu heer in de spiksplinter nieuwe kapiteins-uniform zich innig nederbuigt naar het bekoorlijke schepseltje, dat, evenals zoo menig andere te klein gebleven Eva's-dochter, er zich mee troosten moet, dat haar hoofdje precies tot aan zijn hart reikt. „Meent gc werkelijk, Eugeen, dat wij Warren in het gedrang zullen viudeu?" „Bezwaarlijk! Voor 't overige was het nooit zijne gewooDte, dergelijk gewoel op te zoeken. Zijn oppasser zeide dat hij in het park was, ik geloof dat wij hem eerder in een afgelegen deel er van zullen aantreffen!" De breede laan inslaande, die, naast den rijweg loopende, een bekoorlijk gezigt geeft op het met loof omkranste burchtgebouw en een aantal lommerrijke plekjes om er uit te rusten, snelden zy voorwaarts. „Dat zijn banken vol herinnering, Lucietta. Vier, vijf achter elkander hotsten wij dikwijls als sprinkhanen er op, en lieten de beeneu aan beide zyden naar beneden boemelen, met. het boek, waarin wij juist aan 't lettereten waren, voor ons op de zitplaats tusschen de leunende ellebogen." „Ik had u zoo wel eens willen zien 1" „Gij zoudt van onze wilde bende niets te vreezen gehad hebben; jonge schoone dames beschouwden wij met een soort van heiligen eerbied, doch met de oude maakten wij kort proces." „Waarom?" „De banken waren op de zomeravonden meest zoo propvol door het publiek nit de stad bezet, dat wij dikwijls letterlijk een razzia moesten beginnen, om nog een plaatsje te vinden. Ik denk nog heden met innige vreugde aan de fulminante voordragt over het 5de bataillon rustende schutterij te Woenselj doordeheeren A. Pfaff, Tli. van Hapert en G. D. liuijsmans, met 129 punten in 15 schoten. Ook de eerste korpsmedaille voor rustende schutterijen, zijnde een zilveren medaille, werd door dezelfde compagnie van genoemd batnillon behaald, op 100 pas, met niet minder dan 152 punten in 12 schoten. De kapitein-kommandant van genoemde compagnie, de heer J. F. C. van Schaik, ontving een telegram van geluk- wensching namens Z. M. den Koning. Z. K. H. de Prins van Oranje zal eerstdaags een bnitenlandsclie reis ondernemen. Men schrijft ons van Texel, dd. 21 dezer: „De finale toewijzing bij afslag van den Prins Hendrik polder had heden morgen ten 11 ure plaats. De eigendommen van wijlen Z. K. II. Prins Hendrik, in dien polder, hadden in bod mogen gelden f 55,630. Bij afslag werden ze gemijnd op f 24,500; totaal f80,130. De eigendommen van den heer Tvdeman c. s., in den zelfden polder, golden in bod f 19,795 en werden bij afslag gemijnd op f 1200; totaal f 20,995. De twee bezittingen, die te zamen f 101,125 mogten gelden, werden alsnu in combinatie aangeboden en afge mijnd op eene som van f 11,000 daarboven, naar men zegt voor baron Gaffinet te Brussel, die alzoo eigenaar is geworden van den geheelen Prins Hendrik-polder, voor de som van f 112,125. Indien de verhooging van f 11,000 op de geheele massa pro rato wordt verdeeld, heeft de bezitting van wijlen Prins Hendrik ongeveer f 89,000 opgebragt." „Heden avond ontlastte zich boven onze gemeente een zwaar onweder, waarbij twee schapen van den heerP.Reij, in de onmiddellijke nabijheid van den Burg, door den bliksem zijn gedood. Van andere onheilen vernamen wij gelukkig niets." „In den Prins Hendrik-polder werden reeds heJen zes jl.'Dmgsclag .enoauen, trekking hebbende er M' De aangeboden terreinen /.uilen door desknndtgen, per M L>e aanr.'-" min;8tei van Justitie tc benoemen, XrTn SeU. - OP C°"""iSSie- beUSt salpeterzuur, die ik voor mijne in het gras liggende kameraden hield, vlak achter den rug eener bedaagde schooue, van wier plaats wij gaarne bezit wijden nemen. liet middel werkte onmid dellijk en radicaal de dame verdween en werd niet meer gezien „Jullui moeten een mooije bende geweest zijn!" „Om u te dienen, mevrouw; ik ben nog in het bezit van een veer, die mijn vriend X., gedurende eene geschiedkundige voordragt, den Keizer, die onder de toehoorders was, van den hoed stal „Niet mogelijk „Toch een feit! De Keizer bemerkte deu aanslag en gaf ons lagchend den geheelen vederbos prijs; maar is dat Warren niet, daar voor ons op de aarden schans der kleine vesting?" „Waarlijk hij is het! Wat zal hij oogen opzetten!" Voor hen lag de vesting in miniatuur, waaraan de jonge cadetten leeren moesten, hoe men in een voorkomend geval zijn lijf en leven in een groote vesting het langst eu nadrukkelijkst verdedigt. Binuen de palissaden stond Percy, zorgvuldig de rigting der schietgaten onderzoekend. Hij keerde zich om bij het geluid der naderende schreden, een hartelijke glimlach vloog over zijn ernstige I trekken; hij daalde haastig van den aarden wal naar beueden en omarmde zijn vriend met zigtbare blijdschap. „Eugeen, Lucietta welk een verrassing „Ja, daar zijn wij, Warren ouwe jongen! Zoo -- laat ik je eens goed aanzienge zijt oud geworden in die drie jaren, sinds ik u niet zag! De lucht der academie schijnt niet bijzonder gunstig voor u te wezen!" „Toch wel ik gevoel mij hier wel. Maar wat brengt u op dp schouwplaats onzer jongensstreken, mevrouw?" „De wensch om u te zien, Warren!" Lucietta zag hem vol iunige deelneming aan. „Wij waren te huis teTricstEugeen moest zich toch als kapitein aan papa presenteerenOnze terug reis naar Linz voerde ons over Neustadt, en zoo besloten wij d5n, twee volle dagen bij u door te brengen!" Warren had zich tot Amberg gewend. „Gij waart te Triest," vroeg hij zacht, schier onhoorbaar, terwijl hij zijne oogen neersloeg. „Zaagt gij haar?" „Ja." „Zij is gelukkig?" „Zij schijut het te zijn!" „Ik dank uHij streek zich zacht met de hand over de oogen. „Voor 't overige hartelijke groeten, Percy, van papa Donato Hij begint zich, zoo langzaam aan, aan zijn langen sclwonzoon te gewennen, dien Lucietta hem opgedrongen heeftMaar 't is bijna negen uur, de stoet moet elk oogenblik uit het portaal te voorschijn komen!" Inderdaad bewoog de processie zich langzaam naar het eerste altaar toe. Amberg voelde zijn arm zacht terugtrekken, de jonge vrouw was bang voor de voorwaarts dringende menigte. Hij week terug. Zoekend keek hij naar zijn vriend om waar was hij? Hij had zooeven nog vlak naast hem gestaan. Amber's oog vloog over de omstanders, die het digtst bij hem stonden; het bleef strak op één punt gevestigd. Daar stond Warren, bleek, stijf als een standbeeld, de handen boven de oogen houdend, zooals bij meest deed als bij bijzonder scherp wou zien; onafgebroken staarde hij naar een en dezelfde plek. Amberg volgde dien blik, welke gerigt bleef op iets, wat voor hetn onzigtbaar was. Hij zag dat er plotseling leven en beweging in de stijve gestalte van zijn vriend kwamhij zag dat hij driftig naar voren drong en, zonder om te zien en zich om iets te bekommeren, ruim baan voor zich door den meiischenstroom maakte. Maar de vast opeen gedrongen menigte was niet zoo gemakkelijk op zij te schuiven, het duurde geruimen tijd, eer Percv de vrije plek aan gene zijde bereikte, en nieuwsgierig onderzoekend de blikkeu om zich heen wierp. Diepe teleurstelling stond in zyne trekken te lezen, toen hij, langs een omweg langzaam tcrugkccrend, weêr naast Amberg stond. Lucietta was op een der banken gaan zitten, haar man gaf zijn arm aan Percy, en verwijderde zich haastig eenige schreden met hem. „Wat is er Peicy wat hebt ge?" De toegesprokene streek zich herhaalde malen met de hand over 't voorhoofd, als om zijne gedachten tc verzamelentoen vroeg by op een gejaagden toon„Zaagt gij haar?" „Wie bedoelt ge?" „Zij stond daar naast het oleanderboschjeGenia!" „Hapert het je in de bovenverdieping? Mevrouw Norring is te Triest, ik zag haar eergisteren nog!" „Zij stond weinige minuten geleden daar, waar nu alles leeg is. Het hapert mij niet in mijn brein, Eugeen, en ik heb mijn oogen... Zij was het!" „En toch vergist gij u!" „Meent gij dat ik Genia niet zou kennen? Daar stond zij, met het liefelijk gelaat opwaarts geheven, een glimlachje om de half geopende lippen, alsof zij naar den slaanden vink luisterde, die op deu kunt vun het dak der tent juist op het oogenblik begon te slaan, toen het gezang der priesters verstomde. Zij was zoo schoon, zoo bloeijend 1" „Blocijeud? Ik knn mij niet herinneren, dat ik haar bloeijend vond! Zij scheen kalm en tevreden, toen ik haar zag, maar bloeijenddat is toch niet het regte woord! Was zij alleen?" „Ik geloof..... ik weet niet!" „Zal ik u haar helpen zoeken? Zy kan nog niet ver verwijderd zijn, en in elk geval zou men in de stad naar haar kunnen vragen 1" „Meent gij dat ik zelf haar niet zou zoeken uren lang, dagen lang, als als ik het regt daartoe had? Wat mag zij voor mij zijn wat ik voor haar? Het is beter zóó." „En toch heeft haar gezigt u zoo hevig ontroerd." „Ik meende overwonnen en vergeten te hebbenen nu gevoel ik alles weêr even smartelijk ah vroeger." De woorden klonken dof en treurig, alsuf hij tot ziohzelven gesproken had. Zich na eenige oogenblikken met geweld inspannende, vervolgde hij„Maar wat moet uwe vrouw wel vau mij denken? Kom, laten wij naar haar toegaan wij moeten haar de twee bepaalde dagen zoo aan genaam mogelijk maken!" En Lucietta had zich waarlijk niet te beklagen over haar verblijf te Neustadt, schoon het haar van uur tot uur duidelijker werd, dat Warren een zeer buitengewoon ernstig man was, eu er werkelijk zeer lijdend uitzag. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 1