HELRERSUHE
EN N1EUWE1IEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voer Hollands Noorderkwartier.
1879. N". 122.
Vrijdag 10 October.
Jaargang 37.
„W ij huldigen
het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag e
Ab mnement9prijs per kwartaal
Zaturdau namiddag.
yi.30.
- 1.65.
franco per post
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bnrean: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentién: Van 11 regel» 60 Cents,
elke regel meer 15 Cent».
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-lndië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWED1EP, 9 October.
In een bij het Departement van Koloniën ontvangen
telegram van den gouverneur-generaal van Nederlandsch
Indië, van den 6 dezer, wordt berigt, dat in Atsjin alles
rustig is, en dat de legerkommandant, die zich naar Atsjin
had begeven om eene inspectie te houden, den toestand
gunstig gevonden heeft en weder te Batavia teruggekeerd is.
Den heer P. Duinker, aannemer alhier, is voor f 73,447
gegund de uitvoering van het maken van een sluis te
Koudhoorn nabij Apeldoorn.
Beroepen te Amsterdam dr. A. H. de Hartogh,
predikant te Rotterdam.
Door den Raad der gemeente Zijpe is benoemd tot
hoofdonderwijzer aan de openbare lagere school te Schager-
brug de heer J. Witte, thans hulponderwijzer te Haarlem,
zijnde No. 3 van de voordragt.
Men meldt ons uit Eijerland op Texel:
„De Vereeniging „Nut en Genoegen" alhier zal weder
in dezen winter, evenals ten vorigen jare, volkslezingen
houden, waarvan de eerste bepaald is op Donderdag 30
October a. s. Wij twijfelen niet of deze zullen weder door
een talrijk publiek bijgewoond worden; de belangstelling
was den vorigen winter zeer groot. Men schijnt echter
meer te houden van te hooren lezen, dan dit voor zic.h
zeiven te doen. Dit wordt bewezen door de weinige belang
stelling, welke gesteld wordt in de leesbibliotheek der Ver
eeniging. Ten einde het verkrijgen van boeken zoo ge
makkelijk mogelijk te maken, is door de Vereeniging
besloten de bibliotheek, welke vele nieuwe werken bevat,
open te stellen eiken Zondag na kerktijd, gedurende een
half uur. 't Is te hopen dat do bibliothecaris het niet af
zal kunnen. Ook de Rederijkerskamer „Abr. des Amorie
van der Hoeven," een onderdeel der Vereeniging, zal
weder optreden, het eerst in het begin van December a. s."
De gedenkdag van Alkmaars ontzet in 1573 is gisteren
op de gebruikelijke wijze gevierd.
Een commissie, bestaande uit de heeren W. Degenliardt,
W. Loman, M. A. Perk, Dan. de Lange, J. A. Böhringer
en Herm. Molkenboer, heeft het plan opgevat, om te
Amstei'dam de oprigting te beproeven van een knapenkoor,
zameu te stellen uit de meest muzikale en met stem begaafde
knapen van eenige openbare kostelooze en tusschenscholen
aldaar. Ter bereiking van dit doel heeft zij reeds van
burgemeester en wethouders vergunning verkregen, om
kosteloos gebruik te mogen maken van de lokalen eener
openbare kostelooze school.
6) HESJE VAN DEN LOMPENMOLEN.
Naar het Hoogduitsch van W. IIeimbcrg.
{Vervolg.)
Twee jaren en eenige maanden waren sedert verstreken. Het
was op een avond in de maand Mei. Door het geopende venster
drong een bedwelmende lucht in de kleine kamer der tante; de
wind speelde zacht in de jonge wijngaardranken, die het venster
als met een lijst omgaven, en de maan wierp haar helder licht
op de eenvoudige meubelen in het gezellig vertrekje en bescheen
het gerimpeld gelaat der oude vrouw, die, de vlijtige handen in
den schoot latende rusten, aan het venster zat, en naar buiten zag
in den tuin, waar juist de appel- en vlierboomen in vollen bloei
stónden. Zij hield haar schemeruurtje; licht werd er in de langer
geworden avonden niet meer aangestoken; dat was een oud gebruik
in huis; en de mensch wil ook wel gaarne eens rusten, niet alleen
met zijne handen, maar ook met zijne gedachten. Eigenlijk rustten
deze ook niet, want zij dwaalden rond in liet verleden, in schoone,
lang vervlogen dagen, en dat was een genot, eene ontspanning,
wanneer, na de warmte en de lasten des daags, de schemering
kwam. In huis was alles bezorgd; het tegenwoordige verdween op
dezen nevelachtigen lenteavond voor de blikken der oude vrouw,
en de tijd harer jeugd dook weer voor haar op, nevelachtig en
door de maan beschenen, als de wereld daarbuiten.
Zij vouwde de handen, en het hoofd omkeerende, bleven hare
blikken op een schilderijtje boven de commode rusten, dat in het
heldere maanlicht de silhouette van een man vertoonde.
,/Ja, ja, mijn Christiaan," fluisterde zij zacht, „wij hebben elkander
liefgehad, zeer lief, en zijn wij slechts korten tijd gelukkig geweest,
vergeten heb ik u niet, en ik ben u tot nu toe getrouw gebleven.
Dat het ook zoo met u moest gaan zoo treurigLieve hemelsche
vader, wat kan men al niet beleven in een korten tijdNaauwelijks
is de mensch een paar jaar gelukkig, of daar komt de smart;
een lading vol mijn God! wat waren wij toch een paar lustige,
vrolijke meisjes, mijne Lisette en ik, en juist toen wij dachten,
wat is de wereld heerlijk! daar ving het treuren aan.
Mijne Lisette en mijn goede ChristiaanZij schudde treurig het
hoofd, want voor haar geest verschenen twee groene met zoden
bedekte grafheuvels, daar boveu in de schaduw der linden op het
kerkhof.
Daar vloog een bloeijende vliertak door het raam en viel haar
in den schoot.
„Ha, wacht! Dat doet Lise," zeide zij, en een schalkachtige trek
verdreef de treurige uitdrukking van haar gelaat; zij zat onbewege
lijk achter in haar hoogen stoel. Een oogenblik daarna werd een
meisjeshoofd, met donkere vlechten als een krans omwonden, voor
het venster zigtbaar en zag bespiedend naar binnen.
„Zij is hier niet!" sprak zy verdrietig; toen gaf zij een gil van
schrik, want de tante maakte eene rassche beweging en streek het
meisje met den vliertak over het verblufte gelaat.
Uit 's Gravenhage meldt men o. a., dd. 4 dezer,
aan het Rott. Nieuwsblad:
„Het badsaizoen werd van daag gesloten. De tentjes,
waaronder dames en kinderen zich aan het strand vermeidden,
waren reeds sedert eenige dagen weggeruimdde groote
mandenstoelen volgden. De planken vloeren, die over het
mulle zand lagen tot waar de vloed het strand effener maakt,
werden nu eindelijk ook opgebroken. De masten, waaraan
borden met nommers het getal genomen baden aanwezen,
waren gestreken, en aan het huisje, waar de kaartjes en
handdoeken plegen afgegeven te worden, stonden de warmte
graden van lucht en zee niet meer opgegeven. In plaats
van lagchende paren, op ezels en paardjes galopperend,
scheerden thans vlugten meeuwen over het strand en over
de dansende met schuim gekuifde branding, en kwamen met
haar lange vleugels zwart uit tegen de buijige, grijze lucht.
Waar de dames en de heeren rustig zaten te genieten van
het kijken in zee, waar de jeugd met schopjes speelde in
het natte zand, daar hobbelen nu de pinken aan hare anker
touwen, en doorploegen zware wagens met breede wielen
het strand. De scherpe zoute lucht van den winterharing,
op wiens vangst tegenwoordig bijkans al de Scheveninger
pinken uitgaan, die reeds aan boord gezouten en in het
dorp in tonnen verpakt wordt, kwam de parfums der haute
volde vervangen. Slechts een viertal koetsjes met één enkel
paard verbeidden, eenzaam op het verre strand, de laatste
baders. De boot, de reddingsmast, de touwen en zwem
gordels waren opgeborgen. En bruischend zong de donkere
oceaan zijn lied: „De zomer is heen, weg zijn de zonnige
dagen; in winter en storm, in nevel en vlagen blijf ik, de
eeuwige zee!"
Te Naaldwijk is de eerste vrouwelijke telegraafbeambte
aangesteld. Mej. S. V erhulst is daar als geagreüerde beëedigd.
Men schrijft aan het U. D. uit het noorden des lands,
dat de korenoogst nog al goed afloopt en er meer stroo van
't veld komt, dan verwacht was. 't Gewigt van het graan
valt niet tegen; de winterproducten komen thans bij het
heerlijk herfstweder goed binnen. Dat zulks ook hoog noodig
is, laat zich gevoelen, wanneer men bedenkt, dat de land
bouwers juist twee achtereenvolgende slechte jaren hebben
gehad, wat vooral drukt op degenen, die in den laatsten
tijd hunne boerderijen hadden gekocht, zoodat sommigen
zelfs, aan hunne geldelijke verpligtingen niet kunnende
voldoen, genoodzaakt werden, om hunne vastigheden weder
van de hand te zetten.
Men schrijft uit Prinsenhage, dd. 5 dezer:
„De vinke- en leeuwerikkebanen zijn opgeslagen en in
orde gebragt. De liefhebbers begeven zich in den vroegen
morgen daarheen, in de hoop op eene goede vangst. Deze
„Foei! Hoe afschuwelijk, tante, mij zoo te doen schrikken!"
„Ei, wat! wie zou wel het meest ontsteld zijn?" vroeg de oude;
„wacht, gij ondeugd, meeut gij nog wel de beleedigde te zijn?"
Het meisje gaf hierop geen antwoord, maar vroeg: „Zijn vader
en moeder reeds terug uit de stad?"
„Nog niet; dat kan wel elf uur worden, mijn kind. Ga rustig
slapen. Ik blijf immers wacht houden."
„Maar, tante! wat deukt gij wel?" riep het jonge meisje. „Op
dezen wondersohoonen avond? Kom eens even buiten, ruik toch
hoe liefelijk de vlierboomen geurenGij kunt niet gelooven hoe
heerlijk het in den tuin is."
„Ach, kind, dat is niet meer voor mijoude lieden zijn moeije-
lijk weder jong te maken; het is buiten vochtig, en mijn nare
jicht maar blijf gij buiten en geniet den sehoonen avond."
„Dan kom ik bij u binnen, tante. Mag ik? Ik kan van avond
niet alleen zijn, voor niets ter wereld niet."
„Nu, kom dan, gij dwaas kind!"
Het kopje verdween voor het venster, en aanstonds daarop werd
de kamerdeur geopend, cn de slanke, in een licht gewaad gekleedc
meisjesgestalte trad binnen.
„Daar ben ik, tante!" riep zij vrolijk en zette zich op een
bankje aan de voeten der oude. Het maanlicht viel op het ronJe
geziglje en bescheen een paar wonderlijk diepe, blaauwe oogen, die
smeekend tot de oude vrouw opzagen. „Tante," sprak zij toen
zacht, „vertel mij heden avond iets, bid ik
„Ei! moet ik zulk een groot meisje nog sprookjes vertellen?"
„O, toch nietIels uit uwe jeugd, tante."
„Uit mijne jeugd? Maar wat dan toch?"
„Och, tante, vertel mij eens, hoe gevoeldet gij u, toen gij
toen gij uw liefste voor de eerste maal /aagt?"
„Wel gij nieuwsgierig ding! Gij zijt nog veel te jong om
alles te weten. Waarom moet ik u juist dat vertellen?"
„Ik ben al zeventien jaar, tante; andere meisjes hebben dan
reeds een bruidegom, en
„Hoor mij dat eens aan! Gij zoudt bij slot van rekening er
ook wel graag een hebben, ei, ei, als ik dat aan moeder verhaal
„Doe dat maar, tante!" riep lagchend het jonge meisje. „Moeder
heeft mij onlangs ozooveel linnengoed laten zien en gezegddat
is alles voor uw uitzet, Lise."
„Zoo? men zou zeggen! Maar wat wildet gij weten?"
„Gij zoudt mij eens verhalen, hoe gij waart, toen gij uw geliefde
voor het eerst gezien hebt?"
De oude vrouw oulroerde, en het kind voor haar zag met groote
vochtige oogen vol verwachting tot haar op.
Hel was zoo stil in het rond; alleen het bruischen van het water
klonk met eentoonige melodicn uit de verte.
„Drie leliën, drie leliëu, die planten ze op mijn graf!"
zong een frissche meisjesstem, beneden in den tuin.
„Daar kwam een vreemde ruiter aan, en brak ze allen af."
De tante schudde het hoofd. „Dat is Doortje; hoe kan zij zoo
zingen, zij is van daag nog beknord! Maar, minnen en zingen
vogelvangst is sedert onheugelijke jaren, in dezestreek niet
alleen eene liefhebberij, maar levert tevens aan velen be
langrijke voordeelen op. De Bredasche vette vinken zijn
beroemd.
De schade, door 't vogels vangen aan den landbouw toe-
gebragt, wordt bij dat voordeel zeker niet in aanmerking
genomen."
Veertien dagen geleden werd uit Wolfaartsdijk aan
de Zierikz. Nieuwsbode het verontrustende berigt medegedeeld,
dat men op een aardappelveld te Oud-Sabbinge eenige colo-
rado-kevers ontdekt had. Gelukkig is thans uit een onderzoek
gebleken, dat dit berigt van allen grond ontbloot is.
Het schijnt den Zalt-Bommelsche jongemeisjes niet aan
vrijmoedigheid te ontbreken, blijkens een advertentie in de
te Zalt-Bommcl verschijnende Figaro, waarin „eenige jonge
dames, niet in de gelegenheid met heeren in kennis te
komen, langs dezen meer en meer gebruikelijken weg, knappe
jongelui vragen om hun (sic) bijgelegenheid der kermis tot
geleider te strekken."
Daar de „dames" waarschijnlijk vreezen, dat de oude lui
het op het stuk van gezelligheid niet geheel en al met hun
dochters eens zullen zijn, verzoeken zij aan de knappe
jongelui, hun photographisch portret niet aan haar woning
te zenden, maar aan de elfde kraam van de kermis, staande
op de markt. (D.)
Te Deventer zijn de vette koeijen thans aanmerkelijk
lager in prijs. De hoogste prijs die besteed wordt is
60 cents per KG.
De aardappelenoogst valt niet tegen. Wegens den grooten
toevoer uit het buitenland zijn de prijzen der Geldersche
en Overijsselsche soorten gedaald tot f 3 per hectoliter.
De paarden zijn thans ruim een derde lager in prijs dan
ten vorigen jare, hetgeen wordt toegeschreven aan den
minder grooten uitvoer.
In den schuttersraad te Almelo werd, volgens de
N. Tw. Crt., jl. Donderdag avond de zaak behandeld van
den fourier I. Meijers, aangeklaagd wegens insubordinatie.
Hij zou namelijk, in scliutterlijke dienst zijnde, grimassen
gemaakt hebben achter den rug van den kapitein-komman-
dant, voor dezen beleedigend. Drie schutters constateerden
onder eede het ten laste gelegde feit. Eenige anderen ver-
klaai'den niets gezien te hebben. Nadat de beschuldigde had
gezegd niet te weten wat grimassen zijn, en dat, mogt hij
bij ongeluk een scheef gezigt getrokken hebben, het zijn
bedoeling niet was geweest den kapitein te beleedigen,
stelde de auditeur, mr. Engels, overeenkomstig de schutterij-
wet, den eisch: 1. degradatie; 2. wegzending uit de dienst,
en 3. f 15 boete. De volgende week uitspraak.
De Times of India verneemt van haar correspondent
laat ziek niet dwingen."
„Och, ruitertje, och, ruitertje!
Blijf van mijn bloemen af;
Die moet mijn schat, mij allerliefst,
Zelf plukken van mijn graf."
„Dat liedje heb ik ook dikwijls gezongen, toen ik nog jong
was," zeide de tante; „ik heb ook daar beneden gezeten in het
jasmijnpriëel met Lisette en naar hartelust gezongen, en zij kon
het zoo schoon maar gij wildet immers weten," viel zij zich
zelve plotseling in de rede, „waar ik hem voor het eerst gezien
heb? Hoor dan, eens op een avond, zoo heerlijk als deze, maar
iets later in het jaar, in Julij ongeveer, ging ik den weg langs,
die voorbij het park voert, en zong:
„Hij is geen Keizer, hij is geen Koning;
Hij is soldaat, hij is soldaat."
Daar trad uit de schaduw der lindenallée een man te voorschijn
en vroeg: „Wel juffer, moet het juist een soldaat zijn?" waardoor
ik zóó schrikte, dat ik zonder antwoord te geven, mij haastig
wegspoedde. Hij echter volgde mij, en bad zoo vriendelijk om
vergiffenis, dat ik stil stond en hem aanzag. Hij had zulk een
lief, goedig gelaat, met een paar eerlijke, trouwhartige oogen, dat
ik geen vrees meer gevoelde; wij wandelden langzaam verder en
hij verhaalde mij, dat hij rijknecht was op het slot bij de jonge
barones, de grootmoeder van Army cn Nelly, die voor korten tijd
hier was komen wonendat hij mij reeds dikwijls gezien had, als
hij den molen voorbijreed, want gij weet wel, dat ik bij uwe over
grootmoeder diende. En ik verhaalde hem, dat ik vader noch
moeder meer had, en toen reikten wij elkander boven bij de molen-
brug de hand en zeide hij: „goeden nacht, Marie!" Wij spraken
niet meer, maar stonden langen tijd zwijgend naast elkander, tot
ik op eens zoo hard ik kon over de brug naar huis liep."
„Hoe waart gij toen. te moede, tante?"
„Ja, dat weet ik niet meer zoo naauwkeurig, Lise," zeide de
oude vrouw, „ik weet alleen, dat het mij was, alsof de maan nog
nooit zoo helder op den ouden molen geschenen had, en de hemel
nog nimmer zoo hoog was geweestik kon den ganschen nacht
niet slapen en was toch den volgenden morgen niet moede, en
de woorden: „goeden nacht, Marie!" klonken mij onophoudelijk
in de ooren."
De oude zag naar het jonge meisje; hare oogen stonden vol
tranen. „Zeg mij eens, Lise, wat scheelt u toch?"
„Och, niets, tanteantwoordde zij. „Weet gij wal, ik ga nog
even naar buitenvader en moeder zullen wel aanstonds komen.
Goeden nacht, tante!"
„Goeden nacht, Lise! God behoede u! maar hoor eens kind,
als gij morgen vroeg weer aspergies steekt, moet gij niet als
vandaag de helft laten staan, ancler9 moet ik er weder zelf voor
zorgen, hoe zwaar het mij ook valt. Goeden nacht!"
En toen was de oude vrouw weder alleen in haar kamertje. Zij
sloot het venster cn ging, het hoofd schuddend, naar de commode
zy zag naar de beeldtenis van haren Christiaan; de maan bescheen