HELDERSCHE
EN NIËUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1879. N°. 108.
Jaargang 37.
Zondag 7 September.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
IN DEN HERFST.
„W ij huldigen
het goed e."
Verefhijut Dingsdng, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalJ l.SO.
w franco per post -1.65.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regel» 60 Cents,
elke regel meer 15 Ccnta.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
HELDER en NIEUWED1EP, 6 September.
't Terrein van Tivoli alhier is heden feestelijk ingerigt.
in de verte reeds zigtbaar door tal van vaderlandsche
vlaggen. De tentoonstellingen, georganiseerd door de
plaatselijke afdeeling der Hollandsche Maatschappij van
Landbouw en door de Floralia-Vereeniging alhier werden
heden middag op plegtige wijze geopend.
In het lokaal en op het terrein is zooveel schoons ter
bezigtiging bijeengebragt, dat het haast ondoenlijk is in
bijzonderheden te treden, ten einde van 't vele beziens
waardige naar verdienste melding te maken. Een aantal
landbouwwerktuigen zijn op 't voorplein van Tivoli ten
toongesteld, nevens een aantal paarden en rundvee. Een
weinig voortwandelende bereikt men de afdeeling wolvee.
Een en ander doet uitkomen, dat, ofschoon onze streek
niet voor de beste kan worden gehouden wat betreft het
aanfokken van vee, er toch zeer schoone exemplaren te
vinden zijn. Waarlijk het is een lust om dit deel der
tentoonstelling te bezigtigen. Niet minder belangrijk is
het tentoongestelde in de zalen. Tegenover elkander hebben
de beide Vereenigingen hare tropheën opgeslagen. Die
van Landbouw prijkt o. a. met verschillende landbouw
werktuigen, omgeven door tal van voortbrengselen van
land- en tuinbouw en zuivelbereiding. Een verzameling
hout-snijwerk is aan 't eigenlijke van deze tentoonstelling
toegevoegd.
Bezien we nu de trophée door Floralia aan 't andere
einde der groote zaal opgerigt. Wat keurige verzamelingen
van bloemen; hoe zijn ze met groote zorg gekweekt; hoe
frisch en vol leven ziet alles er hier uit. En bovenal
wat fraaije schakeering, die bloemen te midden van zooveel
groen. Waarlijk de inzenders toonen veel zeer veel zorg
aan hunne planten te hebben besteed. Dit blijkt niet
minder in de nevenzaal, waar de zaadplanten zijn opgesteld.
In groote mate is dit deel der tentoonstelling verrijkt
door belangrijke inzendingen van 't geen deze verzameling
kon opluisteren. Zoo vermelden we in de eerste plaats,
hetgeen de heeren den Duik en von O terendorp ook nu
weder hebben gedaan, om door de plaatsing van hun
aquarium de belangrijkheid van het geheel te verhoogen.
Niet minder hulde komt toe aan den onverdroten ijver
van den heer Senderman, die door zijn aquarium en tal
van fraaije planten ter opsiering het doel der Vereeniging
Novelle van A. WEITZMANN.
{Vervolg.)
Reeds lang was Guido aan het einde van dezen brief gekomen
en nog altijd staarden zijne blikken bewegingloos op het blad
papier, dat hij in zijne hauden hield; het schemerde hem voor de
oogeri en alles dwarrelde hem door het hoofd. Zou het mogelijk
zijn, dat zijne sterke, manmoedige vader het afgrijselijk besluit
reeds volvoerd en in wanhoop zijn dierbaar leven met eigen hand
verwoest had? Neen, niet in wanhoop, zij sprak niet uit deze
regelen; slechts liefde, onbegrensde liefde jegens zijn zoon, die ook
de laatste schrede tot een offer van grootmoedigheid en zelfverloo
chening maakte. //Verschrikkelijke gedachte, hiervan de oorzaak te
zijn!" riep hij uit. #0, hoe gaarne zou ik voor hem hebben willen
arbeidenWaarom stelde hij zoo weinig vertrouwen op mijne
arbeidskracht? Doch hij kon, helaas! geen vertrouwen hebben in
een zoon, die "klein en nietsbeteekenend is geweest in iedere kunst,
maar groot in het geld verteeren. Mijn tot dusverre geleid leven
wreekt zich op dit oogenblik bitter, misschien bitterder dan ik het
verdiend heb! Arme, ongelukkige vuder!! Maar zou het wer
kelijk reeds te laat en alle hoop op redding voorbij zijn? Als ik
terstond naar Weenen vertrok?...."
Allerlei gedachten jaagden hem in dit rampzalige oogeublik door
het hoofd; eene hevige smart over het besluit zijns vader beknelde
zijne borst. De vluchtigste gedachte, dat hem door dezen blief het
uitzicht op een vorstelijk vermogen ontnomen was, rees in zijne
ziel niet op.
Hij schelde zijn bediende om hem bij het aankleeden behulpzaam
te zijn en sprak tot hem op driftigen toon:
/,Weet gij ook nauwkeurig, Jean, wanneer de eerste sneltrein
naar Weenen vertrekt? Ik moet zoo spoedig mogelijk derwaarts,
want mijn vader is zwaar ziek. Gij moet dit ook aan mejuffrouw
von Göbcn mededeelen, ingeval mij de tijd ontbreekt om mijzelven
tot haar te begeven."
z/Om Godswil, mijnheer Guido!" riep de oude dienaar ontsteld
nit, toen hij het doodsbleeke gelaat zijns meesters ontdekte, „ik
zal terstond hierover in het Reijnsche Hof het uur van vertrek
gaan vernemen."
Toen Guido zijn in haast gemaakt toilet geëindigd had, kwam
Jean reeds van zijn ingesteld onderzoek terug. De goede oude
man, dien Guido reeds in zijns vaders huis bediend had, was
eveneens doodsbleek geworden en draaide bevend een couvert in
zijne handen om.
„Het is een telegram, mijnheer Relden! De besteller is mij
daarmee op den trap tegemoet gekomen. Ik verzoek u, dit
bewijs te onderteek enen, dat het u goed ter hand is gesteld."
Guido had zeer spoedig zijn naam geplaatst op het billet, dat
hem werd aangeboden, en scheurde met koortsachtigen haast de
enveloppe aan stukken. Een vriend zijns vaders deelde hem in
weinige woorden mede, dat Felden heden morgen met verbrijzelden
schedel in zijn kamer gevonden was en dat de tegenwoordigheid
van zijn zoon in Weenen met verlangen werd tegemoet gezien.
Hij wierp zich op een leuningstoel en bedekte zijn gelaat met
beide banden. Nu had hij den tijd om zich aan zijue smart over
te geven. Wat was er hem thans aan gelegen, of hij heden, mor-
zoozeev bevordert. Verder noemen wij de namen van de
bloemisten M. Los te Alkmaar en W. Jansen alhier; laatst
genoemde belastte zich ook nu weder met het opstellen
van eene piramide, die de tentoonstelling grootelijks
opluistert. Eindelijk zij genoemd de heer Remmers voor
de verzameling opgezette dieren in een fraaijen glazenkast
en de heer Ruijgli, die zich door zijne inzending van sier
planten aller dank verworven heeft.
In den tuin bevindt zich eene kunstbroeijerij, die zeker
door velen met belangstelling zal worden bezigtigd.
Nog verdient vermelding de collectie sierplanten van den
heer G. de Bruin, welwillend voor dit doel afgestaan.
Heden namiddag is er op het feestterrein Matinee
Musicale en terwijl wij dit verslag ter neder stellen, weer
klinken de toonen der muziek van 't Stafmuziekkorps der
Marine, onder directie van den heer W. L. Weckesser.
Floralia. Er zijn 5 prijzen en 17 getuigschriften voor
bloemen; 3 prijzen en 5 getuigschriften voor zaadplanten.
De namen der bekroonden zijn:
Planten: 1ste prijs No. 2, P. Scliröder; 2de prijs No. 85,
J. Koenen; 3de prijs No. 4. Alb. Klein; 4de prijs No. 125,
P. Schilder; 5de prijs No. 17, J. Simon.
Getuigschriften: No. 183, von Oterendorp; No. 115, J.
Rijkers; No. 107, H. A. Stelleman; No. 129, A. Korff;
No. 34, A. J. v. Eeken; No. 55, G. Burkunk; No. 154,
G. Ruig; No. 3, B. Schroder; No. 47, L. v. Es; No. 23,
B. Ruigh; No. 126, C. Schilder; No. 69, M. Meerens;
No. 58, wed. Buijs; No. 113, C. J. Rijkers; No. 62, A.
Fasol; No. 54, mej. C. Weidner; No. 105, J. B. de Graaf.
Zaad: 1ste prijs No. 107, II. A. Stelleman; 2de prijs
No. 69, M. Meerens; 3de prijs No. 55, G. Burkunk.
Getuigschriften: No. 2, P. Schröder: No. 47, L. v. Es;
No. 42, C. v. d. OrdelNo. 10, W. v. d. Ordel; No. 114,
P. J. Rijkers. Slot vervolg nieuws.
Het 4de bataillon van het 7de regiment infanterie
marcheerde gisteren weder, onder bevel van den luitenant-
kolonel van Overveldt, naar buiten de gemeente, tot het
doen van een militairen marsch. Overeenkomstig de regelen
van de velddienst werd de togt tot het Zand in de Zijpe
volbragt en aldaar, tot het bekomen de noodige rust en
verkwikking, eenigen tijd halt gehouden. Tegen 4 ure trok
de troep hare garnizoensplaats weder binnen.
Aan den heer J. G. O vering, adjudant-onderofficier
conducteur der artillerie, is ter gelegenheid van zijne öOjarige
gen of overmorgen de reis naar Weenen aanvaardde? Hij kwam
toch te laat; hij kon zijn vader niet redden. De zaken regelen
wat verstand bad hij daarvan? Wat was hem er aan gelegen, of
uit de schipbreuk van een reusachtigen rijkdom eenige honderden
meer of minder gered werden. Hij wilde bij de begrafenis van
zijn vader tegenwoordig zijn, maar vóór hij derwaarts ging, waren
hier in M.... nog eenige zaken te vereffenen.
Tegen den avond kleedde hij zich zóó zorgvuldig, zóó elegant,
alsof, hij in het schitterendste gezelschap moest verschijnen, hij
ging naar zijne bruid. Zonderling! te midden van de diepe smart
over het geleden verlies, in de verbijstering, die deze plotselinge
ommekeer in zijne maatschappelijke positie met zich bracht, over
viel hem de spottende gedachte aan de schoone en voorname
Isabella von Göben, aan dat bitter teleurgestelde gelaat, dat den
gisteren nog aangebeden bruidegom, heden, nu hij arm geworden
was, koud tegemoet zou zien. Guido gunde aan zijne bruid den
slag, die haar boven het hoofd hing, van harte.
Langzaam steeg hij de breede, helder verlichte stoep op, die
toegang verleende tot de woning van den minister. Hij scheen
geheel de voorname, bedaarde cavalier van vroeger te zijn geen
spoor van hevige gemoedsbeweging was op zijn bleek, maar trotsch
gelaat te ontdekken, toen hij in de nog eenzame receptiezaal vóór
zijne bruid stond, die hem hier met beminnenswaardige opmerk
zaamheid opwachtte.
//Goeden avond, geliefde Guido!" sprak de jonge dame en
stak den binnentredende hare beide handen toe, terwijl ze hare
slanke gestalte eenigszins voorover boog, waarschijnlijk opdat
hij haar de bruidskus zou geven. De handen werdeu op eene
hoffelijke wijze aangegrepen, doch de andere beweging scheen niet
opgemerkt te worden, ten minste ze bleef onbeantwoord.
z/Hoe gaat het u, mijn lieve vriend?" ging Isabella op een
vriendelijken, doch vleienden toon voort. «Ik geloof, dat het nu
reeds twee lange dagen zijn sedert ik u gezien heb."
//Inderdaad, ik geloof ook, dat ik twee dagen uw beminnelijken
aanblik heb moeten ontberen. Mijue gezondheid is zóó slecht,
lieve Isabella! dat ik u een soortgelijke waarlijk niet mag toe-
wenschen."
„O, dat doet mij leed!" antwoordde Isabella op een toon van
het diepste medelijden en de innigste deelneming, terwijl haar blik
zich bezorgd aan liet bleeke gelaat van Guido hechtte. „Zeker
weer die ellendige hoofdpijn?" De zachte hand van het meisje
werd onderzoekend op zijn voorhoofd gelegd.
Gnido Felden kromp bij deze aanraking niet ineen; hij schudde
slechts nadrukkelijk het hoofd en zeide op kalraen toon„Gij ver
keert in eene groote dwaling, Isabellade smart, die mij ter neder
drukt, is meer van moreelen, dan van physieken aard. Heden is
mij de verpletterende tijding gebragt, dat mijn vader plotseling
gestorven is."
„Hoe ontzettend treurig, mijn arme vriend!" klaagde die zachte
vrouwenstem, ofschoon de uitdrukking van haar gelaat in het geheel
niet overeenstemde met den klagende» toon, waarop zij die woorden
uitsprak. Doch wat was de oude bankier Felden eigenlijk voor
mejuffrouw von Göben? Een rijke schoonvader, dien zij niet eens
persoonlijk had gekend, anders niet.
//Inderdaad hoogst treurig!" sprak Guido op een zachten toon,
terwijl hij het gelaat van zijn schoone bruid scherp in het oog
hield. „Het is een hoogstbedroevende slag voor mij, mijn vader
dienstvervulling vanwege het Departement van Oorlog eene
gratificatie verleend.
Bevorderd tot machinisten 3de klasse bij de Kon.
Ned. Marine de machinist-leérling der 1ste kl. W. Lugthart,
H. J. Meerman, van der Horst en G. P. F. Munnik,
dienende aan boord van Zr. Ms. schroefstoomschip van Galen.
Aangenomen het beroep naar Oosterend op Texel door
ds. W. Cannenburg van Ingen, predikant te Borselen.
Men schrijft ons van Nieuwe-Niedorp, dd. 5 dezer:
„De heer A. Francis, wethouder der gemeente Nieuwe-
Niedorp, herdacht gisteren den dag waarop hij voor 25 jaren
als zoodanig was benoemd en welk ambt hij sedert onafge
broken heeft bekleed.
Gisteren avond is de Raad in buitengewone vergadering
bijeen geweest ten einde dien dag niet ongemerkt te laten
voorbijgaan.
Genoemde heer is reeds 33 jaar lid van den Raad dezer
gemeente en op 15 Ju 1 ij jl. weder als zoodanig herkozen."
Jl. Woensdag werd te Hoorn gehouden een hard
draverij met paarden onder den man, uitgeschreven door de
harddraverijclub. Prijs, een prachtig zilveren theeservies
(5 stuks) 1ste premie, een keurig bewerkt zilveren schrijf-
garnituur; 2de premie, een dito zilveren slalepel en vork.
De prijs werd behaald door de bruine merrie Wilhelmina,
van den heer H. van Haren, van Amsterdamberijder
J. Koek; de 1ste premie door de bruine merrie Fiorno,
van den heer C. Barendreclit, te Barendrecht; berijder
J. de Boer; de 2de premie door den bruinen ruin Graaf
Adolf, van den lieer C. Zevenhuizen, te Warmenliuizen;
berijder J. Koster.
In de Starremeer, onder de gemeente Akersloot, heeft
een hevige brand gewoed tengevolge van 't broeijen van
't hooi. Een groote boerenplaats werd daardoor in de asch
gelegd. Van den inboedel kon bijna niets gered worden,
terwijl twee vette kalveren in de vlammen omkwamen.
Aan het vrouwtje, dat op de stoep der Zuiderkerk te
Amsterdam sints jaren lucifers te koop aanbiedt is gedu
rende hare afwezigheid uit huis, door een verachtelijke
hand, een spaarduitje van circa f 30 ontstolen. Thans
wordt voor die oude stumpert de liefdadigheid ingeroepen.
Ziehier wat in het HId. omtrent dit vrouwtje wordt gemeld:
„Velen hier in de stad kennen de bescheiden en arme
oude, maar minder algemeen bekend is het, dat vrouw
te verliezen, daar ik thans niet alleen vaderloos, maar bovendien
zonder eenig vermogen op de wereld hen."
„Hoe meent ge dat?" vroeg Isabella met eene zeer onvaste stem,
terwijl de rozenkleur van hare wangen scheen te wijken.
„Zeer eenvoudig," antwoordde de jongman op een ijskouden toon.
„Ik meen, dat ik sedert heden morgen weet, hoe het met den
rijkdom, dien ik te verwachten had, gesteld is; hij is in de laatste
weken, terwijl ik hier zorgeloos bij den dag voortleefde, te gronde
gegaan. Ik ben thans een arm man, lieve Isabella!"
„Dat kan niet zijn!" riep het jonge meisje verschrikt uit; elk
spoor van zachtheid was uit hare stem verdwenen. „Dat kan on
mogelijk waar zijn, Guido! Gij zoekt mij beangst te maken."
„Het is volkomen de waarheid," antwoordde Guido bedaard.
„Wat kan het mij, wat kan het ons helpen, Isabellaom de daad
zaken niet onder de oogen te durven zien, hoe treurig ze ook
wezen mogen?"
Isabella maakte onwillekeurig eene beweging als om zich aan
den hoek van de tafel te steunen en zag haar bruidegom strak in
het gelaat. „Hoe heeft dat schroomelijk ongeluk kunnen plaats
hebben P" vroeg zij na eenè kleine pauze. Zij verstond onder die
woorden in ieder geval het verlies van het vermogen en niet den
dood van Guido's vader.
„Het is mij ten eencnmale onmogelijk om u dat op eene voor
u bevattelijke wijze mede te deelen," antwoordde Guido koel. „Een
paar ongelukkige speculaticn zijn dikwijls voldoende om een goed-
gezeten koopman arm te maken."
„Arm te maken!" herhaalde Isabella talmende; doch plotseling
hield zij op en verstomde als het ware. Het gevoel van schaamte,
dat bij minder ontwikkelde en beschaafde lieden de welvoeglijk
heid niet geheel en al doet verdwijnen, verhinderde ook haar om
uit te spreken, wat haar thans het naast aan het hart lag. Hoe
zou ze haar bruidegom duidelijk maken, dat er in de tegenwoordige
omstandigheden, waarin hij verkeerde, geen sprake meer kon zijn
van hunne echtverbintenis?
Guido had zich ten opzichte van het karakter van zijne bruid
geenszins aan misleiding schuldig gemaakt. Ofschoon hare lippeu
de .woorden niet uitspraken, las hij ze duidelijk en verstaanbaar
op haar gelaat; doch geen b.itterheid rees in zijne ziel op, hij
was volstrekt niet teleurgesteld en had niet anders verwacht.
„Mejuffrouw!" begon hij na eene pauze, ,,'t komt mij het verstan
digst voor, dat ik thans niet op de vervulling eener belofte kan
en mag aandringen, die mij vroeger gegeven is. Ik zou u groot
onrecht aandoen, indien ik mij slechts een oogenblik bedacht ora
u uwe oubeperkte vrijheid terug te geven."
Deze woorden verlichtten het hart van Isabella; zij begon ruimer
adem te halen. Klaarblijkelijk was zij teleurgesteld in het voor
uitzicht om een schitterenden stand in het maatschappelijk leven in
te nemen, doch Guido bezat, dit ondervond ze nu, tact genoeg om
haar terstond hare vrijheid terug te geven en haar, de dochter van
een minister, niet tot reddingsanker bij de schipbreuk aan to
wenden. Hij was een volkomen cavalier; voor zichzclven vroeg hij
niets. Deze overweging stemde haar zachter.
„En wat zyt ge nu, na deze teleurstelling, voornemens te doen,
arme vriend?" vroeg zij. „Welk beroep wilt gij ter hand nemen?"
De welopgevoede jonge dame bleef niet in gebreke om elke deel
neming te uiten, die de welvoegelijkheid voorschrijft, wanneer een
bekende of een vriend een ongeluk treft, maar het aanbod, haar