HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1879. N°. 114.
Zondag 21 September.
Jaargang37.
„Wij huldigen
het goed c.*'
i 2 Verschijut Dingsdag, Donderdag e
Abonnement «prijs per kwar
Zatnrdag namiddag.
franco per poat
J 1.80.
- 1.66.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der A d v r r t e n 11 nVan 11 regela 60 Cents,
elke regel ineer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-lndiê.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUVVED1EP, 20 September.
De bestemming van het escader, onder bevel van den
kapitein ter zee J. W. Binkes, is vermoedelijk Madera en
de Kaap Verdische eilanden. Het vertrek zal zijn in
December a. s., om tegen Junij te retourneren.
Zr. Ms. schroefstoomschip Atjeh, liggende alhier, wordt
met den 1 October a. s. in dienst gesteld, met bestemming
naar Oost-Indië, en het bevel daarover opgedragen aan
Zr. Ms. adjudant in buitengewone dienst, de kapt. ter zee
jbr. H. O. Wichers.
In de vergadering der afdeeling Helder van het
Nederlandsch Onderwijzers-Genootschap, jl. Donderdag
gehouden, werd eene voordragt gehouden door den heer
F. Sant. Spreker handelde over het voor eenige dagen
alhier gevierde Floralia-feest, en uitte den wensch, dat de
commissie, voor dit doel hier werkzaam, den kring liarer
bemoeijingen inogt willen uitbreiden door eene tentoonstelling,
te houden van planten uitsluitend aan kinderen ter kweeking
verstrektcn ter mededinging onderling. Van deze tentoon
stelling wilde spreker alzoo gemaakt hebben een bloemen-
feest, uitsluitend voor kinderen. Druk werd over dit
onderwerp van gedachten gewisselddaarbij werd erkend,
dat de Floralia-commissie door 't afgeven van familiekaarten
de deelneming van kinderen aan 't jaarlijksch bloemenfeest
ten zeerste bevordert. Welligt geeft het denkbeeld, door
den heer S. geopperd, aanleiding tot eene voor kinderen
zeker hoogst nuttige uitbreiding van de Heldersche Floralia.
Jl. Donderdag ontbraken een paar matrozen aan boord
van het wachtschip op het appèl.
De politie hiervan verwittigd, gingen eenige veldwachters
op recherche uit en hadden het geluk de jongelui ver in
de duinen op te sporen, terwijl zï dood onschuldig aan het
bramen zoeken waren. Ze hadden, zeiden zij, klok noch
klepel gehoord en wisten dus van uur noch tijd. De
veldwachters boden vriendschappelijk aan hen naar het
wachtschip te begeleiden en om ze kameraadschappelijk
bij elkander te houden, verbonden zij hen met een zoo
genaamde Amerikaansche bracelet. De togt door de
gemeente ging zonder eenige hindernis, maar ter hoogte
van de Marine-Club gekomen, bedankten onze matrozen
vöor de eer van verder geleide sprongen onvoorziens
8) IN DEN HERFST.
Novelle van A. WEITZMANN.
{Vervolg.)
Hans von Olgershausen was sedert verscheidene jaren Lucia's
vurigste vereerder, voor wieu ieder harer wenscken een bevel en
hare zonderlingste luimen bewijzen van de bekoorlijkste originaliteit
waren. Zelfs in hare somberste stemming, die dikwijls als een
sluier over haar levendig gelaat viel, toonde bij tegenover hare
beleedigende koelheid het beminnenswaardigste geduld en de ridder-
lij kste oplettendheid.
Lucia was echter in de laatste jaren veel veranderd. Zij bezat
niet meer dien gestadigen humor van vroeger, maar verviel dikwijls
plotseling van het eene uiterste in het andere, van de uitgelatenste
vroolijkheid tot den zwaarmoedigstcn ernst. Niet dat haar die
oude kinderlyke liefde jegens Guido Felden nog onwankelbaar in
de gedachte bleef, dat zou te veel gevergd zijn van de besten
digheid van een jong meisjeshart. Zulke herinneringen, hoe levendig
ze op zestienjarigen leeftijd ook waien, worden zwakker met de
jaren, wanneer ze niet door toevallige omstandigheden levendig
gehouden worden; doch welk toeval had Lucia in dit woelige
stadsleven, in dien maalstroom van genoegens aan de lierfst-idylle
uit hare kinderjaren kunnen herinneren? Neen, zij dacht er zelden
aan, en wanneer die vervlogene dagen nog eens in hare herinne
ring oprezen, dacht ze er aan met onverschilligheid. Slechts deze
gedachte deed Lucia smartelijk aan, dat zij sedert den tijd, dat ze
in de gelegenheid geweest was te kunnen kiezen, zooals aan wei
nigen slechts vergund was, haar nooit weder een man geboeid had
zooals die schilder, die toen helaaste vroeg de gevoelens van haar
jeugdig hart voor zich gewonnen had.
Somtijds, wanneer Lucia haar eigen hart, niettegenstaande al de
huldeblijken, die zij van jonge mannen ontving, koud voorkwam,
dacht zij er over na, hoe Guido Felden haar thans verschijuen zou,
als ze hem nu eens na verloop van vier jaren met haar verhelderde
oogen, die thans geleerd hadden de mannen te doorgronden, kon
wederzien. Vermoedelijk zou ook hy van den idealen luister ont
daan zijn, waarmede haar vijftienjarigen leeftijd hem getooid had;
misschien zou hij haar volstrekt niet interessanter voorkomen, dan
baron van Olgershausen, die zij ten minste hartelijk liefhad en die
naar allen schijn geen anderen wensch koesterde, dan hare weder
liefde te erlangen.
De vrouwen hieldeu den baron voor een schoon inan en zelfs
Lucia roemde, als zij in een goeden luim was, zijne breedgeschou
derde, herculische gestalte, doch was zij in eene sombere stemming,
dan betitelde zij zijne verschijning met de waarlijk niet vleiende
uitdrukking van „brutaal." Trots alles wat het meisje soms aan
den persoon van haar koenen chevalier mocht te berispen hebben,
was ze aan zijne hulde gewoon geraakt, en hoeveel in zulke zaken
de gewoonte doet, is van algemeene bekendheid.
Baron von Olgershausen had het grootendeels aan het toeval te
danken, dat hij van Lucia geen direct weigerend antwoord outying,
toen hij op zekeren avond, terwijl hij haar aan zijn arm naar huis
geleidde, zich het zeldzame geluk van met haar alleen te zijn en
de zachte stemming, waarin zij verkeerde, ten nutte maakte om
in de gracht en zwommen naar de werf. De veldwachters,
die geen „half werk" wilden gedaan hebben, ijlden naar
de werf en verzochten den officier van politie om hen te
mogen gaan zoeken. Met behulp van dezen werden de
vlugtelingen spoedig ontdekt en in weerwil van hun
beweren, dat zij zich op Marine-terrein bevonden, werden
zij druipnat aan boord gebragt, om welligt morgen of
overmorgen, naar scheepsgebruik, „afgedroogd." te worden.
Volgens een uit Londen eergisteren te Rotterdam ter
beurze ontvangen telegram, is het stoomschip Overijssel,
bij Kaap Guardafui gestrand, uiteengeslagen.
Bedankt voor het beroep naar Oosterland (Wieringen)
door ds. D. T. Meinsma, te Nijega.
Aan den heer G. Limperg, predikant bij de Herat.
Evang. Luth. gemeente te Enkhuizen, is wegens voortdu
rende ongesteldheid emeritaat verleend.
De nieuwe cursus aan de Rijks Landbouwschool te
Wageningen is begonnen met 115 leerlingen.
In het tijdperk van 10 Augustus tot 6 September 1879
zijn, blijkens ingekomen ambtsberigten, door longziekte aan
getast: in Noordbrabant 1 rund, in Zuidholland 4 runderen.
Totaal 5 runderen. In het vorige tijdvak van vier weken
was 1 rund door die ziekte aangetast.
Jl. Donderdag werd aan het gebouw van het Provin
ciaal Gouvernement van Noordholland te Haarlem aanbesteed:
het maken van een peilput, met gebouwtje voor een zelf-
registreerenden getijmeter, te Enkhuizen; laagste inschrijver
was de heer W. Rienderhof te Enkhuizen, voor f 3147.
Men schrijft ons van Texel, dd. 18 dezer:
„Herhaaldelijk zijn op ons eiland proeven genomen met
verschillende mestsoorten, zoowel voor bemesting van bouw-
als weiland. Die proeven hebben echter weinig resultaat
opgeleverd. Het doet ons daarom genoegen thans te kunnen
melden, dat de scheikundig zamengestelde mest, bekend
onder den naam van Belgische guano, aan de verwachting
volkomen heeft beantwoord. Op slechts één uitzondering na
zijn allen, die er gebruik van hebben gemaakt, tevreden
over den uitslag, o. a. hebben de hceren D. B. Lap,
D. J. Daalder en dr. J. P. Koning de meest gunstige
uitkomst verkregen. De heeren Lap en Koning hebben
gebruik gemaakt van merk D voor weiland en de hfeer
Daalder van merken A en B voor bouwland.
De heer Koning verklaart positief: 1. dat het land waarop
de mest is gestrooid, is gehooid en later met gunstig gevolg
geweid, en 2. dat het land nog steeds in gunstigen toestand
haar met zijne innige en onwankelbare gevoelens bekend te maken.
Lucia beantwoordde zijn voorstel niet met het koele „neen,"
waarmede zij tot dusverre alle aanzoeken, die haar gedaan werden,
had afgewezen, maar zeide den baron kalm cn vriendelijk, dat zij
zijn vereerend aanzoek op prijs wist te stellen, doch dat een zoo
ernstigen stap iu het leven rijpelijk overwogen behoorde te worden.
Zij wcnschte haar vader hierover te schrijven en hare begeerte was,
dat. von Olgershausen geduld zou hebben totdat zij antwoord had
ontvangen.
De baron was opgetogen over den loop, dien zijn aanzoek geno
men had. Hij bedankte Lucia voor het antwoord, dat zij aan hem
gegeven had, op eene overdrevene wijze. Toen hij aan de woning
van zijne bruid in spe afscheid genomen had, trad hij met opge
heven hoofd door de in nachtelijke stilte gehulde straten der stad
en dacht bij zichzelven „Een aanzienlijk vermogen, een fraai slot
en eene schoone vrouw, dat zijn drie bpgeerlijke zaken in het
menschelijk leven. Zij is eene zeer hupsche deern, en haar geld
is goed!"
Toen Lucia 's avonds in hare kamer aan de schrijftafel zat, om
haren vader met het voorgevallene in kennis te stellen, zocht ze
langen tijd te vergeefs naar eene geschikte inleiding; de woorden
wilden haar niet uit de pen vloeien zooals zij dit gewcnscht had.
Terwijl ze aldus overlegde, vlogen hare gedachten verre van het
papier, dat zc voor zich had liggen; zij dacht aan haren vroolijken
kindertijd. Zij lachte bitter, lu e zij zich als vijftienjarig meisje de
verrukking van eene jonge bruid had voorgesteld. Thans was voor
haar de werkelijkheid gekomen, en die was zoo geheel anders, zoo
kalm en zonder de minste hartstochtelijkheid. „Ja," zeide zij bij
zichzelve, „zoo gaat het met al onze illusicn
Zij kon niet zeggen, dat ze een tegenzin koesterde jegens
den baron von Olgershausen; integendeel, zij zag eene ver-
biudtenis met hem zonder eenigen weerzin te gemoet, want zij
was er van overtuigd, dat haar vader met de wcnschen van
zijne lievelinge volkomen zou instemmen. Zoover was alles iu de
beste orde, maar toch toch....
Lucia zat met het hoofd in hare handen en sloot de oogen
hare zwarte lokken vielen over het schoone gelaat, aan welks uit
drukking de laatste vier jaren bijna niet9 hadden veranderd. Hoe
kwam het, dat zij de rechte vroolijkheid niet kon wedervinden?
Oude illusicn der jeugd; het verleden, dat nog altijd ingreep in
het hedenDat mocht niet geschiedenhet verleden was voorbij,
voor eeuwig voorbij, de toekomst moest worden tegemoet getreden.
Veertien dagen later, in den laten avond, stond Lucia met haren
vader alleen in de groote eetzaal van het Eberfiuger slot, die kort
te voren door de laatste gasten, die zoowel uit de hoofdstad als
uit den omtrek daar bijeen geweest waren, ontruimd was. De zaal
schitterde iu den helderslen lichtglansfel brandende beukenblokken
knetterden in den vuurhaard en verspreidden eene aangename warmte,
terwijl buiten een kouden Februari-regen tegen de glasruiten sloeg.
Trots dit alles, was er iets terugstooteuds in de anders zoo vriende
lijke kamer en lag een zwaarmoedigen trek uitgespreid op de aan
gezichten der beide achterblijvend en.
Voorzeker, eene tafel, bedekt met halfledige glazen en flesschen,
verward door elkander staande borden, overblijfselen van brood en
ledige fruit- en confituurschalen, heeft voor het oog iets onvriende-
verkeert en een kraehtigen groei vertoont, zoodat liet
resultaat van bemesting alleszins gunstig te noemen is.
Als men in aanmerking neemt dat de heer Koning de
mest heeft gestrooid over zijn slcchtsten grond, dan verkrijgt
deze verklaring nog des *e grooter waarde."
Op de gemeente-begrooting van Nieuwe Niedorp voor
het volgende jaar zijn de inkomsten geraamd op f 13,836.631,
en de uitgaven op f 12,236.63|. Onder de laatstgenoemde
posten zijn die ten behoeve van het onderwijs uitgetrokken
tot een bedrag van f 4720, terwijl daarvoor in dit jaar is
toegestaan f 3860 en in 1878 werkelijk is uitgegeven de
som van f 3817.68|.
Het belangrijk hooger bedrag voor het onderwijs, dat
in 1880 noodig zul wezen, is een gevolg van de eerlang te
openen nieuw gebouwde school in het gehucht Moerbeek.
Men schrijft ons uit Anna Paulowna, dd. 19 dezer:
„Gisteren middag brak alhier brand uit in het huis
bewoond door G. de Bas, aan de Kromme Togt.. Daar de
brand het eerst boven ontdekt werd, waar hooi geborgen
werd, slaagde men er in om het meeste huisraad te redden.
De brandweer was spoedig ter plaatse en wist door doel
treffende maatregelen eene mijt hooi in de onmiddellijke
nabijheid te bewaren. Vervolgens werd het gelieele perceel
omvergehaald en de brand gebluscht. Niet alles was tegen
brandschade verzekerd; de oorzaak is niet met zekerheid
bekend."
Iloe weinig de mensch zijn einde voorziet, bleek
jl. Dingsdag weêr treffend. De heer C., een jongmensch,
in eene fabriek te Amsterdam werkzaam, die bij stilte van
werk en in tusschen-uren zich uit liefhebberij met smids-
arbeid bezighield, vatte Woensdag bij het schoone weder
het voornemen op om met een zijner zusters een roeitogtje
te maken. Ondanks het afraden zijner familie, wegens het
kort geleden ongeval op den Amstel, deed hij het toch, en
kwam ook goed weder tehuis. Toen begaf hij zich naar zijne
werkplaats. Kort daarop hoorde men een slag als van een
vallend stuk ijzer. Dat wel meer lioorende, lette men er
niet op. Eenigen tijd later daarheen komende om hem iels
te brengen, vond men hem dood onder eene plaat, die hem
op het hoofd was gevallen. (Amst. Crt.)
Verschillende ingezetenen van Amsterdam hebben
dezer dagen bij gedrukten brief de kennisgeving ontvangen
dat: „buitenlandsche ridderorden van 15 staten, het eere
lidmaatschap van letterkundige en andere genootschappen,
medailles, adellijke titels, consulaten en brevetten als hof-
lijks; een onbehagelijk gevoel overvalt ieder, die achterblijft in de
ruimte, waar voor eenige oogenblikken een levendig gesprek gevoerd
werd en een vroolijk gelach weerklonk, terwijl zijn blik vermoeid
heenglijdt over achteloos teruggeschoven stoelen, overal verspreide
sigarenasch, verkreukelde servetten en kurken van champagneflesschen.
Lucia wendde zich tot haren vader en legde hare hand op zijn
schouder. „Nu, papa!" zeide zij met een zucht, „ik ben blijde,
dat het verlovingsfeest achter den rug is. Gij ook, niet waar?
Eene akelige gewoonte, die offioiëele feestelijkheden bij doop, ver
loving, huwelijk en dergelijke levensomstandigheden, waar zooveel
menschen, die elkander volkomen onverschillig zijn, aan óéne tafel
zaamgekoppeld worden."
„Dubbel onaangenaam voor mij, mijn schat 1" antwoordde de
heer von Berchheira lachende, „daar ik niet, zooals gij, door een
bruidegom word bezig gehouden, en gij u daarom niet om de
gasten behoefdet te bekommeren. Het is waarlijk geen lichte taak
om den vroolijken en galanten gastheer te moeten spelen bij een
feest, dat hem slechts daaraan herinnert, dat hij binnen korten tijd
den besten schat zijns levens aan een ander, aan een vreemdeliug,
moet afstaan. Een ouder is zeer egoïstisch, mijn kind
Lucia schudde met het hoofd en zeide: „Gij niet, papa! gij in
het minste niet. Hebt ge mij in al die jaren niet van u laten
gaan? Hebt ge mijn wensch, toen ik mij vóór von Olgershausen
verklaarde, met een enkel woord bestreden? Gij zijt altijd onuit
sprekelijk goed voor mij geweest, zóó goed, als niemand ter wereld
meer voor mij zijn zal."
„Lieve Lucia!" riep de oude man, zich geweld aandoende om
op een vroolijken toon te spreken, „is het dan niet een offer, dat
ge aan mijn egoïsme brengt, als gy de korte weken van uwen bruidstijd,
de zoetste, die het leven ons schenken kan, hier in het eenzame
slot doorbrengt, terwijl uw bruidegom in de hoofdstad moet blijven
en u slechts nu en dan bezoeken kan?"
„Ik bid u, papa! spreek daar niet over; dit is zeer natuurlijk,"
antwoordde Lucia terstond. „Er zijn zooveel bruidsparen, die niet
op dezelfde plaats wonen en zich evenzeer in de verwijdering van
elkander moeten schikken. Het is mij nooit anders in de gedachte
gekomen, dan om de laatste maanden vóór mijn huwelijk bij u
door te brengen, te meer, daar wij reeds zoolang van elkander
gescheiden waren."
Liefkozend streek de vrijheer Lucia's donkere lokken uit haar
gelaat en zag haar teeder in de oogen. „Mijn kind!" begon hij na
eene kleine pauze, „ik was er immer van overtuigd, dat gij geheel
anders zijt, dan de vrouwen in het algemeen. U kost het moeite,
wat anderen zoo gemakkelijk valt: vader en moeder te verlaten om
een man te volgen. Ik weet het, Lucia! dat een gedeelte van uw
hart zal achterblijven bij de vrienden uwer kindscbheid, bij ons te
Eberfing."
„O ja, een groot gedeelte van mijn hart!" antwoordde Lucia
zacht en hare woorden klonken als een zware zucht. „Daarom
verheug ik er mij hartelijk over, mijne bruidsdagen bij u te mogen
doorbreugeu. De Eberfinger lente! sedert vier jaren heb ik
geen lente aanschouwd. In de stad ontdekt men zoo in eens, dat
men in Bloeimaand is, dat de hoornen plotseling groen zijn ge
worden en de hemel helderblauw is, maar het voorgevoel van de
naderende lente, dat te midden van het bulderen van Februari-