ren, even vrij van gekunsteldheid als van kunst, trokken velen aan. Opmerkelijk mag het heeten, dat hij gestorven is een paar uur nadat hij een schijndoode had voorgesteld, namelijk in CatJiarina Hoiccird. (Amsterd. Crt.) Bij den wedstrijd van ploegen en eggen, uitgeschreven door de afdeeling Haarlemmermeer der Hollandsche Maat schappij van Landbouw, zijn o. a. bekroond de heeren: W. Wissekerke te Anna Paulowna, G. van der Hoek te Winkel en L. Wissekerke te Koegras, met een bestuursprijs voor een éénscharige ploeg; laatstgenoemde met den eersten prijs (f 25) voor twee diepploegen. Te 's Gravenhage wapperen de vlaggen bij gelegen heid van het 50jarig bestaan van het regiment Grenadiers en Jagers. Jl. Zondag had eene réunie plaats der oud officieren, die door de regelings-commissie ontvangen en in optogt naar het Bosch geleid werden. Onder de reünisten merkte men op: den oud-generaal Engelbregt, den generaal- majoor Weitzel, den Belgischen generaal Desart, generaal Loder, enz. De kommandant en verdere officieren van het regiment begroetten de reünisten en namen aan de réunie deel. Uit Harderwijk wordt aan de N. Rott. Crt. gemeld, dat tal van krachtvolle jonge werklieden, die den naderenden winter met zijn vermoedelijke schaarschte aan werk en zijn duurte aan levensmiddelen niet durven afwachten, zich bij het koloniaal werfdepot aanmelden, om bij het Indische leger dienst te nemen. Jl. Vrijdag is te Rotterdam een buitengewone verga dering van aandeelhouders in de Rotterdarasche Bank gehouden. De voorzitter van commissarissen, de heer M. M. de Monchy, leidde de vergadering en gaf nogmaals een kort verslag van den stand der zaak. Daarop werd de volgende motie voorgesteld: De vergadering van deelhebbers der Rotterdamsche Bank. Gelezen het jongste verslag, door de directie aan de commissarissen dier Bank uitgebragt, Besluit commissarissen in overweging te geven een voor- dragt ter benoeming van een nieuwe directie te doen, welke zal optreden met 1 April 1880. Deze motie werd met luid applaus begroet en gaf tot uitvoerige en scherpe discussiën aanleiding. Van de eene zijde werd gewezen op 't feit, dat hier directie en commis sarissen werden getroffen, wijl de laatster, voorstelden de eerstgenoemde te handhaven, en dat de Bank waarschijnlijk zou moeten likwideeren als de motie werd aangenomen. Van den anderen kant wees men er op, dat de directie getoond had niet voor haar taak berekend te zijn, door te veel crediet te geven aan één persoon 3| millioen en zonder onderpand te leenen. Ten slotte werd de motie bij openbare stemming verworpen met 450 tegen 226 stemmen. De vergadering ging daarop, nadat nieuwe commissarissen waren gekozen, uiteen. Met zekerheid deelt de X. Rott. C'rt. mede, dat met 1 October a. s. voor het binnenlandsch telegraphisch verkeer het woordtarief in werking zal treden. Voor elk telegram zal een vast regt van 15 centen geheven worden, terwijl men bovendien voor elk woord 1 cent verschuldigd zal zijn. Een nieuw bewijs van de goede werking van het drijvend stoomgemaal van de firma A. F. Smulders te Utrecht, levert ons de heer J. G. Recking, rentmeester der domeingoederen van Z. K. H. Prins Frederik, die ons berigt, dat dit werktuig gedurende zes etmalen in werking is geweest in den polder de Ouden Moer, onder Hooge Zwaluwe, en in dien tijd dezen polder geheel ontlast heeft van het overtollige water, dat 0.40 meter hoog stond. Dit drijvend stoomwerktuig kan aan eiken polder, die overlast van water heeft, ten zeerste worden aanbevolen. (U. D.) Dezer dagen had te Dodewaard eene aanzienlijke ver- kooping van uiterwaarden plaats. Het bleek dat de prijzen toon. „Gij moet mijne prozaïsche vermaning in dit poëtisch oogen- blik van ons wederzien niet kwalijk nemen," voer zij, zich tot Guido wendende, lachende voort, „want reconvalescenten hebben zekerlijk het voorrecht, dergelijke profane wenschen onbeschroomd te durven uiten. Ik was vóór eenige weken den dood zeer nabij en gevoel mij thans nog erg krachteloos, zoodat ik mij na eene wandeling, die mij vroeger tamelijk klein zou toegeschenen hebben, reeds vermoeid gevoel." „Gij ziet inderdaad zeer bleek, geuadige freule!" sprak Guido op deelnemenden toon, terwijl hij aan hare zijde voortwandelde. „Wanneer wij ver van onze vrienden verwijderd zijn, is het goed, dat wij niets vernemen van al hun lijden en hunne smarten, want het moet eene ontzettende gedachte zijn om in een vreemd land te weten, dat een onzer geliefde vrienden met den dood worstelt." Verwonderd hoorde Lucia naar deze op een zwaarmoedigen toon geuite woorden. Thans was zij er van overtuigd, dat er met Guido eene verandering had plaats gegrepen, ofschoon hij haar onder den eersten indruk dezelfde toescheen. Zij gevoelde die verandering, terwijl de schilder zich met haren vader onderhield, uit ieder woord dat hij sprak. „Ook hier te Rome is hij dezelfde rustelooze waudelaar van voorheen," dacht zij bij zichzelve, „doch hij schijnt door verborgen smart gekweld te worden; misschien heeft hij het heimwee naar Duitschland. De heer von Berchheim en Lucia bleven tot laat in den avond met hun wedergevonden vriend in het hotel te samen. Guido verhaalde van zijne reizen en van het leven der Duitsche kunste naars te Rome; ook vroeg hij aan Lucia veel naar vroegere beken den, die zij gedurende haar verblijf in de hoofdstad had leeren kennen, doch te vergeefs wachtte het jonge meisje op eene geschikte gelegenheid om den schilder als in het voorbijgaan met het feit harer verloving bekend te maken, hetgeen, zooals ze bij instinct gevoelde, toch hoogstnatuurlijk zou zijn geweest. Die gelegenheid wilde maar niet komen. „Waarom zegt papa het niet?" dacht ze ongeduldig bij zichzelve; „hij heeft hem toch reeds alles medegedeeld, wat ons gedurende zijne afwezigheid is overkomen; het is vreemd, dat hij dit punt in het geheel niet heeft aangeroerd. Ik zelve kan het hem toch niet zeggen, want dat zou den schijn aannemen alsof ik hem te kennen wilde geven: „Ziet gij, nu trouw ik even als elk ander!" Hij moet niet in de meening verkeeren, dat ik trotsch op mijne ver loving ben. Ik zal dus wachten totdat papa over deze zaak begint te spreken." Toen zij van elkander scheidden, verlangde de heer von Berch heim, dat de schilder hem zou beloven om zeer dikwijls terug te komen. Guido moest te Rome hun cicerone zijndaartoe was een kunstenaar veel beter in staat, dan hij zelf, een oud man, die gedurende twee-en-twintig jaren niet meer in Italië geweest was. Guido verzocht den vrijheer om geheel naar believen over zijn tijd te beschikken; elk oogenblik stond hij voor zijne landslieden gereed en den volgenden dag zou hij terugkomen om te vernemen waarheen zij zich wenschten te begeven. „Geheel dezelfde beminnenswaardige man vau voorheen," zeide de oude heer vergenoegd, terwijl hij Lucia goeden nacht wenschte. „Ik zou waarlijk niet weten, welke ontmoeting mij hier meer vreugde had kunnen verschaffen. De heer Felden zal ons, gedurende ons verblijf in deze stad, van groot nut zijn." Wordt vervolgd.) sedert een jaar zeer zijn teruggegaan. De hectare kon I slechts gemiddeld f 330t) met inbegrip van alle kosten opbrengen. Vroeger zou die zeker f 4000 hebben gegolden. Het turfvervoer uit de veenderijen heeft, naar men uit I Zwolle meldt, in de laatste dagen op ongekend groote 1 schaal plaats. De kanalen zijn opgepropt met geladen vaartuigen of vaartuigen, die gaan laden. Do markt is lager dan het vorige jaar. Uit Wijhe meldt men dd. 21 dezer: „De veulens zijn in deze streken thans buitengewoon laag in prijs. Verleden jaar besteedde men f 120 a f150 per stuk en thans betaalt men niet meer dan f 30 a f50. Op de botermarkt in Overijssel betaalt men voor de boter, die volgens de Deensche methode bereid is, geregeld f 1 per I vat (20 KG.) meer dan voor de eerste soort gewone boter. De landbouwer van den Berg, op „"t Hengeveld," die hier 't eerst de verbeterde zuivelbereiding heeft ingevoerd, is thans ook met vrij gunstigen uitslag begonnen met het maken van zoetemelksche kaas van de afgeroomde melk." In het noorden van Friesland zijn de werkzaamheden met het vlas op het land nog niet ten einde geloopen. Enkele landbouwers zaaijen nog koolzaad. Het vroeger gezaaide komt mooi boven. De aardappeloogst is de moeite van 't delven niet waardde boeren ploegen ze eenvoudig om. Ook de erwten zijn slecht bijgekomen, 't Is er druk met het hooijen van etgroen, 't boonenoogsten en 't bereiden van den grond voor winterkoren. De gezondheidstoestand van het vee is alleszins voldoende. Men leest in de Ilaagsche kroniek der X'. Gron. Crt. „Ik heb er mij dezer dagen eens naar geïnformeerd, of onze tegenwoordige Kroonprins het paleis van zijn over leden broeder niet weldra zou betrekken. Daarbij is mij gebleken, dat het paleis van wijlen 's Prinsen broeder geheel naar de voorschriften van Prins Alexander, met het kostbaarst meubilair uit de nalatenschap zijner moeder, is gerestaureerd; maar dat er van een verplaatsing zijner hofhouding naar dat paleis geen sprake isde Prins blijft, althans voorloopig nog, in 't huis der de Witten; behalve den rentmeester en den ouden getrouwen portier is dan ook het geheele personeel van wijlen den Kroonprins tegen 1 Januarij e. k. ontslagen; doch Prins Alexander heeft in de wijze, waarop dat ontslag is verleend, weder getoond welk edel hart hij bezit. Hij heeft het personeel van zijn broeder in het levenslang bezit gesteld van hun tractement als pensioen; de lakeijen bijvoorbeeld zullen f 600 'sjaars genieten." Een berigtgever der X. Gron. Crt. te Oude Pekela geeft, over slechte aardappelen sprekende, het volgende middel aan de hand: „Om den smaak te verhoogen en de aardappelen meer eetbaar te doen worden, heb ik al sedert eenige jaren een eenvoudig en zeer goedkoop middel aangewend. Wanneer ze namelijk goed aan den kook zijn, roert men door een spint aardappelen twee gewone eet lepels azijn en laat ze daarmee zoolang koken tot ze gaai- zijn. Wanneer de aardappelen, als ze droog zijn, goed geschud worden dit vooral niet te vergeten dan heeft men een veel smakelijker en aangenamer voedsel op tafel. Ieder huismoeder neme er eens de proef van en ik houd mij overtuigd, dat zij er zich wel bij zullen bevinden." ?t Is genoegzaam bekend, zoo meldt men uit het noorden des lands, dat de oogst van zand- en veenboekweit dit jaar zoo goed als niets heeft opgeleverd en dat die van het aardappelgewas niet meer dan een derde van 't gewone beschot zal geven. Ook met den hooibouw had de landman slechte resultaten. Het laatste product is moeijelijk te schatten; doch der beide anderen des te beter. Volgens de officiëele verslagen van landbouw, levert de boekweit ge middeld 850,000 IIL. zaad op, eene waarde, naar f 5 de HL., van 4| millioen gulden vertegenwoordigende. Dit verlies treft hoofdzakelijk Noordbrabant, Gelderland, Over ijssel, Friesland, Drenthe, Utrecht en Limburg. De opbrengst van het aardappel gewas is dooreengenomen 20 millioen HL., tegen f 2 per HL., 40 millioen gulden bedragende, zoodat hier een nadeelig saldo uitkomt van ruim 26 millioen. Dit nadeel wordt door het geheele land gedragen, met uitzondering van Noordholland, Utrecht en Zeeland, waarde verbouw van dat gewas van een belangrijk minderen omvang is. De hamster dreigt een landplaag voor sommige streken in Limburg te zullen worden; althans in de gemeente Heerlen heeft men meer dan 100 woningen dezer dieren ontdekt, sommige zelfs met 18 bewoners. Indien men nu bedenkt dat een hamsterfamilie jaarlijks 100 kilo graan noodig heeft, dan zal men ligtelijk begrijpen, wat den land man te wachten staat, indien geen krachtige middelen worden aangewend om deze dieren uit te roeijen. Door de Zweedsche regering, zegt Sieboldia, is voor de som van 80,000 kroonen het landgoed Hammerby, bij Upsala, aangekocht, dat vroeger het eigendom was van Linnaeus. In dien koop waren de meubelen van den grooten natuurkundige begrepen. Het nieuwe Linnaeaan- sche Museum zal toevertrouwd worden aan de directie van den rector der Universiteit te Upsala. In het jaar 1844 las men in het Practische Wöchen- blatt, onder het hoofd „ontaarding onzer cultuurplanten," de korte opmerking: „Er zal een tijd komen waarin diegene onzer cultuurplanten, die wij nooit uit zaad trekken maar jaar in jaar uit door pooten en enten vermeerderen en verjongen, door ouderdom verzwakt niet meer in staat zullen zijn hare vijanden weerstand te bieden." Die meening wordt bevestigd door de volgende mededeelingen en verklaringen Flatau, de vader van den Duitschen hopbouw, zegt in zijn omstreeks 1861 verschenen geschrift over „hopverbouw," waar hij de variëteiten der hopplanten bespreekt„Het zou aan te raden zijn, de hop niet permanent door zetplanten te vermeerderen, maar daarentegen proefnemingen te doen met het verveelvukligen door zaden, om zoodoende welligt een vaste variëteit en in allen gevalle jonge planten te bekomen." Voor korten tijd rigtte de heer Marchal, vrede- regter in het kanton Bourg, een schrijven aan de Gironde over oïdium en de phyloxera, de beide plagen, die den Franschen wijnbouw bedreigen: „Het oïdium en de phyloxera zijn de laatste stadiën van een ziektetoestand, die niets anders is dan de ouderdomszwakte of de uitputting onzer wijnstokken door de onophoudelijke vermenigvuldiging door middel van uitspruitsels. Inderdaad zijn alle plant kundigen, alle boomkweekers het hierover eens, dat de voortplanting door looten en uitspruitsels in werkelijkheid slechts een voortzetting is van het oorspronkelijk individu. De ouderdom onzer wijnstokken reikt daarom, wanneer ze ook geplant zijn mogten, tot den tijd toen ze uit zaad verkregen werden." In een tijdruimte van circa 30 jaren komen alzoo drie heeren der practijk en der wetenschap zonder van elkaar te weten, in Mecklenburg, Posen en Frankrijk, tot een zelfde resultaat van hunne beschouwingen. Dit verdient opmerking, vooral als een reeks van feiten hunne stelling staven. De Landw. Anzeiger, die van bovenstaande melding maakt, geeft daarbij nog de volgende opmerkingen ten beste De aardappel is in betrekkelijk korten tijd over Europa verspreid en op zoo groote schaal verbouwd, als dit met geen andere onzer cultuurplanten het geval is. Tot 1845 was hij krachtig genoeg om een oud vijand, de schimmelplant Peronospora infestam te wederstaan. De voortdurende en in steeds kolossaler uitbreiding plaats hebbende vermeerde ring door knollen, die niet anders zijn dan een verdikt stuk wortel, had toen reeds de plant verzwakt. De opperhuid der bladen en knollen der toenmalige soorten was zwam- achtig en slap, zoodat de kiemsporen der peronospora, die reeds lang vóór 1845 de lucht vervulden, gemakkelijk ingang vonden. Al de toen bestaande soorten, als kattenkoppen, roodoogen, enz. zijn bezweken en nieuwe variëteiten, die beter weerstaud konden bieden, zijn uit zaden ontstaan. Zoo is het ook met de aspergeplanten, die als deelen van oude afgeleefde stengels slechts weinige jaren door hooge cultuur en sterke bemesting een dragelijke opbrengst geven uit zaden getrokken planten geven veel jaren achtereen groote en malsche spruiten. Eveneens is het gesteld met wilde rozenboomen, van de uitloopers van wortels der rosa canina genomenzij gaan dikwijls reeds na weinige jaren ten onder, terwijl de uit zaden afkomstige tot stevige stammen opgroeijen en zeer oud worden. Pruimen, vooral de ordinaire boerenpruimen, ook kwetsen genoemd, worden voor het grootste deel door worteluitloopers vermenig vuldigd. Deze zijn van zoo korten duur, dat ze zelden een hoogeren ouderdom dan twintig jaren bereiken. Een boomgaard van zulke uitloopers is eigenlijk nooit voltallig, daar voortdurend meer-of minder dezer boomen ziek zijn en sterven. Uit zaden geteelde pruimenboomen bereiken een tweemaal hoogeren ouderdom en zijn nog in hun volle kracht, als de eersten afgestorven zijn. Tal van andere voorbeelden zouden hierbij aan te halen zijn. (Zw. Crt.) Generaal Grant is jl. Zaturdag avond van zijne wereld reis te San Francisco op Amerikaanschen bodem terugge keerd. Hij werd met de meeste geestdrift begroet. "V iscliTDeristen. Gisteren was er geen aanvoerde geheele vloot ging echter naar zee om zich heden nacht met de tongenvisscherij bezig te houden, maar door noordwestelijken wind kon men moeijelijk om de Noord komen en was die visscherij van weinig beteekenis. De weinige tongen, die aangebragt werden (meestal middelsoort en kleine), golden zeer hooge prijzen. Rog is er eveneens weinig gevangen zij bragt 58 a 63 cents per stuk op. Van Terschelling geen aanvoer. Benoemingen, enz. Met den 1 Oct. a. s. worden aan boord van het schroefstoomschip Atjeh geplaatst: de luit. ter zee 1ste kl. F. W. Hudig, als eerste officier; die der 2de kl. J. P. Lubbe Bakker, D. Stolp, A. G. J. Kroef en C. Meyboorade adelb. 1ste kl. A. C. A. Eschauzier, II. J. F. Michelhoif, E. A. Steinmetz, P. van den Broeke, H. E. Bunnik, W. van Voss, G. Fabius Jr. en A. M. P. C. van de Laar; de oll". van gez. 1ste kl. J. J. Borst en de ofF. van adm. 1ste kl. W. F. E. Ie Rütte. De luits. ter zee 2de kl. R,. C. A. L. Jansen van AfFerden en L. llaremakcr, dienende aan boord van het sehrocfstoomschip Alkmaar, worden respectievelijk met den 6 en 11 Oct. a. s. overgeplaatst aan boord van het ramtorenschip Stier, gedetacheerd bij het Kon. Instituut voor de Marine alhier en vervangen door de luits. ter zee 2de kl. N. W. van Ammers en J. A. P. van Dorth. Staten-Generaal. Tweede Kamer. Zitting van Maandag 22 September. De conclusie der com missie tot onderzoek der gelooFsbricvcn van den heer du Tour de Bellinchave, voorstellende den minister van Binnenlandsche Zaken inlichtingen te vragen, komt aan de orde. Het voorstel der com missie, ondersteund en bestreden, werd ten slotte aangenomen met 43 tegen 33 stemmen. De Staatsbegrooting voor 1880 is in druk aan de leden der Kamer rondgedeeld. Wij geven hieronder de eindcijFers der ver schillende hooFdstukken, voor 1880 geraamd: HooFdstuk I. Huis des Konings f 750,000.00 II. Hooge colleges van Staat en Kabinet des Konings - 615,727.00 III. Departement vanBuitenl.Zaken - 636,890.00 IV. Departement van Justitie. - 4,414,997.00 V. Departement v.Binnenl. Zaken - 7,560,813.50 VI. Departement van Marine - 12,611,546.92 VIINationale Schuld - 28,456,676.33 VIIR. Departement van Financiën - 18,182,296.04 VIII. Departement van Oorlog - 20,620,000.00 IX, Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid - 19,628,025.49 X. Departement van Koloniën - 1,522,266.63 XI. Onvoorziene uitgaven - 50,000.00 Totaal f 115,049,238.91 Aan de Begrooting onlleenen wij o. a. het volgende: Hoofdstuk VI (Departement van Marine) f 12,611,546.92, of f 507,115.90 minder dan 't vorig jaar, of IJ millioen minder dan in 1877, wat de uitgaveu betreft voor de eigenlijke zeemagt, dus buiten de sommen voor het loodswezen. De minister verklaart, dat deze Begrooting is aan te merken als eeu verdere uitvoering van het bij zijn optreden in 1874 ontwikkeld programma. Voor verhooging van bezoldiging van ambtenaren van 't Depar- ment is f 2110 aangevraagd. De afdeeling Materiëel is voor f 741,895 minder dan 't vorige jaar voorgedragen, voornamelijk wegens het staken van den bouw van stoomkanonneerbooten, terwijl daarentegen f 44,600 is aangevraagd voor aanschaffing van geschut. Gelden worden voorts aangevraagd voor het beëindigen van den bouw van het schroefstoomschip 1ste klasse Koningin Emma der Nederlanden, voor het voortzetten van den bouw van het zusterschip de Ruiter; voor het in aanbouw brengen van een schip van hetzelfde type; voor 't vervolgen van den bouw der twee laatste stoomkanon neerbooten, benevens voor den aanmaak van zes torpedobooten. De afdeeling Personeel is op f 48,508.40 minder geraamd dan het vorige jaar, voornamelijk door vermindering der kosten van het korps mariniers, van werving en van schafting der equipages. Daarentegen wordt f 7080 meer aangevraagd voor eene nieuwe organisatie van het korps officieren van gezondheid, waarbij de bezoldiging en de indeeling der rangen verbeterd worden. Voor transportkosten wordt f 50,000 meer uitgetrokken. Voor het Loodswezen is f 55,500 meer aangevraagd voor beton ning, f 98,600 meer voor kust verlichting.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 2