HELDERS€HE EN jVIEUWEDIEPER COURANT. Bieaws- en Advertentieblad voor Hollands noorderkwartier 1879. N°. 117. Zondag 28 September. Jaargang37. BEKENDMAKING. „W Ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zatnrdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal franco per post J 1.80. - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 169. Prijs der Adverteutiën: Van 14 regel» 60 Conts, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-lndie. Laatste ligting 's avonds 6 uur. I)e BURGEMEESTER der gemeente HELDER mankt bij dezen nnn de daarbij belanghebbenden bekend, dat de VOLJAAHS- 1'ATENTBLADEN, over de dienst 18791880, aan de Secretarie der gemeente te bekomen zijn, van Vrijdag 26 September tot Znturdag den 4 Oclober 1879, van des morgens 9 tot des namiddags 4 uur, den invallenden Zondag uitgezonderd. Patenten, die niet worden afgehaald, worden overeenkomstig de wet, tegen betaling van 10 cent door den Deurwaarder bezorgd. Helder, 25 September 1879. De Burgemeester voornoemd, STAKMAN BOSSE. HELDER en NIEUWEDIEP, 27 September. In de vergadering van het departement Helder der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, gisteren avond in 't lokaal Tivoli gehouden, werden jaarverslagen uitgebragt omtrent de Spaarbank, de Industrieschool en de Volksbiblio theek. Al deze inrigtingen verkeeren in bloeijenden staat en voorzien blijkbaar in bestaande behoeften. Bij monde van den voorzitter werd hulde gebragt aan de besturen dier inrigtingen voor den ijver en de toewijding, betoond in 't bestuur over de stichtingen, aan hunne zorgen toever trouwd. Door den heer Bron werd verslag uitgebragt van de algemeene vergadering der Maatschappij, door hem als afgevaardigde van dit departement bijgewoond. Tot aanvulling der volksbibliotheek werd, uitsluitend voor dit jaar, eene buitengewone toelage van f 25 verleend. De rekening van den penningmeester werd ter tafel gebragt, onderzocht en goedgekeurd. De navolgende benoemingen hadden plaats: a. tot leden van 't bestuur der Volksbiblio theek de heeren L. Koot, A. B. Weber, J. Oortgijsen, P. Jonker, J. Daarnhouwer, J. C. Verheij en A. H. Sap; b. tot leden der commissie voor Volksbijeenkomsten en Floralia de heeren P. Jonker, B. H. Polak en D. A. Jonkers; c. tot leden des bestuurs van 't departement de heeren A. van Voorn veld, P. Uurbanus en B. L. Vries en d. tot voorzitter van het departementaal bestuur de heer G. E. Bron. Blijkens de rekening en verantwoording des penning meesters verkeeren de financiën van het departement op IN DEN IIERFST. Novelle van A. WEITZMANN. {Slot.) Guido sloeg de oogen op en zijn vreemde, stijve blik, die nog niet bij machte was om den droom van de werkelijkheid te onder scheiden, trof de sehoone gestalte, die voor het bed stond. Lang zamerhand kwam hij tot bewustzijn en vroeg: „Lucia, genadige freule, hoe komt gij bier? Hoe heeft uw papa dit kunnen gedoogen? Ik lijd aan eene besmettelijke koorts, die gemakkelijk op u kan overgaan. Kind, verwijder u, bid ik u!" „Het is mij niet mogelijk, Guido, te kunnen heengaan, voordat ik weet, hoe het met uwe ziekte gesteld is," antwoordde Lucia treurig, en de tranen kwamen haar op nieuw in de oogen. In uw droom hebt ge zooeven nog om mij geroepen. Is mijn aanblik u thans, nu gij wakker zijt, dan zoo onverdragelijk?" „Wat heb ik dan gezegd in mijne koorts-fantaisiën vroeg hij, Lucia angstig aanziende, terwijl een smartelijke glimlach zijn gelaat overtoog. „Het kan niet anders geweest zijn, dan een bewijs voor u, dat gij voor de belijdenis, die ik te Eberfing uit uw kindermond heb mogen hooren, sedert lang gewroken zijt. Vergeef aan een stervende, Lucia, dat hij zóó tot de bruid van een ander spreekt. Bij God! het was mijne begeerte niet, dit le doen, doch de ver zoeking om alles te zeggen is groot, wanneer men weet, dat men voor het laatst tot zijn innig geliefde spreken kanom die reden zult ge uw ouden vriend wel verschoonen. Allengs heb ik liefde voor u opgevat, niet gedurende de weinige weken dat gij hier ver toeft, maar vroeger, veel vroeger. De liefelijke herinnering aan de herfstdagen, die ik te Eberfing doorbracht, heb ik niet mij over de Alpen gedragende kleine Elfenprinses van Hochberg was liet beeld dat mij voorlichtte tot een rein leven, en in de jaren, dat ik Italië doortrok als een vreemdeling ouder vreemden, deed mij dikwijls bet vurig verlangen naar dat zwartgelokte meisje smartelijk aan. Ach, Luciain mijn zwervend leven heb ik vaak gevoeld, dat ik toen eene dwaasheid gezegd heb, want een mensch is nooit te oud om gelukkig te kunnen zijnWelke dwaasheid bezielt ons om de uren van gelukzaligheid te laten voorbijgaan, die nimmer terugkeeren. Een paar weken lang geloofde ik, dat zij zouden wederkomen, doch die droom ging voorbij even als alle andere en ik zal hem, gelukkig, niet lang overleven." Lucia was voor het bed van Guido nedergeknield en sloeg in hartstochtelijke droefheid hare armen om zijn hals. „Guido, lieve Guido!" snikte zij zacht, „gij moogt, gij zult niet sterven! O, ik bemin u nog even vurig als vroeger!" Zoo was nu datgene geschied, wat zij altijd voor ongepast had gehouden; hier, aan het ziekbed van den geliefde barer jeugd, had zij openlijk gebroken met den trouw jegens haar verloofde; bij ol het zielcleed, dat zij had doorgestaan, was de gedachte aan haar plicht verdwenen. Arm kind riep Guido, „de liefde, die gij mij toedraagt, heeft u tot aan het einde niets dan jammer berokkend. Wees daarvoor door mij gezegend, duizendmaal gezegend! Lucia! reik mij uwe lippen tot een kus, tot een eerste kus, tot een laatst vaarwel!" Het hoofd van den zieke zonk langzaam in de kussens neder; 't oogenblik niet in zulk een gunstigen sta.it als wel gewenscht wordt. Aanbeveling verdient het daarom, dat ieder, die het streven van ,,'t Nut" hier ter plaatse waar deert, zich bereid toont om het lidmaatschap te aan vaarden. Al te weinig wordt er nog aan gedacht hoe nuttig deze vereeniging hier werkt voor 't welzijn des volks. HH. MM. do Koning en Koningin vertrekken heden naar het Loo. Met den 1 October a. s. wordt voor het binnenlandsch telegrafisch verkeer het woordtarief ingevoerd. Voor elk telegram zal alsdan een vast regt van 15 cent geheven worden, en bovendien voor elk woord 1 cent betaald moeten worden. De kaart-telegrammen zullen vervallen. Een telegram van bijv. 13 woorden zal alsdan kosten 15 -f- 13 28 cent, een van 20 woorden 15 -f- 20 tn 35 cent. In een telegram van kapitein Markham, die met de IJsbjorn in dit jaar naar Nova Zembla ging, wordt uit Tromsoe van 22 September getelegrapheerd, dat bij op 18 Augustus de Willem Barents in de Matochkinstraat. ontmoet en haar op 8 September 78° tusschen Spitsbergen en Nova Zembla gezien heeft. Naar men meent waren onze wakkere Nederlandsche zeelieden op dien dag bezig met het bepalen van de grens van het pakijs in de Barentszee. Jl. Donderdag ontving het Hld. het blijde berigt, dat de Willem Barentz te Haminerfest (Noorwegen, bij de Noordkaap) is binnengevallen en dat alles aan boord wel is. De gedenksteen is op Nassau-punt (Nova-Zembla) ge plaatst en later is het schip in de nabijheid van Frans- Jozefsland geweest, dat boven 80 gr. Noorderbreedte ligt. Toezegging van beroep naar Sclialsum aan ds. Th. van Berkum, predikant te Kolhorn. Tot gemeente-geneeskundige te Krimpen a/d IJssel is benoemd de heer Koning, van de Cocksdorp op Texel. In tegenstelling van sommige andere streken zijn de landerijen dezen zomer te Texel zeer rijk in gras. Schapenweiden, gewoonlijk kort, worden sedert eenige weken gemaaid, terwijl anders 't te veld staande gras aan den bodem zou verrotten, en nu, tevens bij gunstig weêr om te oogsten, de hooischuren extra voorziet. Minder productief is echter de schapenfokkerij zelf, als men bedenkt dat de lammeren, oude schapen en wol, welke de productieve vruchten dier fokkerij zijn, omstreeks 1/3 minder in prijs opbrengen dan 't vorige jaar. Vele over- complecte lammeren en schapen zijn, terwijl de vraag meer en meer gedrukt schijnt te worden, nog in des houders de koortshitte greep hem weder aan en verwarde zijne gedachten; een zacht gefluister kwam over zijne lippen, gevolgd door afgebroken woorden, als: „De sehoone herfstdag!.... De roode avond-zonne- schijnIk kan niet altijd te Eberfing blijven, mijn lieve, kleine Lucia!.... Ik moet nu gaan; de schilderij is gereed!...." Der onmacht nabij, droeg de vrijheer zijne dochter uit de kamer hij vroeg haar niets, maar troostte haar vleiend en liefkozend, gelijk men eeu ziek kind pleegt te doen. Den volgenden morgen zat Lucia weder aan hel ziekbed van haren vriend. Thans was zij vrij van alle opgewondenheid en uit den strijd, dien zij met zichzelvcn gevoerd had, als overwinnares te voorschijn getreden. Als de geoefendste ziekenoppasster volbracht zij alles, wat tot verpleging van den krauke bevorderlijk kon zijn, en zoo geschiedde het alle volgende dagen. Zij reikte hem de medicijnen toe; zij ontving den geneesheer. Zonder het minste gedruiscli te maken liep ze heen en weêr; als Guido sliep, boog zij zich voorzichtig over hem heen, luisterde naar zijne ademhaling en staarde met betraande oogen in dat geliefde gelaat. Ook de vrijheer kwam nu en dan de ziekenkamer binnen om zijne dochter en haar beschermeling te zien. Wel had hij gedurig beproefd ora Lucia van haar voornemen, de verpleging van den kranke zelve op zich te nemen, af te brengen en baar het gevaar lijke, ja onwelvoegelijke harer handelwijze voor oogen gehouden, niets baatte, zij bleef in haar besluit volharden. Alle bezwaren, die haar vader opsomde, wist zij tc overwinnen en met eene uitdruk king van diepe sinart gaf zij ten antwoord„Ik weet dat alles, lieve vader! doch, als ge mij liefhebt, spreek er dan niet meer over en laat mij stil mijn gang gaan. Grijpt de dood niet om mijnentwil naar Guido's leven? Moet ik daarom niet alles aan wenden om hem te redden, of ten minste zijne laatste levensuren te veraangenamen en zijn leed te verzachten? O, wat ben ik het noodlot dankbaar, dat mij in staat stelt, dezen laatsten liefdedienst te volbrengen De lieer von Berchhcim was niet bij machte om aan de beden van zijne dochter weerstand te bieden. Hij moest haar wel toestaan, dat ze dag aan dag bij den zieke vertoefde. Toen hij haar eindelijk wist over te halen om met hem tot ontspanning eene kleine wande ling te maken, was dat wandelen slechts een zwijgend naast elkander loopen. Hoe konden ze ook datgene uiten, wat hunne gedachten aanhoudend bezig hield? Honderdmaal zweefde den vrijheer de vraag op de lippen„Wat zal er gebeuren, Lucia, als het eens wezen mocht, dat Guido's leven behouden wordt?" doch céu blik op dat droef en angstig gelaat van zijn ongelukkig kind, ontnam hem de kracht om zijne gedachten uit te drukken. Weken gingen voorbij, eer het gevaar geweken was, dat Guido's leven bedreigde en zijne vrienden de hoop mochten koes teren, dat de toewijdende liefde, die zijn leven trachtte te beschermen en te behouden, niet vruchteloos zou zijn. Hoe meer echter de blos der gezondheid op zijn gelaat terugkeerde, des te bleeker werd dat van zijne getrouwe verpleegster. Zij kwam nu zeldzamer en haar gedrag had sinds geruimen tijd de kalmte en energie verloren, die zij gedurende de ziekte van haar vriend aan den dag had gelegd. In diepe smait verkeerende, toen was de blijmoedige offervaardigheid der vrouw geheel en al haar deeL geweest, waarbij het oordeel van de wereld voor het welzijn van den geliefde in bezit, en het gunstige gewas maakt het nog niet direct noodig dat overcompleet a tout prix van de hand te doen. Als men in aanmerking neemt dat de geheele Texelsche oppervlakte, met uitzondering van eenige later ingedijkte poldergronden, bijna uitsluitend tot schapenfokkerij gebezigd wordt, brengt deze toestand een zeer gevoelig nadeel voor de hoofdbron van Texel's bestaan te weeg. Het berigt, dat de burgemeester van Amsterdam beeft bevolen, de schouwburgen ten 12 ure te sluiten, is niets nieuws en komt ook nooit in toepassing. Iemand, die jl. Woensdag avond een bezoek wilde brengen aan mej. Ilobel, gezegd „madame Alexandrine," te Amsterdam, ten einde zich te overtuigen of deze vrouw nog altijd bezoekers lokte, keek zeer vreemd op, toon hij door twee inspecteurs der recherche ontvangen werd. Van een onderhoud met „mevrouw" was geen sprake, de vergunning, aan liaar verleend, was ingetrokken, en het „eenig in Europa bestaande instrument" was niet meer te genaken, daar de heeren der politie volgens de Amsterd. Crt. iederen bezoeker meedoogenloos de deur wezen. Het vermoeden ligt voor de hand, dat de wonder-dame nu haar biezen zal pakken om elders haar tent op te slaan. Te Amsterdam, waar de vleeschhouwers, ondanks den lageren prijs van het vee, het vleesch even duur hielden, is nu door particulieren onderling geslagt en de vleeschprijs op 10 cents minder gesteld dan door de slagers werd gevorderd. Eene algemeene daling van 5 cents is het gevolg daarvan geweest. Ook te Gorinchem wil men eene CoOperative Vleeseh- houwerij opx*igten. Te Groningen koopen de slagters het vleesch voor 30 cents en verkoopen het voor 45 cents. Jl. Donderdag werd aan het Provinciaal Gouverne ment van Noordholland te Haarlem aanbesteedhet maken van een peilput, terp en gebouw van een zelfregistreerenden getijmeter te Vlieland (raming f 5700). Laagste inschrijver was de lieer P. Spruit, alhier, ad f 5880. Jl. Woensdag avond tegen elf uren heersclitc te 's Gravenhage eene ongewone drukte en levendigheid. Het Malieveld en de omstreken waren geheel gevuld met wandelaars, die eene onmetelijke menschenraassa vormden. Tot sluiting van de grenadiersfeesten was eene groote militaire taptoe aangekondigd, die sedert jaren niet meer tot de garnizoens-gebruiken behoort. De koninklijke kapel, de hoornmuziek, de muziekkorpsen der jagers, de tamboers het niet verzonk; thans, nadat zij hare taak voleindigd had, was zij weder een schroomvallig, bedeesd meisje, op wie de valsche houding, waarin zij zich bevond, zeer zwaar drukte. Aan zulk een toestand moest tot eiken prijs een einde worden gemaakt. Toen Guido, volkomen hersteld van zijne ziekte, op zekeren dag de hand van Lucia in de zijne nam en haar in hartelijke bewoor dingen zijn dank betuigde voor hare zelfopofferende liefde, toen hij eindelijk de hand, die hem zoo getrouw verpleegd had, aan zijn hart wilde drukken, onttrok het jonge meisje zich haastig aan zijne omarming. „Wij moeten van elkander afscheid nemen, Guidozeide zij treurig. „Hoe ik denk, wat ik gevoel, hoe hartstochtelijk ik u liefheb, dat alles weet gijik heb het u gezegd, toen de dood aan uwe legerstede stond. Aan den stervenden Guido mocht ik dat belijden, maar voor den levenden Guido moet ik eene vreemdelinge blijven. Hard, ja wreed treedt nu mijn plicht weder te voorschijn, doch mij daaraan onttrekken kan en wil ik niet. Een eenmaal gegeven woord kan ik niet verbreken; mijne hand, door een trouw breuk bezoedeld, kan ik niet in de uwe leggen. Vaarwel!" Treurig boog hij liet hoofd. „Het is mij onmogelijk om u dit tegen te spreken, Lueia! ofschoon in mijn boezem duizend stemmen „neen!" roepen. Ik wil trachten te dragen, wat mij ondragelijk toeschijnt. Vandaag nog zal ik Rome verlaten...." „Om op reis weder eene ziekte op te doen!" riep de vrijheer, die juist de kamer binnentrad en Guido's laatste woorden gehoord had. „Er bestaat op deze aarde niets, dat niet herroepen kan worden, mijne kinderen! Leest eerst dezen brief, die mij zooeven uit ons vaderland is toegezonden, en als Guido, in weerwil daarvan, ons dan nog wil verlaten, zit er niet anders op, dan dat mijne dochter naar een klooster gaat." Lucia bloosde hevig, terwijl zij den brief vluchtig doorlas, en nadat ook Guido er een blik in geworpen had, zonken beiden sprakeloos in elkanders armen. De vrijheer wreef zich vergenoegd de handen en zeide, dat hij het niet langer had kunnen aanzien, hoe smartelijk het zijne lieve linge viel om zich den geliefden man te moeten ontzeggen en aan een ander voor eeuwig de hand te reiken. Hij had, zonder dat Lucia er iets van wist, haar bruidegom alles openhartig en uitvoerig medegedeeld, en deze had gehandeld, zooals liet een man van eer in zulke omstandigheden betaamt, hij gaf Lucia haar woord terug en wenschte den man geluk, aan wien de eer te beurt ge vallen was om den weg naar haar hart te vinden. De helderblauwe hemel, die zich over de eeuwige stad uitstrekte, zag dien stond op een gelukkig menschenpaar neder. Toen de geliefden, voor de eerste maal arm in arm wandelende, den tuin van het Vaticaan binnentraden, waar de aarde als het ware van een nieuw leven overvloeit en men zoover de blik reikt een altijddurend groen en een oneindig blauw aanschouwen kan, fluisterde Guido zijne jonge bruid toe: „Het was eene dwaasheid, wat ik vroeger de kleine Lucia en mijn eigen hart wilde wijsmaken! Ruimte noch tijd ziju voor de liefde hinderpalenover iedere kloof slaat zij een gouden brug! De ware liefde maakt ons jong en heden eerst gevoel ik, wat de jeugd, wat het leven is."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 1