HELDERSCIIE
EN N1EIIWEDIEPËR COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1879. N°. 118.
Woensdag 1 October.
Jaargang37.
„W ij huldigen
het goed e."
Verschijnt Dingsdntf, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abitmemeutsprijs per kwartaalJ 1.80.
t franeo per f>ost - 1.65.
Uitgever AA. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentién: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-ludiê.
Laatste loting 's avonds 6 uur.
IIELDER en NIEUWED1EP, 30 September.
Jl. Zaturdag avond werd door het bestuur der Industrie
school alhier een onderzoek ingesteld naar de geschiktheid
der jongelieden, die zich hadden aangemeld om van de
lessen aan die inrigting van onderwijs gebruik te maken.
Er hadden zich 65 jongelingen aangegeven, van deze werden
15 afgewezen wegens onvoldoende kennis; 50 werden dus
toegelaten. Van de vroegere leerjaren meldden zich nu
weder aan: 35 voor 't 2de leerjaar, 22 voor 't 3(le, 18 voor
't 4de en 9 oudere leerlingen, die nog voor enkele vakken
het onderwijs wenschten te genieten. Het totaalcijfer der
leerlingen bedraagt dus 134.
Over 't algemeen liet de mate van kennis bij velen, die
zich voor 't eerst aanmeldden, wel wat te wenschen over.
Een welbekend anti-afschaffer in deze gemeente, wien
de schrik om het hart was geslagen bij het vernemen dat
de regering beperkende maatregelen tegen het drankverbruik
zou gaan invoeren, had zich jl. Zaturdag nog eens terdeeg
vergast aan eenige glaasjes sterken drank, toen hij ten
laatste zoo „koldcrig" werd dat hij in de Binnenhaven in
het water liep. Nog één oogenblik en bij zou zeker ver
dronken zijn zoo eenige menschen hem niet hadden gered,
't ls opmerkelijk, dat onze anti-afschaffer, den volgenden
morgen na zijn roes te hebben uitgeslapen, er geen grein
van wist dat hij 's avonds te voren zulk een gevaarlijk
bad had genomen.
Er heeft zich een commissie gevormd om de noodige
stappen te doen ter voorbereiding van een feestviering op
25 October a. s. den dag waarop voor 50 jaar de
eerste locomotief der ijzeren spoorbaan reed. Zij bestaat
uit de heeren Eeltjes, rijksopziener bij den Centraalspoor-
weg: Hamelink, chef de bureau bij de Staatsspoorwegen;
A. M. Buis, controleur van den Nederl. Rijnspoorweg;
Stolp, adjunct-ingenieur van den Hollandsclien Spoorweg,
en van Burkom, chef de bureau bij den Centraalspoorweg.
Deze commissie zal worden uitgenoodigd vóór of' op
10 October a. s. haar programma voor te stellen in een
vergadering, tot bijwoning waarvan alle spoorwegambte
naren zullen worden uitgenoodigd.
Bedankt voor het beroep naar Zuid-Zijpe door
ds. P. J. ter Plegt Jr., predikant te Hekelingen.
15 LIESJE VAN DEN L0MPENM0EEN.
Naar liet Hoogduitsch van W. Heimburg.
In de kamer der barones Herenberg brandt een helder vlammend
houtvuur in den hoogen haard en geeft aan het vertrek, met zijne
ouderwctsche meubelen, iets vertrouwelijks, iets huiselijks.
In een der diepe vensterbanken zit een jong meisje van ongeveer
veertien jaren en staart naar het wegstervende avondrood van den
korten winterdag; haar fijn profiel teekent zich scherp af op den
helderen achtergrond van het venster. Zij heeft de smalle handen
gevouwen, en hare gedachten verwijlen blijkbaar bij iets afwezigs.
„Mama," zegt zij op eens en wendt het hoofd met dc prachtige
blonde krullen naar de tengere, bleeke vrouw, die in een leunstoel
bij den haard zit te breijen. „Mama, Army blijft weder onverant
woordelijk lang in grootmama's kamer; wij zullen er wel weder
niet toe komen, naar den molen te gaan en het wordt daartoe toch
hoog tijdArmv heeft slechts acht dagen verlof, en daarvan zijn
er reeds vier om. Vandaag luid hij mij bepaald beloofd, mede te
gaan; wat moet Lies je wel denken, dat hij daar nog in 't
geheel niet geweest is?"
Bij deze woorden was het jonge meisje opgestaan en hare moeder
genaderd; een verdrietige en ongeduldige trek lag op haar kiuder-
lijk gelaat.
„Heb geduld, Nelly!" antwoordde de moeder, en liefkoosde de
bloeijende wangen der dochter. „Gij weet, wanneer grootmama het
verlangt, moet Army blijven, zoolang zij het wil; grootmama zal
hem veel te zeggen hebben. Oefen u in geduld, mijn lieveling!
Daaraan is in het leven zooveel behoefte. Steek de lamp aan!
Gij weet, er is nog veel aan Army's linnengoed te doen."
Het slanke, nog een kind gelijkende jonge meisje gleed bijna
onhoorbaar over den ingelegden vloer, en weldra verlichtte de lamp
het vertrek, 't welk er nu nog aangenamer uitzag, dewijl de geheele
inrigtiug. hoezeer ouderwetsch, zich door gezelligheid kenmerkte.
Ook de barones stond op cn ging aan de groote ronde tafel
zitten. Nu viel het licht der lamp op een bleek, lief gelaat, dat
duidelijke sporen droeg van veel kommer t.i lijden.
Haar dochter, tegenover haar gezeten, had dezelfde trekken; op
dit oogenblik straalden hare blaauwe oogen van blijdschap; want
buiten in den corridor weerklouk een vaste, vlugge, mannelijke
tred. Spoedig daarop werd de deur geopendeen bevallig jong
officier trad binnen, zijn negentienjarig gelaat blonk van levenslust.
Nelly ijlde hem te gemoet.
„Army, hoe heerlijk, dat gij komt! Nu kunnen wij toch nog
naar den molen gaan," zeide zij, en sloeg, zich op de teenen ver
heffende, de armen om zijn hals; „ik haal schielijk mijn kap en
mantel, want lang mogen wij niet meer wachtenin den molen
wordt 's avonds vroeg gegeten," en verheugd wilde zij zich heenspoeden.
„Nelly!" riep dc jonge man en hield haar terug; laat dat nu
blijven 1 Dat voegt niet meer," liet hij er cenigszins verlegen
op volgen.
Deze novelle uit de Gartenlaube is door ons overgenomen
met toestemming van den uitgever der vertaling.
Men meldt ons van de Cocksdorp op Texel, dd. 27 dezer
„Als met een tooverstaf was gisteren middag ons dorp
in feestdosch gehuld met een aantal vlaggen, die uit en
vóór vele woningen wapperden. De oorzaak dier vreugde
bedrijven bestond in de blijmare voor Eijerland, dat onze
geneesheer J. S. Koning zijne sollicitatie naar elders bad
ingetrokken. Van mond tot mond klonk bet: „Onze doctor
blijft!" Zelfs tot in de schoollokalen drong de heugelijke
tijding door, waarop een 120tal kinderen, onder geleide
hunner onderwijzers, zich naar zijn buis begaven om door
het ter zijner eer zingen van een paar liederen en bet met
volle borst uiten van jubeltoonen hunne blijdschap te kennen
te geven. Ten huize van den geachten vriend bevond zich
eene commissie van afgevaardigden uit Oosterend, die hem
namens ruim 100 hoofden van buisgezinnen een adres van
gehechtheid aan zijn persoon, waardeering van zijn werk
ook ter hunner plaatse en hun leedwezen te kennen
gaven over zijn vertrek als dit moest plaats hebben. Natuurlijk
ging ook deze met blijde berigten voor hunne lastgevers
naar huis. Des avonds na het binnenhalen der vlaggen
bragten sommigen hunne hulde door illuminatie, terwijl
anderen hem persoonlijk hunnen dank en blijdschap kwamen
betuigen. Naar wij vernemen wordt er een algemeen vreugde
feest georganiseerd."
Men schrijft ons uit Zijpe, dd. 27 September:
„lieden had alhier het vergelijkend examen plaats voor
de betrekking van hoofdonderwijzer te Scbagerbrug. Van
de 32 sollicitanten waren 28 opgekomen."
„Aan de heeren Gebrs. Zur Mühlen, te Amsterdam, is
concessie verleend voor een stoombootdienst van 't Zand
naar Alkmaar en Purmerend."
Men schrijft ons,uit Nieuwe-Niedorp, dd. 29 dezer:
„Op den 14 September 11. was het 40 jaren geleden
dat W. Kuilman, watermolenaar in den Leijen-Polder,
gemeente Oude-Niedorp, in dienst trad.
Op dien dag verhinderd zijnde, kwam in de vorige week
het bestuur en een aantal ingelanden des polders in den
poldermolen bijeen, om de waardige oude lieden, die dit
voorjaar het geluk smaakten, ook hun 40jarig huwelijks
feest te vieren, met dezen dag geluk te wenschen.
Met een sierlijk geschenk, gewijd aan 40jarige getrouwe
pligtsbetrachting, werden de oude lieden door de ingelanden
vereerd, welke geschenk, benevens de gelukwenschen, door
hen dankbaar aanvaard werd.
Gedurende die reeks van jaren heeft de jubilaris onder
de verschillende besturen altijd zijn pligt betracht en ten
„Voegt dat niet meer?" Het jonge meisje zag haar broeder
vragend aan.
„Neen, Nelly, gy moet verstandig zijn; als kind kan men om
gaan, met wien men wil, juist dewijl men een kind is; als officier
kan dat echter niet meer."
„Nu, Liesje moogt gij toch wel bezoeken, gij gingt vroeger altijd
zoo graag mede."
„Kom, Army!" sprak de barones, „dat meent gij niet; het zijn
achtenswaardig^ lieden daar op den molen, die het altijd goed niet
u gemeend hebbenhet zoude ondankbaar zijn."
„Maar, mama, ik bid u," antwoordde hij knorrig, „die lieden
bchooren tot den onbeschaafdeu stand. Verbeeld u, dat de mole
naar ccii9 te B. kwam en den ongelukkigen inval kreeg, mij te
bezoeken. Ik zou er immers dood mee verlegen worden 1"
„Het zijn in het geheel geen onbeschaafde menschen," riep Nelly
nit; „dat kan slechts grootmama u gezegd hebben, die nu eenmaal
de lompenmolenaars-farailie volstrekt niet lijden mag."
„IiompcnmolenaarsDaar hebben wij het!" lachte de jonge
officier. „Laat ieder in zijn eigen stand blijven! Ook gij, Nelly,
zult daar niet altijd kunnen blijven verkeeren. Wanneer gij eerst
uwe sleepjaponnen draagt dan is liet ook met ti: adieu Liesje!"
„Nooit!" antwoordde het jonge meisje heftig, „ik zou des nachts
naar den molen gaan, wanneer men het mij des daags verbood.
Liesje is mijne eenigste vriendin. Wat moet ik nu als reden
opgeven, dat gij niet komt?" Zij barstte ia tranen uit.
„Daar zal wel een reden voor te vinden zijn, Nelly; schrei toch
niet!" troostte haar broeder. Zijne stem klonk tceder, even als
vroeger, toen hij de pop zijner zuster brak, en niet wist hoe haar
te troosten.
„O, niet waar, Army," bad zij en zag vol vertrouwen naar hem
op, „gij hebt mij slechts willen plagen, wij gnan naar den
molen, aanstonds?"
Hij stond een oogenblik besluiteloos; in zijne verbeelding zag
hij eene kleine meisjesgestalte, zooals hij die vroeger honderdmaal
gezien had, Liesje, lompenmolcnaar's Liesje van den papiermolen,
daar beneden in het dal; zij zag hem met de helderblaauwe kindcr-
oogen aan; de roode lippen openden zich: „Army, gaat gij mede?
Tante zal ons appelen geven, en in het park heb ik een vogelnest
gezien; kom Army, kom toch!" Onwillekeurig maakte hij eene
beweging, alsof hij zijne muts wilde opnemeu, die op de tafel lag.
Het licht der lamp viel op een fonkelenden ring aan zijne hand,
in welks groenaclitigeu steen het wapen der Dereubergs blonk; één
vlugtige blik hierop en haastig greep hij zijne muts en wierp
die op een nabijstaande tafel.
„Kwel mij niet!" zeide hij kortaf en keerde zich om.
Er ontstond eene lange pauze; het jonge meisje stond op en
zette zich op hare vroegere plaats, het hoofdje diep over haar werk
gebogen; maar de kleine vingers, welke de naald voerden, beefden,
en uit de oogen vielen groote tranen op het witte naaiwerk. De
barones zuchtte, en vestigde een sraartelijken blik op deu zoon, die
onophoudelijk de kanier op en neder ging. De oude rococo-klok
sloeg zes uur en begon een lang vergeten liefdesliedje te spelen
de zoete melodie klonk door de kamer en nog altijd heerschte er
een drukkend stilzwijgen tussclien deze drie menschen, door de
genoege van en in de beste harmonie met die besturen
werkzaam geweest, en nog gevoelt hij zich krachtig, om
zijne vaak moeijelijke taak naar genoege waar te nemen."
Vrijdag middag werden tc Hoorn, in tegenwoordig
heid van den burgemeester en den commissaris van politie,
zeven schapen, die in beslag genomen waren als lijdende
aan kwaadaardig klaauwzeer, geslagt en het vleesch open
baar verkocht op liet advies van den Rijks-veearts, dat
het vleesch onschadelijk was voor het gebruik.
In enkele gemeenten van de Vier Noorderkoggen
heerscht hij sommige veehouders het klaauwzeer onder de
schapen.
Den 23sten dezer werd het nieuwe stoomgemaal van
den polder Venhuizen en Hem, in tegenwoordigheid van
het bestuur en tal van belangstellenden, beproefd. Do uit
komst was in elk opzigt gunstig en de geheele inrigting
kan als voorbeeld dienen van het beste, wat op dit gebied
kan worden daargesteld.
Deze stoomwatermolen is naar het ontwerp en onder de
leiding van de ingenieurs W. C. en K. de Wit gesticht.
De machineriën door hen gelevex-d bestaan in twee afzon
derlijke directwerkende centrifugaal pompmachines van John
en Henry Gwynne te Londende stoomketels zijn van
inlandsch fabrikaat.
Den heer K. Swagerman Pz. van Bovencarspel, die zich
met het dagelijksch toezigt op den bouw heoft belast, komt
alle lof voor de uitvoering toe,
Van het kerkje te Schermerhorn wordt in den
Kunstbode eene uitvoerige beschrijving gegeven. De ge
welven zijn beschilderd: onder elk hoofdgebint gaat een
breede band in donker blaauw-groen met witte voegen
tegen de bebording, die doorloopend tegen hoofd- en keper
gebint is gespijkerd. Langs deze banden, welke dus met
de balken corresponderen, zijn aan weerszijden ornamenten
aangebragt; in het middenschip zijn het lelievormige ver
sieringen, afwisselend met halfcirkels in het zwart; in
de zijbeuken zijn afwisselend wijngaard,- bloem- en blad
ranken geschilderd. De balken zelve, de korbeel-en sleutel
stukken zijn donker blaauw-indigo; de rosetten en bladen
rood. De muurlijst onder de gewelven is, evenals de
banden boven de balken, donker blaauw-groen met witte
voegen. Het overige van de kerk is wit, met uitzondering
der kapiteelen en basementen, welke in natuursteen zijn.
Niet slechts beschilderd was het kerkje, het was ook
met geschilderde ramen getooid, die geschonken waren
door eenige ingezetenen, het polderbestuur, de hoogheem
raden en de zeven Noordhollandsche steden. Deze ramen
innigste liefde aan elkander verbonden.
„Army," sprak eindelijk de bleeke vrouw, „wanneer gaf groot
mama u den ring, dien gij nu aan den vinger draagt?"
Hij bleef voor den haard staan, en mei de pook in bet vuur
stootende, dat de vonken omhoog vlogen, zeide bij
„lieden middag, zooeven, toen ik bij haar was!"
„Weet gij ook, dat het uws vaders ring is, Army?"
Dc jonge man keerde zich plotseling om. „Neen, mama, dat
heeft grootmama mij niet gezegdzij sprak slechts in liet algemeen
over de beteekenis van het wapen en
„Nu, mijn kind, dan zal ik bet u zesgen," klonk het van de
lippen der barones, met eene van aandoening bevende stem. „Het
is de ring, dien grootmama eens van de koude verstijfde hand uws
vadcr9 trok, toen hij gestorven was." De laatste woorden
klonken als een half onderdrukte snik. De spreekster zonk als
bezwijmd in liaar stoel neder.
„Mijn lieve, goede mama!" riep Army en stond ineen oogenblik
naast haar, terwijl Nelly, over haar heciigebogen, liaar wang tegen
het met tranen besproeid gelaat drukte. „Ween niet, lieve inama!"
bad bij, „ik zal den ring zoo hoog in eere houden, als dat slechts
een zoon vermag, die trotsch is op de nagedachtenis zijns vaders;
ik wil mijn best doen, even goed, even edel te worden, als hij was."
Uit deze woorden, zoowel als uit den blik, dien hij op zijne
weenendc moeder sloeg, sprak nog de volle overtuiging van een
kinderlijk gemoed, de innige vereering, die in den gestorven vader
den edelsten der menschen ziet. Maar de uitwerking dier woorden
was eene bijna verpletterende. De slanke gestalte der barones rigtte
zich overeind; als wezenloos zag zij haar zoon aan, en: „Army,
aluingtige God!" riep zij in vertwijfeling uit, „o, slechts dat niet,
slechts dat niet!"
„Mama is ongesteld," zeide de zoon en haastte zich naar het
schellekoord.
Maar een flaauw: „Kom terug, Army! het wordt reeds beter,"
bragt hem aan bare zijde terug; zij nam dankbaar een glas water
aan en sprak, terwijl zij poogde te glitnlagchen.-
„Ik heb u verschrikt, arme kinderen. De herinnering nan den
dood uws vaders is nog heden voor mij diep treurig; maar, nu
Army op het punt staat zijne intrede in de wereld te doen, moet
ik met u over het verledene spreken, iets wat ik tot nu toe steeds
vermeden heb. Gij zult u zeker wel eens in stilte verwonderd
hebben," ging zij na eene korte pauze voort, „over de eenvoudige,
ingetogene levenswijze, die wij voeren, over het volstrekte gemis
van weelde en o\ervlced. Ach, Army, niet om mijnent-, alleen om
uwentwille doet mij dat leed. Gij gaat de wereld in ouder de
drukkendste omstandigheden, die men zich kan voorstellen, veroor
zaakt door de grenzenlooze ligtzinnigheid uws
Zij hield ontsteld op en brak in bittere tranen los.
Army stond met gefronsd voorhoofd bij den haard en zag tot
de weeuende vrouw op; de vrolijke uitdrukking was van zijn gelaat
als weggevaagd, en ora zijn mond was een trek van bittere teleur
stelling zigtbaar.
„Toen ik hier kwam wonen aan de zijde uws vaders, ik, een
kind van naauwelijks zeventien jaar," hervatte de barones, „vond
ik hier enkel pracht en een vrolijk leven. Het slot Derenberg waa