RELDERSCHE
EN MEI HEDIEI'ER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollanis Nooriertwartier.
1884. N°. 9.
Zondag 20 Januari.
Jaargang 42.
«Wij huldigen
liet goede."
Verschijn^ liiusdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post - 1.20.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BureauHOI.KMM.KI*.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Blieven uit de hoofdstad.
17 Januari.
Voorzeker l>ehoef ik u niet te vragen, of ge de fraaie
gravure „De Bocht van de Heerengracht te Amsterdam bij
winter" gezien en genoten hebt, waarmede de nieuwe
jaargang van Eigen Haard geopend wordt. Het is een
meesterlijke reproductie van een der beste stadsgezichten,
die Springer ooit op 't doek gebracht heeft. Dubbel
gelukkig, fluistert men onwillekeurig, het deftige
heerenhuis op den voorgrond beziende, dubbel gelukkig
de man, die zulk een huis bewoont en dat huis met zijn
omgeving door zulk een kunstenaarshand in beeld kan
laten brengenEr is dan ook geen schilderachtiger, typischer
plekje in heel Amsterdam te vinden dan juist die wijd
vermaarde „Bocht van de Heerengracht", een gansche rij
van oud-deftige aristocratische heerenhuizen, die met hunne
dubbele stoepen, sierlijke balkons, baksteenen gevels en
breede vensters elk voor zich op den naam van burger-
kasteelen kunnen aanspraak maken. Terecht zegt de heer
D. C. Meijer Jr. dan ook in zijn bijschrift bij de plaat:
„De hooge stoepbordessen, de breede vensters, de zware
balcons, geven bij uitnemendheid dat karakter weder van
grootschheid en rijkdom, getemperd door kalme rust, dat
onze taal uitdrukt door het woord „deftigheid"; de sier
lijke balustrades, niet spaarzaam aangebracht, maar goed
bewerkte beelden of vazen boven de kroonlijst, waarin
soms meer of minder beseheiden het wapen van den
bouwheer is aangebracht, verlevendigen het geheel en de
gelukkige verscheidenheid tusschen de verschillende huizen,
waarvan het eene in baksteen, het andere in zandsteen is
opgetrokken, waarvan het eene 't muurwerk in de oor
spronkelijke kleur van het materiaal vertoont terwijl aan
het andere de kwast zijn dienst heeft gedaan, vergoedt
ons het gemis van het kleurenspel, dat de gevels van
vijftig jaar vroeger zoo aantrekkelijk maakte. Zoo bleef
men, al wilde de mode geen trapgevels meer en al waren
de bonte kleuren uit het meesterwerk der huizen zoowel
als uit het costuum verdwenen, toch voor eentonigheid
bewaard. En al duldt de deftigheid geen stoepbanken en
posthuizen, geen luifels en uithangborden meer, en al zijn
de kruisramen met klepluikjes bij velen mede afgeschaft,'
toch verveelt de wandeling nooit langs die huizenrij,
geregeld zonder eenvormigheid, afwisselend zonder onrust;
6) De Romantische Avonturen van een Melkmeisje.
Naar het Engelsch van Thomas Hardy.
Vervolg
In plaats van naar huis terug te keeren, liep hij den heuvelrug
langs, tot hij aan den zoom van het Chillington bosch kwam en
doolde voort onder de boomen tot hij aan den driesprong, waar
de holle olm vlak bijstond. Hij gluurde even door de spleet.
Op het zachte, droge moschbed waren de af drukken van Marga-
reta's voetstappen nog zichtbaar.
„Kleine Margareta!" mompelde de baron.
Plotseling zette hij zich over zijn sentimenteelc bui heen en
keerde naar huis terug. Maar zie, daar stond eensklaps een
gedaante achter hem het was het meisje, wier naam zijn
lippen daareven hadden uitgesproken.
Zij was erg verlegen. „Ik ik wist niet dat u hier
waart, mynheer!" begon zij. „Ik wilde een wandelingetje maken."
Zij kon niet verder spreken; haar oogen stonden vol tranen.
Die geneigdheid tot plagen, welke haar steeds bezielde, wanneer
zij in gezelschap van Jaap was, en de zucht om haar zin door
te drijven verdwenen, als door een toovermacht, in tegenwoordig
heid van den baron. Hij trachtte zijn ware gevoelens onder een
streng gelaat te verbergen en zeide: „Het ware beter geweest
dat wij elkaar niet ontmoet hadden, vooral, omdat het zeker niet
lang meer duren zal, dat gij met Jacob Hayward gaat trouwen.
Maar er valt niets aan te doen. Je hebt niet kunnen denken,
dat je mij hier zoudt ontmoeten, evenmin dacht ik je hier te
vinden. Bedenk echter wel, dat je niet voorzichtig genoeg kunt
zijn," vervolgde de baron op denzelfden toon „en ik raad je als
vriend ten strengste om dergelijke ontmoetingen als deze zooveel
mogelijk to vermijden. Waarom ben je niet teruggekeerd voordat
ik omzag, waarom ben je niet weggegaan?"
„Ik heb u niet eerder gezien, mijnheer. Ik dacht er niet aan,
dat ik u hier zou kunnen ontmoeten. Ik liep dezen weg langs
en ik wilde maar heel even den boom zien."
„Dat bewijst duidelijk, dat je aan dingen gedacht hebt, waaraan
je niet denken moogt," voegde de baron haar toe. „Goeden
morgen." Margareta kon niets antwoorden. Een mismoedige,
verwijtende blik was alles wat zij hem geven kon. Hij ver
wijderde zich met loome schreden, keerde toen plotseling om en
drukte een hartstochtelijke kus op haar wangen.
Onmiddcljk daarna ging hij heen met een vuurrood gelaat
en vluchtige schreden, welke hij niet vertraagde, voor hy op
z-jn eigen erf was.
De hooitijd was op handen en de toebereidselen werden reeds
gemaakt. Van de verhevenheden om zijn woning kon de baron
de bedrijvigheid zien. De witte schootsvellen der maaiers
glinsterden in de zon, de zeisen blonken en in de eerte kon men
het gesnap, afgewisseld met vroolijk gezang vernemen. De roode
wielen, purperkleurige lyfjes en bonte doeken zetten het land
schap vroolijkheid bij.
De baron had gehoord dat, na den hooitijd, de bruiloft zou
gevierd worden en als hy een kijkje had kunnen nemen in de
melkerij, dan zou hij het praatje bevestigd hebben gezien. Baas
Tucker's huis was in rep en roer, want behalve nog andere
waar elk «jebouw zijn eigen karakter draagt, en toch
alleen te zamen een harmonisch geheel vormen." Juist dat
hezit van „karakter* geeft aan een huis, aan een huurt,
aan een geheele wijk soms die bijzondere aantrekkelijkheid,
door welke zij iets schilderachtigs" verkrijgt; en dat bezit
van karakter is bijna doorloopend een kenmerk van het
Amsterdam der zeventiende en achtiende eeuw, zoowel in
de deftige als in de minder aanzienlijke wijken. Evengoed
als de Bocht van do Hccrengraclit, heeft reeds menige
„Amsterdamsche achterbuurt" zoowel vaderlandsche als
vreemde schilders naar penseel en palet doen grijpen.
Grooter contrast is er dan ook niet denkbaar, dan
tusschen die oude, karakteristieke gedeelten van Amsterdam
en de wijken die er vooral aan de ooster- en westerzijden,
in de laatste tien of twintig jaar zijn bijgebouwd. Onze
kloeke voorvaderen, die er zoo uitnemend slag van hadden
om hun practischen aard in overeenstemming te brengen
met hun kunstzin, waren er bij elke uitbreiding der stad
steeds op bedacht, om het nieuwe zooveel mogelijk in
harmonie te houden met het oude. Daardoor zijn de over
gangen hij de talrijke vergrootingen, die Amsterdam
sedert de dertiende eeuw heeft ondergaan, steeds zoo
goed als onmerkbaar gebleven. Men stapt, de stad door
wandelende, van de eene eeuw in de andere over, zonder
dat men er aan de omgeving iets van bespeurt. Doch
zet uw tocht eens voort tot in onze nieuwe wijken!....
Niet ten onrechte spreekt en schrijft men van een
„oude" en een „nieuwe" stad! Het is een nieuwe, een
andere, een geheel afzonderlijke stad, het is eigenlijk
Amsterdam niet meer, al behoort het er volgens recht en
wet ook nog zoo muurvast hij. Het zijn blokken huizen en
rijen straten, die door vorm noch aanleg iets met het
echte Amsterdam te maken hebben, die even goed achter
Groningen, achter Den Bosch of achter Utrecht konden
staan en er een e\en karakterloos figuur zouden maken.
En is er aan de voorgevels van die moderne huizen geen
moeite of zorg gespaard om ze zoo popperig en geknutseld
mogelijk te maken, de achterhuizen van zulke blokken
zien er allererbarmelijkst hol en kaal uit. Laatst bezocht
ik een mijner bekenden, die een flink en mooi ingelicht
huis bewoont op de grens van wat men dan noemt de
„oude" stad; uit de ramen van zijn huiskamer, aan de
achterzijde van het huis gelegen, had hij tot in liet vorig
jaar ecu fraai uitzicht op groote en goed onderhouden
veranderingen werd het vertrek, waar de kaas gemaakt werd,
in een keurige kamer herschapen en moest men nu het melkhuis
door, om in de zijknmer te komen. Deze huishoudelijke beredde
ringen schenen Margareta vry wat meer belangstelling in te
boezemen dan het gewichtig vraagstuk betreffende haar toilet
voor de plechtigheid en de plechtigheid zelve. Zij behandelde
deze zaken met een soort van weêrzin.
„Als het maar een ander was en ik een van de bruidsmeisjes
kon zijn, dan zou ik het, geloof ik, veel prettiger vinden
mompelde zij op zekeren achtermiddag voor zich heen.
„Kom, malle meid, dat zal wel van zelf komen!" zei een van
de melkmeisjes.
De baron gevoelde zich, zooals reeds gezegd is, in dezen tijd
zeer eenzaam. Het verblijf op een afgezonderd buiten is trouwens
niet zeer geschikt om iemand opgewekt te steramen en eenzame
landelijke plekjes wekken zeker heel licht de sentimentaliteit op.
Ledigheid voedt daarenboven oogenblikkelyke opwellingen,
welke het gewoel van de wereld zou verdrongen hebben. Het
is moeielijk uit te maken of deze beweringen nu van toepassing
waren op den baron een man van wien zoo weinig bekend
was maar het valt niet te betwijfelen, dat zijn gedachten
dikwijls bij Margareta vertoefden. Zij was dan ook het eenigst
aantrekkelijk persoontje binnen zijn tegenwoordigen horizon,
want hij leefde in volkomen afzondering en zij bezat een bijzon
dere bekoorlijkheid voor hem.
Maar wij willen den draad van ons verhaal weder opvatten.
Op zekeren Zaterdag avond, twee of drie weken na zyn toe
vallige ontmoeting met haar in het bosch, schreef hij het volgende
briefje
„Waarde Margareta!"
„Denk niet, omdat ik op zulk een strengen toon tot je sprak,
bij gelegenheid van onze ontmoeting bij den hollen boom, dat ik
boos op je was. Verre van dien. Als altijd gevoel ik mij ten
zeerste aan je verplicht voor de vriendelijke welwillendheid,
welke ik op zulk een gewichtig oogenblik in mijn leven van je
mocht ondervinden.
„Je hebt mij toen plechtig beloofd ten allen tijde, wanneer ik
om je mocht zenden, te willen komen. Heb je vijf minuten
voor mij beschikbaar, maar vooral zoo gauw mogelijk, want
niemand anders is in staat de sombere gedachten te verdrijven,
die mij zoo kwellen. Als je weigert, sta ik niet voor de gevolgen
in. Morgen ochtend half elf zal ik in de hut op den heuvel
zijn. Als je komt, ben ik je eeuwig dankbaar. Ik heb ook iets
voor je.
„Als altijd, X."
Overeenkomstig de afspraak in dit epistel, liep de baron in
neerslachtige stemming des Zondags morgens den heuvel op en
ging in den koepel zitten.
Voordat de kerkklokken begonnen te luiden, hoorde hij schreden
naderbij komen. Met lichten tred liep iemand eerst in den ecnen
inham, toen in een anderen en eindelijk in den derden, waar
hij in de schaduw zat. Daar stond onze arme Margareta vóór
hem. Zij zag er vermoeid en afgemat uit en haar muiltjes en
de rand van haar kleedje waren met stof bedekt. De lucht was
drukkend, daar de zon reeds veel kracht had en er in verscheiden
dagen geen regen was gevallen.
tuinen. Doch verleden jaar maakt de bouwspeculutie zich
van een deel dier tuinen meester, en verrijst daar in onge
looflijk korten tijd een „nieuwe straat," op wier achter
huizen mijn vriend nu van den morgen tot den avond zijn
blik kan laten weiden. Verbeeld u een lijnrechte reeks
van zestien huizen, twee aan twee gebouwd, allen met
dezelfde deuren, dezelfde vensters, dezelfde daken, dezelfde
schoorsteenen, hetzelfde aantal verdiepingen, en tegen elk
paar huizen een logge klomp metselwerk nangesmakt, van
boven met een zinken plat gedekt, in welke aangebouwd
uitwas zich de keukens en de.... privaten van elke ver
dieping bevinden. Die privaten hebben natuurlijk allen
een raampje, dat in den blinden, naar het huis van mijn
vriend gekeerden achtermuur van het uitwas is aange
bracht. En als ge nu nagaat dat er zestien zulke huizen
staan, dus met acht uitwassen, en dat ieder huis vier ver
diepingen heeft, dan behoeft ge er Bartjes niet eens bij te
halen, om te weten dat mijn vriend, in plaats van zijn
oog te kunnen laten rusten op liefelijk geboomte en keurige
bloemperken, thans liet „riante uitzicht" heeft op zestien
gelijke en gelijkvormige huizen, met acht dito dito uit
bouwsels, in welke laatste een totaal van vier-en-zestig,
zegge 64, gelijke en gelijkvormige privaatraampjes. Mijn
vriend wordt er wanhopig onder. „Het is niet uit te
houden!" klaagt hij: „ik heb een gevoel alsof ik achter
een vesting ben gaan wonen, een vesting met kanteelen
en schietgaten, waardoor ons goede, oude Amsterdam ieder
oogenblik met een bombardement bedreigd wordt." Met
Meidag gaat hij verhuizen.
Onder die hoogst urgente maar ook hoogst moeilijke
quaestie van de vergrooting en uitbreiding onzer groote
steden werd onlangs een hartig woordje gezegd door den
heer Rieber, in een vergadering van de afdeeling Amster
dam der Maatschappij tot bevordering dor bouwkunst.
Natuurlijk geeselde hij den modernen, stijlloozen huizen
bouw onbarmhartig. En wat de spreker tegen dien bouw
trant, dien ik wel den speculatie-stijl zou willen noeinen,
inbracht, wordt helaas maar al te zeer door de feiten
bewaarheid. De huizen der nieuwe wijken schijnen allen
wel naar een en dezelfde armoedig geïllustreerde prijs
courant gebouwd en vale „pleinen" dragen ten onrechte
dien naam. De bewoners van huizen in het hart der
oude stad worden uit hunne kelders verdreven, maar dan
geenszins in betere woningen gehuisvest; terwijl men bij
De baron, die weinig wandelde, had geen oogenblik aan de
afmattende uitwerking van zulk een drukkende hitte gedacht.
Een afstand, welke op een mistige morgen voor Margareta niet
meer dan een gezonde lichaamsbeweging te beduiden had, was
haar nu een ware beproeving. Zy was buiten adem en haar
geheele wezen verried angst en verdriet.
Hij stond op en drukte haar de hand. Ilij was boos op
zichzelf toen hij haar zag. „Mijn lieve kind!" zeide hy, „wat
zie je er vermoeid uit. Je had niet moeten komen."
„Gij hebt om mij gezonden, mijnheer en ik was bang, dat
gij ziek waart, en mijn belofte aan u wilde ik nakomen."
Hij staarde op haar voorovergebogen gelaat neder en hield
hare hand nog steeds vast. Eindelijk liet hij haar los en liep
een paar schreden achteruit.
„Het was niets dan een gril," zeide hij droevig. „Ik had
behoefte mijn klein vriendinnetje te zien, haar geluk te wenschen
en dit aan te bieden. Hij haalde een klein marokijn lederen
foedraal te voorschijn en wees haar hoe zij het open moest maken.
Er lag een prachtige armband in, geheel met parelen bezet.
„Het is mijn bruidsgeschenk," vervolgde hij, dat ik terug moet
hebben, als je dezen zomer niet met Jaap gaat trouwen het
is immers dezen zomer?"
„Het zou zoo zijn, mijnheer," zeide zij op gejaagden toon,
„maar nu niet meer. En daarom kan ik dit niet aannemen."
„Wat zeg je."
„Het zou vnn daag geweest zijn, maar nu kan het niet."
„De trouwdag van daag Zondag?" riep hij uit.
„Wij bepaalden het op Zondag om geen tijd te verzuimen in
deze drukke dagen van het jaar," antwoordde zij.
„En heb je het dan afgemaakt dat wil ik toch niet hopen
„Gij licht mij een boodschap gezonden en ik ben gekomen,"
antwoordde zij op onderdnnigen toon, evennis een gehoorzame
dienstmaagd tegenover haar meester. En waarlijk dc invloed
van den baron op dit onschuldige meisje had veel van een
betooverde macht.
„Mijn hemel, ben je op je trouwdag gekomen Maar Margareta,
dat is een misverstand. In dit buitengewone geval had je mij
niet mogen gehoorzamen. Ik wist waarlyk niet, dat je al zoo
spoedig zoudt trouwen."
„Ik had het u beloofd, mijnbeer, en ik wilde liever mijn woord
aan u houden, dan met Jaap trouwen."
„Margareta, dat mag niet liet is ongeoorloofd?" mompelde
hij, terwijl zijn blikken over de heuvels dwaalden. „Het is of
het noodlot ons parten speelt. Op zoo'n manier kom ik van den
regen in den drop. Is dat nu een belooning voor je goedheid 1
De waarheid is dat ik mijzelf niet was, dat maar spreken wij
daar niet meer over. Het is nu de vraag maar, op welke wijze
dezen verschrikkelijk! n flater weer goed te maken."
Na eenige oogenblikken stilte stond hij haastig op. „Loop
den heuvel af en den rijweg langs. Ik zal je met een phacton
inhalen. Wie weet of wij nog niet tijdig genoeg aankomen. Hoe
laat is het nu? Zoo niet, dan kan het huwelijk zonder twijfel
morgen voltrokken worden en komt alles weer terecht. Schrei
maar niet, beste meid, Het spreekt van zelf dat je den armband
behoudt, want je wordt nu toch weldra Jaap's vrouw."
Hy ging naar de stallen en zij sloeg het aangewezen pad in.