IIELDERSCIIE
EN NIEIIWEIMEPER COURANT.
Nieuws- eu Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1879. N°. 138.
Zondag 16 November.
Jaargang37.
%$Um
„W ij huldigen
het goed e
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Znturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalJ 1.30.
w 0 franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentien: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Imlië.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 15 November.
Jl. Donderdag had bij de Directie der Marine alhier de
aanbesteding plaats voor de levering van versch vleesch,
wit brood, groenten, aardappelen, bier en melk, ten behoeve
van het Hospitaal der Marine, gedurende bet jaar 1880.
Minste inschrijvers waren: voor vleesch de heer A. L.
van Gelder, voor brood de heer P. Verfaille, voor groenten
de heer C. Postma, voor aardappelen de heer P. van Twisk,
voor bier de heer R. H. Raadsveld en voor melk mej. de
wed. J. de Moei.
Gisteren is aan het Raadhuis alhier aanbesteed:
De levering van schoolboeken, enz., voor de openbare
lagere scholen in deze gemeente; ingekomen 4 billetten.
Minste inschrijver de heer J. Vlieger, te Amsterdam, ad
f 1531.065.
De levering van steenkolen aan de gemeente-inrigtingen,
gedurende het jaar 1880; ingekomen 4 billetten, van de
lieeren: J. Schendelaar ad f 1.20, P. Schagen ad f 1.16,
C. Maalsteed ad f 1.10, en D. Bandsma ad f 1.07 per
100 KG.
Het ertrek van de Nederlandsche scheepsdivisie naai
den Noord Atlantischen Oceaan, is bepaald op 10 Dec. a. s.
Tot het ontvangen en verzenden van berigten, zal om
de 2 of 3 weken Madera worden aangedaan.
De bij Callantsoog gestrande Noorsche schoener
Albert, kapitein Kjölo, zit gevaarlijk. De sleepboot Stad
Amsterdam is jl. Donderdag avond ten 6 ure onverrigter
zake teruggekeerd, daar het schip zóó hoog tegen het duin
zit, dat men er niet bij kon komen. De inwoners van
Callantsoog waren bezig het tuig enz. te bergen.
Spaarbank voor den Helder, 3de kwartaal 1879:
Saldo op 1 Julij 1879 f 66517.70
Ingebragt en renten ged. het 3de kw. 1879. - 5904.06
f 72421.76
Uitbetaald aan de deelh. ged. het 3de kw. 1879 - 5342.42|
Saldo op 1 October 1879f 67079.33^
Aantal deelhebbex-s op 1 Julij 1879: 548.
„1 October 1879: 546.
21) LIESJE VAX DEN LOMPENMOLEN.
Naar het Hoogduitsch van W. Hetmbübg.
{Vervolg.)
Zoo was November gekomen, met zijne donkere dagende
stormen huilden weder om het oude slot, zooals zij reeds eeuwen
gedaan hadden; zwaar en vochtig dreven de wolken over het land
schap, en regen, vermengd roet sneeuw, sloeg kletterend tegen de
ruiten. Zulk weder oefent zijn invloed uit op elk menschel ijk
wezen en vooral op eene zieke, die zoozeer behoefte heeft aan op
wekking, en onwillekeurig komt de vraag op de lippen: „Zal voor
mij wel ooit de zon weer schijnen? Zullen voor mij de stormen
wel ooit weder zwijgen? Gelukkig de menscli, die. hopen kan, ook
in dagen van diepe smart! Zij fluistert toch nog altijd vertroos
tende woorden tot de verslageue ziel en schildert op den donkeren
achtergrond lichtende arabesken en bekoorlijke bloemkransen, waar-
tusschen allerhande gelukkige, vurig verlangde beelden der toe
komst doorschijnen; de weenende oogen kunnen dan weder met
vertrouwen opzien en de benaauwde borst haalt ruimer ademalles
kan immers nog goed wordenEn de tijd ging voorbijeentoonig
en langzaam kropen de dagen voorbij. Wekelijks kwam er een
brief van den ver verwijderden zoon, die de moeder met angst en
hartkloppingen openbraktelkens vreesde zij er eene slechte tijding
uit te zullen vernemen! „Bespeurt gij wel, hoe ongelukkig hij is,
7.oo verstrooid, zoo geheel anders dan vroeger?" zuchtte Nelly dan
en herlas telkens en telkens weder den brief, wiens kortheid een
diep bedroefd hart scheen te verraden.
„Het gaat hem goed," was de oude barones gewoon minachtend
te zeggen; „hij hoopt het ook van ons; hij heeft veel dienstzaken
te verrigten voila tout! Hij is geen man; anders zou hij
alle pogingen in het werk stellen om het uiterste te voorkomen.
Och hemel! dat ik in zijne plaats ware, zóó jong en het leven
vóór mijDie onzalige Duitsche gevoeligheid, die, uit louter
droefheid over het verlorene, den moed niet heeft om naar een
nieuw geluk te streven Orribile! Het is ons aller ongeluk; ik
had nooit gedacht, dat hij ook zoo was."
En bevend van ergernis zette de oude dame zich neder om een
brief aan haar kleinzoon le schrijven en hem moed in te spreken,
en een anderen aan Hellwig, ten einde hem aan te sporen, de zaak
betreffende de schulden zooveel mogelijk op te houden.
November was ten einde en December kwam met zijne stormen;
zij huilden in de hooge schoorsteenen en deden de roestige weer
hanen op de torens knarsend gierenzij bogen en schudden de
oude boomen in het bosch; de regen kletterde evenals vroeger
tegen de ruiten en doorweekte de paden in het park, totdat in een
helderen winternacht de felle vorst gekomen was, die de wegen
zoo hard en glad als een rijbaan maakte; hij bedekte den dijk met
een spiegelblanke ijskorst en de velden en wegen met de eerste
fijne sneeuwvlokjes.
«Het is binnenkort Kerstmis," zeiden de lieden in het dorp en
verheugden er zich over. „Het is spoedig Kerstmis, mama," sprak
ook Nelly tot de sukkelende vrouw, die bij den haard zat te
breijen, maar in haar gelaat blonk geene vreugde bij het vooruit-
zigt van het heerlijke feest; ;,of Army ook zal komen?" vervolgde
De reeks der Volksbijeenkomsten werd jl. Donderdag
avond voor dit saizoen weder geopend, en wel op feestelijke
wijze. De voorzitter van 't bestuur opende met een gepast
woord, waarbij hij o. a. hulde bragt aan 't geen door de
lieeren Dyserinck en Weckesser is gedaan om deze bijeen
komsten te verheffen. Hulde bragt hij niet minder aan
't Stafmuziekkorps der Marine, met den heer Bernhardt
aan 't hoofd, dat zoo welwillend het streven van ;t bestuur
zoekt te steunen. Op hoogst verdienstelijke wijze voerde
die Kapel een zestal keurige stukken uit; de aandacht van
het talrijk publiek getuigde, dat de welluidende toonen
door luisterende ooren werden opgevangen. Luide bijvals
betuigingen vielen aan de verschillende muzieknommers
ten deel. Niet minder voldeden de sprekers. De heer
W. Thie Fz. sprak op onderhoudende wijze over trouwen
en getrouwd zijn, terwijl de heer F. Kaan, van Anna
Paulowna, het schoone dichtstuk Mariha de zinnelooze van
Jan van Beers voordroeg. Beide sprekers mogten zich
verheugen in den blijkbaren bijval van hun gehoor.
Eindelijk sloten zich de werkzaamheden met de voord ragt
van De boodschap naar de Ijzersmelterij, van Schiller,
door den heer H. C. Kroon, onder pianobegeleiding van
den heer Schouten Jr. Ook deze heeren kweten zich
uitnemend van de moeijelijke taak, die zij hadden op zich
genomen en deelden niet het minst in de blijken van
waardeering, aan de werkzaamheden van dezen feestavond
toegebragt.
H. K. H. de Kroonprinses van Denemarken, klein
dochter van Z. Iv. H. Prins Frederik, is jl. Woensdag
middag ten 1 ure per Rijnspoor met haar kinderen en
gevolg te 's Gravenhage aangekomen.
Prins Frederik en de Prins en Prinses von Wied hebben
de Kroonprinses van het station afgehaald, waar bovendien
verschillende hofdignitarissen tegenwoordig waron.
De Kroonprinses zal eenige dagen te 's Gravenhage door
brengen en door haar gemaal, den Kroonprins, worden
afgehaald.
De minister van Oorlog heeft afwijzend beschikt op
de aanvragen, welke door tusschenkomst van de militaire
autoriteiten ingediend zijn ten behoeve van miliciens, die
gedurende de wintermaanden in het genot van verlof
wenschten gesteld te worden. Het schijnt in 's ministers
bedoeling te liggen, dat alleen dan aan dergelijke verzoeken
kan worden voldaan, als de naaste betrekkingen zicli daartoe
hij rekwest tot den minister wenden, onder overlegging van
een bewijs, door den burgemeester der woonplaats gelega-
zij vragend, en hare moeder omhelzende, zeide zij„lieve mama,
ik wil geen enkel geschenk hebben, als Army maar komt."
„Nu is het spoedig Kerstmis," riep I.iesje hare tante juichend
tegemoet, toen zij 's morgens alles met sneeuw bedekt zag het
klonk zoo hartelijk opgeruimd, dat de oude vrouw haar verbaasd
aanzag. Was dat meisje dan in de laatste weken niet geheel ver
anderd? De oude dartelheid, die haar zoo bekoorlijk stond, waar
mede zij ieders hart won, blonk weer uit hare groote blaauwe
oogen; hare wangen bloeiden weêr even rooskleurig als vroeger,
en dit wonder was klaarblijkelijk geschied, toen zij ja, toen zij
uit het slot naar huis teruggekeerd was. Evenals vroeger schertste
zij met haar vader en voerde allerlei guitenstreken uit, die zelfs
hare moeder hartelijk deden lagchen.
En nu was Kerstmis aanstaande. Toen de oude vrouw haar
aanzag, fluisterde de kleine mond digt aan haar oor en zij verstond
zoo iets van Christus-kindje, van Kerstbooraen en Kerstgeschenken
en van iets zoo heel, heel fraais voor tante, als zij zich niet kon
voorstellen.
En al deze vreugde en dit gejubel was in een enkel oogenblik
te voorschiju geroepen: hel enkele woord „Liesje!" uitgesproken
op een teederen, dankbaren toon, en eene enkele, vlugtigehanddruk
En eindelijk was de heilige avond aangebroken over de wijde
wereld; hij bragt in elk huis een helderen lichtglans; hij ontstak
de kaarsen aan de groene boomen, in paleizen en huttenen deze
wierpen hun licht op vrolijke gezigten, op kostbare en eenvoudige
geschenken; de kerkklokken luidden in de stille, koude winterlucht
en noodigden de menschen tot eene plegtige, dankbare feestviering
en hoog boven de verheugde wereld spreidde de hemel zijn don
keren blaauwen mantel uit; in schitterende, vonkelende pracht
straalden de sterren naar beneden, en „Eere zij God in den hoogen"
klonk het tot haar naar boven, „in den menschen een welbehagen
en vrede op aarde!"
Vrede op aarde! Er waren ook woningen, waar de weldadige
gast geen ingang vond, en harten, zeer vele harten, die geen ruimte
voor feestvreugde hadden, omdat leed en smart hen geheel vervulde
En op geen dag drukt de zorg zulk een arm menschenkind dieper
ter neder, gevoelt het de smarten meer dan op dien, waarop zich
allen verheugen, waarop de vrede moest nederdalen in alle harten,
alléén in het zijne niet; waarop de bange vraag naar boven rijst:
waarom ben ik waarom zijn wij uitgesloten van de feestvreugde?
Diezelfde vraag stond ook te lezen in de oogen van het jonge
meisje, dat daar aan het venster stond en in den helderen avond
naar buiten zag. „Daar beneden in den molen zijn de ramen helder
verlicht; daar brandt de Kerstboom," fluisterde zij zacht en drukte
smartelijk de handen op de borst welk een verlangen overviel
haar naar zijne helder verlichte en versierde takken! Liesje had
haar gevraagd te komen; zij moest toch ten minste de lichten op
den boom zien branden; maar neen, waartoe zou dat dienen? Wat
ging haar des molenaars kerstboom aan? Het was de have toch
niet, en waarom zou zij Liesje's gelukkig gelaat aanschouwen?
Hare sombere, stille woning zou haar daarna nog eens zoo treurig
hebben toegeschenen. Zij keerde zich om en ging naar den stoel
harer moeder, om hare wang tegen het lieve gezigt te vlijen. Zij
tastte met de hand, maar vond slechts het ledige kussen. „Mama,"
riep zij zacht het bleef std. „Nu is ook zij naar grootmama
liseercl, rlat de tegenwoordigheid van den bedoelden milicien
noodig is, om in de behoeften van bet gezin te helpen
voorzien.
Dr. J. J. van Toorenenbergen, predikant bij de her
vormde gemeente te Rotterdam, heeft de benoeming tot
gewoon hoogleeraar in de geschiedenis van liet Christendom
bij de Universiteit te Amsterdam aangenomen.
Bedankt voor het beroep naar de Evang. Luth.
gemeente te Brielle en Hellevoetsluis door ds. P. F. Lodewijks,
predikant te Medemblik.
Door de Maatschappij tot bevordering der bouwkunst
zijn uitgeschreven de volgende prijsvragen: 1. een groot
hotel voor eene zeebadplaatsmededinging voor alle Neder-
landsche bouwkundigen. Prijs f 300. 2. Een titelblad voor
het tijdschrift: „De Bouwkundige Bijdragen," uitgegeven
door de Maatschappijmededinging voor alle Nederlandscbe
bouwkundigen. Prijs f 150. 3. Eene warande achter een
gewoon woonhuis; mededinging uitsluitend voor de leden
der Maatschappij. Prijs f 50. De antwoorden worden
ingewacht vóór of op 1 November 1880.
Jl. Donderdag werd aan het lokaal van het provin
ciaal bestuur van Noordholland aanbesteed: het driejarig
onderhoud van de haven beoosten het Oude Schild op
Texel, loopende van 1 Januarij 1880 tot 31 December
1882; minste inschrijver de heer W. Hillenius, te Texel,
ad f 3388. Het driejarig onderhoud van den provincialen
grindweg van de brug aan het einde der Breclaan nabij
den Huigendijk naar Ursem, uitmakende een gedeelte van
den grooten weg der 2de klasse van Alkmaar naar Hoorn,
van 1 Januarij 1880 tot 31 December 1882minste inschrij
vers de heeren Gebr. Oldenburg, te Bergen, voor f 1615.
Men schrijft ons van Texel, dd. 14 dezer:
„Wij vernemen dat uit de drie candidaten, de heeren
Stoppelaar, van der Ploeg en Leenderts, voor de vacante
predikantsplaats bij de Doopsgezinde gemeente van Burg,
Waal en Oosterend, op Zondag 24 dezer door de broeder
schap dier gemeente eene definitive keuze zal worden gedaan."
„De plotseling opgekomen storm in den middag van den
12 dezer, beeft ook in onze gemeente treurige verliezen
veroorzaakt. DeOosterendervisschersvlootdie, alsgewoonlijk,
in het midden der week in de Zuiderzee visschende was,
is daardoor overvallen en kan nog niet worden bepaald
welke noodlottige gevolgen zijn veroorzaakt.
Reeds bestaat de wetenschap dat enkele schuiten zijn
ver mgelukt, waarvan de bemanning evenwel gered isdoch
is de vrees bijna zekerheid dat met het vergaan van andere
gegaan," fluisterde zij en viel in den zuchten stoel neder. „Allen
verlaten zij mij, och, dat ze toch terugkwamen! Mama en Army,
o ja, Army is daar" dat was toch nog eene zoete troost.
Morgen zou hij zeker wel niet meer zooveel met grootmama te
spreken hebben over zaken; wat kunnen zij toch voor belangrijks
te verhandelen hebben sedert zijne aankomst? Zou het nog altijd
over Blanka zijn?
Nelly vergiste zichhare moeder was niet boven, waar de oude
barones met den jongen officier een onderhoud had over zaken
leelijke, niet zeer stichtelijke zaken, die niets gemeens hadden met
den geest van het Kerstfeest.
„Tot Nieuwjaar nog maar acht dagen!" sprak de oude dame
en zag somber voor zich.
„Tot Nieuwjaar," bevestigde Army, die voor haar stond.
„En gij zegt, Hellwig weet geen raad?"
„Zoo zeide hij
„Maar dio mioHet is toch anders voor een officier niet zoo
moeijelijk, geld te krijgen?"
„Anders? Gij vergeet, grootmama, dat onze omstandigheden vol
doende bekend zijn. Geen bankier leent mij geld, met de zeker
heid, het te verliezen, en dan nog zulke sommenHet eenige,
wat ik bewerken kon, was uitstel tot Nieuwjaar."
„15n hebt gij geene moeite gedaan het middel te beproeven, dat
ik u als de éénige redding aanwees?"
Hij zag haar fier aan. „Neen, mijne schuldeischers gaven mij
werkelijk denzelfden raad en wilden mij er wel behulpzaam in zijn
maar duizendmaal liever naar Amerika en werken als een knecht,
dan zulk een juk op mij te nemen
„Zooals gij wilt!" sprak de oude dame koel, „het is uwe zaak
en niet de mijne."
„Juist zoo!" lachte hij. „Maar laat de geheele historie naar
den duivel loopenIk ben hier niet gekomen om u mijn nood te
klagenik wil het Kerstfeest met u vierenhet Kerstfeest
herhaalde hij spottend.
„Goed dan!" klouk de stem der grootmoeder. „Dan zal ik raad
zien te schaffen er zijn nog wel menschen in de wereld, die den
naam Derenberg niet vergeten hebben. Morgen neen, van
avond nog schrijf ik aan den hertog van R.
Om Avmy's lippen zweefde een bittere lach. Hij dacht aan het
schilderij boven in de familiezaal, dat zijne grootmoeder voorstelde,
hoe zij, als eene schoone jonge vrouw, den hertog de hand bood
als welkomstgroet in haar gastvrij huis. „Bedelarij!" klonk het
verachtelijk in zijn binnensteliij voer met de hand over het
voorhoofd, en sloeg een blik op de statige zwarte vrouw tegenover
hem, die zoo onbewegelijk, met een uitdrukking van vastberadenheid
op het gelaat, bij de tafel stond. Hij had medelijden met haar,
de trotsche vrouw; hij wist, dat het haar onuitsprekelijk zwaar zou
vnlleD, zulk een brief te schrijven.
„Doe dat niet, grootmama!" bad liij vriendelijk, „gij moogt u
niet zoo vernederen
„Neen, ik laat het niet," was het antwoord, „want ik zie, dat
ik de eenige ben, die misschien nog uitkomst vinden kan, hoewel
ik maar eene oude vrouw ben."
„Maar, grootmamazal de oude heer zich uwer nog herinneren P"
H'ordt vervolgd