BKLIERM'RK
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1879. N°. 120. Zondag 5 October. Jaargang37.
BEKENDMAKING.
BEKENDMAKING.
"w 'j huldigen
.vK*'.* lietsocd e."
n\ v11;i wi:i)11:pi:ii courant.
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zalurdag namiddag.
Ab -noemen! sprijg per kwartaalJ 1.30.
p p franco per post - 1.65.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER
brongen ter openbare kennis, dat de Begrooting der Inkomsten en
Uitgaven der gemeente voor dc dienst van 1880 gisteren aan den
Raad is aaugeboden en van heden af op de Secretarie der gemeente,
op de gewone kantooruren, voor een ieder ter lezing nedergelegd
en hetzij in druk, hetzij in afschrift, tegen betaling der kosten,
algemeen verkrijgbaar is gesteld.
Helder, den 2 October 1870.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
STAK MAN BOSSE, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gcmecute HELDER
brengen ter openbare kennis, dat op gisteren door den Raad dezer
gemeente vastgesteld en gedurende de eerstvolgende acht werkdagen
op de gewone kantooruren ter Secretarie der gemeente voor een
ieder ter lezing is nedergelegd het EERSTE SUPPLETOIR KOHIER
VAN DEN IIOOFDELIJKEN OMSLAG, over het dienstjaar 1879.
Helder, den 2 October 1879.
Burgemeester en Weihouders voornoemd,
STAK MAN BOSSE, Burgemeester.
C. BOON, Secretaris.
HELDER en NIEUWEDJEP, 4 October.
Op morgen zal de 18de zomer-uitvoering door liet
Stafmuzïckkorps der Kon. Ned. Marine in Tivoli alhier
plaats hebben. Dit zal tevens liet laatste concert zijn, dat
door den lieer Weckesser wordt gedirigeerd, eer hij als
kapelmeester dit korps verlaat. Wij vertrouwen, dat de
heer Weckesser vooral deze keer eene flinke opkomst zal
hebben.
Op a. s. Maandag aanvaardt de heer Bernhardt, die
zicli inmiddels op de hoogte heeft gesteld van zijne be
trekking, de leiding der Stafmuziek.
Jl. Donderdag avond kwam de visschersvloot terug uit
zee met liet treurig berigt, dat oen der schuiten in liet
zoogenaamde Diepe Gat door een rukwind omver was
geslagen en dat een der visschers, zekere Bakker, daarbij
3) LIESJE VAN DEN LOMPENMOLEN.
Naar liet Hoogduitscli van W. ITeimbcbg.
(Vervolg.)
Den volgenden morgen stond Army met een opgeruimd gelaat
voor zijne grootmoeder; hij had hare vergiffenis verworven. Wel
schudde zij lagchcnd het hoofd, toen hij zijne raeening herhaalde,
dat de nog onbekende Blauka mee zou erven. „Gij zijt een
dweeper, Army," zeide zij schertsend, doch sprak hem niet tegen;
alleen wees zij op een tabouret aan hare voeten. „Ga zitten! Ik
heb u nog wat te zeggen, voor wij scheiden."
l)e vertrekken der oude dame hadden hunne weelderige inrigting
behouden, cn maakten op het eerste gezigt een bijna prachtigcn
indruk. Wie naauwkeuriger toezag, bemerkte wel, dat de kleur
der zware purperen stof verbleekt, en de zijde bier en daar door
gesleten was, maar niettegenstaande dit alles, gaven de gordijnen
voor deur en vensters, de sierlijke palissanderhouten meubels, het
zware Smirnasche tapijt aan het vertrek een defiig aanzien. De
wanden waren versierd met iu gouden lijsten gevatte vrolijke
Italiaansche landschappen; 't waren herinneringen aan de gelukkige
dagen, door de barones als gevierde gravin Luja te Venetië en
Napels doorgebragt, en bij deze herinneringen vergat zij het troos-
triooze heden. „Hoe gij u te gedragen hebt jegens tante Stontheim,
behoef ik u niet te zeggen, Army!" ving zij aan, verstandig het
geschilpunt van gisteren vermijdende. „Gij zult dit zelf wel weten;
breng haar mijne hartelijke groeten, en zeg haar, dat ik eene oude,
afgeleefde vrouw ben geworden."
„Die boodschap kan ik niet overbrengen, grootmama," zcide
Army hoffelijk, „ik kan mijn geweten onmogelijk met een leugen
bezwaren."
De oude dame lachte, en hem een tikje op den wang gevende,
sprak zij: „Niet spotten met uwe oude grootmoeder!"
Army kuste haar de hand. „En wat heeft u mij nog meer te
zeggen?"
„Ja, waarlijk, ik moet u nog voor iets waarschuwen. Gij treedt
zeer jong de wereld in en hebt het hartstogtelijke bloed mijner
voorouders geërfd. Geniet uw jonkheid naar hartelust, maar wacht
u voor eene ernstige neiging! Zij, die gij eenmaal als vrouw naar
huis zult voeren, moet veel iu zich vereeuigeu, van oude familie
zijn en vermogen bezitten, Army! veel vermogen; dit is een dei-
weinige wegen, die u openstaan om den gezonken luister van uw
huis weer op tc rigten. Dat is alles, en als gij belooft, mij nu
en dan eens te schrijven, heb ik u niets meer te zeggen!"
„De jonge officier lachte. „Zeker, grootmama, ik schrijf spoedig,
want ik zal tijd in overvloed hebben; maak u niet bezorgd! Aan
trouwen kan ik toch onmogelijk nu reeds denken; ik beu immers
eerst onlangs achttien jaar geworden." Hij lachte luid; van zijn
gelaat was elke schaduw van den vorigen avond verdwenen. „Mag
ik nu afscheid nemen, grootmama?" vroeg hij, ik wilde nog gaarne
eens naar de familiezaal gaan, om de schoone Agnese Matliilde een
afscheidsbezoek te brengen. Hoor eens, grootmama, dit kan ik u
tot uwe geruststelling verzekeren," voegde hij er bij, „wanneer ik
niet een meisje vind, dat haar gelijkt, dan trouw ik niet, want zij
is mijn ideaal ecner vrouw."
„Meent gij die Mathilde met het roode haar?" vroeg de oude
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEI X M°. 163.
dame verbaasd.
„Ja!" knikte de kleinzoon „lk heb eene voorliefde voor rood
baar. A propos, grootmama, mag ik het oude boek behouden, dat
gij gisteren avond beneden bragl?"
„Zeker, het is een familie-kroniek, die ik voor u bestemd had."
„Duizendmaal dank! Tot weerziens van middag!" Hij kuste
haar de tengere hand en vertrok-
Een liedje neuriënd, ging hij den corridor door en stond weldra
in de familiezaal voor het portret der schoone Agnese Mathilde.
Op den donkeren achtergrond kwam het frnaije hoofd heerlijk uit;
het zware goudkleurige, bijna roodachtige haar, over het blanke
voorhoofd weggestreken, was verborgen onder een mutsje van
zilverstof. Onder dit voorhoofd, onder de schcrpgeteekendc ivcnk-
braauwen, die een zonderling contrast vormden met het lichtkleurige
haar, blonken groote donkere oogen; met een uitdrukking van diep
gevoelde smart zagen zij den beschouwer aan; zoo droomend, zoo
lijdend, als vroegen zij hem om een verloren geluk. Een matte
schemering heerschte in de groote ruimte; Army schoof de gordijnen
van het digtstbijgelegen venster weg, en nu vielen de stralen der
koude heldere winterzon op het roode haar der schoone vrouw en
oefenden de oogen, die oogen met hunne droomende, diep smarte
lijke uitdrukking, op hem Aveder dezelfde betoovering uit. Daar
naderden zachte schreden, en de kleine hand zijner zuster werd op
zijn schouder gelegd.
„Zijt gij hier, Army? Het middagmaal is gereed. Kom mee. Gij
gaat immers vroeg weg, en ik heb u den ganschcn morgen nog
niet gezien."
Hij trok liet jonge meisje naar zich toe. „Zie mij eens even
aan, Nelly!" bad hij, haar hoofdje een weinig opligtende„zijt gij
nog boos op mij?"
Hare oogen vulden zich met tranen, toen zij haar broeder aan
zag, maar zij schudde lagchend het hoofd. „Boos? neen, o neen!
Maar kom toch het is hier zoo koud."
Hij nam hare hand, maar bij de kamerdeur gekomeu, keerde hij
zich nog eenmaal om, en zag naar het portret.
„Let daarom op de kleur van 't haar, en is dat rood, dan dreigt
gevaar," mompelde hij zacht voor zich heen.
Naauwelijks een uur later stond de oude Sauna boven aan een
der ramen, om den vertrekkenden Army na te zien. Hij had afscheid
genomen van zijne weeneudc moeder; nu ging hij juist over het
slotplein, en Nelly ging naast hem in een eenvoudig manteltje
gewikkeld; zij had er niet van willen afzien tot de laatste minuut
bij haar broeder te blijven.
„Precies zijn grootmoeder!" mompelde de oude Sanna zacht,
„liet hart springt iemand op van blijdschap, als men hem ziet."
Zij hield de handen boven de oogen, om des te beter te kunnen
zien. „Het kan hem niet mislukken," dacht zij, „hij kan aan
kloppen, waar hij wil; de rijkste, de schoonste kan hij krijgen, en
het ongeluk vau zijn vader zal hem toch wel niet vervolgen. O,
als mijne barones het nog eens mogt beleven, dat liier in het slot,
het oude vrolijke, glansrijke leven weder heerschteZij zou weder
jong en schoon worden. O, mijn bloedige Heiland, hoe zou ik u
daarvoor op mijne knieën danken!''
Intusschen gingen broeder en zuster de linden-allée door; het
was eeu heerlijk schoon winterlandschap, dat voor hen lag. Beneden,
waar de allee eindigde, zag men de met sneeuw bedekte bergen
Prijs der Advertentiën: Van 11 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
schitteren, door een rand van hoornen omgeven; aan de eene zijde
kwamen de huizen van het dorp met hunne besneeuwde daken te
voorschijnuit bijna iederen schoorsteen steeg een rookzuil omhoog
in de koude Avinterluchtaan de andere zijde breidde zich het
groote donkere woud uit. Alles was als met een verblindend wit
laken bedekt doodstil Avas het in de natuuralleen een zwerm
kraaijen vloog onder een luid gekras uit de hoornen omhoog cn
deed den Avitten tooi der stammen verstuiven in het rond. En dit
alles Averd verlicht door de slralen der ondergaande zon, die zich
in de verte als in enne purperen zee baadde.
De jonge man liet zijne blikken over het landschap weiden.
„Zie, Nelly, zeide hij, „dat alles, zoover uw oog zien kan, was
eenmaal het onze."
„De papiermolen ook?" vroeg de kleine en wees op het met
leijen gedekte gebouAv.
„De molen zelf niet, maar wel een groot gedeelte der landerijen.
Grootvader heeft ze aan des molenaars vader verkocht, toen hij zich
eens in verlegenheid bevond zoo verhaalde grootmama mij. De
man jaagt daar nu heerlijk, terwijl wij hij voer even met de
band over de oogen, toen lachte hij en begon te fluiten; hij wilde
er nu eenmaal niet over tobben.
Bij den uitgang van bet park gekomen, keerde hij zich nog
eenmaal om en zag de groote laan langs.
Daar lag het mngtige portaal; de treden der breede trappen
waren geheel door de sneeuAv bedekt, die ook hoog tegen de
massieve vleugeldeuren was opgestuAvd. Betoovercud schoon kwam
het slot. te voorschijn, als 't ware overstroomd door den rooden
gloed der ondergaande zon; de verlichte vensters straalden den
jongen man daar benedeu tegen, even helder en zonnig als de
drcomen der toekomst, die zich in zijn hart hadden ontwikkeld.
„Het moet hier weder anders worden," zeide hij, „het moet;
ik wil het."
Hij keerde zich om en volgde zijne zuster.
Zwijgend gingen zij verder; eindelijk stond de jonge officier stil
en keek op zijn horloge.
„Zusje,' zeide hij, „ik moet spoed maken, als ik de post niet
wil misloopen; keer gij terug, gij zult koude voete krijgen in de
dikke succuav; vaarwel, kleine, en groet allen nog hartelijk van
mijHij bukte zich en kuste haar op den frisschen mond. „Bas
op, dat de tijd u niet lang a-alt in het oude eenzame slot!"
Zij schudde het hoofd. „O neen, ik heb Liesje immers."
Zij stonden juist op de plek, waar de Aveg, langs Avelken zij
gekomen waren, op den grooten Areg uitliep. Door het dennenbosch
daarboven voerde een pad naar den papiermolen, dat eveneens hier
uitkAvamde weg daalde tamelijk steil naar beneden in het dorpje;
onder de brcede takken vau een lindeboom stond een door de
sneeuAv bedekte steenen bank. Uit het dorp klonken duidelijk de
toonen van een posthoorn.
„Wijl ik van u scheiden moet,
„Bied ik u den afscheidsgroet!
Meisjelief adé,
't Scheiden doet wee!"
zong vrolijk eene heldere kinderstem, en tegelijk trad een jong
meisje uit het dennenbosch te voorschijn.
Zij bleef staan, toeu zij de beiden gewaar Averd; een donker
rood bedekte een oogeublik het kinderlijk gelaat, en een paar
was verdronken, terwijl de beide andere opvarenden dooi
den visscherman S. Kroon door middel van een gelukkig
toegeworpen lijn werden gered. De ongelukkige laat eene
vrouw en een kind na.
- Gisteren morgen is bier ter reede gekomen de
schoener Nicola Gesina, gezagvoerder Uitma, van Uleaborg
naar Yarmouth bestemd. Den 28 September jl. was ge
noemde bodem des morgens ten 6 ure aan de noordweste
lijke punt van Doggersbank door hevige stormwinden
overvallen, waardoor zeilen verloren gingen en de gezag
voerder door den neêrslaanden bezaansboom zeer ernstig
gekwetst werd.
Bij de Regering is een plan in overweging tot liet
overbrengen tegen een goedkoop tarief door middel der
posterijen van pakjes van bepaalde afmeting en niet boven
de 5 kilogram.
De minister van Marine brengt ter kennis van
belanghebbenden, dat de betrekking van leeraar in de
vaderlarvdsche geschiedenis en de Nedcrlandsche taal en
letterkunde, aan het Koninklijk Instituut voor de Marine
alhier, vacant is.
Personen, die voor die betrekking in aanmerking wen-
schen te komen, zullen, onder overlegging van een geboorte
extract en de hun uitgereikte diploma's, zich bij verzoek
schrift, op zegel, tot het Departement van Marine kunnen
wenden.
Den belanghebbenden wordt tevens kenbaar gemaakt,
dat de aan bedoelde betrekking verbonden bezoldiging
voorloopig bedraagt f 1900 's jaars, welke geleidelijk zal
opklimmen tot een maximum van f 2300 's jaars.
In een brief aan het Vaderland van een der schip
breukelingen van de Overijssel komt de mededeeling voor,
dat er op dat schip slechts één of twee zwemgordels waren,
welke, in liet oogenblik van het gevaar, door den kapitein
zei ven werden aangedaan.
Eene andere merkAvaardigheid uit die schipbreuk is, dat
toen de opvarenden gestrand waren en een kamp hadden
opgeslagen, waar zij aan het verzengende klimaat waren
blootgesteld, aan ontbering ten prooi en door roofzuchtige
inboorlingen omringd, twist en tweedragt bleven heerschen
en er geen zamenwerking bestond.
Zelfs de wilde dieren vergeten hunne vijandschap, wanneer
gemeenschappelijk gevaar hen dreigt. De mcnschen van de
Overijssel toonden althans in dit opzigl geenAvilde dieren te zijn.
De Engelsche correspondent van liet N. v. d. Dag
bragt een bezoek aan den hoofdinspecteur van het Engelsch
vceartsenij-departement en deelt van het gesprek het volgende
mede, dat op onzen vee-uitvoer betiekking heeft: „Hij bragt
hulde aan de krachtige maatregelen, die de Nederlandsche
regei-ing genomen had, om de longziekte tegen te gaan.
Ilij was geneigd om zelfs te erkennen, dat de regering als
een voorbeeld kon gesteld worden, maar en bij wenschte
dat uitdrukkelijk in het licht te stellen er bestaat een
groot verschil van opvatting tusschen de Britsche en de
Nederlandsclie regering omtrent het klaamvzeer en de tong-
blaar. Het kwam hem voor, dat men in Nederland veel
meer vrees voor de longziekte pneumoniadan wel voor
klaauwzeer en tongblaar koestertdat men de laatste ziekten
te gering schat, en dat de bestrijding daarvan niet van de
zelfde energie getuigt, als waanneê tegen verspreiding van
de longziekte gewaakt wordt. In Engeland worden tong-
blaar cn klaauwzeer veel ernstiger dan in Holland opge
nomen, cn met leedc oogen wordt aan het ministerie opge
merkt, dat Nederland liet kwaad niet even gewigtig opneemt."
De hoofdinspecteur herhaalde ten slotte nog eens: „Dring
er bij uav landgenooten op aan, dat dezelfde kracht en
energie, waarmede tegen longziekte gestreden wordt, ook
in niet mindere mate gebezigd Avorde, waar het klaauwzeer
en tongblaar betreft."
In verband met bovenstaande mededeeling moge herin
nerd worden, dat op de vergadering der Nederlandsclie
Maatschappij tot bevordering der Veeartsenijkunde de vraag
ter sprake kwam, of niet maatregelen tegen de verspreiding
van mond- en klaauwzeer moesten genomen worden, maar-
dat de aanwezige deskundigen zich daartegen verklaarden
op grond der onuitvoerbaarheid. Die ziekten zijn namelijk
in zoo hooge mate besmettelijk, dat de tegen andere be
smettelijke veeziekten met goed gevolg aan te wenden
maatregelen tegen de verspreiding van mond- en klaauw
zeer onvruchtbaar zouden blijken. Men hield het daarom
voor beter, geen maatregelen te nemen, omdat bet snel
doorzieken voordeel iger is te achten dan een langzaam
verloop, dat van bedoelde maatregelen 't gevolg zou zijn.
In den Ring de Zijpe zijn de predikants-vacaturen op liet
oogenblik zoo talrijk, dat een der andere Ringen der classis
adsistentie verleenen moet.
Voordragt voor hoofdonderwijzer te Scliagerbrug
C. A. de Braai, te Petten; D. Plaatsman, te Ivolhorn;
J. YVitte, te Haarlem: J. Huiberts, te idem; J. Jobse, te
Oudkarspel; B. Keizer, te Westgraftdijk.