HËIMKSCHE
KV NIEllWEIHEPEll (OIRVVT.
lieuws- en Advertentieblad voer Hollands Noorderkwartier.
1879. N°. 131.
Vrijdag 31 October.
Jaargang37.
„W ij huldigen
li e t goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnemeutsprijs per kwartaalJ 1.30.
f franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: M O L E IV I» L E I M°. 103.
Prijs der Ad verten tiëu: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-lndië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWED1EP, 30 October.
Z. K. II. de Prins von Wied heeft gisteren o. a. Zr. Ms.
schroefstoomschip Atjeh in oogenschouw genomen.
Met de stoomsleepboot Assistent is gisteren alhier binnen-
gebragt bet schip Anna, kapt. Wallenius, van Haparanda
naar Antwerpen, dat te Terschelling in de Buitengronden
was gestrand. Het schip zal hier lossen en gerepareerd
worden.
Aan den brievenbesteller M. Hillenius alhier wordt
met den 16 November a. s. eervol ontslag verleend.
Jl. Dingsdag avond hield de Winkelvereeniging van
Eigen Hulp alhier eene vergadering in 't lokaal Musis
Sacrum. De financiële Commissie bragt, bij monde van
den heer Aberson, verslag uit van het onderzoek der
administratie. Overeenkomstig de conclusie van het rapport,
hechtte de vergadering hare goedkeuring aan de rekening
over het 3de kwartaal dezes jaars. Uit het verslag bleek,
dat gedurende de verloopen drie kwartalen van dit jaar
eene zuivere winst is verkregen van f 909.80, of ongeveer
20 pCt. van 't kapitaal. Door den voorzitter werd
medegedeeld, dat, met het oog op 't bepaalde in art. 2
van het reglement, een chemisch onderzoek is ingesteld
omtrent een aantal in den winkel verkocht wordende waren.
Dit onderzoek heeft aangetoond, dat die waren allen goed
en zonder schadelijke bestanddeelen zijn. Als leden van
't bestuur zijn met het einde dezes jaars aan de beurt
van aftreding de heeren G. W. C. Voorduin en J. S. Pisuisse;
eerstgenoemde wenschte voor eene herkiezing niet in aan
merking te komen. De heer W. J. Arriëns verlangde
mede met het einde des jaars vervangen te wordenten
gevolge hiervan had eene verkiezing plaats van drie leden
des bestuurs. De heer Pisuisse werd herkozen; ter ver
vanging van de beide andere bestuursleden werden gekozen
de heeren A. Flaes en H. Hanekroot. Door den voor
zitter werd medegedeeld, dat eerstdaags eene nieuwe prijs
courant aan de leden zal worden verzonden.
Naar men verneemt, zou de regering voornemens
zijn, het verbod van invoer van aardappelen uit de Ver-
eenigde Staten van Noord-Ainerika, dat bij koninklijk besluit
van 3 Julij 1875 werd uitgevaardigd, in te trekken. (N.R.C.)
De N. Rott. Crt. verneemt dat de Willem Barendsz
gedurende de wintermaanden aan 's Rijks vnarinewerf te
Amsterdam in conservatie zal worden opgelegd, en dat bij
eene volgende expeditie het kommandement over dien bodem
zal worden opgedragen aan den luitenant ter zee lste klasse
U) LIESJE VAN DEN L0MPEMU0LEN.
Naar het Hoogduitsch van W. IIeimburg.
Vervolg
„Erving zou het niet weer willen verkoopen viel de oude dame
in; „ha, ha, dan kent gij hem niet; het komt er bij zulke lieden
slechts op aan, hoeveel men biedt; voor eene kleine winst verkoopt
zulk volk zijne zaligheid. Neen, neen, beste overste, dat is een
belagchelijk denkbeeld, dat ik van u niet verwacht had. Ik wil om
alles met u wedden: biedt hem zoo en zooveel meer, en het bosch
is 't uwe."
„Gij zoudt de weddingschap verliezen, genadige vrouw, want
Heliwig heeft er, op last van vrouwe van Stontheim, naar vernomen
en eene bepaalde weigering ontvangen. Voor het overige
De oude dame viel hem luid lagchende in de rede.
„Gij zoudt toch wel gelijk kunnen hebben, Derenberg," sprak zij,
„want deze parvenu haat, evenals al zijns gelijken, den adel, en
ons in het bijzonder. Plebaglio!" voegde zij er verachtelijk bij in
hare moedertaal.
„Voor het overige," vervolgde de overste met verheffing van
stem „pardon, barones," vervolgde hij beleefd, toen zij zweeg,
„ik stel er volstrekt geen belang in te weten, op welken voet gij
met dien man staat; dat verandert niets aan de zaak; ik wilde er
slechts bijvoegen, dat, wat de goederen betreft, die deerlijk in de
war zijn. Het is verschrikkelijk joden, makelaars, koopbrieven,
eerste, tweede, derde en vierde hypotheek en wat niet al meer;
kort en goed, gravin Stontheim verkiest niet zich er mede te be-
moeijen, omdat de zaak slechts met enorme opofferingen te schikken
is; zij wenscht, zooals ik van morgen vroeg reeds de eer had u
mede te deelen, dat Army, ook nog na zijn bruiloft, die tegen den
herfst bepaald is, in dienst zal blijven; zij zal het jonge paar ruim
van middelen voorzien, en is voornemens, wanneer Ariny later zin
in de landhuishoudkunde heeft, hun een landgoed te koopen, dat
geheel onbezwaard is. Het slot Derenberg is nog altijd een prachtig
zomerverblijf voor het jonge paar, en het voorvaderlijk slot blijft
Army's eigendom. Niet waar, Army, gij wilt nog wel een tijd lang
den bonten rok drogen?"
„Zeker, ik moet mij onderwerpen, oomsprak de jonge man,
„maar ik beken, dat het mij zwaar valt, er van af te zien op
Derenberg te wonen het was altijd mijn lievelings-idée."
„Maar de mijne niet," viel Blanka haastig iu; „ik ben het vol
komen met tante Stontheim eens, dat heb ik vroeger ook al verklaard."
„Gij weet niet, Blanka," hernam Army, en zijue stem beefde;
„gij weet niet, welk eene bekoorlijkheid zulk een erfgoed heeft
Gij kunt het niet weten, want gij hebt nooit het trotsche gevoel
gekend, den voet op eigen grond te zetten. U hebben gecne oude
muren, geen ledige vertrekken, geen eeuwenoude hoornen verhaald
van lang verloopen tijden, toen onze voorouders hier leefden en
werkten. Het was mijn liefste droom hier te wonen, waar een
lunge reeks van voorvaderen leefden en stierven, en het zal mij zeer
smartelijk vallen, dien droom niet vervuld te ziengeloöf mij."
H. van Broekhuijzen, die daartoe thans den togt als lste
officier heeft medegemaakt.
De Werkmansbode, orgaan van het Algemeen Neder-
landsch Werklieden-verbond, deelt mede dat het blad zal
moeten ophouden te verschijnen, indien niet buitengewone
middelen dit verhoeden. De financiëele krachten zijn niet
voldoende om het in stand te houden. De redactie doet
echter nog een laatst beroep op de werklieden en op alle
anderen die in het bestaan van een werklieden-orgaan belang
stellen, om den val van haar blad te voorkomen.
Beroepen te Rotterdam ds. K. W. Vethake, predikant
te Leeuwarden.
Aan de jl. Dingsdag te Alkmaar gehouden hard
draverij met paard en chais werd door 22 paarden deel
genomen. De prijs f 250 is behaald door de Susanna van
C. Paarlberg te Zijpe, berijder J. Koster; de eerste premie
f 100 door de Bismarck van S. Nijdam te Dronrijp, berijder
F. Koopman, en de tweede premie f 50 door de Fortuna
van jhr. Quarles van Uftord te Loosduinen, berijder P.
van Santen.
De heer Jongkindt Coninck waarschuwt in het
N. v. d. D. "tegen overschatting van de overwinning, door
de Ilollandschc boter te Londen behaald. De prijs is daar
behaald met versche boter en het komt er voor onzen
boterhandel op aan, dat wij duurzame boter verkrijgen en
dat onze zuivelproductie voldoe aan de eischen, die in
Nederlandsch-Indië, Japan en China, in één woord in de
tropische gewesten gesteld worden. De statistiek leert,
dat wij ons tevreden stellen met de bescheiden rol van
boter en kaas te leveren aan Groot-Brittannië, en aan
Denemarken en Zweden de meerdere voordeelen gunnen
van export naar tropische gewesten. Terwijl Nederland
voor 18 millioen gulden aan boter naar Engeland vervoert,
bedraagt de geheele uitvoer naar Oost- en West-Indië,
Afrika, enz. naauwelijks 1 millioen. Denemarken daaren
tegen voert alleen voor een waarde van 20 a 25 millioen
zuivel naar China en Japan. Dat is de kwestie van onze
oud-Hollandsche wijze van boterbereiding. Onze boter is
(wij nemen den regel en niet de uitzondering) niet duur
zaam en minder dan de Deensche voor verzending naar
tropische gewesten geschikt, en daarin kan de Schwartz-
methode tegemoet komen.
Er bestaat te Amsterdam bij eenige personen, die
echter voorloopig onbekend wenschen te blijven, het voor
nemen om een informatie-bureau voor dienstboden op te
rigten, om zoodoende de geschiktheid van het dienstperso
neel te bevorderen. Aan de meeste huizen toch werd een
desbetreffende circulaire bezorgd, waaruit blijkt, hoe men
„Oai 's hemels wil!" riep de jonge dame uit, „nu wordt hij
waarlijk sentimenteel! Mij komt de kleinste villa aan den meest
bezochten wandelweg onzer residentie duizendmaal aanlokkelijker
voor, dan dit vervelend, verlaten
„Stil, kinderenviel de overste sussend in, „laat ieder zijn
gevoelen voor zich houden! Gij, Blanka, hangt even goed van tante
Stontheim af als Army! Wat zij verkiest, geschiedt; daar is niet
aan te veranderen, en mij dunkt, wij moesten de zaak laten rusten
en er niet ovei* twisten."
„Zeer verstandig aangemerkt, overste," mengde zich nu de oude
dame iu het gesprek„maar hoe zwaar zulk eene afhankelijkheid
te dragen valt, kan alleen hij gevoelen, die gewoon is geweest vrij
te gebieden. Gij gevoelt dat niet; gij hebt nooit op eigen grond
gestaan; gij rijt, om zoo te spreken, in afhankelijkheid groot ge
worden, en dan valt het gemakkelijk anderen ondergeschiktheid te
prediken. Ik vind het vreemd van tante Stontheim; zij heeft
de middelen en wil niet helpen; Army moet officier blijven om de
bespottelijke reden, dat hij te jong is; alsof geen oudere krachten
hem radend en helpend ter zijde stonden
„Gij misschien, genadige vrouw?" sprak de overste lagchend.
„Voorwaar niet kwaad bedachtflnantieële talenten kun men u niet
betwisten dat gij ongelukkig zijt geweest in uwe speculaties
wie kan dat helpen?"
„Gij zijt nog even ondeugend, als vroeger, overste! toen ik het
geluk had u hier eenige malen te ontmoeten in dit geval echter
zijn uwe verwijten ongegrond, want het was werkelijk het ongeluk,
dat ons vervolgde."
„Onverdiend ongelukverbeterde de overste spotachtig.
„Oom, ik bid u, zwijg daarvanHet maakt mama zenuwachtig,"
bad Army.
„En, mijn jongen," vervolgde deze onbevangen en met nadruk,
„het is juist om nog eens zülk een onverdiend ongeluk te ver
mijden, dat gravin Stontheim hoofdzakelijk wenscht, dat gij niet
hier versta mij welniet hier de eerste jaren van uw huwelijk
zult doorleven. Vergeef mij. dat ik zoo duidelijk moest spreken
Ik had het gaarne vermeden
„Ik versta u," zeide de oude dame koel„gravin Stontheim heeft
nog het ongelukkige idee, dat ik de oorzaak ben van deu ondergang
der familie; zij heeft mij dat meer dan grof en onverbloemd ver
weten, als wij in nood en kommer verkeerden; iemand moest toch
de schuld dragen," vervolgde zij, met een bitteren lach„en daar
men mij van den beginne af als eene indringster beschouwde en de
vreemde, de Italiaansche, niet uitstaan kon, was het gemakkelijk
haar ook die schuld te verwijten. Va, bene! Gij vertelt mij niets
nieuws, overstehet spijt mij, dat iemand zoo zoo zij hield
op; blijkbaar zweefde haar een scherpe uitdrukking op de lippen.
De overste zweeg.
„Oom," vroeg Army driftig, „wat beduidt dat? Tante kan toch
onmogelijk meenen, dat grootmama
„Zwijg," riep de oude dame, en tegelijk hoorde men haar stoel
over den vloer rollen.
Liesje en Nelly zaten bijna ademloos hand in hand naast elkaar.
zich voorstelt te werk te gaan. Daarin komen o. a. de
volgende bepalingen voor:
Het informatie-bureau is gevestigd te Amsterdam, of
schoon ook bewoners van andere plaatsen als leden kun
nen worden aangenomen. Ieder lid verschaft bij de in
schrijving aan het informatie-bureau de volgens een bepaald
model verlangde opgaven, zoo volledig mogelijk, omtrent
haar of zijn dienstboden-personeel. Latere veranderingen
in dat personeel, alsook, zoo hiertegen geene bezwaren
bestaan, de redenen daarvan, worden telkens ter kennis
van liet informatie-bureau gebragt. Het bureau schrijft in
een register de namen van alle dienstboden der leden met
juiste aanteekening van alle bekomen opgaven. Dit register
wordt overeenkomstig elke mededeeling naauwkeurig bij
gehouden en zooveel mogelijk aangevuld, ook met de namen
en hoedanigheden der dienstboden van niet-leden. Het doel
is zeer loffelijk. In plaats van het meestal onbeduidende
vragen en geven van getuigenis, zal men inlichtingen
kunnen bekomen, die eene vrij groote mate van betrouw
baarheid hebben; of men echter zal slagen, zal afhangen
van de vraag of de dames en heeren van het nut van
dergelijke inrigtingen zijn doordrongen.
Jl. Maandag is te Haarlem' overleden de heer J.
Tjasink. Hij was in 1809 te Amsterdam geboren en werd
tot den boekhandel, in de zaak zijns vaders, opgeleid.
Reeds als knaap legde hij groote liefde voor het tooneel
aan den dag en als jongeling onderscheidde hij zich in
besloten kringen en tooneelminnende gezelschappen, o. a.
in „Vriendschap zij ons doel/' Toen in 1841 de Stads
schouwburg een particuliere onderneming was geworden,
werd de heer Tjasink aangezocht zich voor goed aan het
tooneel te verbinden, maar eerst in 1843 gaf hij aan dien
wcnsch gehoor, en den 15 Mei debuteerde hij met zeer
goeden uitslag als la Borde in Middel Adriaanszoon de Ruyter.
Vervolgens werd hij gedurende een paar jaren verbonden
aan het Koninklijk Zuidhollandsch Tooneel te 's Hage,
onder J. C. Hoedt, maar in 1847 trad hij weder te
Amsterdam op en bleef elf jaren onder de directie van den
heer Eduard de Vries een der meest gevierde acteurs van
zijn tijd. In 1858 werd hij met Duport directeur van den
Salon des Variétés en een jaar later met den heer Roobol
directeur van den Stadsschouwburg, terwijl in 1860 ook
de heer Peters mede-directeur werd. Tot 1871 stond de
heer Tjasink aan het hoofd van den Stadsschouwburg en
leefde sedert rustig te Haarlem. Z. M. de Koning schonk
hem toen het officierskruis der Eikenkroon. Onder zijn
beste rollen noemen wij die van Bisschop in verschillende
stukken, van Thomasvaêr (als hoedanig hij in den Tooneel-
Toen de eerste haar vaders naam hoorde noemen, was zij opge
sprongen, en had rondgezien, of er geen andere uitweg was dan
door het vertrek, waarin men zoo hatelijk zijn goeden naam bevlekte.
„Waar kan ik heen?" fluisterde zij hare vriendin toe.
„Blijf hier, Liesje," smeekte Nelly en trok haar tot zich; „zij
weten niet, dat n ij hier alles kunnen verstaan; och, schrei toch zoo
niet! O, dat ik gezond ware. en een man als Army; ik zou ant
woorden als zij u beschimpten!"
Daar binnen hoorde meu de oude dame op en neder loopen en
telkens, als zij de deur naderde, zag Liesje angstig de kamer rond,
of zij ook een plek vond om zich te verschuilen.
Op eens vernamen zij Blanka's stem, vriendelijk en welluidend
als immer.
„Grootmoedertje," vleide zij, „ik heb een verzoek aan u; ik had
liet Army opgedragen, maar hij heeft het zeker vergeten, die ondeugd.
Ja, ja, zie mij maar niet zoo verwonderd aan, gij ging zij
schalkscli voort, „niet waar, grootmama? dat heeft uw bruidegom
zeker nooit gedaandie las zeker al uwe wenschen in uwe oogen."
De laatste woorden waren duidelijker dan het begin van haar
verzoek; blijkbaar stond zij naast de oude dame bij de deur.
„Nu slaat zij hare armen om grootmama's hals, net als een
katje," fluisterde Nelly; „o, gij weet niet, hoe zij kan vleijen."
„Nu?" klonk de stem der oude barones.
„Ik had Army verzocht u te vragen, mij toe te staan in het
torenkamertje te wonen, dat aan mijn kamer grenst; o, ik bid u,
grootmamaatje, amatissima mia!"
„Het was zeer verstandig van Army, d.it hij het mij niet vroeg,
ik had het hem reeds eenmaal geweigerd en kan het u ook niet
toestaan."
„Waarom niet?" vroeg Blanka verwonderd.
„Gij zult mij wel toestaan, dat ik de reden voor mij zelve houd."
„Vraag niet verder, Blanka," liet zich de overste hooren; „oude
kasteelen hebben hunne geheimen, en daaronder zijn er, die men
liefst laat rusten."
De deur werd heftig opengerukt en de oude dame stond onver
wacht voor de beide meisjes.
Lise was opgesprongen, zij deed geen moeite meer te ontvlieden,
maar bleef onbewegelijk staan.
De ondergaande zon wierp hare stralen door liet venster en
overgoot het meisje, als het ware, met een rooskleurig licht. De
oude barones week terug, alsof zij een spook zag, en stak verschrikt
dc handen uit.
„Dio mioHet is ongehoord," riep zij stampvoetend uit. „Zijt
gij dan altijd hier om mij een schrik aan Ie jagen?"
„Het doet mij leed, barones, dat ik altijd het ongeluk heb
„Wel, dat is vreemd, voor zulk eene liefelijke verschijning te
verschrikkensprak de overste, een blik van bewondering op het
jonge meisje werpende. „Mag ik u verzoeken, genadige vrouw, mij
aan de jonge dame voor te stellen?"
De aangesprokene trok de schouders op, terwijl zij den ouden
heer meewarig aanzag eu trad naar het venster.
„Nu, dan zal ik mijzelf moeten voorstellen; overste Derenberg