damsche Tramwaymaatsehappij zijn de directeuren van Maurik en van Wijk als zoodanig geschorst. Door de Maatschappij tot exploitatie van veestallen en veetransporten te Utrecht zijn in de afgeloopen week 2500 stuks vee naar het buitenland verzonden. Tusschen Zalt-Bommel en Waardenburg is een 72jarig landbouwer en een 17jarig jongmensch, die mot een goede som geld van de Gorinchemsche paardenmarkt terugkeerden, door drie reizende straatrauziekanten aangevallen, deerlijk mishandeld en van geld en kostbaarheden beroofd. In de worsteling heeft echter een der muziekanten van den 1 "jarige met een tabaksdoos zulk een stomp gekregen, dat hij neer viel. Ook de twee aangeranden hadden zware verwon dingen bekomen, later werden de drie personen op den weg gevonden. De eene aanrander werd terstond in hechtenis genomen, en de beide anderen was men spoedig meester. Voor het behoud van het leven van den ouden landbouwer vreest men. Door den heer A. Meijers, eenig lid der gefailleerde firma „de Vlissingsche Handelsbank, is aan zijne concur rente crediteuren een accoord aangeboden, waarbij hij zich verbindt, hun ter algeheele kwijting hunner schuldvorde ringen te betalen 5 pCt. van het bedrag waarvoor die zijn geverifieerd, boven en behalve hetgeen zij zullen ontvan gen uit de baten, welke na aftrek van de kosten zullen blijken aanwezig te zijn en ponds-pondsgewijze zullen verdeeld worden. Uit Tolbert schrijft men aan de Prov. Gron. Crt.: Een onzer ingezetenen slagtte een varken. Toen het dier gedood en alles naar behooren verrigt was, bleek het, dat om de tong van de „onreine" een ring zat, ter grootte van een gewonen vingerring. Dit geval, zoo vreemd als men nooit iets in het dorp beleefde, houdt de heele buurt bezig. Naar men zegt, doch hiervoor wil de berigtgever niet verantwoordelijk zijn, heeft de baas dit varken nooit hooren knorren of schreeuwen. Is dit waar, dan ligt de vraag voor de hand, of het niet goed zou zijn alle varkens, zoowel de viervoetige als de tweebeenige, een ring om den tong te doen? Men neme die vraag eens in overweging, dd&r vooral, waar men last heeft van lange, scherpe of wel van kwaadsprekende tongen. Een wenk voor allen, die niet ziek willen worden, vindt men in de Gartenlaube aldus verhaald: Wat weet gij, lezer, van uw ligchaam en zijne behoorlijke verzorging, van zijn ontstaan en groei, van het te behoeden voor ziekten en van de natuurlijke behandeling van eenige ligte ongesteldheden? Niets. Wij willen door onze kleine herinne ringen welligt een moeder voor den smartelijken aanblik van haar stervend kind, of eene liefhebbende moeder voor een kind in hare gezondheid bewaren. Komt men als geneesheer aan het tranenrijke ziekbed of aan de legerstede des doods, ziet men het eenige kind van een gelukkig menschenpaar in de troostelooze worsteling met den „wurg- engel" de croup of diphtheritis dan rijst onwillekeurig de vraag bij ons op: konden deze kwalen niet verhoed, niet voorkomen zijn geworden? Op deze vragen klopt het geweten met hamerslagen: aan wie de schuld? Zeker in duizend gevallen zal er evenmin van schuld sprake kunnen zijn, als bij onweder of aardbeving, maar evenzeer moeten wij opregt bekennen, dat bij eenig overleg en goeden wil de geringe of zware ziekten voorkomen hadden kunnen worden. Opdat in deze niet gebrek aan kennis of onverstand als verontschuldiging zou worden ingeroepen, is het noodig dat men zekere ziekteoorzaken herhaaldelijk aanwijst en in herinnering brengt. Laat ons hetgeen wij hier bedoelen met een paar voor beelden toelichten. Wij begeven ons in gedachten naar een station van een kleine of groote plaats. Het uur van vertrek is nog niet aangebrokenin de warme wachtkamer zitten verschillende personen. Ons oog valt op een paar allerliefste kinderen, een blonden knaap en een bruinoogig zusje, welke voor de eerste maal met mama op reis gaan en schuchter ongeduldig wachten op de dingen die komen zullen. En die mama moet wel een zeer goede moeder zijn, want zij heeft die kinderen zorgvuldig ingestopt en de hals goed met een dikken wollen omslagdoek omhuld, die zelfs de armen en het lijf omvatten, terwijl nog bovendien daarover een bonten kraag de kleeding voltooit. Nu, die zullen niet bevriezen, hooren wij een der aan wezigen zeggen, en welgevallig neemt de zorgvuldige, maar dwalende moeder die opmerking voor lof aan. Doch inderdaad moeten die zweetdroppels, die de kinderen op 't voorhoofd paarlen, tot andere gedachten brengen. De kinderen eenigszins van hunne bedekking te ontdoen is niet de moeite waardde trein zal over een kwartier komen, en men laat de kinderen ingepakt bij den warmen kagchel staan. En de trein werd opgehouden en het kwartier werd een half uur. Eindelijk, daar komt de trein; allen stuiven naar buiten op het tochtig perron, bestormen de waggons en zijn blij een plaats te hebben bekomen. Maar de moeder moet daarbij hare sterk zwee- tende kinderen aan den scherpen noordoostenwind bloot stellen Een ander voorbeeld. Mevrouw A. brengt aan mevrouw B. een bezoek. Zij komt binnen, gedoscht in fluweel, zijde en kant. De „mode/' d. w. z. de goede toon, brengt mede, dat men geen kleederen afdoet. Men raakt in een geanimeerd gesprek over.... hoogst belangrijke zaken, de minuten worden uren, tot eindelijk mevrouw A., klagende over de hitte van de kamer of den kagchel, haar bezoek eindigt, men lacht nog over de opgezette kleur en de roode wangen.... 14 dagen later verneemt men de zware ziekte van de jonge mevrouw A., die toch altoos zoo gezond was. Uit de eenvoudige verkoudheid, opgedaan bij haar laatste bezoek, heeft zich een langere ziekte ont wikkeld, en de roode rozenwangen maken plaats voor de witte leliën des doods. Deze voorbeelden mogen nu dezen of genen overdreven toeschijnen, helaas eischen ligtzinnig- heid en onverstand der menschen dagelijks nieuwe offers. Vreemd, dat bij de geringere klasse, die als het meest gehard wordt aangezien, de onzinnige gewoonte heerscht om den hals met dikke wollen doeken te omwikkelen, en die in de warme kamer om te houden. De nadeelige gevolgen openbaren zich in allerlei ongesteldheden, waar onder wij willen noemen hoofd- en aangezigtsroos rheumatische en neuralgische aandoeningen gezigts- verlamming oog- en oorlijden croup en, ten minste als door koude vatten begunstigd diphtheritis. Derhalve, men stelle het ligchaam niet bloot aan te snelle temperatuurs-veranderingen en vergete daarbij niet, dat eene warme kleeding de talrijke poriën der huid opent, welke de deur en <le vensters van het ligchaam zijn en die men openzet tot intreden der verkoudheid. Een angstig dik „instoppen" en een lang verblijf in een warme kamer zijn veel nadeeliger dan een verblijf in koeler ruimte, bij matige beweging. Mogen deze wenken bij dit gure jaargetijde, wanneer zoo groote temperatuur-verschillen zoo duizendmalen aanleiding kunnen geven tot koude vatten, behartiging vinden, want het verzuim van den eenvoudigsten gezond heidsmaatregel kan de bron van treurige en bittere ervaring worden, terwijl een verstandig willen van de althans zeer uitvoerige waarneming der omstandigheden het hoogste ideaal van den geneesheer, om de ziekte te voorkomen, tot vervulling kan brengen, waarbij men zijne hulp niet behoeft in te roepen tot herstel van liet gepleegd verzuim. In 1878 werden voor 3,189,326 p. st. aan boter uit Frankrijk in Engeland ingevoerd. De waarde van den gelieeien invoer was 9.954,053 p. st. Nederland zond voor eene waarde van 21 millioen p. st., Denemarken 11 inillioen, de Vereenigde Staten voor een millioen en Duitschland voor 652,493 p. st. Dezer dagen heeft Dagbladet gemeld, dat de Noor- weegsche dichter Björnstjerne Björnson uit zijn land gevlugt was, omdat hij daar wegens majesteitschennis vervolgd werd nadat hij den Koning tot een duel zou uitgedaagd hebben. Björnson spreekt nu in een brief aan de Neue freie Presse dit verhaal tegen. Een nieuwe zeeslag heeft plaats gehad tusschen de Chilianen en de geallieerden (Peruanen en Bolivianen), en wel bij Iquique. De laatsten werden geslagen. De Peru- aansche korvet Pilcomaya werd genomen. Dezer dagen is een Brusselsche schilder tot acht dagen gevangenisstraf veroordeeld. De man had zich, wandelende over de straat, even bij den neus gegrepen. Het geheim van die vreemde, doch schijnbaar geheel on schuldige handeling bestond, naar de bladen zeggen, hierin, dat de schilder een agent in burgerkleeding, een zooge- naamden „stillen agent," ontmoette en dezen door zijn greep als een „mouchard" aanduidde. In een donkeren nacht, in den vorigen winter, zag de nachtwacht van zeker Russisch dorp een slede, door een paard getrokken, voor de herberg stilhouden. Er waren drie gedaanten in, die op zijn herhaald geroep geen antwoord gaven, maar onbewegelijk bleven zitten. De nachtwacht durfde de zaak alleen niet aanhij ging daarom naar de overheid van het dorp en verhaalde dat er verdachte personen waren aangekomen. Een half uur daarna waren al de dorpelingen bij de herberg bijeen, maar ondanks de dringende aansporingen van den burgemeester waagde niemand het, de geheimzinnige gedaanten te naderen. Eindelijk nam een vrouw een kloek besluit; zij ging, met de woorden: „ik moet toch eens sterven," moedig op de slede los, zag een der gedaanten vlak in het gezigt, maar deinsde met een luiden kreet terug, en nam de vlugt. Al de dorpelingen volgden haar voorbeeld, en niemand wist wie de geheimzinnige gedaanten waren. Eerst den volgenden morgen ontdekte men, dat in de slede drie lijken zaten, en een geregtelijk onderzoek bragt aan het licht, dat den vorigen avond in een naburig dorp drie paardendieven op heeter daad betrapt en door de woedende boeren doodgeslagen waren. De boeren hadden de lijken in een slede gezet en het paard voortgejaagd en zoo waren de onwelkome gasten bij de herberg aangekomen. Onlangs kwam het proces tegen de boeren, die de dieven gedood hadden, in behandeling. De beschuldigden werden vrijgesproken. V isolitoeristen. De schelvischvangst is belangrijk verbeterd; er kwamen gisteren vele schuitjes binnen met 2 a 300 stuks, een zelfs met 600. De prijs varieerde nog al sterk, naar gelang de schuitjes vóór of na het vertrek van den laatsten treiu binnenkwamen. Kabeljaauw is er ook genoeg gevangen. Deze houden de visschers evenwel meest in hun bun, totdat er weer stormweer komt en de prijs dan zooveel te hooger is. Rog is weinig aangebragt en gaat tot goede prijzeu van de hand. Benoemingen, enz. De luit. ter zee 1ste kl. A. P. Hooghwinkel wordt, ter zake van in en door de dienst ontstane ligchaamsgebreken, op pensioen gesteld ad f 2225 's jaars. Bevorderd tot luit. ter zee 1ste kl. die der 2de kl. II. van den Pauvert. De luit. ter zee 2de kl. R. C. van der Meulen, dienende aan boord van het ramschip Guinea, wordt met den 30 dezer op non activiteit gesteld en met den 1 December vervangen door den luit. ter zee 2de kl. N. W. van Ammers. De luit. ter zee 2de kl. C. A. de Brauw wordt met den 1 December geplaatst aau boord van het schroefstoomschip Alkmaar. Staten-Generaal. Tweede Mainer. Zitting van Dingsdag 25 November. Het begrootingsdebat is voortgezet. De heer Heydenrijck weet den toestand van het oogen- blik aau de magteloosheid der liberalen en betoogde, dat de regter- zijde eenstemmig is in den strijd voor regt voor allen; de lieer Barge achtte Grondwets-herziening niet noodig; de heer Gratama drong aan op censusverlaging en bespoediging van de invoering der onderwijswet; de heeren Mirandolle en Mees wilden de daden der regering afwachten de heer Kool bestreed de militaire politiek der regeringde heer VVassenaer wil censusverlaging binnen de grenzen der Grondwetde heer Lohman bestreed de afstemming (Ier be- grooting om redenen daarbuiten. Bijna allen bestreden de rede van den heer van Houten. Zitting van Woensdag 26 November. Voortzetting der alge- meene beraadslaging over de Staatsbegrooting voor 1880. De heer Brouwers betoogt de onmogelijkheid om de nieuwe Schoolwet uit te voeren en beweert dat de heer Kappeyne, die onmogelijkheid beseffende, is afgetreden; de heer Idzerda houdt vol dat, als de natie kennis kon nemen van de stukken betreffende de ministeriële crisis, zij een gunstiger oordeel zou vellen over het onlangs afgetreden Kabinet. Laatstgenoemde spreker deed o. a. de vraag of de regering ook eene specifieke opgaaf kan geven omtrent de kosten van de invoering der onderwijswet. De heer Hutgers van Rozenburg be pleitte de regten der liberale partij om aan 't bewind te zijn; hij drong aan op weder-indiening der bekende Kanalen-wet en uitte vree3 omtrent de optreding van den tegenwoordigeu minister van Oorlog. In Indische aangelegenheden hoopte spreker dat de tegen woordige regering het voetspoor zou volgen van den ex-minister van Rees, aan wiens maatregelen men te danken heeft hel succes n Atsjin. Aan de Memorie van Beantwoording van den minister van Oorlog op het Kamerverslag ontleenen wij het volgende: „Ten opzigte van de positie Helder stelt de minister meer prijs op de verdediging van de haven en de reede, dan op die der toe gangen tot deze laatste. Bij het verbeteren van deze positie hadden dan ook, naar zijne meening, de werken, bestemd voor de ver dediging van de haven cn de reede, in de eerste plaats onderhanden behooren genomen te zijn. Voor deze verdediging moet, in verband met dc bestaande batterij Wierhoofd, het in aanbouw zijnde koepelfort op de Harssens strekken. Het spreekt van zelf, dat aan dit fort groote sterkte moet worden gegeven en dat het met vuurmonden van groot kaliber moet worden bewapend, daar tot voorwaarde moet worden gesteld, dat het fort den strijd tegen een sterke vijandelijke vloot moet kunnen voeren en aan haar aanvallen moet kunnen weerstaan. Aangezien de kustbatterij van het fort Kijkduin alleen bestemd is, om den toegang door het Schulpengat te verdedigen, behoeft dit fort niet meer te worden verbeterd dan noodig is, om de tor pedoversperring, waardoor dit zeegat zal worden afgesloten, voldoende onder zee te houden. Ook de verdediging van de positie Helder aan de landzijde kan op eenvoudige wijze geschieden." In antwoord op eenige vragen en opmerkingen, zegt de minister van Oorlog, dat hij het zeer betreurt, dat, ondanks de vele maat regelen, die hiertegen bij voortduring genomen worden, het mis bruik van sterken drank, waaraan ook militairen zich schuldig makeu, niet geheel is nit te roeijen. Maar dat misbruik is, helaas een volkskwaal, en aan een nationaal leger, gelijk het Nederlaudschc is, zijn niet alleen al de deugden, maar ook de ondeugden eigen van het volk, waartoe het behoort. Zoolang dus die verderfelijke kwaal onder ons volk heerscht, zal ook ons leger niet vrij daarvan zijn. Toch is er, dank zij de gestrengheid waarmede tegen dronken schap van militairen wordt gewaakt, en het verwijderen uit de gelederen van die militairen, welke zich als onverbeterbare dronkaards doen kennen, bij vergelijking met vroeger veel verbetering te bespeuren. De ergerlijke voorvallen, die nu cn dan nog wel eens voorkomen, mogen in geen geval het geheele leger verweten worden. Dit geldt ook het dragen van wapenen buiten dienst, eene zaak, waarop door de militairen groote prijs wordt gesteld. De militair, die misbruik van zijn wapen maakt, wordt gestreng gestraft en hem wordt bovendien het dragen van wapenen buiten dienst voor geruimen tijd ontzegd. Bij het ten uitvoer brengen zijner organisatieplannen zal de minister van Oorlog voorstellen om de tractemenleu der luitenants en der kapiteins eenigszins afhankelijk te maken van liet aantal dienstjaren, dat zij in hunne rangen hebben doorgebragt. De minister van Oorlog heeft inlichtingen verschaft op het adres van jhr. A. L. 1'. van de Spiegel, kapitein der artillerie te Willemstad, houdende verzoek om, tengevolge van eene hem opge legde straf, zijne zaak door een krijgsraad te doen onderzoeken. Uit die inlichting blijkt, dat ook de minister de klagt ongegrond acht. FranKrijK. De uniform, die Prins Louis Napoleon op den dag van zijn overlijden droeg, is, volgens Bonapartistische bladen, teruggevonden. Te Argenteau is een knaapje van drie jaren door een haan aangevallen, die het kind niet slechts doodelijk verwondde, maar het zelfs de oogen uit het hoofd ge haald heeft. Engelana. De veranderingen, sedert het sluiten van het Oosten- rij ksch-Duitsche verbond in de betrekkingen tusschen Frankrijk en Engeland gekomen, zijn het onderwerp van een artikel in den Standard, onder de Engelsche bladen het eerste, dat zich zoo categorisch hierover uitlaat. De Standard zegt aan Engeland de vriendschap op. In 1876, toen het Kabinet van Sint-Petersburg op nieuw voor den dag kwam met de eischen die den Kriin-oorlog hadden doen ontstaan, zou Frankrijk zijne wonden hebben moeten vergeten om Rusland aan te vallen en dusdoende aan Engeland de vernedering van een bekentenis van magte loosheid te besparen. Frankrijk echter zeide: „dit raakt mij niet;" en in deze zorgelooze houding was blijkbaar zekere spijt of wrok te erkennen; er lag iets in als trok Frankrijk van de gelegenheid partij oin Engeland te herinneren„gij hebt mij aan mijn lot overgelaten." „Wij," dus vervolgt liet Londensche blad, „herhaalden toen dat een politiek van wrok niet was een goede politiek en als Frankrijks diplomatieke overleveringen onwaardig moest aangemerkt worden; wij voegden er zelfs bij, dat zeer waarschijnlijk Frankrijk zou zien, dat Engeland geheel alleen kan doen wat gedaan moet worden of zich de noodige bondgenooten kan weten te verschaffen om zijn oogmerk te bereiken. Het defensief verbond, pas tusschen Duitschland en Oostenrijk gesloten, heeft wel is waar volstrekt niet ten doel Frankrijks gevoeligheid op te wekken, maar zal niettemin onze naburen in staat stellen, zei ven te kunnen oordeelen of hetgeen wij toen zeiden gegrond was en of onze voorspellingen al dan niet zijn uitgekomen." Daarna treedt de schrijver van het artikel in een onderzoek van de uitwerking van het Oostenrijksch- Duitsch verbond op Frankrijk, en nu leest men: „Het verbond is tegen geene der mogendheden, dus ook niet tegen Frankrijk gerigt. Maar het kan niet anders dan paal en perk stellen aan zekere welbekende wenschen, welke men bij voortduring koestert, zonder juist er van te spreken. En toch is het zeker, dat dit het eenige middel is om tot een practisch doel te geraken. Zoolang de inzigten van Duitschland en Oostenrijk blijven wat zij zijn, zal de handhaving van hunnen invloed van groot gewigt wezen voor de Engelsche politiek. Een goede verstandhouding tusschen Engeland, Duitschland en Oosten rijk is de natuurlijkste aller alliantiën, de alliantie die de meeste waarborgen geeft voor de handhaving van den Europeschen vrede." Aan de Admiraliteit is dezer dagen rapport gezonden over de torpedo-manoeuvres, welke in den nazomer te Portsmouth hebben plaats gehad. Het gold de vraag of een vijandelijk escader torpedo-bevestiging forceeren kan. Het antwoord luidde bevestigend. Bij het einde dei- manoeuvres was het gelukt een vrije geul voor invaart in de haven te maken. In geval echter van een werkelijk gevecht, zouden daar zoovele schepen en menschenlevens mede gemoeid zijn, dat de scheidsregters van oordeel waren op dezen grond, aan de verdedigers den palm der over winning toe te kennen. De dertig toegevoegde scheids regters waren het daarmede niet eens; zij meenden, dat in tijd van oorlog dergelijke consideraties dikwerf niet in aanmerking kwamen. De uitvoerbaarheid is bewezen en dat is voldoende. De Admiraliteit schijnt zich bij deze conclusie te zullen aansluiten. Oultscmand. De 82 jaren, die Keizer Wilhelm reeds telt, verhinderen niet, dat de grijze Keizer nog met jongelingsvuur het jagtvermaak bijwoont niet alleen, maar zijn hand is nog vast, zijn oog is nog scherp. Dit toonde hij op een jagt- partij, welke ook de Koning van Saksen, diens oudste zoon en de Grootvorst Wladimir van Rusland bijwoonden. De laatste was de gelukkigste jager, daarna volgde de Koning

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1879 | | pagina 2