HELDERSCHE
EK NIEEWERIEPER COURANT.
en Advertentieblad voor Hollands noorderkwartier.
1884. N°.18.
Jaargang 42.
Zondag 10 Februari.
VAN HAND TOT HAND.
.,Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
Kll franco per post 1.20.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Ad verten tienVan 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Blnnenlan el-
De Soer. Crt. meent dat haar raming van meer dan
100 millioen voor hetgeen de Atjeh-oorlog ons nêt 1877
gekost heeft, eer te laag dan te hoog is. Voegt men
hierbij het respectabele cijfer van 106£ millioen, dat,
volgens mededeeling bij de openbare beraadslaging over
de begrooting voor 1877 aan dezen krijg is ten koste
gelegd, dan zouden de kosten voor den Atjeli-oorlog tot
nu toe niet minder dan f 206,500,00 bedragen hebben.
Het Vaderland bevat thans weder het volgende
schrijven van Amelie, het dametje, dat zoo op haar «ijsje
niet marasquin'' gesteld is.
„Quelle horreur! In uw courant van 2 Februari wilt u ons,
dames, de cafés, dc drankpaleizen, zooals u ze noemt, laten
bezoeken, wanneer wij trek hebben in een plombièrc met toebe-
hooren. Dat kan u geen ernst zijn! Hoe, gij wilt ons met de
heeren naar die rook- en drinkzalen laten gaan, teneinde „die
drinkpaleizen gezelliger te maken".... bet zijn uw eigen woorden.
Zijn die heillooze bestrijders van den huiselijken haard dan nog
niet gezellig genoeg voor die oppervlakkige, vervelende mannen,
die er geregeld komen? Wilt u ons, Hollandschc vrouwen, ook
het bekoorlijke toevluchtsoord der poëzie, bet „tehuis," laten
nedervellen? Mijn nichtje, dat met haar belofte u te zullen
trakteeren niets kwaads bedoelde en wezenlijk niet geëmanci
peerd is, werd wit van boosheid, toen zij uw pernicieus advies
las. Zij, die een innigen afkeer koestert voor geëmancipeerden
en bas bleus beiden, werd ernstiger dan ik supposeerdc, dat zij
ooit kon worden „Zal de beschaafde vrouw, de toekomstige moeder
van zonen, waar Nederland wat aan hebben kan, de bier- en
drankpnleizen, die pest van ons land, met haar tegenwoordigheid
steunen?" verbeeld u, zóó theatraal, maar toch met intimc con
victie, begon het lieve kind op eens te disputeeren. Ik had
het nooit aan haar gezocht; Het „tehuis" in Nederland en
Engeland, dat de innerlijke beschaving en ontwikkeling altijd
zoo bevorderd heelt, moeten wij, vrouwen, met band en tand
verdedigen.
Laat ons in 's hemels naam niet worden als die Belgische en
Fransche oatapoufs, die er haar café op nahouden, of die Duitsche
biertantes met haar Klatsch, die óf te terre-a-terre, öf te senti
menteel zijn. In Amsterdam fourmilleert het reeds van vrouwen
in de bier- en drankpaleizen. Maar gelukkig zijn het nog
slechts de winkeliersters en de diamantslijpstcrs, naar ik hoor.
Voor de eersten is het te betreuren. In den winkelstand vond
men vroeger streven naar beschaving en maatschappelijken voor
uitgang, vertelt mijn vader mij. In de huiskamers kon men
goede boeken en schoone platen zien. Bespaart men al die
koffiehuiskwartjes en guldens, dan kan men in den komkommer
tijd een uitstapje doen. De roeping der Hollandschc vrouwen
moet blijven het „tehuis" zoo aantrekkelijk mogelijk te maken.
Door GOLO RAIMUND.
{Vervolg.)
De zieke man zuchtte: eene onbeschrijfelijke uitputting weer
spiegelde zich in zijn blecke trekken, maar de angst voor zijn
kind scheen zijne krachten weder op te wekken.
„Zoo gij mocht vallen," zeide hij, zich vermannende, „dan moet
Clemencc, volgens eene beschikking, niet door mij, maar door u
te nemen, vóór gij te velde trekt, tot haar achttiende janr bij die
familie blijven, waar gij haar eene verblijfplaats aanwijst. Dan
moge zij zich als zelfstandig beschouwen en als zoodanig optreden,
om zelf hare woonstede te verkiezen en uw naam te dragen. Ik
verzoek u haar aan te raden zich, als jonge weduwe, onder dc
hoede te stellen mijner nicht, die om der wille van Clemencc
hare zeer afhankelijke betrekking gaarne zal verlatenzij is niet
geschikt, mijn lieveling op te voeden, wel echter, om haar later
ter zijde te staan. Clemence zal wel, om ook hare finantieële
belangen terloops te bespreken, het moederlijk erfdeel moeten
missen, ten minste mijne behuwdouders hebben die bedreiging
reeds doen hooren, voor het geval, dat men haar aan hun invloed
en bijzijn blijft onttrekken, maar zij is toch niet geheel zonder
middelen."
„Daar zij ons beider erfgenaam worden zal, zeker niet," viel
de officier hem in de rede. „En zeg mij nu ten slotte het laatste,
het gewichtigste, Walter, opdat ik in alles volgens uw wil kunne
handelen. Indien het mij niet mocht gelukken hare liefde te
winnen, indien zy de bescherming, die ik haar kan verleenen,
als een zedelijken dwang mocht beschouwen, die haar hart grieft
en wondt, indien zij onverzettelijk en hartstochtelijk hare vrijheid
terug verlangt en het recht eischt, zelf over haar lot te beschikken
moet ik haar dan gevangen houden?"
De zieke bedekte zijne oogen met beide handen en zuchtte
zwaar.
„Ook ik heb daaraan wel gedacht, Erwin, maar heb die ge
dachte steeds verre van mij verbannen. Het zou zoo hard zijn,
indien myne voorzorg en uwe trouwe hulp ten schande gemaakt
werden."
„Zeker, Walter, voorzeker, en God verhoede het, maar wie
inderdaad alle gevallen wil voorzien en alles vooruit wil regelen,
moet ook het gevaar onder de oogen durven zien. Indien zij zich
ongelukkig gevoelt aan mijn zijde
„Geef haar dan hare vrijheid terug," zeide de zieke man met
eene geweldige inspanning, „hare tranen mogen mijn graf niet
bevochtigen! Hoe nietig zijn onze moeiten en hoe ijdel onze
voorzorgen dat bewijst gij mij nog aan den rand des grafs.
Het bewustzijn van de onmacht der menschen tegen de gebeurte
nissen, die nog in den schoot der toekomst verborgen zijn, zal
de laatste indruk zijn, dien ik met mij in het graf medeneem.
Maar dit oogenblik Erwin, behoort ons nog toe, en wij moeten
het dus besteden. Steek de lichten aan het wordt duister
om my heen, en roep dan Clemence en den domine."
De ritmeester verwijderde zich en klopte zacht aan de deur,
door welke Clemence zich verwyderd had; zy werd van binnen
Loopcn de mannen weg, daarom den moed niet opgegeven; we
blijven opgeruimd en wakker binnen ons kasteel, zorgen er voor
allerlei liefs cn smaakvols en.... de deserteurs komen wel weêr
terug. Hen te volgen? Nooit!! En wanneer de heeren zich dan
weer tot beterschap hebben geschikt, met ons wandelen en naar
concerten gaan, acccptecren wij gracieuselijk van hen een ijsje
bij Monchen of Sprecher, gunnen hun ook een versnapering en
gaan zonder rook of onaangename odeurs aan onze kleércn
(zooals men in een drankhuis opdoet) naar huis.
Ik ben het geheel met mijn nichtje eens.
Papa zegt van die drankwet, dat de wetgever niet moet ver
geten, dat er spiritualiën zijn, die men uit dc gewoonte, behoefte
en om de bedwelming drinkt, andere die bij wijze van versnape
ring en niet geregeld gebruikt worden. Hy heeft nooit gehoord
van menschen, die in kennelijke» staat waren door misbruik van
marasquin of witte cura$ao. De wet, verzekert hij, moet ten
doel hebben het misbruik tegen te gaan, niet het gebruik. Men
verbiede den banketbakker en winkelier jenever en brandewijn
te schenken, tenzij op vruchten, maar late hem verder vrij.
Niets, zegt hij, is gemakkelijker dan scherp begrensde wetten te
maken en die wetten aan een scherp begrensd oordeel te toetsen.
Moeiclijker allo denkbare gevallen, die nooit aanleiding tot
ergernis gaven, op te sporen en buiten te sluiten.
En wat ik zelf denk, mijnheer de redacteur? Wanneer de
drankwet tengevolge had, dat dc Hollandsche vrouw in plaats
van ijs met marasquin marasquin met ijs ging gebruiken, zooals
u in uw antwoord op mijn briefje (Vad. 2 Februari) voorstelt,
dan zou ik die drankwet noemeneen remedie erger dan de
kwaal.
Bravo, juicht mijn nichtje, terwijl ze in de handen klapt en
een walsje door de kamer doet, die is delicieus! Als ik Monchen
ooit mocht vertellen wie dat geschreven heeft, dan krijg je
stellig een extra schepje ijs. En jij unc petite goutte de
marasquin, ondeugd, voor je conspireeren en opstoken.
Hoogachtend heb ik de eer te zijn
Uw Dienstwillige Dienaresse,
AMÉLIE."
De redactie van het Vaderland geeft daarop aan Amélie
het volgende galante antwoord:
„Waarde juffrouw Amólie! Als wij u en uw nichtje hebben
miskend, doet het ons oprecht leed. Maar hoe konden wij
vermoeden zooveel huiselijken zin aan te treffen bij dames, die
zoo aan haar plombières met tocbehoorcn zijn verslaafd? Zelf
immers verbaast gij u over uw nichtje! Intusschcn doet het ons
genoegen door onzen welmeenenden raad, waarvan dan anderen
partij mogen trekken, een pleidooi voor Hollandschc huiselijk
heid te hebben uitgelokt, dat volmaakt zou zijn, als er tegelijk
meer waardeering van de Hollandsche taal boven Fransch
gebabbel uit sprak. Mogen wij nog éón vraag wagen? Zou
het niet mogelijk zijn tegelijkertijd de genoegens van den hnise-
geopend en de kinderlijke gedaante van het jonge meisje ver
toonde zich op den drempel. Een geestelijke en eene hoog be
jaarde vrouw zaten in den achtergrond van het helder verlichte
vertrek; het priestelijkc kleed, dat over den ouderwetschen arm
stoel hing uitgespreid, scheen aan te duiden, dat bier eene
ambtelijke verrichting moest plaats hebben.
„Kom, kom," fluisterde de officier, terwijl hij in de hoogste
opgewondenheid het meisje bij de hand nam, „de tijd dwingt."
Hij gaf den domine een wenk; de geestelijke wierp in allerijl
zijn toga om, de oude vrouw ontstak met sidderende hand de
waskaarsen, die op zware zilveren kandelaars gereed stonden, en
beide volgden het jonge paar, dat hen stil voorafging.
Het was een plechtige, hoogst ernstige bruiloftsstoet; de dood
zweefde reeds door de stille kamer, en in zijne nabijheid ware
een glimlach des geluks ongepast, waagde het niemand eenig
verlangen of eenige hoop te kennen te geven.
Maar over de trekken van den zieke lag eene schemering van
stille zaligheid verspreid de sluier van den dood daalde al
dichter en dichter op zijne oogen neder; onduidelijk, als uit de
verte, drongen de woorden van den geestelijke tot hem door,
maar de gelukzalige glimlach, die om de bleeke lippen zweefde,
bleef daar verwijlen hij had zijn geliefde kind in behouden
haven binnengebracht.
„Amen," zeide de geestelijke, aan het einde van zijn korte
gebed. „Amen" herhaalde onhoorbaar de oude vrouw cn „amen
lispelde de zieke met zijn laatstcn ademtocht. Het was de laatste
zegenbede geweest van den afgesloofden manzijn hoofd was in
het kussen teruggezonken en zijne oogen waren voor altijd ge
sloten.
Erwin bemerkte het eerst, dat hij was heengegaanontroerd
voerde hij Clemence aan het doodsbed, terwijl hij waarschuwend
zijn vinger op zijn mond legde.
„Wek hem niet, de slaap der dooden is heilig," sprak hij,
„wees sterk en stil, Clemence."
Maar de vermaning was in den wind gesproken de felle smart
van het oogenblik verbrak allen dwang, die deze heldhaftige,
kinderlijke ziel zich zelve had opgelegd, cn de uitbarsting van
wanhoop en leed, die nu volgde, veroorloofde Erwin een blik te
werpen in het hartstochtelijke, onvlambare gemoed, dat nooit
door andere geboden gebreideld was dan die der teederste, der ge
duldigste liefde.
De willekeurige beschikking over zijn leven, die zoo even on
herroepelijk voltrokken was, had zoo plotseling, zoo onverwachts
plaats gehad, dat Erwin, nog half bedwelmd, niets anders gevoelde
dan de zwaarte der verplichting, die hij op zich had genomen,
niets dan het offer van een geheel leven, dat de dankbaarheid
van hem geëischt had. Maar toen hij de onstuimige smart
aanschouwde van het kind, dat zoo weinig ontvankelijkheid aan
den dag legde voor den troost, dien de pas afgelegde belofte van
haar echtgenoot haar waarborgde, toen hij begreep, hoe diep zij
haar verlies betreurde, toen paarde zich aan liet bewustzijn
van zyne plichten een innig medelijden, en hij trok het arme
meisje in zijne armen en kuste als een broederlijke vriend hare
bleeke wangen.
„Myne kleine Clemence, wij bewcenen hem beide, gij en ik,"
lijken haard te smaken en een enkelen maal aan den onweer-
staanbaren lust naar dc meergemelde versnapering te voldoen?
Men mag b. v. 6 fleschjes marasquin tegelijk verkoopen zonder
vergunning. Vertel eens wanneer gij cn uw nichtje jarig zijt."
Dat ons land tot dusverre gespaard bleef voor het
bekende „verlossingsleger" hebben wij, naar de Arnh. Crt.
meent, waarschijnlijk te danken aan onze taal en aan de
aangeboren Hollandsche „deftigheid," waarmede het straat
rumoer en de vertooningen van het verlossingsleger niet
strooken. 't Is h. i. echter ook mogelijk, dat Nederland
van een dergelijke expeditie verschoond blijft, omdat de
godsdienst hier toch reeds genoeg woeling en tweedracht
veroorzaakt.
„De verlossingslegers, uit vrijwilligers samengesteld,
zullen wel verloopen, maar Nederland heeft," zegt de
Arnh. Crt., „een staand leger met algemeenen dienstplicht,
te oordeelen naar de velen die zich in den strijd mengen,
terwijl op onze bijzondere scholen reeds in de prille jeugd
de oefening in den geestelijken wapenhandel aanvangt."
Door de Regeering is aan de gemeente Egmond aan
zee eene buitengewone subsidie van f 1090 verleend in de
kosten van het lager onderwijs.
In de 313de Staatsloterij viel een prijs van f 25,000
op nummer 9216. Toevallig viel ditmaal weder dezelfde
prijs (f 25,000) op hetzelfde nummer.
Op 1 Januari 1884 waren 283 plaatsen bij de Ned.
Herv. kerk vacant, of 10 meer dan op 1 Januari 1883.
De Vliss. Crt. verneemt, dat door hooger bestuur
alsnog pogingen in liet werk gesteld worden om den heer
A. Smit op zijn gevraagd eervol ontslag als burgemeester
van Vlissingen te doen terugkomen.
Door het onbesuisd dichtslaan van het portier van
een waggon aan het station te Haarlem, zijn aan eene
dame drie vingers afgekneld,
Voor eenige dagen trad te Maassluis, voor leden der
afdeeling „Maasland en Omstreken der Hollandsche Maat
schappij voor Landbouw," de heer dr. Louis Mulder van
's Hage als spreker op.
De heer Mulder deed uitkomen dat de landbouwcrisis
niet iets was, dat den Nederlandschen landbouwer in 't
bijzonder trof, maar dat Engeland en Frankrijk daarin rijkelijk
deelden. Kan het al niet erkend worden, dat Amerika's
ruime productie onze landbouwers drukt, toch waren de
gebreken in eigen boezem veel erger: want de middelen,
die door de wetenschap aan de hand gedaan worden tot
verbetering van zeer vele zaken, worden niet met graagte
zeide hij, diep aangedaan, „cn juist omdat niemand zijn heengaan
zoo zeer betreurt als wij, behooren wij bij elkaar. Verlaten zijt
gij niet, gij zijt nu mijne Clemence, met al uw verdriet en met
al uwe wenschenons scheidt niets meer
„Ik weet het," snikte zij, terwijl zij zich angstig aan zijn borst
wierp, „niets dan de dood."
Het was oorspronkelijk eene arme familie, waarvan Erwin van
Tromberg afstamde, en de jonge officier kon zich nog best den
tijd voorstellen, dat de grootste eenvoudigheid en spaarzaamheid
in het ouderlijke huis heerschten. In dien tijd bestuurde zijn
vader met moeite cn vlijt eene kleine, met schulden bezwaarde
bezitting, en zoo het hem niet gelukte zijne hypotheken af tc
lossen, lag dit niet aan zijn doorzicht of volharding, maar aan
misgewas en veeziekte, die meer dan eens de vruchten van zijn
arbeid verzwolgen.
De zorg klopte wel vaak aan zijne deur, maar zij had toch
de macht niet zijn moed te breken of te buigenintegendeel,
fier bood hij haar het hoofd cn nam, toen Walter van Hersfeld,
de zoon van een geliefden neef en vriend zijner jeugd, die ouderloos
en zonder middelen in de wereld achterbleef, den knaap, die tien
jaar ouder was dan zijne kleine tweelingszonen, bij zich in huis.
Dit was eene daad van de onbaatzuchtigste barmhartigheid, zonder
eenig vooruitzicht op vergoeding of belooning, en de jonge Hersfeld
was reeds oud en wijs genoeg, om den omvang van deze weldaad
op prijs te stellen en door de aanhankelijkste liefde aan de familie
te vergelden.
Men had den verlaten wees zonder eenig vooruitzicht op be
looning aangenomen, maar deze bleef nogthans niet uit. Alsof
het lot moede was geworden den ouden heer van Tromberg
langer met wederwaardigheden en beproevingen te vervolgen,
schonk het hem, in den vorm van een testament, plotseling de
rijkdommen van een verwijderd bloedverwant, met wien de familie
sedert jaar en dag in onmin had geleefd.
Ofschoon de jonge Walter van Hersfeld, die toen nog op het
gymnasium was, door bloedverwantschap de naaste erfgenaam
was, verwonderde niemand zich over deze beschikking. De over
ledene was een tamelijk menschenschuwe zonderling geweest,
die zich alleen door zijne luime liet behecrschen; men vond er
niets vreemds in, dat hij den ouden van Tromberg door do toe
kenning van zijn vermogen wilde beloonen voor de vaderlijke
zorg, waarmede hij zich het lot van den wees had aangetrokken.
Dc erfenis bestond, behalve uit het feodale landgoed Erlenstein,
uit een aanzienlijk geldelijk vermogen, cn de nieuwe grondeigenaar
begon zich, nu zijne uiterlijke omstandigheden zulk eene gunstige
wending hadden genomen, op een grooten voet in te richten.
Volgens de beschikkingen van het testament moest het goed in
de mannelijke linie der Trombergs blijven overgaan en bij ont
stentenis van mannelijke erven op de nakomelingen van Walter
van Hersfeld eene vérstrekkende bepaling, die voor den jongen
man niet veel beteekende.
Persoonlijk had het testament hem niets gegeven; integendeel,
het kwam Walter menigmaal voor, alsof het hem iets ontnomen
had, want van het oogenblik af, dat zijn vaderlijke beschermer
het woordje „riddergoedbezitter" bij zijn naam voegde, scheen de