Men schrijft ons van Texel, del. 15 dezer, dal de rei der volksvoorlezingen dit jaar aldaar zal worden geopend met eene lezing van ds. H. de Boer te Alkmaar, op Maandag 27 Oetober a.s., in het lokaal deVerguldcKikkert. De heer jhr. mr. C. J. A. den Tex heeft in de Raads zitting van gisteren medegedeeld, dat hij, in overleg met de regering, tegen het einde van December zijn ontslag als burgemeester van Amsterdam heeft genomen. De heer Mendes heeft daarop, als oudste raadslid, den burgemeester hartelijk toegesproken en deze heeft den raadsleden dank gezegd voor hun sympathie, er bijvoegende, dat het hem leed deed, dat bijzondere omstandigheden hem tot dat besluit hadden geleid. De proef door de Amsterdamsche Melkinrigting genomen, om melk per glas op straat te verkoopen, is vrij wel geslaagd, zoodat het voornemen bestaat, in het aan staande voorjaar op uitgebreider schaal daarmede voorttegaan. De verkoop bedroeg, naarmate het weder minder of meer warm was, van 100 tot 600 glazen per dag. Te Delft gaat er van de werklieden een adres aan den Gemeenteraad uit tot afschaffing der kermis. Men beweert vaak in 't buitenland, dat schier alles, wat wij in Nederland ondernemen, den stempel draagt van kleinheid. Wat zal men zeggen, als de nieuwe Passage te Rotterdam, die gisteren middag ten 1 ure plegtig dooi den burgemeester werd ingewijd en ten 4 ure voor 't publiek is geopend, buiten onze grenzen zal worden besproken? De meest bevooroordeelde vreemdeling zal dan moeten erkennen, zegt het Vaderland, dat het buitenland zulk een smaakvolle, sierlijk gebouwde overdekte straat niet weet aan te wijzen. Parijs, Londen, Berlijn, Weenen, Brussel ze worden door Rotterdam in dit opzigt althans in de schaduw gesteld. Zoowel door vorm als uiterlijk verdient de Rotterdamsche Passage een meesterstuk van bouwkunst te worden genoemd. De Passage, 100 meter lang, is aan de zijde van de Korte Hoogstraat en aan de Vest 6 meter breed, in het groote middengedeelte 8 meter; in het midden is een springende fontein met rotswerk, omringd door frissclie planten, aangebragt. In de Passage vindt men 27 winkels van allerlei aard, de kapitale gebouwen van het Cafe Verbraak en van het Hotel, dat nog niet in exploitatie is, uitgezon derd; sommige winkels, o. a. het galanterie-magazijn „au Louvre," hebben dubbele breedte; andere, waaronder de 24ste of 25ste winkel van de sigaren-fabrikanten Weinthal en Co., een „Guldens-bazar" met vrij enteé, een parfumerie magazijn van de firma Boldoot, een vischwinkel en bloemen magazijn, een confiseur, enz., enkele breedte. De landbouwers, die tengevolge van afwisselend gebruik hunner paarden onlangs voor de regtbank te Breda teregt stonden wegens overtreding van het provinciale reglement op de paardenbelasting, zijn jl. Donderdag ieder veroordeeld tot f 45 boete. Een hunner, de weduwe S., die zich door een advocaat had laten verdedigen, heeft, naar men verneemt, cassatie doen aanteekenen, ten einde die zaak door het hoogste regtscollegie te doen beslissen. De Goesclie Crt. meldt, dat eenige aardappeltelers in de gemeente 's Heer-Arends-Kerke tot het besluit zijn gekomen de bedongen landhuur niet ten volle aan de eigenaars der landen uit te betalen, als daartoe geregtigd door den slechten oogst der aardappelen. Zij vinden daarvoor aanleiding in art. 1629 van het Burg. Wetb., luidende: „Indien de huur slechts voor één jaar is aangegaan en de oogst voor geheel of voor de helft is verloren, is de huurder ontheven van de betaling van den geheelen huurprijs of van een evenredig gedeelte van denzelven. Wanneer het verlies minder dan de helft bedraagt, heeft hij geen aanspraak op eenige korting.7' Hebben de gamelangspelers menige herinnering aan Nederland medegenomen, zij hebben er ook menige achter gelaten, behalve aan de toonen hunner speeltuigen. Velen hebben zij verzuimd te betalen, sommigen voldaan met de lombardbriefjes van hunne niet gekregen, zooals vroeger verteld werd, maar gekochte horloges, die zij te pand hadden gegeven. Men ziet hieruit, dat de Westersche zeden en gewoon ten langzamerhand toch ook op de Oosterlingen vat krijgen. Het was ook een vergenoegd gezelschap, dat daar in de koele eet zaal om de groote, ronde, met helderwit damast gedekte tafel zat. De heer des huizes, met zijn vriendelijk gelaat; de predikant, die men het aanzag, dat hij zich verheugde bij den vriend zijner jeugd te zijn, en Rosine, zijn vrouwtje, dat altijd vergeuoegd was, hoewel zij te huis een troepje kleine kinderen had, die als orgelpijpen op elkander volgden, en haar dikwijls veel zorgen gaven, als zij meer malen niet wist van waar ze nieuwe klecren zouden krijgen. Zelfs de Donderdag avonden, wanneer zij in den molen van de zorgen en beslommeringen der week uitrustte, zat zij ternaauwernood of een kinderkousje kwam voor den dag, waaraan zij ijverig breidde, en niet zelden legde jufvrouw Erving haar lagehend een pakje kousen in den schoot, met de woorden: „Ziedaar lieve, ik heb u wat ge holpen; laat nu voor van avond het breijen eens rusten, en zing een lied voor ons!" En dan zong zij met hare lieve zachte stem een eenvoudig lied. Later greep zij onwillekeurig weer naar hare breikous en zeide lagehend„laat mij begaan, MinaIk kan het niet laten." De vrouw des huizes was dezeu avond bijzonder wel, en voerde een druk huishoudelijk gesprek met Rosine, terwijl Liesje vrolijk met haar vader en den geestelijke schertste; alleen de tante was stil, en zelfs de loftuitingen over hare kookkunst waren niet bij magte, haar te doen glimlagchenze proefde niet eens van den geurigen rijnwijn, die in de groene glazen zoo heerlyk parelde. „Weet gij wel, dorainé," vroeg de gastheer, „dat ik nu een zoon van onzen ouden schoolkamerand Selldorf hier heb?" „Een jongen van Selldorf? Wel, wat zegt gij daar! Hoe is het dien eigenlijk gegaan?" „Hij heeft eene groote scheikundige fabriek in Thiiringen." „Zoo, en de jongen zal „De jongen komt zijn neus eens in mijn bedrijf steken, omdat de oude plan heeft eene papierfabriek eigenlijk lompenmolen op te zetten. Hij is trouwens gelukkig geweesthij kwam als boek houder in de zaak, die nu de zijne is, huwde de eenige dochter zijus patroons en werd een gezeten man. Hij heeft een knappe kop en een door en door degelijk karakter. Gij moet den jongen eens zien; sprekend gelijkt hij op den ouden van vroeger; dezelfde oogen, hetzelfde blonde haar. Ik verbeeldde mij dat ik nog jong was, toen ik hem zag." „En waar is hij?" „Boven in de werkkamer. Ik behandel hem geheel als de andere jongelui; van middag heeft hij hier gegeten en daarmede basta. Gij weet, ik ontvang niet graag vreemden in mijn huiselijken kring." De geestelijke knikte. ,,Ik moet hem toch stellig eens zien. Wat zegt Liesje wel van hem vroeg hij schertsend aan het jonge meisje. „Niemendal, oomantwoordde zij. „Dat is al heel weinig," lachte hij. „Maar a propos, daar schiet mij te binnen, Liesje, dat Army hier geweest is. Ik zag hem, toen hij aankwamwat is dat eeu knappe jongen gewordenHebt gij Van één blaam moeten wij hen echter zuiverenaan de commissie of politie is niet bekend, dat een van hen van zijn kris gebruik heeft gemaakt in eene vechtpartij. Dat de gamelangspelers de Westersche gebruiken zich spoedig eigen hebben gemaakt, kan ook nog blijken uit de gemakkelijkheid, waarmede zij zich hun verblijf te Arnhem aangenaam wisten te maken; alsmede uit het feit, dat zij verzocht hebben, op hunne terugreis, aan boord van eene meer op Europesche wijze ingerigte tafel gebruik te kunnen maken Dit verzoek stuitte evenwel op de vraag, wie de onkosten, verbonden aan de ruimere voeding, zou betalen. Van de stoomvaart-maatschappij „Nederland," die waarlijk reeds mild genoeg van hare belangeloosheid heeft doen blijken door aan de gamelangspelers vrijen overtogt heen en wéér te schenken, mogt niet geëischt worden, dat zij de meerdere kosten droeg; de repatriërenden zei ven hebben geen geld overgehouden, gelijk we boven zagen; het tentoonstellings-bestuur scheen de aangewezen persoon, maar ook dit heeft geaarzeld, daar het nog niet voor eene wat men noemt gunstige financiële uitkomst staat. Toen is het, zoo vernamen wij, aan een der Arnhemsche heeren van de feest-commissie, die het gezelschap aan boord bragt, gelukt, te Amsterdam de noodige som bijeen te krijgen, welke gift, hoe welwillend ook verstrekt, naar ons dunkt, bezwaarlijk zal kunnen aangenomen worden door het bestnur der Arnhemsche tentoonstelling. (Arnli. Crt.) De prijs der vette koeijen is te Deventer thans zoo laag, dat men nnauwelijks 58 ets. per kilo bedingen kan. Uit Harlingen berigt men, dat gedurende de eerste negen maanden van dit jaar voor f 50 a 60,000 minder aan sterken drank verbruikt is dan in hetzelfde tijdvak van 1878. Ook te Sneek zal eerstdaags eene Melkinrigting worden geopend. Volgens een uit Groningen ontvangen berigt zijn de heer Korteweg, vroeger leeraar aan de militaire academie, thans lid eener effecten-firma, en de vroegere tooneelspeelster mej. Elise Baart, sedert een jaar gehuwd, jl. Maandag avond dood in bed gevonden. Voor het bed stonden twee glazen; men vermoedt, dat zij vergif hebben ingenomen. De Groninger couranten melden, dat die zelfmoord is gepleegd niet cvancalicum, een sterkwerkend gif, dat on middellijk den dood tengevolge heeft. Op de tafel vond men brieven, onder welke een, door beiden onderteekend, aan een vriend, die verzocht werd als curator op te treden. Zij hadden 's morgens nog een tweede ontbijt gebruikt en klaagden daarna aan de menschen, bij wie zij inwoonden, over onpasselijkheid, waarop zij zich te bed wilden begeven, 't geen ook geschiedde. Verder op den dag lieten zij niets meer van zich hooren. Toen de huisgenooten einde lijk 's avonds, na herhaald kloppen aan hunne kamer, geen gehoor kregen, gingen ze naar binnen en vonden beiden, elkander omarmd houdende, dood in hun bed lig gen. Op een nachttafeltje stonden de beide glazen, die den drank hadden bevat, welken de ongelukkigen hadden ingenomen. Motieven, die hen tot dit noodlottig besluit hebben geleid, worden in dien brief niet opgegeven. Zoo veel is zeker, dat financiëele moeijelijkheden niet de oorzaak van dezen tragischen dood zijn. Het Handelsblad verneemt aangaande deze vreeselijke gebeurtenis nog het volgende: De lieer B. J. Korteweg leed in de laatste dagen aan vlagen van zwaarmoedigheid, die dikwijls in de vreese- lijkste drift ontaardden. Aanleiding daartoe schijnt te hebben gegeven de zeer gespannen verhouding, waarin bij tot zijn compagnon, den heer Broese (wijnhandelaar en kassier) stond. Die gespannen verhouding had reeds eenige malen aanleiding tot heftige tooneelen gegeven, waarvan in den morgen van jl. Maandag, den dag waarop de zelfmoorden zijn geschied, eene herhaling plaats vond, waarbij naar algemeen wordt verzekerd de beide compagnons zelfs tot dadelijkheden zijn overgegaan. Hoe het zij, het staat vast, dat de heer Korteweg reeds jl. Zaturdag eene poging tot zelfmoord heeft beproefd, hetgeen door zijne echtgenoote werd ontdekt, die toen het plan heeft verhinderd. Eenige personen, die Korteweg Zaturdag en Zondag hebben gesproken, zeggen dat hij in zeer opgewonden toestand verkeerde, gevolg hem gezien, kleine?" Liesje knikte toestemmend, maar werd bloedrood; waarom zag tante haar ook zoo doordringend aan „Het hindert mij toch," voer de leeraar voort, „dat hij hel niet de moeite waard acht, eens bij ons te komen; het is niet aardig van hem, dat hij zijn ouden leermeester niet meer wil kennen dat is een aardje naar de oude barones." „Gij zijt niet de eenige, die u daarover te beklagen liebl," zeide de gastvrouw. „Hier is hij ook niet geweest. Maar Nelly komt wel bij ons." „Een allerliefst meisje," meende de predikantsvrouw. „Precies haar grootvader," liet zich uu de tante hooren, „dat was een man Maar wien de Heer lief heeft, dien zendt Hij dikwijls bitter lijden." „Hij leefde zeer ongelukkig met zijne vrouw, niet waar?" vroeg Rosine. „O, waar die komt, treedt het ongeluk ook binuenzij heeft niet alleen hare eigene familie te gronde gcrigt, ook auderen heeft zij kommer en zorg berokkend." „Ja, zij moet dol hebben huisgehouden," sprak de geestelijke „tusschenbeide hoort men er nog over spreken door de dorpelingen." „Mijne familie kan daar ook van meepraten, niet waar tante?" vroeg de heer des huizes. „Dut weet de Almagtige!" riep de oude vrouw. „Hoevele tranen heeft deze vrouw doen stortenMaar God heeft ze alle geteld," snikte zij, terwijl zij huastie opstond en de kamer verliet. „Het kan geen kwaad," meende zij, haar kamertje binnentre dende, terwijl zij nog eens nadacht over 't geen haar bekommerde, „het kan geen kwaad als ik Lise die geschiedenis vertel; het werd haar dan misschien duidelijk, hoe zij daarboven zijn." Toen stond zij op, zocht een sleutel, giug zachtjes de trap op en ontsloot de deur van Lisette's kamer. Het was een klein vertrek, en in het schemerlicht kon men ter naauwernood de eenvoudige meubels onderscheiden. Tusschen de ramen stond eene commode met blinkend koper beslag, daarboven hing een spiegel in eeu gesneden lijst gevat: een smal ledikant groen geverfd en met een ruwen slinger van rozen beschilderddaar vóór een klein tafeltje op drie pooten, terwijl tegenover het bed een klein kruisbeeld hing, onder een bont gekleurde plaat, een meisje voor stellende, met een duif op de hand. Tusschen bed en venster was een linnenkastje van donkerkleurig hout geplaatst, en voor het andere raam stond een klein werktafeltje, met een stoel cr voor. Onder den spiegel hing een krans van verwelkte blaauwe bloemen, die sterk afstak bij de frissclie geurige bloemruiker in de oudcrwetsche vaas, op de commode. Telken jare, als de vlier bloeide, bragt Maric die hier; de vroegere bewoonster had die bloesems liefgehad. Die tijd van het jaar wekte altijd eene smartelijke herinuering in het hart der oude. Wordt vervolgd.) waarschijnlijk van de plannen waarvan hij vol was. Het is niet onwaarschijnlijk, dat zijne echtgenoote, hem niet kunnende afbrengen van zijne plannen om de hand «aan zichzelven te slaan, besloot om met haren man te sterven. Beide namen toen cyanealicum in, vermengd met wijn. Alvorens dit te doen schreven zij een paar telegrammen en een brief aan dr. F. Feringa (den schrijver van Demo cratie en Wetenschap), hun vriend, w.aarin deze (zij het dan ook niet op formelijke wijze) benoemd werd tot uit voerder hunner wilsbeschikkingen. Het telegram a.an den vader van den heer Korteweg was geteekend door Elize Baart; dat .aan mevrouw de weduwe Baart te Middelburg door Korteweg, bevattende dit berigt: „Elize zeer gevaarlijk ziek; overkomst is wenscbelijk." De brief aan dr. Feringa begint aldus: „Schrik niet. Tien minuten pauze," daarmede te kennen gevende dat de heer F. 10 minuten moest wachten om van den schrik te bekomen. Daarna volgt, dat de beide echtgenooten het leven moede zijn en dat zij de nirwana gaan deelachtig worden." De brief is met juistheid geschreven en draagt de handteekening van beide echt genooten. Ruim f 8000 aan waarde (effecten en geld) is in de woning van de overledenen gevonden. Zij leefden zeer gelukkig, maar zeer zonderling. Zij bewoonden twee kleine kamers en ontvingen voor f 80 in de maand, alles wat zij «aan eten en drinken noodig hadden. Koffij, thee, ontbijt diner, dit alles werd hun voor f 20 in de maand door hunne hospita verschaft; zij praepareerden niets zeiven, alles werd hun gereed gemaakt voorgezet. De loopbaan van beide echtgenooten is bekend. Hij was vroeger zeeofficier, later leeraar a«an de militaire academie te Breda. Ilij was indertijd No. 1. op de voordragt voor leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor meisjes te Groningen, maar een onvoorzigtig courantengeschrijf, daags vóór de benoe ming, deed de meening tegen hem keeren en werd de 2de op de voordragt benoemd met eene meerderheid van één stem Hij was toen reeds verloofd met Eliza Baart. Hij vestigde zich te Groningen en associëerde zich met den heer J. Pik, effecten-handelaar aldaar. Deze com pagnons harmoniëerden niet, zooals werd gewenscht, en de heer Korteweg trad uit het verbond. Daarna associ eerde hij zich met den heer Broese. De levensloop van mej. Baert, de leerlinge van Mina Kruseman, is te goed bekend om hier nog te worden medegedeeld. Als actrice wist zij beter te boeijen dan als schrijfster. De heer Korteweg was een warm voorstander van de belangen van den werkenden stand. De Groninger Werk- lieden-Vereeniging verliest in hem een ijverig woordvoer der, wiens gemis in de vele winteravond-vergaderingen zeer zal worden gevoeld. Verleden jaar gaf hij in die Vereeniging een volledigen cursus over de „Elements of Social Science;" hij was een vurig bewonderaar van Mul- tatuli en daarbij een geleerd man. Geen wonder dat zijne lezingen altijd een groot publiek trokken. Het is inderdaad te betreuren, dat die beide echtgenooten hebben gemeend de wereld te moeten vaarwel zeggen, terwijl beider talenten toch zooveel goeds had kunnen tot stand brengen. Als regel hebben wij aangenomen, zegt de Arnh. Crt., geene zelfmoorden mede te deelen. Die van Korteweg en zijne echtgenoote, Elize Baart, welke dood in hun ledikant werden gevonden, is een te tragische gebeurtenis, die zoo algemeen bekend is geworden, dat het zwijgen er over toch niet aan het doel zou beantwoorden. Beiden muntten uit in intellectuëele ontwikkeling, beiden braken met hetgeen zij de vooroordeel en der wereld noemden; zij hebben tegen de wereld gestreden, maar in den strijd zijn ze bezweken en ten kaatste bleef hun niets over dan te sterven. Met deernis zal ieder dit treurig uiteinde vernomen hebben, vooral zij, die hen hebben gekend en weten, dat beiden, zoo zij al in de middelen daartoe afweken en den ver keerden weg insloegen, «althans naar het oordeel der tegen woordige maatschappij, slechts het goede beoogden en met moed en openhartigheid voor hunne beginselen uitkwamen, ze toepasten en de gevolgen droegen. Men valle hunne nagedachtenis niet te hard. Zij hebben geleefd n.oar hunne overtuiging; hunne groote fout was, dat die overtuiging in strijd was met die der groote meerderheid van hunne tijdgenooten. Korteweg was 29, Elize Baart 24 jaren oud. In de hoofdstad van het groothertogdom Luxemburg werd dezer dagen de jaarlijksche tentoonstelling van vee, enz. gehouden. Hieraan was een wedstrijd verbonden en op de prijsuitdeeling «aan de bekroonde inzenders volgde een banket van 150 couverts. Door verschillende notabili- teiten werden toasten uitgebragt. De eerste, van den heer Wacquant, gold den KoningGroothertog. "Elk goed Luxemburger," zeide spreker, „gehecht aan de zelfstandig heid van zijn land, elk Luxemburger, wien onze onaf hankelijkheid en onze vrijheden ter harte gaan, ons door Willem II geschonken en door onzen tegenwoordigen souverein bewaard en beveiligd, moet met een dankbaar hart dezen dronk toejuichen." Dit geschiedde. Hierna dronk de heer de Wacquant op de KoninginGroother togin; zijne ontboezeming wekte de geestdrift der gasten op. De minister von Blochausen betuigde den heer de Wacquant dank en zeide: „Het groothertogdom is een gelukkig land. Zijn geluk hangt aan den toestand die uit de tractaten is te voorschijn getreden, en deze tractaten hebben wij te danken aan de beschermende tnsschenkomst van onzen souverein. Deze bescherming, daarvan ben ik volkomen zeker, zal ons nimmer ontbreken Op de thans geopende tentoonstelling van zuivelbereiding te Londen zijn aan de Ilollandsche boter de 1ste en 2de prijs toegekend, aan de Deensche de 3de. Pieter Huisman, van M«aasland, verkreeg een zilveren medaille, Harmens Zonen, te Harlingen, een bronzen. Staten-G-eneraal. Tweede Hamer. Zitting van Dingsdag 14 Oetober. Aangenomen eenige natura lisatie- en onteigeningsontwerpen. Voorts zijn met 55 legen 2 stemmen het ontwerp tot verlenging van den termijn der voltooijing van het Noordzeekanaal en, na breedvoerig debat, de dading met Amsterdam over het saldo der voormalige weeskamer en het subsidie voor het Noordzeekanaal aangenomen met 61 tegen 6 steramen. Zitting van Woensdag 15 Oetober. Aangenomen is het ontwerp tot voorzieuing nopens de likwidatie der voormalige weeskamers en met 36 tegen 28 stemmen dat tot bevordering der immigratie in Suriname. Voorts is aangeuomen een voorstel van den heer liodefro nopens eene andere behandeling van het strafwetboek met overneming van de amendementen der commissie van rapporteurs.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 2