wordt te koop geljoden voor 25 cents en minder, naarmate
de druif nog onrijper is.
Volgens een correspondent der Haarl. Crt. waren op
de jongste boter- en kaastentoonstelling te Londen kaasjes,
geheel in vorm, kleur en smaak aan de beroemde Edammer
gelijk, die regelregt uit Rusland kwamen.
Donderdag a. s. zal weder de beruchte dief Jolian
Cornelis Sannen, wegens diefstal, voor het Geregtsliof te
's Hertogenbosch teregt staan, niettegenstaande hij eerst
sedert 30 Maart 11. weder op vrije voeten was. Hij is
58 jaren oud en heeft reeds ruim 33 jaren in de gevangenis
gezeten, waarvan ruim 25 in het tuchthuis. Door het voor
malig Provinciaal Geregtshof in Noordbrabant was hij ook
reeds veroordeeld tot het zwaaijen met het zwaard over
het hoofd.
Jl. Maandag middag had, naar de Bred. Crt. mede
deelt, te Breda eene misdaad plaats, welke ieders veront
waardiging heeft opgewekt. Op de fabriek van stoom- en
andere werktuigen van de heeren Backer Rueb was
eerstgenoemde, in den loop \an den voormiddag, verpligt
geweest zekeren J. van der Brugge, de betrekking ver
vullende van stoker, te vermanen, zich tot zijn arbeid te
begeven. Dit schijnt de wraakzucht van dezen te hebben
opgewekt, althans hij heeft, 's middags vroeger te werk
komende dan noodig was, zich in de fabriek verscholen,
uit welken schuilhoek hij bij de nadering van den heer
Backer te voorschijn kwam, waarop hij dezen, met een
zoogenaamd aardappelmes, eene diepe snede aan de linker
wang toebragt. Uit gezegden, vóór en na het plegen zijner
misdaad geuit, mag worden afgeleid, dat het zijn voornemen
is geweest den lieer Backer om het leven te brengen.
Gelukkig is hij in dit booze opzet niet geslaagd, want, al
vereischt de toegebragte ernstige verwonding* veel zorg,
zoo is toch het leven van den heer Backer niet in gevaar.
In verschillende dagbladen doet het verhaal de ronde,
dat in het Amsterdamsche Leesmuseum, eene instelling
zoo oud als de 19de eeuw, dezer dagen voor het eerst
eene dame als lid is toegelaten. Eene vrouwelijke doctor
in de geneeskunde had zich als lid laten voorhangen, en
het bestuur was eerst toen op de gedachte gekomen, dat
ook vrouwen ingezetenen van Amsterdam zijn.
Te Arnhem heeft men dit begrepen zoodra het Arnhemsche
Leesmuseum was gevestigd in een gebouw, waar mogelijk
heid bestond, om een lokaal af te zonderen voor niet-
rookenden. Sedert zijn 43 dames, ofschoon geene doctor
in eene of andere wetenschap was, lid van het Leesmuseum
geworden, en voor het meerendeel mede overgegaan naar
het nieuwe gebouw, waar een keurig benedensalon voor
niet-rookenden is ingerigt. De geringe contributie van
f 10 's jaars werkte zeer mede tot dezen gewenschten
uitslag; ontwikkelde vrouwen en meisjes vinden hier de
meest verscheidene lectuur, een zeer geschikt leeslokaal en
eene ruime bibliotheek, waaruit zij boeken en tijdschriften
mede naar huis kunnen nemen. Geen wonder, dat de instelling
in den smaak valt, ook van dames. (Arnh. Crt.)
Dit najaar zijn op de Veluwe weer duizenden vogels
met netten gevangen. Alleen te Doornspijk hebben de
vinkers er meer dan 4000 stuks buit gemaakt. Zeer ten
nadeele van den landbouw schijnen er tot heden geene
wettelijke bepalingen te bestaan, om deze vogelverdelging
te beletten.
Uit Groningen wordt gemeld:
„;;v Aa 1 -«»•'&> ucsl
schapenvleesch kost algemeen 22 cents en dito rundvleesch
42i k 40 cents per half kilogram. Wegens den spotprijs
der oude paarden (f 10 a f 12 dikwijls) worden daarvan
thans ook velen geslagt en vinden behoorlijk aftrek. Nu
de koeijen zoo goedkoop zijn, begint hier en daar het
voorvaderlijk gebruik in deze streken terug te komen en
slagten eenige huishoudingen voor gezamenlijke rekening
zelf eene koe. Deze soort van coöperatie op kleine schaal
kan overal en gemakkelijk uitgevoerd worden."
Te Assen wil men een gezondheids-of herstellingsoord
maken, een plaats, waar herstellende zieken geheel hun
krachten kunnen herkrijgen. Het plan is klaar, liet terrein
is aangewezen, kortom er ontbreekt niets meer dan
f 100,000 om het plan uit te voeren. (W. het Nieuws).
Terwijl de vetweiders te Meppel andere jaren gewoon
lijk weken te voren hunne vette koeijen, vette vaarzen en
pinken reeds bij vóórkoop aan de slagers plegen af te
zetten, waren ze thans genoodzaakt, indien ze namelijk
niet voor te geringen prijs wilden verkoopen, ze in publieke
veiling op een halfjaar crediet aan te bieden. Er werden
in 't geheel 21 stuks geveild; waaronder 14 vette koeijen,
die f 145 af 200 opbragten en 7 slagtbare vaarzen en
pinken, die f 65 a f 90 deden.
Uit Maastricht wordt gemeld:
„Ondanks de gedrukte prijzen van het vee, is de han
del daarin in deze streken vrij levendig. De meeste aan
voer komt uit het noorden des lands en vindt hier gereede
afnemers. De prijzen zijn tengevolge van de vervoerkosten
hier iets hooger dan elders. Er wordt thans besteed voor
goed slagtvee f 200 a f 220, voor guste koeijen f 130 a
f 150 en voor dragtige f 200 f 210. De uitvoer naar
België is in den laatsten tijd zeer toegenomen, echter niet
altijd met evenveel voordeel voor de uitvoerders, daar ook
in dit Rijk de markten niet zelden met vee zijn overladen."
Op een druk bezochte jaarmarkt te Barwenkowo, in
het Russische gouvernement Charkow, vertoonde zich den
19 October jl. plotseling een dolle wolf, die hevige schrik
en entsteltenis verspreidde en eerst gedood kon worden
toen hij ruim 20 personen had aangevallen en gebeten.
Door den goeden uitslag van het verzenden van versch
vleesch uit Amerika naar Eugeland, is men op het denkbeeld
gekomen het ook met verschen visch te beproeven. Men
beeft onlangs uit Canada de proef genomen, door een partij
verschen zalm, in ijs gepakt, per stoomboot mar Liverpool
te verzenden.
De proefneming is uitmuntend geslaagd; de visschen
waren bij hun aankomst te Liverpool voortreffelijk bewaard
en kunnen met den besten Noorweegschen zalm wedijveren.
Er zijn reeds een aantal partijen van dien zalm op de
Engelsclic markten verkocht. Deze handelstak gaat onge
twijfeld een groote toekomst te gemoet, want er bestaat plan
ook het vasteland in Europa van dien smakelijken visch
te voorzien.
De zalm is in de Canadasche rivieren zeer overvloedig.
In 1878 werden uit Canada 3| millioen pond verschen zalm
naar de naburige markten gezonden en groote massa's
geconserveerden zalm naar Europa.
Volgens Syrische bladen ligt de hoogbejaarde Abd-
el-Kader op sterven.
Brieven uit de Hoofdstad.
2 November.
Amice
Amsterdam begint bij den buitenman (al wie geen Amsterdammer
is, heet bier een buitenman) op den langen duur in een kwaden
reuk te staan. En wezenlijk, er beginnen zich zeer donkere stippen
aan onzeu gemeentelijken hemel te vertonnen. Men slaat Amsterdam
reeds met wantrouwende blikken g.idc. Ziehier wat heden een der
kleinere provinciale bladen durft schrijven
„In Amsterdam schijnt het tegenwoordig zeer onveilig te zijn.
De dieven hebben een eigenaardige plaats gekozen om hunne
slachtoffers te overvallen. Zij verbergen zich in de urinoirs. Wee
dengene die er in slaat! Hij wordt onverhoeds aangevallen en hem
een som gelds afgeperst. Geeft hij dat niet goedschiks, dan fluit
de aanrander; een ander springt toe en de aangevallene wordt
beroofd van alle waarde die hij bij of aan zich heeft. Van Vrijdag
op Zaterdag nacht zijn een paar dezer heeren door de politie ge
snapt. Een jong mensch, naar de ouderlijke woning op den
O. Z. Voorburgwal bij de Xiezel terugkeerende, stond zijn tweetal
aanvallers te weer. llij wist te ontkomen en riep om hulp. Twee
mannen, door een agent van politie vergezeld, schoten toe en de
heeren aanranders werden in de doos gestopt. In de Wester
straat heeft men in een theemagazijn het onderste paneel uit de
voordeur willen zagen, maar schijnen de dieven, door eenig gerucht
in huis, in hun opzet gestoord te zijn. In een huis op de
Prinsengracht bij de Spiegelstraat zijn zij in een assurantie-kantoor
ingebroken, waar zij niets gevonden hebben dan een meerschuimen
pijp en wat tabak, althans aan geldswaarde is niets ontvreemd."
Het moet gezegd worden, dat het lijstje er niet voordeelig voor
de hoofdstad uitziet! En nu zijn we pas in't begin van November,
terwijl er een winter voor de deur staat, waarin vele handen te
vergeefs naar werk zullen uitzien en vele monden vruchteloos naar
brood zullen vragen. Want de „slechte tijden," zooals het dan
gewoonlijk heet, doen zich hier duchtig gevoelen. „Er gaat niets
om," is de algemeenc klacht, van koopman en winkelier, van
fabrikant en industrieel. Iedereen heeft hard werk om zijn mannetjes
aan den gang te houden, en toch kan het niet missen of de alge
meenc stilstand van zaken zal er toe leiden, dat een massa volk
voorloopig bedankt wordt. Wat daarvan meestal het gevolg is,
laat zich denken. I)e politie mag wel dubbele krachten inspanuen
om orde en veiligheid te bewaren en overal een wakend oogje te honden.
Sedert de reorganisatie onzer politie, waarbij o. a. de nachtwachts
zijn afgeschaft, die gewoonlijk alle inbraken en diefstallen op hun
rekening kregen, verwacht men inderdaad, dat de veiligheid veeleer
verbeteren dan verminderen zou. Niemand kan ons het recht ont
zeggen om te eischen, dat wij, bij de hooge lasten die ons tegen
woordig zijn opgelegd, althans „veilig slapen" kunnen. Dat is ons
ook beloofd toen de zaak op een andere leest geschoeid werd.
Veilig over straat gaan, bij avond en bij nacht, en veilig slapen.
Daarvoor zouden de agenten ook 's nachts dienst doen. Die oude,
suffige, moegewerkte en half slapende nachtwacht was niets mee te
beginnen en dat was er ook niet men had 's nachts nog
wel zoo goed als overdag behoefte aan een flink, goed georgani
seerd politie-personeel, waarop men rekenen kon en dat onder
strenge discipline stond. Maar wordt zoodoende van dat personeel
niet te veel gevergd in verhouding van de lusten tot de lasten?
Als men nagaat, dat een agent van politie slechts een weekloon
van f 11 of f 12 geniet, dan blijft er in dat opzicht wel wat te
weuschen over. En dan bij het toenemende gewoel en verkeer op
straat, waarvoor hij wel oogeu van voren en van achteren mag
hebben, een verkeer dat niet weinig toeneemt door de voortdurende
uitbreiding van de lijnen der Omnibus-Maatschappij.
Want deze allcenheerschcresse hoe schitterend hare resultaten
ook zijn begint op de hoofdpunten onzer stad meer en meer
den boventoon te voeren. Vooral op den Dam, waar zich allerlei
richtingen kruisen, zwaait de Maatschappij den scepter als een
«j.a.i. i»a\ scnijnt meer en Tneer naar terrein uij uit
nemendheid te worden. Overal af- en aankomende trams, logge,
rammelende omnibussen, overal geklinkel van schellen, en getoeter
van de seinhoorns. Wie zich tusschen het gewoel van al die wagens
waagt en niet met Argus-oogen naar alle kanten rondgluurt of
hem ook links of rechts een gevaar dreigt, is bij de minste
struikeling een verloren man. Het geheele Damplein is als 't ware
een uitgestrekt spinneweb geworden, doorkruist als het is met het
net van rails voor de velschillende tramroutcs. En bedenk, dat de
meeste wagens om de drie of om de zeven minuten afrijden. Vaak
gebeurt het, dat een vreemdeling, uit een der zijstraten op den
Dam komende, eeu oogenblik als verbijsterd staat en niet weet hoe
hij het waagstuk ondernemen zal om aan de andere zijde van het
plein te komen. Nauwelijks meent hij een veilig punt om over te
steken ontdekt te hebben, of van twee, drie kanten tegelijk lui
den de rammelende schellen en hij is genoodzaakt eerst de voorbij-
snorrende wagens, waarvan men bijna niet anders hoort dan het
getrappel der paarden, bedaard voorbij te laten gaan. Feitelijk zijn
op deu Dam wagens en paarden hoofdzaak en de voetgangers een
voudig bijzaak, 's Avonds vooral is het uit de verte gezien een
eigenaardig bont schouwspel. Dan draaien en glijden de roode,
blauwe, groene en witte seinlichten tusschen en langs elkander,
zonder dat er een oogenblik rust in het wonderlijke gedwarrel
komt; de suuiveude, dampende paarden, stevige, kloekgebouwde
Duitsche rossen, voeren onophoudelijk de meestal dichtbezette
wagens af en aan; ontelbare raaien achtereen klinken de waar
schuwende schellen, en te midden van al die bedrijvigheid beweegt
zich schuchter en met haastigen tred de voetganger, die met ver
heugden blik achter zich omziet als hij heelhuids een veilige zijstraat
bereikt heeft.
Onlangs had de politie 't druk op een plaats, waar zij het anders
gemeenlijk vrij wel op haar slofjes afkanaan den schouwburg.
Het was Zaterdag avond 25 October, toen het theater-van Lier
bestormd werd door een ongehoorde massa toeschouwers, allen
reikhalzende om de opvoering van Romeo en Julia bij te wonen,
met mejuffrouw Josephine de Groot en den heer Louis Bouwmeester
in de titelrol. Het was de tweede voorstelling, en de goede roep,
van de eerste uitgegaan, was zoo groot, dat honderden kijklustigen
met een „geen hoekje meer open" moesten worden afgewezen,
waarbij de politie, daar ons publiek nog maar niet aan het queue
maken schijnt te kunnen gewennen, handen vol werk had om de
orde te handhaven. Zelden zag ik een schouwburgzaal zóó gevuld.
Het moet voor de directie en de acteurs van liet Nederlandsch
Tooneel een verkwikkenden, bemoedigenden aaublik geweest zijn,
dat die dichte menigte, welke op alle rangen alle mogelijke zit—
en staanplaatsen bezet hield, daar was bijeengekomen niet om het
een of ander afgrijselijk drama uit de oucïe doos vol bloed en
moorden te zien vertoonen, maar om tegenwoordig te zijn bij de
opvoering van een der schoonste tragediën, die het menschelijk
vernuft heeft voortgebracht. Dat de opvoering een groot succes
was voor het eerste tooneelgezelschap der hoofdstad, hebben de
dagbladen reeds wijd en zijd verbreid. Vooral mej. de Groot mocht
zich in onverdeelden bijval verheugen. Zij is du reeds op zoo
jeugdigen leeftijd een bijna volleerde kunstenares. De eenige
bedenking, die men op haar spel zou kunnen maken, is deze, dat
het nog wat al te veel spel is en te weinig de natuur op zijde
streeft, hetgeen waarschijnlijk bij haar nog het gemis is van die
gemakkelijkheid van beweging, die tooneelroutinc in een woord, die
wij b. v. in een mevrouw Kleine, een Morin, een Moor en anderen
zoo op prijs stellen. Bij juff. de Groot is elk detail, tot de minste
geste toe, blijkbaar ernstig overdacht en zorgvuldig bestudeerd; en
hoe voortreffelijk deze nauwgezette opvatting harer taak op zichzelf
ook is, mag daarvan bij den ervaren kunstenaar aan het publiek
niets blijken. Doch niemand twijfelt of dit verschijnsel is bij deze
talentvolle actrice slechts eeu gevolg van haar jeugdigen leeftijd,
een gevolg misschien ook van de pbyaicke inspanning, die het haar
kosten moet om zich in karakters en toestanden te verplaatsen,
waarmede een zooveel rijpere levenservaring verondersteld wordt
gepaard te gaan. Van dit alles geen spoor bij den heer Bouw
meester. Hij is op de planken thuis alsof hij er geboren was; hij
weet zijn stem cn zijn mimiek voortreffelijk te beheerschen en
brengt het publiek in elk tafereel <p nieuw in verrukking door
zijn meesterlijke actie. Zijn Romeo had de verwachting hoog ge
spannen, maar heeft, geloof ik. niemand onbevredigd gelaten. Met
een artist van zoo groot talent als «le heer Bouwmeester, kan het
Nederlandsch Tooneel nog menigen sclioonen triomf beleven. Men
heeft dan ook voor de toekomst groote plannen: na de Romeo cn
Julia een ander stuk van Shakcspeare, zijn Koopman van Venetië,
voorts de Tartuffe van Molière, door Alberdingk Thijra vertaald,
cn wie weet welke aangename verrassingen al meer.
Ook de Ilaagsche opera, die Dinsdags avonds in den Stads
schouwburg optreedt, verheugt zich telkens in eivolle zalen. Het
is dit jaar een zeer goede troep; de tenors Vitaux en Lheric eu de
beide eerste zangeressen zijn werkelijk kunstenaars, wier schoone
gaven veel goed maken wat iu andere opzichten soms iets te weu
schen overlaat. Op avonden dat er geen llollandsche of Fransche
voorstellingen in het theater-van Lier zijn, worden er zeer goede
Duitsche operettes opgevoerd, zoodat alle nationaliteiten te gast
kunnen gaan. Over het geheel ontbreekt het in ons goede Amster
dam volstrekt niet aan amusementen, waarvan dan ook druk gebruik
gemaakt wordt, zonder dat het er daarom nog juist zoo amusant is.
Misschien is het wel aan al die drukbezochte vermakelijkheden
te wijten, dat men voor ernstiger zaken wat heel weinig belang
stelling betoont. Getuige de binnenkomst van „onze kloeke Noord-
poolvaardcrs" (stereotype uitdrukking) met de Willem Barenls. Zoo
mogelijk ging alles nog stiller in zijn werk dan den eersten keer,
ondanks alle pogingen van het Handelsblad en consorten oin de
lui er warm voor te maken. De Poolreizen verheugen zich nu
eenmaal niet in de sympathie der Amsterdammers, wat wel jammer
is, want de expeditie heeft ontegenzeggelijk hare nuttige zijde. Het
Handelsblad vooral ergerde zich bitter aan de koele begroeting van
zijn beschermelingen, en naar ik hoor zal het blad het er dan ook
niet bij laten. De volgende week woiden hier namelijk de heer
Henry Havard, de heer Charles Liernur, de „buitenman" en nog
een paar andere huisgoden van het Handelsblad verwacht, tot orga
niseering van een groot feestmaal met de ifar«i/«-officieren, in
Poolcostuum. Aan het sl>»t apotheose roet Noorderlicht. De mindere
bemanning krijgt van deze laatste een photographie met een afdruk
van de menu, om in den zilveren tabaksdoos van verleden jaar te
bewaren. Charles Boissevain leert reeds een lang vers van builen,
expresselijk voor deze gelegenheid bijna geheel alleen door hem zelf
vervaardigd.
Meer belangstelling dan de Poolreizen vindt het Spaarbankstandje,
dat onder de arbeidersklasse een geweldige opschudding heeft teweeg
gebracht. De meeting van jl. Zondag vooral was zeer onstuimig
en de ooren van heeren bestuurdereu der Spaarbank, geïnviteerd
maar niet verschenen, zullen wel getuit hebben bij al de liefelijk
heden, die in het debat vernomen werden. De opinies over het
geval zijn nogal verdeeld, en velen zijn van meening, dat het
bestuur de zaak wel wat te veel uit de hoogte behandeld heeft,
door hare boeken en hare beambten voor ten eenenmale onfeilbaar
te verklaren. Ondertusschen is het wantrouwen gaande gemaakt cn
loopt het storm bij de Bank om teruggave der spaarpenningen;
Dinsdag avond was er zelfs een buitengewone aandrang van volk,
die tot middernacht duurde en waarbij enkele glasruiten bezweken.
Ondertusschen zal de zaak nu spoedig voor de rechtbank in behan
deling komenmoge daarbij het gewenschte licht in deze duistere
kwestie worden ontstoken.
t. t.
AMSTELAAR.
P.S. De vorige week vertrok van hier over Rotterdam per
stoomschip Caland naar New-York: de heer P. Bruyn met
echtgenoote en dochter.
\J 1 soVLtoerigton.
Een gedeelte der vloot ging gistereu nog uit om de ebstreek
om de Zuid te doen, maar bra^t geen visch uit zee aan. De
meeste korren waren vol vuil eu achter de Gronden kon men wegens
het holle water niet komen. Vele schuiten hadden door den lügen
prijs^ van Zaturdag nog rog in hun ben gehouden, die ze nu voor
40 a 50 cents per stuk van de hand deden. Ook kabeljaauw
werd er nog verkocht; deze is evenwel nog erg dun, zoodat de
waarde niet groot is.
De haringvisschers hier aan de kust kunnen niet klagen. Een
boot had dezen moigen 50 tal, een getal, dat ze in geen jaren in
het najaar vingen. Zij gold f 4.25 per tal.
Benoemingen, enz.
Tot lid der Algemeene Rekenkamer is benoemd de heer J. L.
Becking, directeur der registratie en domeinen in Zuidholland.
De luit. ter zee Iste kl. W. J. P. van Wnning, gedetacheerd bij
's Rijks werf te Hellevoetsluis en de off. van ndm. 2de kl. E. II. W.
\Y ijnmalen, belast met de functiën van administrateur bij de maritirae
ziekeuinrigting aldaar, worden met den 15 dezer op non-activiteit
gesteld cn met den 16den vervangen respectivelijk door den luit.
ter zee 1ste kl. II. F. Verheggen en de off. van adm. 2de kl.
W. F. K lompe.
De luit. ter zee 1ste kl. H. Vreedcnburg, van het escader in
Oosl-Indië teruggekeerd, is op non-activiteit gesteld.
De luit. ter zee 2de kl. II. J. van Bisselick is op zijn verzoek
eervol uit de zeedienst ontslagen.
ingeland.
De ex-Keizerin Eugenia heeft Abergeldic in de Schot-
sche Hooglanden, waar zij eenigen tijd doorbragt, verlaten
en is, na afscheidsbezoeken van Koningin Victoria en Prinses
Beatrice ontvangen te hebben, naar Chiselhurst teruggekeerd.
De Zuid-Afrikaansche bladen bevatten het stuk, door
de Zoeloe-opperhoofden geteekend, waarin de vredesvoor
waarden zijn bepaald. De aanvang luidt:
Ik erken de overwinning der Britsche wapenen over de
Zoeloe-natie en het volle regt van Hare Majesteit Koningin
Victoria, Koningin van Engeland en Keizerin van Indië,
om met het Zoeloe-volk en zijne opperhoofden en met het
Zoeloe-land te handelen, zooals zij denkt dat noodig is,
en ik stem toe en onderteeken mijne toestemming om van
generaal sir Garnet Joseph Wolseley, als den vertegen
woordiger van Hare Majesteit Koningin Victoria, het
kapiteinschap van een deel van het gebied van Zoeloe-land,
dat in het vervolg bekend zal zijn onder den naam van
aan te nemen onder de volgende bepalingen, voorwaarden
en beperkingen.
Deze houden hoofdzakelijk in, dat de aan te wijzen
grenzen zullen worden geëerbiedigd, dat geen militair
stelsel zal worden toegelaten; dat alle mannen zullen
mogen huwen met de vrouw hunner keuze, dat geene
vuurwapenen of ammunitie zullen worden ingevoerd, dat
niemand ter dood zal worden veroordeeld zonder verhoor
voor den raad der opperhoofden, dat geene tooverij of
dergelijke zal worden uitgeoefend, dat alle door het Britsche
gouvernement opgeëischte vlugtelingen zullen worden uit
geleverd, dat geen oorlog zal worden gemaakt zonder
toestemming van het Britsche gouvernement; dat geen
land genomen of verkocht zal worden, en dat in elk
geval, waarin Britsche onderdanen zijn betrokken, beroep
zal worden gedaan op den Britsclien resident, met belofte
van onderwerping aan zijne beslissing.