liet toch, dat in buitengewone toestanden een belangrijk
krachtiger vermogen wenschelijk was.
Het bestuur slaagde er in, doch niet zonder veel tegen
kanting te ondervinden van de landbouwers (die der ouder-
wetsche bemaling waren toegedaan), tot het stichten van
een krachtig stoomgemaal te doen besluiten, en droeg het
ontwerp en de zorg voor de uitvoering daarvan op aan de
ingenieurs W. C. K. de Wit van Amsterdam.
Dezer dagen had in tegenwoordigheid van het bestuur
en belanghebbenden de officiële beproeving van deze nieuwe
inrigting plaats, waarbij ook bestuursleden van naburige
waterschappen tegenwoordig waren en van hunne belang
stelling blijken gaven. De uitkomsten waren hoogst gunstig.
Na afloop der werkzaamheden verzamelden zich allen
aan een vriendschappelijken discli, waarbij o. a. door den
dijkgraaf van de Berkmeer in herinnering werd gebragt,
dat het twee en een halve eeuwfeest van den polder voor
de deur stond, daar op den 10 Mei 1630 door de Staten
van Holland octrooi werd verleend tot bedijking en droog
making van het Witsmeer of Schagerwaard, eene vroegere
bezitting van Lamoraal graaf van Egmond, die zich ook
door het droogmaken van plassen en meeren in Noord
holland zeer verdienstelijk heeft gemaakt.
Daar de watermolens in Nooi'dholland veelal een eigen
naam voeren, werd voorgesteld en bij acclamatie aange
nomen om den nieuwen stoomwatermolen van den Schager
waard te noemen: „Lamoraal van Egmond."
Jl. Vrijdag avond brak te Winkel brand uit in een
huisje, staande in het Oosteind der gemeentevermoedelijk
ontstaan door een houten luikje in den schoorsteen, waardoor
een partij turf op den zolder in brand geraakt was, konden
de bewoners door het snel toenemen van het gevaar ter
naauwernood eenig huisraad redden. De brandweer was
spoedig aanwezig en hield zich goed. Eenige, niet aan
de spuit geaffecteerde ingezetenen hebben mede veel bijge
dragen tot de blussching. Gelukkig bleef de brand bij
één perceeltje bepaald; anders ware in de digtbevolkte
buurt het onheil niet te overzien geweest. Huis en inboedel
waren geassureerdde bewoners hebben echter veel schade
geleden, die helaas! wat bij brand op de dorpen zoo dikwijls
het geval is, schijnt geweten te moeten worden aan diefstal.
Gisteren is door de Amsterdamsche Vereeniging voor
het bouwen van arbeiderswoningen aanbesteed het bouwen
van een blok arbeiderswoningen voor 156 gezinnen, bij
het Westerkanaal. Laagste inschrijver was de heer D.
Zuyderhoek te Weesp, voor f 233,712.
Op den Zeedijk te Amsterdam werd jl. Vrijdag een
matroos door een onbekende zoodanig met een parapluie
in het oog getroffen, dat de man aan de gevolgen overleed.
De dader is door de politie gevonden en in hechtenis
genomen.
Door de afdeeling Haarlem der Nederlandsche Veree
niging tot afschaffing van sterken drank zal een adres aan
den minister van Binnenlandsche Zaken worden gerigt om
te verzoeken:
„1. Het aantal herbergen of plaatsen waar sterke drank
wordt verkocht, te bepalen op een bepaald getal inwoners;
2. Dat in herbergen of op plaatsen, waar sterke drank
verkocht wordt, deze niet anders dan in den vorm van
borrels in de gelagkamer mag verschaft worden; maar dat
daar geen drank bij de maat zal verkocht worden om die
buiten de tapperij te verbruiken; 3. Dat het tappersbedrijf
niet mag vereenigd zijn met eenig ander bedrijf of nering;
4. Dat het ten strengste verboden zij, loterijen, onder welke
benaming ook of met welk doel ook, te houden in huizen,
waar sterke drank verkocht wordt of verkrijgbaar isen 5.
Dat het Zijne Excellentie gelieve te behagen aan de gemeente
besturen het regt te verleenen, aan herbergiers, tappers of
drankverkoopers de plaats in de gemeente aan te wijzen,
waar zij hun bedrijf mogen uitoefenenwant het onbeperkt
regt, dat tappers enz. thans bezitten om hun bedrijf uit te
oefenen daar waar zij zulks goedvinden, is oorzaak geworden,
dat in deze en andere gemeenten de vrije drankverkoop
zich meer en meer uitbreidt en zich vestigt daar, waar een
eerlijk bedrijf geweerd kan worden."
In de te 's Gravenhage gehouden vergadering der
toen ik hem naliep, had hij de kamerdeur reeds geopend en stond
tegenover den molenaar; zijn gelukkig gezigt en zijne vonkelende
oogen zochten in alle hoeken naar Lisette.
De vrouw viel met een gil op haar stoel achterover, toen zij hem
gewaar werd; de molenaar echter wierp zich op hem, en met
den uitroep:
„Vervloekte schurk, komt gij mij nog in mijne droefheid be
spotten?" trok hij hem de kamer binnen.
De molenaar was een driftig manmaar Lisette's broeder kwam
tusschenbeide en sprak
„Vraag hem eerst of hij schuldig is, vader
De oude man ging voor hem staan en riep
„Lisette! gij zoekt zeker Lisette, mijnheer de baron? Boven ligt
zij; ga daar heen en zie haar aan!"
Toen, door smart overstelpt, bedekte hij zijn gelaat met de handen.
„Kom Frits sprak onze jongeheer, en voerde den verschrikte in
de andere kamer, „kom mede! Ik zal u alles vertellenal de droef
heid die over ons gekomen is." llij sloot de deur en ik bleef
alleen bij de treurende ouders.
In de andere kamer hoorde men niets, dan een smartelijk gekreun
dat was alles; in eindeloozen angst gingen de minuten voorbij. Ik
zat voor het raam en keek in het donker; op eens ontstelde ik
vreeselijk, want daar buiten vertoonde zich digt, tegen de ruiten een
gezigt, dat met twee groote donkere oogen, waaruit angst en ont
zetting spraken, naar binnen keek; toen wenkte mij een hand en het
gezigt was verdwenen. Ik had het herkend het was de wilde
Francis.
„God behoede ons!" dacht ik, „wat wil die nu weêr?" Ik ging
echter zacht naar buiten; daar stond zij en klemde zich met beide
handen vast aan de posten der huisdeur; het flaauwe licht viel door
het venster der woonkamer op een door angst verwrongen gelaat,
terwijl het loshangende zwarte haar het verschrikkelijke harer ver
schijning nog vermeerderde. Zij beefde zóó, dat zij haast niet staan
kon blijven, en toen ik haar vragend en verwonderd aanzag, bewogen
zich hare bleeke lippen, zonder eenig geluid te geven.
„Lisette vroeg zij toen, met doffe stem, „is het waar, wat
de menschen zsggs;:, dat er straks voor haar geluid is?"
„Zij ligt boven, in den eeuwigen slaap," antwoordde ik.
„Heilige God!" gilde het meisje, „io het waar, is het werkelijk waar?"
Op dit oogenblik kwam baron Frits door de zijdeur; onzejongc-
heer, die het licht droeg, volgde hem. Hij was bleek als de dood
zijne oogen gloeiden hem in het hoofdhij was blijkbaar voor
nemens naar boven te gaan, waar de doode lag. Zijn blik viel op
de ter aarde gebogen gestalte, en haar herkennende bleef hij staan.
„Haar zou ik het aandenken mijner bruid gegeven hebben?"
sprak hij schrikbarend kalm, terwijl zijne oogen diepe verachting
uitdrukten; „gelooft gij dat, Frederik? Spreek, schepsel," vervolgde
hij met bevende stem. „Gij hebt het gouden hart gestolen, dat ik
even voor mijn vertrek vermiste
Het meisje hief de handen tot hem op. „Neen, o neen, heer
comité's voor de Noordpool-expeditie werd door den lieer
Fransen van do Putte een warme hulde gebragt aan de
nagedachtenis van den heer Koolemans Beijnen en na
discussie in beginsel besloten, ook uit piëteit voor den
overledene, in 1880 een derden togt door de Willem
Barendsz te doen ondernemen.
Aan het Vaderland wordt berigt, dat men binnenkort
de benoeming \an den heer A. Pruys van der Hoeven
tot civiel-gouverneur van Atsjin kan te gemoet zien.
Ofschoon de berigtgever zeker van zijn zaak meent te
zijn, deelt het blad het berigt onder reserve mede, daar
het niet gelooft, dat de toestand in Atsjin reeds zoo gunstig
is, dat generaal van der Heijden nu reeds gemist kan
worden.
Volgens een bij den officier van justitie te Rotterdam
ontvangen brief, zijn ten nadeele van E. Picard, juwelier,
wonende te Parijs, ontvreemd omtrent 103 gouden dames-
en heeren-horologiën, 33 gouden dames- en heeren-horo-
logiekettingen, een aantal vingerringen met brillanten en
andere kostbare voorwerpen. Van dezen diefstal wordt
verdacht de 30jarige bediende bij voormelden juwelier.
Hij is vergezeld van zijne vrouw, wier photographisch
portret onder berusting van genoemden officier van justitie is.
In een vergadering van aandeelhouders in de Neder-
landsch-Indische Gasmaatschappij, jl. Zaturdag te Rotterdam
gehouden, zijn de statuten herzien en vooral wat den
directeur en het toezigt van commissarissen betreft, ver
scherpt. Enkele artikelen zijn nog aangehouden. liet
denkbeeld om in 't vervolg commissarissen verantwoordelijk
te stellen voor de door hun nalatigheid ontstane verliezen,
is verworpen.
Eene belangwekkende bijdrage tot het gemoedsleven
van doofstommen wordt door een inzender geleverd in het
Rott. Nbld.
„Vijftien jaren geleden, schrijft hij, kwamen dikwerf ten
huize van mijne zuster, mevr. P., een paar allerliefste meisjes,
oud 8 a 10 jaren. Zij waren zusters, afkomstig van
Israëlietische ouders en geboortig van Londen. Beiden waren
doofstom geboren zelfs, meen ik, en bezochten de
inrigting voor deze ongelukkigen te Rotterdam.
Meermalen verzochten zij mijne zuster piano te spelen,
dan zetten zij zich tegen het instrument, hielden met de
kleine handjes een of ander deel daarvan vast en volgden
het spel met eene oplettendheid, die zeker bij andere kinderen
niet of zeldzaam zal worden aangetroffen.
Op mijne vraag, wat muziek bij hen teweeg bragt, terwijl
geen enkel ander geluid hun oor trof, gaven zij in hun
eenvoud mij slechts te kennen„dat zij iets aangenaams
ondervonden."
Dat scheen ook het geval te zijn als zij tegen mijne
kniëen stonden en ik viool speelde. Krassende, snijdende
toonen wekten een kleine rilling op; dan toch gaven zij
door andere gebaren duidelijk blijken, dat zulk spel haar
slecht beviel.
Werd eindelijk de piano gesloten, dan waren zij weer
druk met het aan- en uitkleeden van hare poppen bezig;
naauwelijks zagen zij dat het instrument geopend werd,
of het speelgoed werd neergeworpen en op nieuw en
onvermoeid namen zij hare plaatsen tegen de piano
weder in."
Het gemeentebestuur te Lekkerkerk vroeg dezer
dagen per advertentie een hulponderwijzer, en in een andere
eene vroedvrouw. Onder de sollicitanten naar beide
betrekkingen bevindt zich een echtpaar, waarvan de man
het radicaal van hulponderwijzer en de vrouw dat van
vroedvrouw bezit.
Omtrent den vreeselïjken moord, de vorige week te
Sleeuwijk gepleegd, verneemt de Standaard de volgende
nadere bijzonderheden:
„De hoeve was alleen bewoond door een reeds bejaard
ongehuwd landbouwer, met een knecht en een dienstmaagd,
een deugdzaam meisje van omtrent twintig jaren.
De baas was des morgens met den knecht naar de Gor-
cumsche beestenmarkt gegaan, terwijl een arbeider achter
het huis werkzaam was. Deze laatste ging als naar gewoonte
tegen 12 ure naar zijn woning om te eten. Tegen 1 ure
baron
„Wilt gij bekennen, nietswaardige deerne!" riep hij en hief zijn
rijzweep, die hij in de hand hield, op, om haar te slaan.
„Sla toe, heer," riep zij, „ik verdien het, maar bij den eeuwigen
God ik Leb het niet gestolenMen heeft het mij gegeven, zoo
waar als ik hier lig; ik zou het nooit voor de grap om gedaan
hebben, had ik geweten, waar het op uitloopen zou."
Baron Frits liet den opgeheven arm zinken. „Weg met u!" en
hij wees haar de deur; „gij moogt wel het allerminste de rust hier
in het klaaghuis storen; ik zal u wel vinden."
Zij stond op. „Erbarming, heer!" smeekte zij, „vergeef mij; ik
ben een dom, ijdel ding, maar slecht ben ik niet ochmijnheer
de baron, ik zou gaarne willen sterven, als ik Lisette weder in het
leven kon terugroepen."
Zij zag er zoo jammerlijk, zoo terneergeslagen uit, zooals zij voor
hem stond, met de roodgeweende donkere oogen en gevouwen
handen, dat onze jongeheer baron Frits verzocht „vraag haar, wie
haar gelastte, het kleine hart voor de grap om te hangenMisschien
zegt zij het."
„Wie heeft u bevolen, liet gouden hart om te hangen?" her
haalde de baron werktuigelijk, en in zijne oogen blonk het op eens
als een voorgevoel van iets vreeselijks.
„Zeg het, Francis," sprak onze jongeheer haar zacht toe. „als gij
wilt, dat wij gelooven zullen, dat gij werkelijk niets kwaads in den
zin hadt, toen gij
„Neen, waarachtig!" kreet zij, „ik heb niets kwaads bedoeld;
ik wilde alleen maar Lisette eens ergeren, omdat zij altijd zoo
trotsch jegens mij was; ik kon baar geen kwaad er mede doen, en
daarom was ik aanstonds bereid, toen zij mij zeide, ik moest
Neen, ik verraad het niet; ik durf het niet doen
Haar gansche ligchaam beefde.
„Ga!" zeide baron Frits plotseling, „nu wil ik het niet meer
weten; er is een schurkenstreek uitgevoerd, eeu duivelachtigen
schurkenstreek."
Hij wees naar buiteu, en het meisje ging snikkend heen in den
donkeren nacht; ik trad voor de deur, om haar na te zien, ik kon
nog even haar gestalte onderscheiden; toen verdween zij in de duister
nis. Het was een sombere nacht geworden, het huilde en gierde
door de lucht, de hemel was betrokken, geen enkele ster was er
meer te zien en de takken der oude linden kraakten en bogen onder
de harde windvlagen; het was regt huiveringwekkend daarbuiten,
en toch bleef ik staan. Als er zoo plotseling een storm opkomt
zegt men bij ons te lande dan heeft een radeloos menschen-
kind zichzelven het leven benomen en men bidt voor de arme ziel,
hoewel men niet weet, wie het is; ik vouwde ook mijne handen
tot een gebed, toen het mij als lood op 't hart viel. Heer in den
hemelals Francis eens Op het eerste oogenblik wilde ik haar
achterna; toen bleef ik staan waar zou ik haar zoeken
Wordt vervolgd.')
terugkomende, ging hij weder aan zijn werk. In dien
tusschentijd schijnt de misdaad gepleegd te zijn. Een
slagersknecht, die het erf opkwam, vond de verslagene
het eerst en gaf er, doodelijk verschrikt, aan de voorbij
gangers kennis van. Men vond de verslagene badende in
haar bloed, met een diepe snede door de keel; zij gaf
geen teekenen van leven meer. Aan hare zijde vond men
het broodmes, waarmede zij vermoord was, nadat haar
'vermoedelijk eerst met een knuppel een vreeselijke slag
op de hersenen was toegebragt. De knuppel was blijkbaar
eerst van een digt bij het huis staanden stam gehakt.
Daarna heeft men met een zoogenaamden rijshaak, een
houthakkerswerktuig, een in het vertrek staande houten
kist opengehakt en daaruit omtrent f 6000 aan specie en
bankpapier gestolen. De justitie uit 's Hertogenbosch is
reeds 7s nachts ovei'gekomen om de zaak in loco te onder
zoeken; van den uitslag is echter nog niets bekend."
Naar aanleiding van de mededeeling, door ons overge
nomen uit de Dord. Crt., omtrent den moord en den diefstal
bij den landbouwer Tileman Smokers, onder Sleeuwijk,
wordt medegedeeld, dat omtrent den dader of daders nog
niets zekers bekend is. Wel bestaat er vermoeden, maar
verder is men nog niet. Daarbij bedraagt de ontvreemde
som geen f 30,000, maar ongeveer f 6000 (met juistheid
wist Smokers het zelf niet).
De burgemeester on de Raad van Middelburg hebben
verleden week op hartelijke wijze afscheid van elkander
genomen. De burgemeester toonde Zeeland en zijne hoofd
stad lief te hebben, en de Raad toonde te gevoelen, wat
Middelburg, gaat verliezen. Een van de beweegredenen
om de benoeming tot commissaris des Konings in de pro
vincie Noordholland te aanvaarden, was voor den heer
Schorer gelegen geweest in de overtuiging, dat, wanneer
aan een man in de kracht des levens een ruimere werk
kring wordt aangeboden, het lafheid en verzaking van
pligt zou zijn, die betrekking niet aan te nemen.
Naar aanleiding van den dood van den luitenant ter
zee L. R. Koolemans Beijnen, leest men in de „Haagsche
kout" der Prov. Gron. Crt.:
„Beynen was een Hagenaar, het petekind van den be
kenden oud-rector van het Gymnasium dr. L. R. Beynen,
den sierlijken klassieken redenaar. De uitstekende marine
officier had hier tal van bekenden, vrienden en betrek
kingen, was geacht en bemind, en daar wordt zijn levens
draad plotseling zoo noodlottig afgesneden.
Men moet het huisgezin kennen, waarvan Koolemans
Beynen als het ware de kroon uitmaakte, om te beseffen,
hoe het door dezen slag getroffen wordt. Broeders en
zusters van den verdienstelijken zeevaarder zijn allen even
vlug, schrander en geestkrachtig het erfdeel eener hoogst
intelligente moeder, die als weduwe het hoofd der familie
is. De jeugdige, moedige zeeofficier was natuurlijk de trots
der familie; kwam hij met verlof te Voorburg thuis, waar
zijne moeder sedert eenige jaren woont, dan was en bleef
hij de vrolijke, onbezorgde, gezellige jongen, die, zonder
zich iets op zijn succès te laten voorstaan, als vroeger met
broeders en zusters omging. Een veelbelovende loopbaan
is gebroken en eene zeer achtenswaardige familie in diepe
droefheid gedompeld."
De Haagsche correspondent van de Prov. Gron. Crt.
verhaalt, dat de alom gevierde George Ebers, de schrijver
der voortreffelijke Egyptische romans: Uarda, Egyptische
Koningsdochter en Homo Sum, van moeders zijde Hol
lander is.
Ruim veertig jaren geleden werd de vader van George
Ebers, toen nog een jeugdig Israëlitisch koopman te
Leipzig, door zijn kantoor belast, te Rotterdam eenige
handelszaken te gaan afdoen. De jongman trok er heen,
en kwam daar in aanraking met den heer Levyssolin, die
hem gastvrij te zijnent noodigde. Zoo maakte hij kennis
met de twee bevallige dochters van den gastheer, en de
kleine Amor, die overal zijne pijlen gereed houdt, was er
onzigtbaar tegenwoordig. Toen de heer Ebers een paar
dagen daarna Rotterdam en de gezellige woning van den
heer Levyssolin verliet, was er zijn hart in verzekerde
bewaring gebleven. Eenige maanden later kwam hij terug,
vroeg om de hand der door hem beminde dochter, en
voerde haar weldra als zijne vrouw mede naar Duitsehland.
Van deze annexatie is de gevierde professor Ebers de
rijke vrucht. De zeer begaafde moeder heeft in de op
voeding van haar zoon een groot aandeel gehad, en wij
mogen dus met eenig regt zeggen, dat George Ebers voor
de helft Hollander is. Nog dezen zomer bragt de moeder
van Ebers eenigen tijd bij haar broeder, mr. Levyssolin
Norman, vader van het lid van den Raad van Nederlandsch-
Indië te 's Gravenhage, door, en de levendige, beminne
lijke vrouw sprak in haar gebroken Duitsch-Hollandsch
nog zoo hartelijk over haren geboortegrond, alsof zij dien
eerst sedert eenige maanden verlaten had.
Als een liooglt merkwaardig feit wordt uit Thurgau
gemeld, dat het aantal geborenen en overledenen in dat
kanton over het jaar 1878 precies hetzelfde is als over
1877, namelijk dat der geborenen 3150 en dat der over
ledenen 2309.
Een Petersburgsch blad had zich minder vleijende
opmerkingen aan het adres van de Duitsche vrouwen ver
oorloofd. De redacteur kreeg daarop een brief uit Berlijn,
waarin de schrijver o. a. zeide: „Ik ben door den grooten
afstand verhinderd u te tuchtigen, maar gij kunt u flink
afgeranseld rekenen door B. H. (Oranienstrasse)." De
redacteur antwoordde: „Op hetzelfde oogenblik dat ge uw
stok tegen mij ophieft, nam ik een revolver uit den zak en
schoot u daarmede dood. Ik verzoek u dus u als dood en
begraven te beschouwen. Mijn adres is Wladimir-Raja 14."
De wijze waarop de Huascar, het bekende Peruaansche
ramtorenschip, werd genomen, is wel geschikt om alle
oorlogsvrienden te genezen van hun dwaling. Twee en een
half uur duurde het hardnekkig gevecht met de Chilische
pantserschepen. Een eerste schot dezer laatsten wierp den
kleinen toren om, waarin admiraal Grau van de Huascar
zat, en nam 's mans been weg. Terwijl men den bevel
hebber wegdroeg, sloeg een tweede schot in de Huascar
een gat, waar een boot door kon, verbrijzelde den admiraal,
doodde ettelijke lieden, en vernielde het stuurtoestel. Van
het lijk des admiraals zijn slechts stukken gevonden.
De hagel van kogels en schroot, die op de Huascar werd
afgezonden, veroorloofde niet tijdelijke voorziening te treffen.
Met den ram kon men niets meer doen. Een bom drong
in den geschuttoren, sprong, doodde een kapitein en al de
kanonniers en verbrijzelde een kanon. Vijf officieren namen
na den admiraal het bevel achtereenvolgens op zich. Drie
werden gedood, twee gewond. De Huascar was blijkbaar