De heer P. J- Koekhoven is benoemd tot pastoor te Bovenkarspel, ter vervanging van den heer M. van den Broek, die op zijn verzoek eervol als zoodanig is ontslagen. De heer P. Bots, van Voorburg, is benoemd tot kapellaan bij de R. C. gemeente alhier. Als bewijs dat de waarde der landerijen in sommige deelen van Noordholland nog al hoog is, kan dienen, dat een perceel weiland, gelegen in den Zuidpolder, groot 3 hectaren, 27 aren, 10 centiaren, en 1 perceel weiland, gelegen in den Zeevang, groot 1 hectare, 47 aren, 20 centiaren, in 1844 gezamenlijk voor f 2600 aangekocht, jl. Zaturdag door notaris Cramer, te Edam, in het openbaar zijn verkocht voor f 13,903, behalve de kosten. Te Alkmaar heeft zich een commissie gevormd tot het aankoopen van runderen eri varkens en het verkoopen van vleesch, voor den billijksten prijs. Reeds vier paarden zijn te Alkmaar onteigend en afgemaakt, als lijdende aan besmettelijke wormdroes. Bij den kastelein P. Bakker te Ursum werd jl. Zondag een harddraverij gehouden. Veertien paarden, allen van ingezetenen van ÏJrsem, kampten om den prijs, welke behaald werd door het paard van den heer G. Hille, berijder P. lloelofs; de eerste premie verwierf het paard van den heer D. Glijnis, berijder de eigenaar; de tweede premie het paard van den heer K. Brak, bereden door den eigenaar; de derde premie viel ten deel aan het paard van den heer J. Boot, berijder C. de Boer. Er waren veel toeschouwers op de been en alles liep in gewenschte orde af. De commissie, die zoovele bemoei- jingen heeft gehad om het volksfeest tot stand te brengen, komt een woord van lof toe voor hare pogingen en de goede zorgen om het feest zoo goed te doen slagen. De Kroonprins van Zweden en Noorwegen, met tal rijk gevolg, is jl. Maandag avond te Amsterdam aangeko men en in het Amstel-Hótel afgestapt. Op de tentoonstelling der HollaiTdsche Maatschappij van Landbouw te Haarlem zijn nog de volgende bekroo ningen toegekend: voor een jong zwart merriepaard, geb. in 1875: 1ste prijs de heer H. Punt, te Akersloot; voor rijstieren van inlandsch ras, geb. in 1876 of vroe ger: 1ste prijs de heer K. Kester Hz., te Midwoud voor idem, geb. in 1877eereprijs de heer J. Wit, te Midwoud; 1ste prijs de Modelboerderij te Winkel; voor pinkstieren van inlandsch ras, geb. in 1878: 2de prijs de heer P. Vader Pz., te Akersloot; voor 6 melkgevende koeijen van inlandsch ras, van 3 tot 7 jaar oud, van denzelfden eigenaar, gekalfd hebbende tusschen 1 Januarii en 31 Mei jl.: eereprijs de heer J. Tiel, te Hoorn; voor twee idem idem (blaauwbont)eereprijs de heer A. Heddes, te Schagen voor eene dragtige koe (vroegkalver), die in Oct., Nov. of Dec. moet kalven: 2de prijs de heer S. Stapel, te Oudendijk voor een ram met 12 melkgevende fokschapen, die op de boerderij van den inzender in dit voorjaar gelammerd hebben en door den ingezonden ram in den dektijd van 1878 zijn besprongen: eerepr. de heer S. Admiraal, teOterleek; voor een springram, geb. in 1878 (Lincoln ras): 2de prijs de heer K. Rezelman, te Winkel; voor vier ooijen van Texelsch ras: 1ste prijs dezelfde; voor zes ooilammeren, geb. in 1879 (Lincoln ras): 1ste prijs de heer D. Breebaart Kz., te Winkel voor een vetgeweide os: 1ste prijs de heer J. Boot Kz., to Ursem; 2de prijs de heer J. Kaan Jz., te Wieringerwaard. voor twee stuks vette schapen: 1ste prijs de heer P. Glijnis Cz., te Oterleek voor twee vette hamels (Lincoln-Texelsch ras): bestuurs- prijs de heer K. Rezelman, te Winkel. -- Jl. Dingsdag is te Haarlem de aangekondigde hard draverij met paarden onder den man op de Dreef gehouden. Daaraan hebben 24 paarden deelgenomen. De prijs (f 400) zuchtte diep: telkens wanneer zulk een bange zucht het oor harer kinderen trof, zagen zij op cn rustten hunne vragende blikken droevig op het bekommerde gelaat der moeder; daarop nam elk zijne bezigheid weder ter hand. ,,De genadige vrouw barones wenscht op haar kamer thee te drinken," zeide de binnentredende oude Sanna, „zij laat zich bij het avondeten verontschuldigen; de barones heeft hoofdpijn." De oude vrouw droeg ccn presenteerblaadje met een ouderwetsch kannetje en kopje in rococo stijl. Zij was blijkbaar voornemens, hare meesteres de thee te brengen, en stond nu op antwoord wachtende, bij dc deur; zij sloeg een onderzoekenden blik op de drie gestalten, als om te zien, welken indruk dit berigt op hen maakte. De peinzende vrouw aan den haard scheen hare woorden niet gehoord te hebben en zag verschrikt op, toen hare dochter vriendelijk zeide: „Wij betreuren dat zeer, lieve Sanna, en wenschen grootmama van harte beterschap." „Is uwe genadige vrouw ongesteld, Sanna?" vroeg de barones. „Ja zeker," antwoordde deze, en de groote beenige figuur rigtte zich in li3re volle lengte op, terwijl zij de vragende, met hare graauwe oogen strak aankeek. „De barones was reeds niet wel, toen zij van bier ging, want zij kwam met hevige hartkloppingen in haar kamer; ik heb haar reeds drie bruispoeders moeten geven. Als het maar niet iets ergers wordt!" Er lag iets verwijtends, onbeschaamds in dit antwoord, minder nog in de woorden, dan wel in de stem en dc uitdrukking van het gelaat, zoodut de barones Derenberg van verontwaardiging kleurde. „Het spijt mij zeer," zeide zij, hare stem verheffende en Sanna met de hand wenkende heen te gaan, „ik hoop dat de genadige vrouw morgen weer hersteld zal zijn." „Zeer goed," antwoordde de oude en verliet het vertrek, maar hare houding en de uitdrukking van haar gelaat onder de geplooide muts waren eensklaps vijandag geworden. Army was opgesprongen, en zag met toornige blikken de dienst bode na. „Army, ik bid u," riep de barones, „laat haarGij maakt het er niet beter op, wanneer gij haar op hare plaats zet. Zij is altijd zoo geweest; het warme zuidelijke bloed verloochent zich bij haar evenmin als bij hare meesteres, en bovendien zij vereert uwe grootmoeder afgodisch. Gij weet, Army, dat Sanna reeds met grootmama uit Venetië hierkwam, dat zij het tijdperk van grootheid en rijkdom met haar doorleefd heeft, en nu trouw hare zorgen en ontberingen deelt. Sanna heeft veel goeds; ecne getrouwheid als de hare is zeldzaam; en u, kinderen, vooral Army, heeft zij boven alles liefzij is buitendien ook al zóó oud, dat men haar niet veel kwalijk nemen kan." Army antwoordde niet; hij nam zijne muts. „Ik moet een oogenblik naar buiten, anders slaap ik slecht," zeide hij, kuste zijne moeder de hand en verliet het vertrek. Hij stond in den hoogen killen corridor, en vroeg zichzelf af, waar hij eigenlijk heen wilde. „Eerst moet ik mijn paletot halen," dacht hij, en ging door den langen gang naar zijn kamer; hij was wonderlijk te moede voor het eerst had hij den ernst des is behaald door La Vitesse, van J. Smits, te Dubbeldam; de premie (f 250) door Wilhelmina, van H. van Haaren, te Amsterdam. Het laatst mede in de baan was Prinses, die verleden jaar op de harddraverij te Parijs den prijs heeft behaald. De 37ste algemeene vergadering der Hollandsche Maatschappij van Landbouw werd jl. Maandag te Haarlem gehouden. Na eene korte openingsrede van den voorzitter, den heer van der Oudermeulen, heeft de algemeene secretaris, de heer I*. F. L. Waldeck, zijn verslag over den toestand der Maatschappij uitgebragt, dat over het algemeen gunstig luidde. Het getal der leden was toegenomen, evenals dat der afdeelingen; het eerste was thans 13,906, het laatste 79. Alleen de geldmiddelen lieten te wenschen over en het hoofdbestuur was meermalen tengevolge van eene uitgeputte kas verhinderd datgene te doen wat het werkelijk in het belang van den Nederlandschen landbouw nuttig achtte. Het vertrouwde echter, dat door de aanneming der voor gestelde wetsveranderingen ook in dezen verbetering zou komen. Door een subsidie van de Hooge Regering werd het hoofdbestuur weder in staat gesteld, voordragten in eenige afdeelingen te doen houden. Uit de ingekomen verslagen blijkt bij vernieuwing, dat de leden met het houden dier voordragten zijn ingenomen. Het geven van landbouwonderwijs werd mede aangemoe digd door het verstrekken van premiën aan de onderwijzers, die met lof de acte voor landbouwkunde behaalden. Aan de hh. A. van der Steen te Leiden, W. in 't Veld te Mijnsheerenland, W. W. Schippers te Leiden en H. van Efteren te Oud-Alblas werd ieder een diploma en f 50 uitgereikt, en onlangs werd de aanteekening behaald door mejufvr. G. D. M. van 't Haaff te Leiden: voor zoover bekend, de eerste vrouw, die op deze wijze hare belang stelling in den landbouw toonde en aan wie op verzoek der afdeeling Leiden en omstreken dc gouden medaille der Maatschappij is uitgereikt. Het Maandblad der Maatschappij is geregeld verzonden. De redactie is aan de heeren mr. D. Visser van Ilazerswoude, Herm. F. Bultman en den secretaris opgedragen. De rekening over het afgeloopen jaar is goedgekeurd met f 27,113.191 in ontvangst en f 33,332.45 in uitgaaf. Vervolgens kwam aan de orde de door de commissie voor de wetsherziening ontworpen nieuwe wet der Maat schappij, welker artikelen, hier en daar gewijzigd, achter eenvolgens werden aangenomen. Art. 1 luidt thans als volgt: „De Hollandsche Maat schappij van Landbouw stelt zich ten doel: land- en tuin bouw, veeteelt en zuivelbereiding, boom- en bloemkweekerij, en al wat daartoe behoort te verbeteren en hunne belangen te bevorderen." Art. 2. „De Maatschappij tracht haar doel te bereiken door: a. het houden van vergaderingen, tentoonstellingen, wedstrijden en voordragten; b. het uitgeven van geschriften en het uitschrijven van prijsvragen; c. het voorstaan en bevorderen van onderwijs in de vakken van wetenschap, regtstreeks tot haar gebied behoorende; cl. het uitloven van premiën; e. het nemen van proeven; het inroepen van den invloed en het voorlichten van regering- en volksver tegenwoordiging, provinciale,- gemeente- en waterschaps besturen; <j. het zamenwerken met zuster-maatschappijen of vereenigingenh. het ondersteunen van maatregelen, buiten haren kring, in het voordeel van haar streven ge nomen; en i. alle andere middelen, die haar ten dienste staan." Art. 3, waarbij de contributie, tot dusver f 2.50, op f3 wordt gebragt en een nieuwe categoi'ie van leden a f 10 contributie, „leden der algemeene vergadering" genaamd, wordt ingesteld, gaf tot uitvoerige discussie aanleiding. Een amendement van „Gouda," om die nieuwe categorie van leden te doen vervallen, werd verworpen met 323 tegen 67 stemmen; evenzoo (met 325 tegen 130stemmen) levens leeren kennen. Ja, hij wist wel, dat zijne familie in behoeftige omstandigheden leefde, maar met de gewone onbezorgd heid der jeugd, had hij zich daarover niet bekommerd. Nu had zijne grootmoeder er over gesproken, cn hem tegelijk het uitzigt op eene rijke erfenis geopend, maar er was nog eene erfgename, een klein roodharig schepsel, zooals grootmama haar genoemd had. Hij dacht aan de schoone Agnese Mathildo; hoe heette het ook wcêr in het rijmpje: „Daarom, let op de kleur van 't haar! En is dat rood, dan dreigt gevaar." Het roode haar zou hem toch niet in gevaar brengen? Maar neen, hij had geen aanleg om idealist te worden. Grootmoeder had gezegd„Op u, Army, en op de Stontheimsche erfenis bouw ik al mijne hoop," en hij had haar iets verweten van jogt makpn op erfenis. Maar Blanka dan, de kleine roodharige Blanka daar was zij alweer maar tante Stonthcim kon immers verdoelen tusschen Blanka, Nelly, cn htm ja, dat was een uitkomst. Zou zóó alles nog niet teregt kunnen komen? Hij huiverde; hij ging naar den haard en wierp een handvol hout op het haast uitgedoofde vuur; de vlammen vlogen knappend op uit het drooge hout en wierpen een onzeker licht op den ingelegden vloer. Het roode schijnsel deed het vergulde loofwerk van den schoorsteen helder uitkomen en de oogen van den jongen man volgden droomend de kronkelingen van den eiken slinger, tlie onder de kroonlijst van den schoorsteen heenliep, en in het midden een omkransd schild vormde, waarop de spreuk: „Wanhoop nooit aan God Dan is geluk uw lot;" een kernspreuk uit oude, lang vervlogen tijden. „Geluk is dan uw lot," herhaalde hij halfluid; had hij deze woorden dan nog nooit gelezen? Zij maakten thans een diepen indruk op hem; zou ook hij niet weder gelukkig kunnen worden? Hij zag op naar de prachtige hertegeweiden allen waren zij door de Derenbergs buitgemaakt, zooals de bijschriften met naam en datum vermeldden, in de bosschen, die men deels verkocht, deels verpand had. Maar het was immers mogelijk waarom niet? dat hij eenmaal weder daar kon jagen, waar zijne voor ouders zoo menige vrolijke jagtpartij gehouden hadden. Weg met die zotte kuren Het leven lag immers nog vóór hem, zoo vol hoop, zoo uitlokkend, en 't geluk kon immers komen. Op zijn jeugdig gelaat blonk weder een zonnestraal; het haft klopte hem warm in de borst, en hij voelde den moed in zich 's levens stormen te trotseren. Voorwaarts dan in de golven des levens! Hoe sterker de branding, hoe beter! Vreugd of smart, ik neem het zooals het valt; een leven zonder strijd is geen leveD. Ik wil grootmama om vergeving vragen voor dat leelijke jvoord „erfenisjagt," ging hij voort; ook mama mag niet meer zoo treurig zijn waarom altijd zoo donker te zien? Zelfs de kleine liet haar hoofdje hangenja maar dat was om Liesje, de kleine lompen Liesje, bahdat is niet de moeite waard er over te spreken, en zij zal zelve later wel inzien, dat Hij floot een vroolijk liedje, toen hij door den gang naar zijne moeder terugkeerde. {Wordt vervolgd.) een amendement van „Waard en Groet" om die leden „begunstigers" te noemen en hun het stemregt tc ont houden. Dit hoofdbeginsel der nieuwe wet werd dus onver anderd goedgekeurd, maar de vergadering besliste, met 227 tegen 152 stemmen, dat de contributie op f 2.50 bepaald zou blijven. Bij de behandeling der overige artikelen is o. a. het tractement van den secretaris-penningmeester met 287 tegen 47 stemmen van f 1500 verhoogd tot f 1800. Algemeen, ook door hen die tegen de verhooging van het tractement waren, werd hulde gebragt aan den ijver van den heer Waldeck in de vervulling zijner betrekking. Ten slotte werd de herziene wet in haar geheel aange nomen met 235 tegen 66 stemmen. De behandeling der overige punten werd aangehouden tot de buitengewone algemeene vergadering, die nog in dit jaar moet worden gehouden. De algemeene vergadering in 1880 zal te Leiden worden gehouden. Door den heer Waldeck wordt hierop der vergadering dank gezegd voor haar te zijnen aanzien genomen besluit. Na dankbetuiging aan den voorzitter voor zijne leiding, werd de vergadering gesloten. Alle vruchten zegt de L. Crt. waarvan peren en appelen niet schaarsch zijn, deelen in den invloed, dien de natte zomer bijna op ieder gewas gehad heeft. Zelfs al zijn de boomvruchten gaaf, wat te wenschen overlaat, gaan zij spoedig tot verrotting over. Het is iets zeldzaams dat met October nog rijpe pruimen worden aangeboden en de perziken nog aan de hoornen hangen. De laatste blozen, maar zijn waterachtig van smaak. Weken achtereen, zegt het L. D., zag Piet Vluchtig dagelijks aan het in afbraak zijnde Leidsch stationsgebouw een moedertje, dat lagehend en als verdiept in haren arbeid de kal klaag van oude steenen bikte. Het scheen hem of zij eiken dag dieper in het haar omringde puin zonk. Zeker had deze „dame blanche," zooals hij haar noemt, niet gedacht dat zij door hem in den Nederlandsche Spectator volgender- wijze zou bezongen worden: Gegroefd, gerimpeld en in lompen Bikt lagehend 't oude vrouwtje puin, Een witte kalklaag dekt haar klompen, Wit is 't zwart mutsjen op haar kruin. Heur witte haren, schaarsche lokken Verkleurd door ouderdom en leed, - Heur witte wangen zijn met vlokken Van puin bedekt uit hoek en spleet. Zij bikt steeds voort, niets kan haar storen, De trein sta stil, snuiv' raatlend heen, Heur aandacht blijft het puin bekoren, Dat zij maar slaat van steen bij steen. Gij, witte vrouw, schier door lawinen Van afbraak daaglijks meer omsnoerd, Zijt toch een zonnige ruïne, Daar, lagehend, gij uw werk volvoert. Een zonderling verzamelaar is te Rotterdam overleden, namelijk iemand die er genoegen in had, een collectie snuifdoozen te bezitten. De man had er 272 bij elkaar gebragt. i Te Rotterdam hebben eenige straatjongens een tram wagen bestormd en het personeel een pak slaag gegeven, omdat de koetsier hen apen had genoemd, toen zij door op de rails te gaan staan en de paarden vast te houden, de dienst beletten. In Rotterdam schijnt de politie niet uitstekend to zijn ingerigt. Uit particuliere berigten uit Indie verneemt het Vader land, dat de toestand van Atsjin in de laatste weken veel gunstiger is geworden. De bezetting zal aanmerkelijk worden verminderd, terwijl nog verschillende andere bezuinigingen zullen worden ingevoerd. In verband met het spoorwegongeluk, dat jl. Maandag te Utrecht plaats had, schrijft men aan de N. Rott. Crt. van daar: „Alweer een zijn been afgereden, meneer!" „Zoo, zoo! wanneer?" „Daar net, meneer! Met den trein van één uur tien naar Rotterdam?" „Zoo, zoo! En wie is 't? Ken ik hem?" ,/U zult hem wel kennen, zoo'n lange jongen met een hooge zijden pet op! Piet Brinkering!" „O ja, dien ken ik! Zoo, zoo! En is er al iemand bij hem „Ik kom juist van den chirurgijn, meneer! Die zou dadelijk komen." „Zoo, zoo!" 't Was „daar net" gebeurd! Haastig moeten nog een paar veewagens worden aangehaakt, en vlug als altijd sprong hij tusschen de wagens om de koppeling te bevestigen. Met het fluitje in den mond gaf hij zelf het teeken dat het „alklaar" was; de trein wordt afgeluid en zet zich langzaam in beweging; dan klimt hij er tusschen uit. Dat heeft hij immers wel duizendmaal gedaanWel duizendmaalMaar ditmaal niet! Een vrecselijke gil wordt honderdvoudig door de ijzeren kap weerkaatst en doet den omstanders het bloed in de aderen verstijven. De reizigers steken de hoofden buiten het portier, en twintig fluitjes tegelijk waarschuwen den machinist. Houd opDaar ligt een mensch onder uwe verschrikke lijke wielen! De machinist stopt. Om Gods wil, nu staat het tweede wiel juist op zijn been! Terug! Terug! Een eindje terug! De trein gaat een eindje terug en nu wordt de ongelukkige onder den wagen uitgesleept. „De trein had door dit ongeval gelukkig slechts ééne minuut opont houd." Medelijdende kameraden dragen hem naar de conducteurs kamer de kamer der smarte en leggen hem op de tafel. „O God! mijn been! mijn been!" kermt hij. „Zoo zoo" komt ook eens kijken. „Zoo zoo" is iemand met een gevoelig hart, maar hij laat dat niet graag merken. Hij heeft zulke verminkingen, en ergere nog; al zoo dikwijls gezien! Hij is ook „aan het spoor" en er aan gewend. „Zoo zoo" heeft eens in een mand, zoo maar door elkaar geworpen, stukken vleesch menschenvleeschen beenderen menschenbeenderenen stukken blaauw laken en koperen knoopen gezien, wat alles te zamen, een half uur voordat „zoo zoo" het zag, nog een kapelmeester van de infanterie was geweest. En op die tafel diezelfde tafel, waar Piet nu op ligt te kermen och, och, daar zijn wel andere zuchten geslaakt dan „o God! mijn been! mijn been!" „oGod! mijn arme vrouw! mijn arme kinderen[! o God! mijn goede oude moeder!" En dan zij, die niet

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 2