HËLBERSCHE
EN NIEUWEUIEPEIl COURANT.
Nieuws- eu MvertenMM voor Hollands Noorderkwartier.
1879. N°. 129.
Zondag 26 October.
Jaargang 37.
»<»a
„W ij li n 1 (1 i e n
het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Znturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalJ 1.80.
franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Trijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indi?.
Laatste liffting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUNVEDIEP, 25 October.
Door liet Kiescollegie der Hervormde gemeente alhier
is gisteren avond, ter vervulling der vacature, ontstaande
door 't vertrek van dr. J. C. Pool, het navolgende twaalf
tal predikanten geformeerd: Slotemaker, de Holl, Paré,
Tersteegh, Kist, Mijsberg, Hagen, Claassen, Koch, Jentink,
Koldeweij en de Vries.
Jl. Maandag is het rijtuig waarin Z. M. de Koning,
van de jagt terugkeerende, gezeten was, in het Soerensche
bosch omgeslagen. Z. M. is gelukkig ongedeerd gebleven,
even als de heeren die Z. M. vergezelden.
De Prins van Oranje is gisteren voormiddag te Parijs
aangekomen, komende uit Zwitserland.
Benoemd tot hoofdonderwijzer te Terschelling de heer
H. Rotgans, te Oostzaan; te Wildervank de heer R. C.
Dijksterhuis, alhier.
Acte als hulponderwijzer is te Haarlem verleend
o. a. aan de heeren N. F. Perk, P. E. van Twisk en
W. J. Verkozen, van Alkmaar; G. A. Vierhout en O.
Vlaanderen, van hier en J. T. F. van der Donk, van Zwaag.
Bevorderd te Leiden tot doctor in de klassieke letter
kunde, na verdediging van een academisch proefschrift,
de heer J. D. Jelgersma, geboren te Dongelen.
De leden der Eerste Kamer zijn bijeengeroepen tegen
4 November a. s.
Allen aan boord van de Willem Barendsz zegt de
Arast. Crt. zagen er welvarend uit, en op de vraag hoe
zij het gemaakt hadden, klonk het van alle zijden: „Best,
best, ofschoon do storm der laatste twee maanden veel
werk opleverde." De jonge zeeman van Terschelling,
wiens blieven zoo naïef het leven op de Willem Barendsz
teruggaven, scheen volstrekt niet van het zeemansleven
afgeschrikt te zijn door den moeitevollen togt, en 11a even
zijn moeder, die haar lieveling die tevens de lieveling
der geheele bemanning was geworden, naar IJmuiden
was tegemoet gegaan, hartelijk omhelsd en naar den
welstand der familie en kameraden vernomen te hebben,
repte hij zich wéér even ijverig, alsof het behouden landen
mede niet weinig van zijn hulp afhing.
Bij onderzoek is gebleken dat van de ontbinding der
firma Le Gras, van Zuijlen en Haspels geen sprake is.
JL Donderdag werd aan het gebouw van het provin
ciaal gouvernement van Noordholland herbesteed: het
maken van een peilput, terp en gebouw voor een zelf-
registrcerenden getijmeter te Vlieland (raming f 5700).
Laagste inschrijver de heer A. Vos Rz., alhier, ad f 6644.
12) LIESJE VAN DEiN LOMPENMOLEN.
Naar het Hoogduitsch van W. Heimbcbg.
{Vervolg.)
Blanka schudde het hoofd. „Gij schijnt hier uog geheel in de
oude atmosfeer te leven, die daar buiten in de wereld hoe langer
zoo meer vervliegt. O een brief," viel zij zichzelve in de rede,
en greep haastig uaar het sierlijke, vierkante couvert, dat de oude
Hendrik haar op een blad aanbood, en die toen even stil als hij
gekomen was weer vertrok. «Van Lóonie," sprak zij halfluid, terwijl
zij het papier losscheurde.
Een donkerrood bedekte een oogenblik haar gelaat, dat daarop
bleek werd, even wit als het kleed, dat zij droeghet papier beefde
in hare sidderende handentoen barstte zij uit in een schaterend gelach.
„Dat is koddig," riep zij uit, en frommelde den brief in elkaar;
„daar komt juist een bewijs voor hetgeen ik zooeven zeide; ziet
gij, Army! zoo exclusief als uwe grootmama denkt de wereld niet
meer. Daar schrijft Lóonie van Hammerstein mij, dat graaf
Seebach verloofd is met eene juffer, de dochter van een opperhout
vester, en dat uit liefde, zegt Iióonie hoort gij, uit liefde!" Zij
lachte; hare oogen schoten vuur, en de kleine handen scheurden
het papier in duizend stukken.
„Wat? graaf Seebach, met wien gij den vorigen winter zoo
dikwijls daustet?" vroeg Army; „die u letterlijk met bloemen over
stelpte?" Hij sprak haastig eu sloeg een vorscheuden blik op het
opgewonden gelaat zijner cousine.
„Heb ik met hem gedanst? Ik herinner het mij niet meer,"
antwoordde zij losweg; hare neusvleugels trilden zenuwachtig. „Ja,
de wereld gaat vooruit! Dat een mau als Seebach, die altoos over
zijn vlekkeloozen stamboom sprak, dat zoo iemand uit liefde
ha ha, niet waar? het is bespottelijk een burgermeisje tot zijne
gemalin neemt!" Zij schudde het hoofd, eu weder klonk dat onna
tuurlijk, krampachtig lagchen van hare lippeu. Toen stond zij
haastig op: „ik ben erg vermoeid." voegde zij er bij en hield hare
hand boven de oogen, alsof de zon haar hinderde; „ik ben niet
gewoon, zoo lang buiten te zitten, en zal wat rusten moeten, indien
ik tegen het eten weer frisch wil zijn. Adio, cousin!"
Zij knikte hem toe, terwijl zij met eene afwijzende beweging der
hand voor zijn geleide bedankte, en ging het voorplein over. Hij
de torendeur keerde zij zich nog eens om, en Army hoorde haar
vrolijk lagchen. Welk een verschil met den straks gehoorden
toornigen lach, die hem nog in de ooren klonk Zij was een raadsel
achtig wezen; wanneer zou hij het regt hebben haar te doorgronden
Bij den maaltijd verscheen de jonge dame in een schitterend
toilet. De bleekgroene zijde scheen zacht door het witte overkleed
het prachtige haar was met een ivoren kam op het achterhoofd
bevestigd, en een breede matgouden armband omsloot de fijne pols.
Het gelaat vertoonde geen spoor meer van de koelheid en verveling
van dien morgen. Blanka had voor ieder een vriendelijk lachje,
en de oude barones zag het jonge paar, dat tegenover haar zat,
met teedere blikken aan.
De door den Raad van Terschelling vastgestelde
begrooting over 1880 bedraagt in ontvangst en uitgaaf de
som van f 20,304.77, waarvoor in uitgaaf voor ouderwijs
f 9445.661.
Er was gisteren morgen brandalarm aan de Stads
Rietlanden te Amsterdam, gelukkig zonder eenig gevaat'.
In bet reserve-steenkolenruim van bet daar liggend stoom
schip Conrad viel eene kleine ontploffing voor van kolen
damp, waardoor de werkman, die met een lantaarn daarin
was neergedaald om de deur te openen, brandwonden
ontving. De vlam was dadelijk uit en er werd hoegenaamd
geen schade veroorzaakt.
Als lid van het bijna 80 jaar bestaande lees-museum
te Amsterdam, beeft zich thans voor bet eerst eene dame
laten voordragen: mejufvrouw dr. Aletta Jacobs.
Algemeen is te Beverwijk de klagt, dat er niets meer
te doen is in vee. en aanzienlijke sommen zijn door vee-
bandelaars aldaar dit jaar verloren. Een gevolg daarvan,
zou men zeggen, moest daling van de landprijzen zijn, al
bevestigde eene onlangs daar gehouden veiling die opinie
nog niet. Een flink weiland, groot 0.80 HA., vrij ongunstig
tusschen het duin gelegen, bragt toch f 2400 op, terwijl
algemeen werd verwacht, dat er hoogstens f 2000 ii f2100
voor geboden zou worden.
Men vermoedt, dat die stabiliteit der prijzen, voor land
daar bedongen, gevolg is van bet feit, dat de landbouwers
in die streken, op enkele weinige uitzonderingen na, geen
grondeigenaars, maar pachters zijn: bet weinige land, dat
nu af en toe te koop wordt aangeboden, kan gemakkelijk
door de enkele groote grondbezitters opgekocht worden;
en de kleinere kapitalist kan bet daarentegen niet in zijn
bezit krijgen, omdat de groote eigenaars alles in bet werk
stellen om bet land in handen te houden. Daardoor komt
de /kleine man 7 tot geen begin van landbezit, is de omzet
gering en de prijs vast.
Na afloop der jl. Woensdag te Woerden gehouden
markt is een koe blijven staan zonder eigenaar.
De heer Witte schrijft aan de Leidsche Crt.:
„Evenals bet afvallen der bladeren buiten, ziet men in
bet najaar geregeld in de dagbladen berigten been en wéér
vliegen, omtrent den bloei van sommige boomen of kruiden,
welker bloeitijd in de lente of den voorzomer valt.
„In den tuin van A., te Z., wordt het zonderlinge (zoo
niet wondervolle!) verschijnsel waargenomen, dat een appel
boom, nevens de vruchten, ook wéér bloemen draagt." De
appelboom heeft 't nog al dikwijls gedaan. Soms is 't een
kastanjeboom, dan weer een aardbezieplant, enz.
De parelende wijn blonk weder iu de fijne glazenHendrik be
diende met zijne gewone deftigheid, en liet zijne heldere oogen
tusschenbeide gaan over het kleine gezelschap, en het schocne meisje
naast zijn jongen meester, dat, naar het zeggen harer kamenier, cóns
zeker onmetelijk rijk zou worden, en zoovele minnaars als ringen
aan de handen had. De oude Sanna was overgelukkig; want Imre
meesteres had haar meer dun eens te kennen gegeven, waar het om
te doen was, en zij zag voor hare barones nog blijde dagen tegemoet.
Het vrolijk lagchen der jonge dame met het goudlokkig hoofdje
klonk door het hooge vertrek, en de jonge officier, aan hare zijde,
klopte het hart onstuimig, als zij hem zoo minzaam aanzag en hij
haar adem op zijn gelaat voelde. Maar Nelly, wat scheelde haar?
Nelly, die altijd zwijgend haar broeder gehoorzaamde, hem altijd
gelijk gaf, wat hij ook sprak of deed; die gewoon was den geringsten
wensch iu zijne oogen te lezen; Nelly was jegens hare cousine zoo
onverschillig, nam zoo weinig notitie van hare omgeving, dat het
bijna lomp moest heeten. Haar roodc mond, die zoo hartelijk kon
lagchen, bleef gesloten, en hare blikken rustten somtijds angstig op
het gelukkig gelant haars broeders, die onuitputtelijk was in attenties
voor zijne buurvrouw. Voor hare oogen stond nog altijd het bleeke
gezigtje, met grooée tranen in de blaauwe oogen; wat hadden zij
Liesje, haar Liesje, toch gedaan? Neen, zij moest eerst naar haar
toe, en zij moest het haar zeggen, wie haar beleedigd had.
Het was reeds geheel donker, toen Neliy eenige uren later Liesje's
kamer verliet, waar zij in de schemering met hare vriendiu had
zitteu praten.
„Het is niets, Nelly," verzekerde Lise meer dan eens, met eene
zachte stem; „het was zeer kinderachtig van mij, dat ik kwalijk
nam wat niet de moeite is om over te spreken; kom ik zal u
tehuis brengen."
En zoo gingen zij zamen over de brug, ouder de donkere boomen.
den bekenden weg langs. Het was een zoele avond; geen windje
bewoog zichaan den gezigtseinder werd eeu donkere wolk zigtbaar,
een flaauw weerlicht wierp van tijd tot tijd een geelachtig schijnsel
op den omtrek; nachtegalen zongen in het struikgewas, en in de
verte klonk het gezang der jonge knapen, clie uit volle borst een
avondlied aanhieven.
„Ik weet niet wat mij scheelt," zeide Liesje, diep ademhalend.
„Het is alsof ik stik! Wat is de lucht drukkend en zwaar! Ik
geloof dat tante gelijk heeft er broeit een onweder."
Nelly knikte toestemmend.
„Mijn moeder klaagt ook, dat zij zoo benaauwd is," voer Lise
voort«nog nooit ben ik op Pinkster zoo treurig geweest, Nelly
en toch was alles even als vroeger. Als er maar niets ergers gebeurt,
wanneer het onweer lostbarst!"
Zij waren bet park genaderd, en betraden zwijgend de donkere
linden allee op eens voelde Liesje haar arm zacht drukken en
bleef Nelly staan,
„Wacht even, Liesje," sprak zij, „was dat Blanka's stem niet?"
Een poos bleef alles stil, toen naderden schreden, en eene zachte
heldere stem zeide: „Army, mijn lieve Army!"
Hoe verleidelijk klonk dat! Het jonge meisje daar beneden kreeg
In negen-en-negentig van de honderd gevallen beteekenen
zulke berigten niets, zijn ze natuurlijke gevolgen van zeer
natuurlijke d. w. z. gemakkelijk te verklaren oorzaken,
en kon men er dus gemakkelijk over zwijgen.
Zoo berigtte „men" u dan ook nu, dat hier te Leiden in
den Hortus een gouderegen in bloei staat.
Wel! wel! Een gouderegen, en dat in het najaar. Alles
raakt toch in de war; alles gaat 't onderstboven; zelfs de
planten raken in dezen tuimeltijd de kluts kwijt, 't is
wonderlijk
Dat echter een gouderegen, die in de lente bloeide, in
't najaar nog eens met enkele bloemen voor den dag komt,
is een vrij gewoon verschijnsel.
Deze evenwel staat in vollen bloei't is waar, de trossen
zijn klein en de bladeren schraal, maar
Ja, juist maarHier zag uw berigtgever niet verder
danIk wil zeggen- dit zag uw berigtgever over het hoofd.
Als „men" daarop had gelet, zou „men," zelfs zonder van
plantengroei veel te weten, begrepen hebben, dat die boom
zich abnormaal ontwikkeld beeft.
Welnu, daar hebt ge 't heele wonder, 't Is een oude
boom, die in dit voorjaar verplant is; hij stond den
geheelen zomer stil, zou denkelijk gestorven zijn, als bet
aanhoudend heet en droog weer ware geweest; hij aarzelde
tot over 't midden van den zomer, maar de aanhoudende
regens hielden hem in 't leven. Hij begon zich te ont
wikkelen, toen de andere boomen tot rust neigden, en de
bloemen, die anders door de verkwikkende voorjaarszon
tot ontluiken geroepen worden, kropen, toen eindelijk
September nog een beetje warmte gaf, langzaam en als
vertrouwden zij de zaak niet geheel, uit de zich ter hclfte
ontwikkeld hebbende twijgen te voorschijn.
Wil men dit nu voor een „merkwaardig verschijnsel"
doen doorgaan, mij is 't wel."
In den Dierentuin te 's Gravenhage is tegenwoordig
een jeugdige olifant. Als een voorbeeld van de leerzaam
heid en het vernuft van die dieren verhaalde ons iemand,
zegt de Arnh. Crt., die onlangs den tuin bezocht, hoe het
dier zich wasschen laat. De oppasser houdt op hem de
spits van een buis gerigt, die door de waterleiding gevoed
wordt. De straal blijft dezelfde rigting houden, maar de
olifant beweegt en keert zich voortdurend zoodanig, dat
hij overal bespoten wordt. Beurtelings ligt hij zijn pooten
op om die van onderen te reinigen eu plaatst zich eindelijk
met de achterpooten op een paar omgekeerde tonnen, ten
einde het water ook op het onderlijf te ontvangen. Bij
deze manoeuvre evenwel werkt de oppasser mede door de
slang lager te houden.
een gevoel, alsof een messteek in liarc borst drong; onwillekeurig
drukte zij de hand op het hart. Daarop volgde een zacht gelluister
dat was zijne stem hoe gelukkig, dal zij niet verstoud, wat
hij zeide! Och, was zij maar niet meegegaan!
De langzame schreden kwamen nader; zij liet de hand harer
vriendin los, en vlugtte achter een grooten lindeboom, boog zich
voorover, en daar bij een helder weerlicht, zag zij eene slanke man
nelijke gedaante, en aan zijn arm, als eene fee, zóó teer en ligt,
de schoone cousine met de goudblonde lokken; hij bukte zich en
kuste haar.
Het duurde slechts een oogenblik; maar dit was voldoende, om
de angstige meisjesoogen alles te verraden; zij drukte het hoofd
tegen den boom en sloot de oogen met een gevoel vau vurige,
nooit gekende smart. Nelly echter gilde; „Army, Army
Bijna beschuldigend^ klonk het als eene waarschuwing. Hij ant
woordde, en hoe opgewekt was zijne slem: „Zusje, waar zit gij toch
Kom, en zie wat ik gevonden heb! Kom hier ga vooruit en
zeg aan grootmama, dat het geluk werkelijk bij ons is teruggekeerd
dat Blanka de mijne is geworden
En een nieuwe lichtstraal flikkerde door de boomen en bescheen
eene meisjesgestalte, die door de laan huiswaarts ijlde.
De kleine Nelly zag haren broeder angstig aan, en toen het
weder donker was, drong een zucht uit hare borst en met gebogen
hoofd begaf zij zich naar bet slot, om hare moeder te vertellen,
dat Blanka en Army haar lieve goede Army verloofd waren.
Op de stecnen bank voor de deur zat tante Marie op haar
lieveling te wachteude heer des huizes en zijne vrouw wandelden
in den tuin op eu neer, eu Selldorf vergezelde hen, van zijn huis
en familie vertellende. De oude vrouw zat in gedachten verdiept,
en bij elke lichtstraal zuchtte zij„was Lise maar eerst te huis
O wee, het regent morgen," vervolgde zij bij zichzelve, „dan komt
er niets van de partij in het bosch met de domino's familie. Nu,
dau moeten zij zich ipaar in huis zien te vermaken; dal zal een
gewoel geven in den ouden molen hoeveel krijg ik er dan te
eten? Uit de pastorie alleen acht personen, dan de beide hout
vesters en regtvaardige hemel!" schreeuwde zij, „Liesje wat
doet gij mij schrikken!" en zij boog zich over het jonge meisje
heen, dat aan hare voeten neerviel en het hoofd in haar schoot
verborg.
„Wat scheelt u toch. mijn kind? Lise, spreek toch! Wat scheelt
u?" vroeg zij, haar liefkozende. „Mijn God," vervolgde zij, „zijt
gij ziek, mijn hartedief!" Maar geen antwoord.
Alleen werden twee armen om haar hals geslagen, cn gloeijcrulc,
sidderende lippen drukten de hare toen was het meisje verdwenen,
en de oude vrouw hoorde, hoe zij dc trap opging en hare kamer
deur sloot.
„Een wonderlijk kind!" mompelde zij en schuilde het hoofd. Zij
zag echter niet, hoe haar lieveling daar boven rusteloos op on neder
liep; hoe eindelijk het moede hoofdje op het van tranen natte
kussen zonk en de kleine handen zich vouwden tot een gebed voor
Army, met wien zij eenmaal als kind gespeeld had en wien zij nu
niets meer aanging, och, niets, niets meer! {Wordt vervolgd