HELDERSCHE
EN NIEUWEIHEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1884. N°. 13.
Woensdag 30 Januari.
Jaargang 42.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
v ii franco per post 1.20.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Ad verten tien Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cent3. Gronte letters nnar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
jBlnnenlan ei-
Naar aanleiding van liet bericht, dat de nieuwbenoemde
gouverneur-generaal, op zijne reis naar Batavia, te Atjeh,
zou afstappen om zich door eigen aanschouwing op de
hoogte te stellen van den staat van zaken aldaar, maakt
iemand in de Arnh. Crt. de opmerking, dat dit voornemen
wel zeer fraai klinkt, maar moeielijk voor uitvoering, vatbaar
schijnt.
De heer Van Rees is tot gouverneur-generaal benoemd
„met bepaling dat hij als zoodanig optreedt den dag
waarop hij te Batavia zal zijn aangekomenhet ontslag
van den heer 's Jacob gaat in met den dag, waarop hij
zijne functiën aan zijn opvolger zal hebben overgegeven.
Wanneer de heer Van Rees dus te Atjeh afstapt, is hij niet
de gouverneur-generaal, maar de aanstaande gouverneur-
generaal, die te Batavia zal opvolgen den man, die bij zijn
bezoek te Atjeh nog de functiën van het gouverneur
generaalschap vervult. In welk eene zonderlinge, welk eene
scheeve verhouding zal de op dat oogenblik nog ambtelooze
bezoeker tegenover de autoriteiten te Atjeh staan? Een
bezoek in streng incognito, op de wijze van Haroen-al-Raschid,
zou natuurlijk niet baten; als gouverneur-generaal kan de
heer Van Rees te Atjeh niet optreden, om de goede reden
dat hij dat nog niet is. Alles wel beschouwende, oordeelt
men het gewis verstandiger, dat de heer Van Rees begint
met rustig naar Batavia te gaan om zijn hoog ambt te
aanvaarden. Om zich in persoon op de hoogte van den
toestand te Atjeh te gaan stellen, daartoe heeft hij, dat
noodig keurende, later gelegenheid genoeg; een bezoek als
gouverneur-generaal zal meer nut doen dan als particulier.
Nader blijkt, helaas, dat het door den hevigen wind
in beroering gebrachte water ook ten onzent bij vernieuwing
slachtoffers heeft gemaakt. In de nabijheid van Hoorn
verging Woensdag nacht een te Huizen thuis behoorende
schuit met man en muis; aan het Noorder-zeehoofd te
IJmuiden strandde de Duitsche schoener Louise; het volk
kon gered worden, doch kapitein Jongbloed sloeg over
boord en kwam in de golven om. Op de Zeil, nabij
Leiden, sloeg een schuitje, waarin twee melkboeren, dooi
den feilen golfslag om; de beide melkboeren verdronken.
10) De Romantische Avonturen van een Melkmeisje.
Naar het Engelsch van Thomas Habdy.
{Vervolg.)
Haar verontwaardiging tegen den baron, omdat hij met Jaap
had samengespannen, verminderde langzamerhand en verdween
eindelijk geheel, toen zij op zekeren dag een zeer belangrijke
tijding ontving.
De baron was niet dood, maar woonde niet meer op Mount
Lodge. Tot verbazing van zijn geneesheer, Was hij zoover
hersteld, dat hij vervoerd kon worden, voordat het koud begon
te worden. Hij had zoo vurig verlangd deze streek te verlaten,
dat het gevaarlijk zou zijn geweest, zijn wensch tegen te werken.
Hij was door een paar mannen in een draagstoel naar den
oever gedragen, die slechts een paar mijlen van zyn huis was
verwijderd. Hier wachtte hem een stoombootje. Zoodoende had
hij geen schokken of stooten van een rijtuig te verduren. De
vreemde optocht had 's nachts plaats. Er waren slechts weinig
mcnschen die het gezien hadden en daaronder een daglooner,
die het aan Margareta vertelde. Toen men den oever der zee
had bereikt, was er een lange, smalle loopplank gelegd van het
jacht naar den oever, die zoo steil was, dat het jacht er bijna
tegen aan kon liggen. De mannen waren met hun last bij het
licht der lantaarns naar beneden gegaan, hadden den zieke in de
kajuit gelegd en zoodra de dragers weêr aan land waren, was
de loopplank ingehaald. Men hoorde een touw over het hout
schuiven, het jacht trilde, ging vooruit en was spoedig niets dan
een zwarte vlek op de groote zee.
Men zeide, dat het jacht naar Algiers stoomde.
Toen het gure herfst- en winterweer kwam, verlangde Margareta
zeer te weten of hij nog leefde. Daar het huis was gesloten en
de knechts en meiden waren vertrokken, was zij niet in de
gelegenheid iets van hem te vernemen, totdat haar vader haar
op zekeren Zaterdag meênam naar de markt. Hij liet haar een
tijdlang alleen. Terwijl zij langzaam door de straten liep, zag
zij een heer op haar afkomen. Het was de notaris, die bij het
huwelijk was tegenwoordig geweest.
Zij werd vuurrood van schrik, sloeg de oogen néér en wilde
hem voorbijloopen. Maar hij stak de straat over, hield haar
tegen en vroeg zacht:
„Hoe gaat het met je man?"
„Ik weet het niet, mijnheer," zei zij.
„Wel, is het huwelijk geheim gehouden en leeft ge goscheiden
„Ja, en daar zal wel geen verandering in komen," antwoordde
zij. Mijnheer Hayward en ik hebben dat samen goedgevonden
en wij wenschen daaraan niets te veranderen."
7Zoo, zoo. Dus is het juffrouw Tucker voor de wereld en
juffrouw Hayward voor mij en een paar anderen?."
Margareta knikte toestemmend. Toen overwon zij haar be
schroomdheid en vroeg:
„Mag ik u iets vragen, mijnheer? Is de baron dood?"
„Hij is dood voor u en voor ons allen. Waarom wilt ge dat
weten
„Omdat, als hij leeft, het mij spijt, dat ik Jacob Hayward
getrouwd heb. Al9 hij dood is, geef ik niet veel om mijn
huwelijk."
„Ik herhaal, hij is dood voor u," zei de notaris, „ik wil u
alles vertellen wat ik weet. Ik heb geen zaken meer voor hem
gedaan sedert zyn vertrek; maar lk denk, dat ik iets van hem
Men schrijft ons uit Behagen, (ld. 21 dezer:
„Schreef ik u, aan het einde van 1883, dat het hier
met de wintervermakelijkheden zeer sobertjes was, met den
aanvang des nieuwen jaars is daarin eene verrassende
verandering gekomen. Ge weet, ik ben niet gewoon uwe
plaatsruimte te rooven met verslagen van iedere voor
stelling of uitvoering welke hier plaats heeft. Couranten
moeten m. i. niet worden overstelpt met onderwerpen van
geheel localen aard; de kolommen kunnen wel met iets
beters, van algemeen belang, worden gevuld. Een resumé
daarvan echter zoo nu en dan te leveren, behoort m. i.
tot de plichten van een correspondent, vooral ook opdat
men, daar waar de Schager Courant niet wordt gelezen,
niet in den waan gerake, dat we hier, wat betreft de be
oefening der Schoone Kunsten, zachtkens in den dut zijn
geraakt.
De rei der vermakelijkheden dan, werd dit jaar den
6 dezer geopend door Schager's Mannenkoor „Euterpe"
met eene Soiree müsicale, enkel voor geïntroduceerden,
waarvan de uitslag zoodanig was, dat gasten en gastheer
beiden uitstekend tevreden waren, en de wensch dat meer
zulke gezellige avondjes mochten worden georganiseerd,
herhaaldelijk werd uitgesproken. Vrijdag daaraanvolgende
was een ware feestavond voor minvermogenden; de Com
missie voor de volksvoordrachten had namelijk de
heeren Willink en Steenbergen, van Amsterdam, uitge-
noodigd, hier eene voorstelling te geven met hunne
Dessol vings-vieuws, aan welk verzoek door genoemde
heeren even welwillend als belangeloos werd voldaan.
Deze voorstelling, voor het volk geheel nieuw, opgeluisterd
door de muziek onzer Harmoniekapel, slaagde uitmuntend.
Twee dagen later, Zondag 13 dezer, beproefde onze rede
rijkerskamer „De Roos" hare krachten aan Rosier Faassens
„Oude Kassier," en gaf met die opvoering aan het vrij goed
opgekomen publiek blijkbaar veel genoegen. Eene her
haling dier voorstelling Vrijdag -jl.. tot versterking der
middelen van de Kamer, werd, jammer genoeg, misschien
ten gevolge van het ongunstige weder, zeer slecht bezocht.
Verder, naar ik verneem, wachten ons nog binnen weinig
tijds, een concert onzer Harmoniekapel, eene voorstelling
van het Nationaal Antwerpsch Tooneelgezelschap, en
gehoord zou hebben, als hij nog leefde. Ik heb niets vernomen
en zijn ziekte daarbij in aanmerking genomen, twijfel ik niet aan
zijn dood."
Margareta zuchtte, dankte den notaris voor zijn inlichtingen
en ging heen met een traan in het oog voor de nagedachtenis
van den baron. Na dien tijd werd zij rustiger. Kort daarna
ging zij bij haar grootmoeder logeeren, zooals zij ieder jaar
gewoon was.
Toen Margareta eenige dagen bij haar grootmoeder had door
gebracht, verzocht deze haar een boodschap te doen bij den
tuinman van Mount Lodge, die het buiten nog moest onder
houden. Margareta ging niet gaarne dien kant uit, maar moest
wel. Het huis, dat boven de boomen uitstak, was voor haar
als een akelig geraamte, waaruit leven en ziel waren verdwenen.
Toen zij bij liet huisje kwam, zag zij bij het licht, dat er binnen
brandde, een vrouw zitten, die zij nooit had gezien. Het was
een mooi, donker vrouwtje. Deze opende dc deur, toen Margareta
klopte. Het was nu een prachtige gelegenheid voor dit vrouwtje
om onmiddellijk haar netten uit te spreiden. Margareta was
verbaasd over de onderdanige vriendelijkheid, waarmede dc
weduwe haar bejegendezij bood haar zelfs aan, haar naar huis
te geleiden. Daar Margareta het prettig vond in de duisternis
gezelschap te hebben, gingen zij samen op weg. De weduwe
juffrouw Peach, was zeer spraakzaam en vertrouwelijk en ver
telde Margareta haar levensgeschiedenis. Zij was nu sedert
kort bij haar vader komen inwonen ongeveer sedert de ziekte
van den baron en haar man was kapitein op een boot geweest.
„Ik zag u eens op een morgen, juffrouw," zeide zij, „maar u
heeft mij niet gezien. U ging toen juist over den heuvel bij
Mount Lodge. U zaagt naar het huis en zuchtte toen. Helaas,
wij, weduwen, hebben wel reden tot zuchten, niet waar?"
„Weduwen ja, ik geloof het wel; maar hoe meent u dat
zoo?"
Juffrouw Peach antwoordde zacht: „Ik kan niets meer zeggen.
Maar er schijnt geen twijfel meer te bestaan aan den dood van
den armen baronhoewel die vreemde Prinsen wel eens voor
een korten tijd een vrouw nemen, zooals myn man zaliger mij
heeft verteld, en haar dan wcér verlaten, maar dat blijft toch
heizelfde: een weduwe is een weduwe. En ik vind het in elk
geval deftiger kort getrouwd te zijn geweest met een baron, dan
voor je heele leven met een burgerman. U wilt mijn vrijpostig
heid wel vergeven, mevrouw; maar, daar ik zelf ook weduwe
ben, heb ik u uit den grond van mijn hart beklaagd. Zoo jong
nog en dan al een geheim te moeten bewaren, en, neem mij
niet kwalijk, niets van hem te krijgen, omdat alles voor barones
Nommer Een is."
Margareta begreep, dat juffrouw Peach haar voor de weduwe
van den baron hield. Zij sprak die onderstelling niet tegen,
zoodat haar gezellin voortging:
„Maar ach, mevrouw, u heeft al uw leed al achter den rug,
maar mij staat nog veel verdriet te wachten."
„Welk verdriet dan, juffrouw Peach?" vroeg Margareta een
weinig uit de hoogte.
Het antwoord werd op geheimzinnigen toon uitgesproken„Ik
heb mijn eersten man vergeten cn ben verliefd op een tweeden."
„Dat moogt ge niet dat is verkeerd. Men moet zijn
hartstochten bedwingen."
„Maar hoe moet ik mijn hartstochten bedwingen?"
„Door dikwijls het graf van uw man te bezoeken en veel aan
hem te denken."
misschien wel het genotrijkste van alles eene lezing
door een onzer meest populaire auteurs.
Ge ziet, de lijst der vermakelijkheden gedurende de
twee eerste maanden dezes jaars is voor een plaats als de
onze overvloedig lang. En, alsof dit alles niet genoeg
ware, lees ik in de Zijper Courant van heden: „Tooneel-
voorstelling te Schagen, op Zondag 3 Februari 1884, ten
voordeele van de Zwemvereeniging; op te voeren:
„Thuis gebleven," enz. Na afloop bal." Deze annonce
bevestigt alzoo het mij reeds ter oore gekomen gerucht,
dat onze Zwemvereeniging, in Juli jl. in optima forma
opgericht, met adviseerend geneeskundige en badmeester
incluis, financiëel een weinig op het droge zit, en het
tooneel- en balminnend publiek te hulp zou roepen, om
weder vlot te geraken.
Het in stand blijven onzer zoo kranig opgerichte zwera-
club is, met het oog op hare nuttige strekking, onge
twijfeld zeer wenschelijk. Hopen wij daarom, dat deze
exploitatie der kunst, om des „te korts" wille, succes moge
hebben."
Te Appelscha werd dezer dagen iemand eigenaar
van een stuk grond, groot 2 hectaren, voor.... 60 cents.
Door de Arrondissements-rechtbank te Utrecht is
een inwoner dier stad, wegens herhaald misbruik van
sterken drank, veroordeeld tot 10 dagen cellulaire gevan
genisstraf en plaatsing daarna in eene Rijks-werkinrichting
voor den tijd van drie maanden.
Als een bewijs voor de waardevermindering der
landerijen in Limburg kan dienen, dat te Wylré dezer
dagen perceelen bouwland, die vroeger voor f 80, f'33 en
f 17 waren verpacht, thans slechts f 25, f 18 en f7 heb
ben opgebracht.
De tortelduif van den geheel alleen wonenden tol
gaarder aan den Haagschen weg onder Wassenaar heeft
dezer dagen de rol van de ganzen op 't Kapitool te Rome
vervuld. Genoemde tolbaas toch werd gewekt door haar
aanhoudend en luid gekir, stond op en kwam juist bijtijds
om, door het in de lucht afschieten van een pistool, twee
inbrekers uit de keuken te verjagen, die den tijd nog niet
hadden gehad iets van waarde te ontvreemden.
In het Politieblad is de volgende „bekendmaking"
„Gaat 11 naar het graf van uw man?"
„Hoe kan ik naar Algiers gaan?"
„O, dat is waar! Nu, ik heb getracht mij zelf te verbeteren,
ik heb er alles aan gedaan wat ik kon, maar het helpt niet. Ik
ben nu besloten mijn nieuwen minnaar wat aan te moedigen.
Het is wel vereerend voor mij, dat een jonge man zoo spoedig
het oog op mij lieoft laten vallen, want ik ben hier nog zoo
kort."
„Wie is het? vroeg Margareta achteloos.
„Een kalkbrander."
„Een kalkbrander?"
„Ja, dat is hij van boeroep. Hij is deelgenoot in een goede
zaak.
„Maar hoe heet hij?"
„Ik zal u liever den naam niet noemen, want al kunt u mijn
kleur niet zien, ben ik zoo heet als vuur. Voel mijn gezicht
eens."
Margareta overtuigde zich van de waarheid.
„Komt hij u het hof maken?" vroeg zij snel.
„Ja, maar hij komt alleen als hij in de buurt kalk moet
brengen. Hij is ook bij de garde. Wat zal hij er knap uitzien
in zijn uniform als hij in Mei moet opkomen."
„O, is hij bij (1e garde dan kan hij het niet wezen,"
voegde Margareta er zachtjes bij. „Is het een jonge man?"
„Ja, hij is de jongste compagnon."
Volgens de beschrijving moest het Jaap zijn, van wien Margareta
in maanden niets had gehoord. Hij had beloofd tc zwijgen en
haar niet lastig tc vallen. Hij had zijn belofte stipt gehouden,
maar zich op een cenigszins vreemde wijze getracht te troosten,
wanneer hij het ten minste was. Een onderdeel van de beschrij
ving bracht Margareta in de war. Jaap was niet bij de garde.
Misschien was hij er in den laatsten tijd bijgekomen.
Bij het afscheid nemen zei Margareta zeer hartelijk„Ik zou
u heel graag eens weêr zien, juffrouw Peach, en wat van uw
liefdesgeschiedenis hooren. Wanneer komt u eens?"
„O, ik kan altijd, mevrouw, als ik ten minste niet te min
voor u ben."
„Wel zeker niet, juffrouw Peach. Kom vooral zoodra de
kalkbrander bij u is geweest."
Daar Jaap vijf mijlen van de weduwe afwoonde, was Margareta
zeer verwonderd, ja zelfs cenigszins ontsteld, toen haar nieuwe
vriendin den volgenden Maandag avond al bij haar kwam. Zij
vroeg Margareta een wandeling met haar te maken, wat deze
onmiddellijk deed.
„Ik kom maar dadelijk," zei dc weduwe opgewonden, „want
ik ben zoo blij, dat ik niet kan zwijgen. Ik moet het iemand
vertellen, al was het een hond of een kat."
„Wat is er dan?" vroeg Margareta nieuwsgierig.
„Ik heb gras gesneden op het graf van mijn man en er
minnaarsknoopen van gemaakt. Ik heb mijn schoenen uitgetrokken
op de vochtige zoden, maar sta scheepsmaat, zooals mijn man
zaliger placht te zeggen...."
„Op de graszoden, waarom?"
„Om de vochtigheid van den grond te voelen, waarin hij ligt
en zijn herinnering in mijn ziel te prenten. Maar neen, het
helpt niet. Wij zullen elkaür op de jaarlijksche inspectie van
de garde zien."
„U en de kalkbrander?"
De weduwe knikte toestemmend.
„Wanneer is die inspectie?"