Amerikaansche geestkracht, moed en degelijkheid, welke
deugden ook de erfenis van Nederland zijn.
Na deze plegtige ontvangst zijn de werkzaamheden
begonnen.
Het programma der feestviering bij gelegenheid van
't öOjarig bestaan van de bataillons Grenadiers en Jagers
is verschenen. Zij vangt Zondag 21 dezer te 's Gravenhage
aan met een réunie der oud-officieren, die daarop plegtig
in de tent in 't Bosch worden ontvangen. Zondag is de
eigenlijke feestdag, de dag waarop vóór 50 jaren, in naam
des Koniugs, door Prins Frederik aan de toenmalige afdee-
ling Grenadiers het vaandel werd uitgereikt. Dan heeft
er eene groote revue in de Maliebaan plaats en een feest
maaltijd, zoowel van de korporaals en soldaten, als van de
onderofficieren en de officieren en oud-officieren. Des avonds
soiree en vuurwerk. Dingsdag 23 dezer hebben er wed
strijden van verschillenden aard plaats van de onderofficieren
en soldaten van 't regiment, bal in de cantine, enz. Woens
dag is er matinee en soiree musicale voor heeren officieren.
De Rotterdamsche Bank heeft blijkens zijn verslag
een kapitaal-verlies van f 850,000, grootendeels tengevolge
van de Afrikaansche Handelsverecniging.
Als eene bijzonderheid deelt men mede, dat bij den
heer J. F. Oosterhof, landbouwer onder Noordwolde, een
gans voor de tweede maal in dit jaar is begonnen eijeren
te leggen.
Een der „practische medewerkers in het noorden"
van de Landb. Crt. schrijft het volgende: „Veel hooi is er
van !t jaar gewonnen, dat voor de gezondheid van het vee
zelfs zeer gevaarlijk is. Wat dit aangaat, behoeft men alleen
maar te letten op de vele millioenen schimmelplantjes,
waarmede vele hooibergen doortrokken zullen zijn. Het is
dan beter in de mestvaalt, zulk booi, dan in de buiken
van het vee."
Het telegram, waarbij Nordenskjüld berigt gaf van
zijn behouden aankomst in Japan, luidt als volgt: „Yoko-
liama, 3 September. Alles wel aan boord. Verlieten het
winterkwartier op 18, passeerden de Oostkaap op 20 Julij,
zeilden van daar naar de Lawrencebaai, Post Clarence,
Behringsland. Geen ziekte, geen scheurbuik aan boord.
De Vega bevindt zich in uitmuntenden staat.
De Keizer van Duitsehland houdt veel van koren
bloemen. Om hem genoegen te doen zond men. hem
derhalve, toen hij te Koningsbergen vertrok, twee wagens
vol. Hij zal toch ook wel gedacht hebben: trop defleurs,
of in de taal van zijn land: man l-ann aach des Guten zu
viel Iiaben.
„Of wij jelui dat slechte weer hebben toegezonden
zegt broeder Jonathan, uit Amerika, in 't jongste nummer
van de Punch zullen we in 't midden laten, maar zeker
is het, dat wij je veel koren zullen toesturen."
Dank zij den vrijen handel, zegt de berigtgever van
de Köln. Ztg., die alle invoerregten op de eerste levens
behoeften heeft opgeheven, zal ditkeer het mislukken van
den oogst onze mindere klasse oneindig minder treffen
dan vroeger, ten tijde van de graanregten het geval zou
geweest zijn.
Te Ridgewood, N. J., stierf dezer dagen eene vrouw.
Haar man, wetende dat zij rekening hield met een spaarbank,
begaf er zich heen, om het gedeponeerde geld, dat hij dacht
10p. st. te bedragen, er uit te nemen. Tot zijne verbazing
vernam hij dat de som 1200 p. st. bedroeg. Tot zijn
grooter verwondering werd hij geïnformeerd, dat hij het
vah' zijn vfouws zuster. JUocli tot zijné grootste" verwon
dering werd hij er nog bij in kennis gesteld dat het geld
onder het beheer zijner behuwdzuster was, ten behoeve
van den zoon zijner overleden vrouw. Het schijnt dat de
vrouw een onechten zoon had in Duitsehland, vóór zij
naar Amerika kwam. Gedurende het lGjarig huwelijk had
haar man nooit iets vernomen van het geheim zijner vrouw,
en al dien tijd had zij van het geld, haar door haar man
voor de huishouding toegestaan, zorgvuldig een gedeelte
bespaard voor haar zoon.
De man is ongetwijfeld naar huis gegaan met de vaste
overtuiging, dat liet spreekwoord: „eene vrouw kan niet
zwijgen," niet altijd waar is.
kuat ge mij misschien de vriendelijkheid bewijzen, mij mede te deelen,
of ik op dit langwijlig pad eene herherg of eene andere plaats van
huisvesting zal aantreden voor den ondergang der zon."
„Ik zal u geleiden," zeide het meisje, snel van den grond op
springende en den grooten hoed, die nevens haar lag, op haar
donker gekruld kopje zettende. Een schalksche trek speelde oin
haar kleiuen mond, terwijl zij den schilder dat aanbod deed; een
trek van bekoorlijken moedwil, dien Guido geenszins ontging.
„Als het nacht ware," zeide hij, het kind opmerkzaam in bet
lachend gelaat ziende, „zou ik mij aan uwe leiding nauwelijks
toevertrouwen, uil vrees, dat ge als een klein dwaallicht uwe be
trekking vau geleidster zoudt misbruiken, om mij in een modderpoel
te lokken."
„Ga maar gerust met mij mede; modderpoelen zijn bier nergens
te vinden en het kleine meer daarginds is groot genoeg, dat ge u
er niet blindelings zult laten heenlokken. Ik zal u den weg aan
wijzen naar het naaste dorp, dwars door bet bsschhij is niet
veel schoouer, maar bijna de helft korter, dan dien vervelenden
straatweg ginds. Ik woon in het logement boven op den berg.
Gij moet niet naar die ellendige boerenherberg in het dorp gaan.
Kom, ga maar mee!"
Vlug als een hagedis sloop ze vóór hem heeu door de dicht bij
elkander staande hooge pijnboomen; de dorre takken knakten ónder
de lichte kindervoeten in het zachte mos; hier en daar lag een
omgehouwen stam over den weg, waarover dc kleine geleidster met
Guido lustig heensprong. Op plaatsen, waar de hoornen minder
op elkaar stonden, drong liet schitterende zonnelicht door de takken
en danste als het ware op den donkergrocn-Huweelen grond van
het woud, terwijl hier en daar veelkleurige paddestoelen in het
mos opwiesen. Toen ze aan het einde van het bosch gekomen
waren, bleef het meisje plotseling staan en vroeg, voorzichtig naai
den schilder opziende en schijnbaar heel onschuldig„Gij zijt
immers geheel onbekend in deze streken en komt voor de eerste
maal hier te Eberfing?"
Guido knikte toestemmend en antwoordde„Voor de allereerste
maal. Dit oord is wel twee uren van den wejj van het laatste
spoorwegstation gelegen; door mijne vrienden heb ik het toeval
ligerwijze wegens zijne eigenaardige en landelijke bekoorlijkheden
booren prijzen en vernam daarenboven, dat het bij kunstenaars
geheel onbekend en om die reden nog niet „afgegraasd" is. Zie
daar dc reden, waarom ik het in dezen herfst wilde bezoeken."
De kleine scheen met dit antwoord tevreden te zijn, want zij
boog en zeide lachend: „Uwe vrienden hebben u goed ingelicht;
het is de waarheid, dat dit oord eenzaam en door schilders nog
weinig bezocht is. In weerwil daarvan, is het logement op den
beig zeer goed; ik hoop, dat ge daar een onderkomen naar uw
genoegen vinden inoogt."
Wordt vervolgd.)
Brieven uit de Hoofdstad.
(Slot.)
Zooals ge u wellicht herinnert, is tengevolge van een onlangs gevallen
ltaadsbesluit deze Vereeniging (Ned. Tooneel) niet meer in den Stads
schouwburg op het Leidscheplein gevestigd, maar heeft ze nu haar
tent opgeslugen in het theater-van Lier in de Amstelstraat. Voor
den tweeden schouwburg der hoofdstad kon de lokaliteit daar wel
wat eleganter zijn ingerichtvooral voor de habitués van den
Schouwburg op het leidscheplein is het verschil nog al groot;
doch over het geheel is men er vrij comfortable en voldoet ook de
tooneel-inrichting aau alle billijke eischen. Gisteren avond was er
een talrijk en uitgelezen publiek verzameid om getuige van deze
eerste voorstelling te zijn. Voor dat deze eigenlijk aanving, trad
een der beste acteurs van de Vereeniging, de heer Morin, in zwarte
rok en witte das voor het voetlicht, om het talrijke publiek een
„welkomstgroet" toe te brengen. De woorden waren van den heer
Schimmel en over het geheel vrij gematigd voor iemand, die anders
wel eens van een steek onder of des noods boven water houdt.
Maar nu ging het nog al. De hoop werd uitgesproken, dat het
tooneelgezelschap nu voor goed hier (bij van Lier) zou kunnen
blijven en dat de schouwburgbezoekers door hun „blijven" daartoe
zouden medewerken; een wensch, die door de toehoorders met de
meeste welwillendheid werd opgenomen, hetgeen bleek uit de her
haalde toejuichingen en terugroeping, die Morin te beurt vielen.
En nu volgde de opvoering van een allerliefst tooneelstukje, of
stuk mag ik wel zeggen, want het duurde bijna twee uren, in één
bedrijf. Het was uit het Fransch vertaald, van mevrouw Emiie de
Girartlin. En al hadden nu velen met mij gehoopt eu gewenscht,
dat deze Nederlandsche Vereeniging den eersten avond van haar
nieuw levenstijdperk zou optreden met een nieuw, oorspronkelijk
werk van een onzer vaderlandsche letterkundigen, het heeft niet
zoo mogen wezen. Doch ook de aangeboden vrucht van vreemden
bodem was gansch niet verwerpelijk en de voorstelling in menig
opzicht merkwaardig. Vooral om liet optreden van Louis Bouw
meester, die voor het nieuwe seizoen bij dit gezelschap geëngageerd
is en al aanstonds een uitmuntende aanwinst bleek te zijn. Bouw
meester was dusver in een der kleine schouwburgen een zeer gezocht
acteur in vreeselijkc spektakelstukken, zooals ze in die lokalen aan
de orde van den avond zijn; doch hij heeft gisteren avond bewezen,
dat ook een hoogere opvatting der kunst in den edelsten zin des
woords hem niet vreemd is. Ik heb hem voortdurend en met nnn-
dacht opzettelijk gadegeslagen, maar kon niet anders dan telkenmale
mijne onverdeelde bewondering schenken aan zijn voortreffelijke
actie cn zijn aangrijpend schoon „stil spel." Hij vervulde de rol
vau een ouden, getrouwen knecht in een gezin, waar de diepste
verslagenheid en een letterlijk ontroostbare droefheid heerscht over
den dood van den zoon des huizes in den krijg tegen Atjeh; een
droefheid die zoo nameloos groot is, dat cn de moeder cn de zuster
èu de bruid van den beweenden jongman er zelveu het slachtoffer
van dreigen te worden. In dien staat van zaken is de oude, trouwe
Jasper de eeuige die het hoofd boven water weet te houden en de
treurende-vrouwen nog van tijd tot tijd moed inspreekt. En hij is
ook de eenige die nog hoopt, tegen hoop, op de terugkomst van
„den besten jongen," wijl wel zijn uniform, maar niet zijn lijk
herkend is. En als eindelijk die hoop op het ouverwachtst hare
vervulling erlangt door de verschijning van den beweenden doode
in levenden lijve, doet de oude grijskop zijn uiterste best om allen
tot kalmte te stemmen, maar heeft hij ten slotte het meest van
allen behoefte aan de herinnering: dat „Niemand Btcrft van blijd
schap," zooals het in den Hollandschen titel dezer uitmuntende
coiuedie meer juist dan sierlijk wordt uitgedrukt. Dat mevr. Kleine,
die de schoone rol der ontroostbare, kwijnende moeder vervulde,
zich op onberispelijke wijze vau die dankbare taak kweet, zal ik u
wel met behoeven te zeggen; doch het leeuwendeel van dc warme
geestdrift, door het publiek zoo onmiskenbaar en zoo aanhoudend
aan den dag gelegd, kwam ontegenzeggelijk aaD Louis Bouwmeester
ming weet te brengen. Een sierlijke lauwerkrans, oorverdoovende
toejuichingen, een tot driemaal herhaalde terugroeping loonden zijn
talentvol spel, dat ieder ten diepste geroerd hid. Ook mevrouw
Kleine ontving een bouquet.
Yan gansch anderen aard was het stuk waarmede de avond
besloten zou worden: een Ilollandsche opvoering van Molière's
alum bekende Medecin malgrv luinaar de vertaling van Busken
Huët. Menigeen zag eenigszins met spanning te gemoct wat hiervan
worden zou, doch men werd niet teleurgesteld, integendeel, de
verwachting werd verre overtroffen. De vertaling was onberispelijk
een enkel tooueel, dat geheel builen de handeling staat (acte III,
scène II; ge bemerkt dat ik met den Franschen tekst in de hand
de voorstelling volgde) was met oordeel weggelatenen sommige
krasse, gepeperde uitdrukkingen, aan het tooneel uit Molière's dagen
niet vreemd, waren wat verzacht. Waar b. v. de wonderdokter
Sganarelle van het aanvallige minnemoertje zegt: „que je visite sou
sein; c'est 1'office du medecin de voir les tetons des nourrices,"
verlangt hij, door Morin voorgesteld, niets anders dan de min even
de pols te voelen, omdat de polsen der minnen zeer bepaald tot
het gebied van den dokter belmoren. Ook waren hier en daar.
sommige wijdloopige volzinnen wat besnoeid, waardoor de handeling
in levendigheid won. De taal was overigens meestal vloeiend cn
puntig. Het negental artisten, in dit stuk optredend, speelden
blijkbaar met lust en opgewektheid en waren buitengewoon rolvast.
De mise-cu-sccne was volgens de oude Fransche school en mocht
werkelijk amusant heeten. Morin, uitstekend geeostumeerd en ge
grimeerd, was een onbetaalbare Sganarelle; ook in het comische
genre blijkt deze kunstenaar ten volle voor zijn taak berekend te
zijn, hij deed de gansche zaal schudden van 't lichen. Maar ook
de andere vertooners: Tonia Poolman als de „stomme" Lucinde,
Spoor als haar vader Géronle, de heer Tourniaire als Léander,
minnaar van Lucinde, allen brachten het Kunne bij -tot het wel
slagen van dit klassieke blijspel. Wie er echter ten volle genot van
wil hebben, mag geen oogenblik vergeten dut het stuk 200 jaar
oud is en „in de lijst van zijn tijd" beoordeeld wil wezen. Anders
valt het oordeel allicht geheel anders uit.
Zaterdag avond treedt mevr. de Vries voor hel eerst bij het
Ned. Tooneel op.
En dienzelfden avond opent de firma van Ollefcn, Moor en
Veltman hare voorstellingen op liet Leidscheplein met een „groot
melodrama in 10 tafereelen." II n'y a que le premier pas qui coute
t. t.
AMSTELAAR.
V isolitoerlsten.
Gisteren werden alleen eenige scholletjes ter afslag aangeboden
en een honderdtal roggen van Terschelling aangebragt.
Heden kwam de geheelc vloot binnen; de tongenvangst was
echter niet groot, de prijzen wederom hoog. Tong gold f 5 a 35
cents, tarbot f 1 a 8, rog 33 a 37 cents, ulles per stukscholletjes
f 1.20 a 1.70 per mandje. 4 schuiten arriveerden van Terschel
ling met 100 roggen te zamen.
Benoemingen, enz.
De luit. ter zee 1ste kl. J. F. Wesselink en de off. van adra.
3de kl. J. C. van Reyn, van het escader in Oost-Indië teruggekeerd,
zijn op non-activiteit gesteld.
België.
De Vereeniging, die zich ten doel stelt Afrika nader te
onderzoeken en die den Koning tot president heeft, heeft
begrepen, dat voor de reizen door dit land de olifanten
van groot nut zouden zijn. Een olifant draagt de last van
twintig mannen en marcheert oneindig veel vluggerdaar
enboven is hij gewilliger en veel gemakkelijker te behan
delen, want een der grootste bezwaren aan de Afrikaansche
expeditiën verbonden is de muiterij der dragers, hunne
desertie en hunne menigvuldige diefstallen. Bovendien zijn
de olifanten zeer geschikt voor het overtrekken van moeije-
lijke passages en zwemmen ze zeer goed. Als bewijs hiervan
kan o. a. het feit dienen, door een ooggetuige verhaald,
dat namelijk een troep van 79 dezer beesten, van Dacca
naar Barrakpour in Indië gezonden, eens zes uren achter
een te water was, toen een weinig uitrustte op een zand
bank en den togt volbragt met drie uren te zwemmen.
De Koning heeft onlangs aan de Afrikaansche associatie
vier olifanten ten geschenke gegeven, die zonder eenige
moeijelijkheden te Zanzibar ontscheept zijn. 't Is zeker
niet van belang ontbloot te weten, welke prijs voor deze
dieren in Indië betaald wordt. De heer Sanderson, die
gedurende verscheidene jaren de jagt en de dressuur der
olifanten in Bengalen bestuurde, deelt mede, dat sedert
eenigen tijd de prijs dezer dieren aanmerkelijk gestegen
is. Nog niet lang geleden werd een wijfje voor ongeveer
f 1000 verkocht. In 1875 kocht men twee mannetjes, die
pas gevangen cn niet gedresseerd waren, voor f 10000 het
stuk en nu woidt voor een mooi exemplaar dikwijls f25000
besteed. De waar is dus in prijs gestegen. Ook is het
onderhoud van een olifant vrij kostbaar; in Indie wordt de
geleider altijd vergezeld door zijn familie, waarvan alle
leden zich wijden aan de zorgen voor het dier, en hoewel
het voedsel van een olifant voor een groot deel bestaat uit
brandnetels en takken, die hij zelf zoekt, opraapt en op
zijn rug meö naar de legerplaats neemt, moet een olifant
die reist of werkt toch ook meelspijzen hebben, zoodat men
rekent dat een enkel dier ongeveer f7 A f 10 daags van
onderhoud kost.
Ondanks den inkoopsprijs, ondanks de kosten van voeding,
is het waarschijnlijk, dat de olifanten een groote rol zullen
spelen in de Afrikaansche ontdekkingstogten.
Fran K rij Bl
ij e Parijsche bladen bevatten onderscheidene hijzonder-
heden omtrent den terugkeer van de gcamnestieerden, welke
in den vroegen morgen van Woensdag plaats had. Ten
getale van 368 kwamen zij te 4.25 in de Fransche hoofdstad
aan, die zij 8 jaren geleden verlaten hadden. De meesten
waren in Nieuw-Caledonische kleederen gestoken, droegen
graauwe kielen en broeken, alsmede ruwe vilten hoeden.
De commissie, die aanvankelijk meende ieder begenadigde
5 francs te kunnen ter band stellen, moest hen met 2 frs.
wegsturen. Moeijelijk is het een tafereel te geven van de
verschillende treffende ontmoetingen, die in het vroege
ochtenduur aan het station plaats hadden. Hier zag men
een oude vrouw, die geruimen tijd haar zoon zocht, welke
haar als een jongen van 19 jaren verlaten had en door de
ontberingen en 't verdriet in het ballingsoord in die 8 jaren
als het ware vergrijsd was; daar een jonge vrouw, die haar
man na de eerste hartelijke ontmoeting de ruwe kiel van
't lijf scheurde cn hem in den medegebragten jas stak, omdat
.net Mime, nat hij in Ho UoorJocucia liet
huis zou binnentreden. Wat de begenadigden zelf aangaat,
zij waren over het geheel zeer vreedzaam gestemd. IVleer
dan 150 schenen in vergetelheid geraakt en velen waren
er waarvan de vrouwen, die inmiddels andere verbindtenisssen
hadden aangegaan, niets meer wilden weten. Voor velen
van dezen waren de 2 frs. een uitkomst, om hun leed
te verzetten.
De Parijsche correspondent der Daily News geeft nog
een roerend verhaal over een der teruggekeerde communards.
De man was getrouwd en had kinderen, wat met meer van
de verbannenen het geval was, maar wat niet bij iedereen
voorkwam, de vrouw was ook gedurende de lange afwe
zigheid den man getrouw gebleven. Zij had gezwoegd en
geslaafd om haar brood te verdienen en haar kinderen een
goede opvoeding te geven, wat haar ook uitnemend gelukt
was. Zij slaagde er in, al haar kinderen een zaak te bezorgen
en wist nog telkens geld aan haar man over te zenden,
die in het oord der verbanning aan een chronische
kwaal leed.
Eindelijk was de dag van den terugkeer daar, en vrouw
en kinderen waren aan het station om den langge-
miste op te wachten. Maar zij vonden niemand: de man
was door ziekte en vermoeijenis zoo veranderd, dat hij niet
herkend werd. Treurig waren vrouw en kinderen elk naar
eigen woning teruggekeerd, toen eindelijk de vader, na nog
lang gewacht en gezocht te hebben den weg naar de wel
bekende woning insloeg met zijn bagage, waarin hij eenige
zeldzame schelpen en opgezette vogels had, waarmede hij
zijn vrouw wilde verrassen. Hij klopte aan, maar vond
de deur gesloten en gegrendeld. Toen zij door een com
missaris van politie was opengebroken, vertoonde zich een
hartverscheurend schouwspel. De vrouw had zelfmoord
begaan en naast haar lijk werd een brief gevonden, waarin
zij zeide slechts eens lief te hebben gehad, en nu zij het
voorwerp harer liefde dood geloofde, ook zelf het leven
niet langer te kunnen dragen.
De groote en algemeen bekende caricaturist Cham
is jl. Zaturdag te Parijs overleden. Figaro wijdt een zeer
sympathetisch artikel aan den onvergetelijken teekenaar, die
twee geslachten met zijne teekeningen heeft geamuseerd.
Engeland..
Er is eene tijding ontvangen, die in het geheele land,
maar vooral bij het gouvernement, met schrik moet zijn
vernomen.
De Afghaansehe kwestie, welker afdoende en eervolle
beslechting bij de nieuwe verkiezingen voor de aanhangers
van het gouvernement een groot gewigt in de schaal zou
werpen, is op nieuw geopend en een nieuwe veldtogt is
onvermijdelijk geworden.
In de hoofdstad des lands, Kaboel, zijn plotseling de
soldaten aan het muiten geslagen. De bevolking sloot
zich bij hen aan eri weldra werd het gebouw van het
Engelsche gezantschap door een verbitterde hoop aange
vallen. Men weet, dat de aanval Woensdag den ganschen
dag voortduurde en dat 's avonds het gebouw in brand
stond. Wat er van het gezantschap en zijn Engelsch
escorte geworden is, weet men niet.