HELDERSCHE
M NIEIIWEDIEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1884. N°. 30. Zondag 9 Maart. *4Mr Jaar£an£
16) VAN HAND TOT HAND.
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal0.90.
franco per post 1.20.
Brieven uit de hoofdstad.
6 Maart.
Dinsdagavond was het een genot, in het Paleis voor
Volksvlijt te zijn. Niet dat er nu juist gelegenheid geboden
werd om //een avond vol kunstgenot" te slijten, maar wie
graag goede muziek hoort en veel van kinderen en kinder
gezang houdt, kon er zijn hart eens recht te goed doen.
Vele honderden Amsterdammers hebben een paar uur
achtereen, met een goedkeurend lachje om de lippen zitten
luisteren naar den eigenaardigen klank van een duizendtal
kinderstemmen, die flink en onbeschroomd door de groote
ruimte weerklonken. Al deze jeugdige zangers en zange
ressen waren leerlingen der openbare scholen, die de
kinder-cantate van den Belgischen componist Benoit, de
Liefde-hymne van Brandt Buijs en nog een paar andere
liederen hadden ingestudeerd, om met de openbare uit
voering dezer stukken een bijdrage te oogsten voor het
fonds der //vacantie-koloniën," waaruit de middelen worden
gevonden om behoeftige kinderen van zwak of ziekelijk
gestel 's zomers een week of wat de opwekkende, verster
kende lucht onzer vaderlandsche zeekust te doen genieten.
En de afloop dier uitvoering rechtvaardigde volkomen de
goede verwachting, die men er van had. De duizend
knapen en meisjes hadden zich blijkbaar flink geoefend en
waren allen bezield met den lust om hunnen onderwijzers,
die zich voor dit avondje reeds lang van te voren zoo
ontzaglijk veel moeite hadden gegeven, alle eer aan te doen.
Het is hun gelukt, want zelden hebben wij in den volsten
zin des woords zoo „con amore'- hooren zingen als in het
Paleis voor Volksvlijt.
Ontegenzeggelijk zullen deze jeugdige zangers de vol
doening smaken, dat menige kleine lijder, die behoefte
heeft aan een verblijf in de buitenlucht, hiertoe thans in
de gelegenheid gesteld kan worden. Doch ook voor hen
zei ven, als deelnemers aan deze uitvoering van kinder
gezang, kan zij een groot en duurzaam nut opleveren.
De liederen, die zij voor deze gelegenheid geleerd en ge
zongen hebben, blijven hen bij, komen, hun onder
het spel of in de ouderlijke woning voortdurend op de
lippen, worden door andere makkertjes hier en daar
bij brokstukken overgenomen, en kunnen zoo mede
werken tot het verdringen van den veelal ruwe en
onwelvoegelijke wijzen en deunen, die helaas nog maar
al te veel door onze volksjeugd bij haar gezang gebezigd
worden. Een zanguitvoering als die van Dinsdagavond
Door GOLO RAIMUND.
(Vervolg.)
Robert kwam met haar oneindig meer overeen met betrekking
tot zijne levensopvatting en begrippen dan zijn ernstige broeder
voor hem behoefde zij niets te verbergen of te bemantelenhij
begreep elk harer wenschen om haar jeugdig leven te genieten,
zonder nauwkeurig te onderzoeken welke waarde, of wel welke
reden van bestaan die zoozeer gewenschte genietingen hadden.
Zoolang zij nog een kind was, had Erwin getracht de ont
wikkeling van haar hart en geest te leiden; ondanks zijne jeugd
oefende hij een zeker gezag over haar uit, waartegen zij zich
heimelijk verzette, omdat haar aard wars was van allen dwang
en omdat hare neigingen en behoeften geheel tegen zijne wenschen
indruischten, maar waaraan zij zich uit berekening onderwierp.
De duur van den dwang, dien zij zich moest opleggen, was
vooruit te berekenen en der moeite wel waard, want de belooning
zou daaraan geëvenredigd zijn; zijne hand was nog altijd de
eenigste, die haar voeren zou tot een schitterenden stand in de
maatschappij en haar eindelijk de vrijheid zou terug geven.
De dagelijksche omgang tusschen Robert en haar deed spoedig
eene zekere vertrouwelijkheid ontstaan het eerste kleine
wolkje verduisterde den naam van het jonge meisje, dat tot nu
toe voor onfeilbaar was gehouden, maar het was slechts een
uiterst klein wolkje, onzichtbaar voor Erwin op zulk een verren
afstand.
Wegens zijne gloeiende bewondering, den lichten toon, dien
hij in zijne eerste brieven over „dat schoone legaat zijns vaders"
aansloeg, werd Robert door den ouderen broeder zeer ernstig
terecht gewezen; hij herinnerde hem zoo nadrukkelijk aan de
„heiligheid" van dat legaat, dat de jonge losbol verwonderd het
hoofd schudde. Maar hij had Erwin te noodig, en daarenboven
had hij hem te ernstig lief waarom zou hij met hem om eene
loutere gril oneenig worden?
Ook Nora zweeg, tot haar verloofde haar dwong den naam
zyns broeders te noemen en toen zij het eindelijk doen moest,
deed zij het zeer kortaf en voorzichtig, om datgene, wat tot nu
toe slechts haar eigen geweten wist, niet te verraden.
Dien zomer werden er herhaaldelijk buitenpartijtjes gegeven,
waarop mevrouw Maubert hartstochtelijk gesteld was, omdat er
gewoonlijk een goed diner mede gepaard ging, en waarbij de
vurige champagne haar aan lang vergetene en komende tyden
deed denken.
Wanneer zy dan naar huis reden door de stille velden, over
welke de schemering reeds lag uitgestrekt, dan verstomde zyn
scherts en Nora's overmoedig gesnap, dan oefenden de kalmte
en de vrede van den avond hun onweêrstaanbaren invloed uit;
de krekels in het golvende graan, de nachtegalen in de boschjes
langs den weg, de jonge harten in de warme menschelijke borst
het sprak alles ééne taal, de taal der liefde.
Het waren voor beide gevaarlijke tochtjes, gevaarlijk, omdat
zy zich wilden of moesten beheerschen.
Op zekeren avond, toen zij opgewondener dan gewooonlijk
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BUREAU: MOLENPLEIN.
in het Paleis voor Volksvlijt kan in dit opzicht gunstig
werken. De opgewektheid, de hartelijke vreugde en onge
kunstelde toewijding, waarmede de jeugdige schare, al deze
met zooveel zorg ingestudeerde liederen, ten gehoore bracht,
bewees duidelijk dat zij er een genot in vonden, zulke
mooie woorden op zoo prachtige wijzen te zingen. Die
liederen en melodiën vergeten ze niet zoo licht weer,
misschien hun leven lang niet, en wie weet hoe menigmaal
we nog hier of daar door een troepje spelende kinderen
in onze achterbuurten de zangen hooren herhalen, welke
zij het eerst voor „die zieke en gebrekkige stumpertjes"
mochten ten gehoore brengen. Ik heb nooit kunnen ge-
looven, en ik geloof het ook nog niet, dat een kind gemeene
en vuile deunen nazingt, omdat het ze mooi vindt of er
een bepaald genot in vindt, zoo iets te zingen, of liever te
schreeuwen, en niet iets anders. Onze volkskinderen zingen
graag, ze hebben blijkbaar behoefte om te zingen, en dus
is het niet te verwonderen dat zij, meestal bij gebreke van
beter, nemen wat het eerst en het naast voor de hand ligt,
en dus eenvoudig en klakkeloos nazingen wat ze op straat
of thuis uit den mond van groote menschen opvangen.
Op die wijze planten onze volks- en straatdeuntjes zich
van het eene geslacht op het andere voort. De melodie
doet daarbij veel af; al zijn de woorden ook nog zoo aan
trekkelijk of gewild voor het volk, ze worden niet gezongen
als de zangwijze niet in den smaak valt. Een deun waar
gang en gloed in zit, is spoedig populair; deftige of ge
kunstelde melodiën krijgen in die kringen nooit burgerrecht-
Waarom wil het „Wien Necrlandsch bloed" nog maar altijd
geen volkslied worden? Omdat het geen lied voor het volk
is, omdat zoowel de woorden als de melodie niets aantrek
kelijks voor het zingende en zinglustige volk hebben. Bijna
nooit hoort men door spelende jongens of meisjes op straat
het „Wien Neêrlandsch bloed" aanheffen, maar de melodiën
van „Die Wacht am Rhein" en „God gave the queen"
(hier meer bekend als „Een sleperspaard op hol") kennen
zij op hun duimpje en zingen ze van den morgen tot den
avond naar hartelust uit volle borst, met een soort van
zelfvervaardigden tekst er bij. In zulke zangwijzen zit
gloed en gang en leven, en daarom zingt het volk ze.
Zoo zijn er in de Kinder-cantate van Benoit ook hier en
daar fragmenten, die uitmuntend als volkslied dienst kunnen
doen, en dan ook stellig nog lang in den mond der jeugdige
zangers zullen voortleven.
Men kan niet zeggen, dat het veld van volks- en straat
zang geheel braak ligt, althans sedert de laatste jaren niet
naar huis keerden, en mevrouw Maubert vóór hen het huis was
ingegaan, was hij zijne hartstochtelijke natuur niet langer meester
op het donkere portaal werd zwygend de eerste vluchtige Jen
toch zoo gloeiende kus gewisseld.
De herinnering daaraan ontroofde Nora den slaap, ofschoon
het niet het geweten was, dat haar den stillen zomernacht
wakende deed doorbrengen. Zij kon zich van den ontvangen
indruk niet losrukken, maar geene enkele harer gedachten
gold dengene, jegens wien zij ontrouw pleegde.
Veeleer maakte zich van Robert een onaangenaam gevoel
meester, want het toeval wilde, dat hij juist dienzclfden avond
een brief van Erwin vond, waarin deze herhaalde, dat hij, bij
alle broederlijke liefde en toegefelijkheid, elk vergrijp tegen de
achting, elke vrijheid jegens Nora, die aan de bescherming der
Trombergs was aanbevolen, als eene persoonlijke beleediging zou
beschouwen.
Die vermaning hinderde hem, want zij kwam te laatnu eenmaal
de eerste grensboom gevallen was, kon zij hem niet meer beletten
voort te gaan; op zijn hoogst kon zij hem aansporen zich voor
verdere vrijheden te wachten.
Maar ook dat voornemen was ijdel; op den vluchtigen kus
volgde weldra het gloeiende woord; het was niet meer de korte
triomf van het oogenblik, het was eene inbreuk op de toekomst.
„Ik bemin u, ja, ik bemin u!" zeidc zij op zekeren dag, toen
zij zich aan zijne omhelzing ontscheurde; „maar ik mag niet
naar u hooren, heden niet, noch later."
Hij zag haar verrast, ongeloovig aan. Het was voor het eerst
van zijn leven, dat hij dat woord hoorde; wel had men altijd
gepoogd hem, den lichtzinnigen, wispelturigen minnaar, vast te
houden, maar nog nooit had men hem te kennen gegeven, dat
hy beter deed zijne vrijheid te behouden. Onbesuisd als hij was
had hij nog nooit overwogen, hoe deze minnarijen eindigen konden
of moestenhij had het vermaak van het oogenblik genoten,
zonder aan het einde te denken.
Tegenstand diende slechts om hem driester te makenhij wilde
ten minste weten, waarom dit geluk hem niet voldoende was
voor altijd, voor „de eeuwigheid," van welke andere vrouwen
zoo gaarne spraken.
„Kunt gij de mijne niet zijn, Nora?" vroeg hij verwonderd
en op een verwijtenden toon, „nu niet, later niet, en toch zijt
gij het met uwe geheele ziel, ten minste wanneer uw kus niet
liegt?"
„Ja," zeide zij, terwijl zij met beide handen het rijke goud
bruine haar uit hare slapen streek, „ja, maar dit is slechts een
roes, Robert, vergeet dat nooit. Ik ben gebonden door een
heilig woord."
„Nora!" riep hij onthutst.
„Bemint gij mij minder, omdat ik u, zoonls gij zelf zegt, mijne
ziel gaf?" vroeg zij bitter, „dunkt u mijne liefde gering, omdat
zij niets eischt, geene rechten doet gelden, noch heden, noch
later, en is mijne zonde grooter in uwe oogen, omdat zij u rein
laat, u schuld en verwijt bespaart? Drink den nectar met volle
teugen; het berouw, als dat komen mocht, is voor mij."
Hij drukte haar onstuimig aan zyne borst, terwyl hij uitriep:
„De herinnering aan deze zalige uren zal het berouw ver-
Prijs der Advertcnticn: Van 1i regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
tneer, want van verschillende kanten zijn er pogingen aan
gewend om op dit gebied de zoo hoogst noodzakelijke
verbeteringen aan te brengen. Wij hebben zelfs een „Ver-
eeniging tot verbetering van den volkszang", maar ik kan
niet zeggen dat de sporen van hare werkzaamheid tot nog
toe helder aan den dag zijn getreden. Intusschen zal ik de
laatste zijn, om haar daarvan een verwijt te maken. Het
hier beoogde doel heeft met tal van schier onoverkomelijke
en diep ingewortelde bezwaren te kampen. De vele en
velerlei pogingen, vooral in de laatste jaren tot bereiking
van dit doel aangewend, maar meerendeels als mislukt te
beschouwen, zouden het kunnen getuigen, hoe geringe
vorderingen er in dit opzicht gemaakt worden. Op het
oogenblik bepaalt de bovengenoemde Vereeniging er zich
dan ook toe, van tijd tot tijd een paar liederen aan te
wijzen, die haar het meest geschikt voorkomen, om dooi
de leerlingen der volksscholen geleerd en gezongen te
worden.
Maar bereikt men daarmede het voorgestelde doel?
Verbetert men daardoor den eigenlijken straatzang? Weert
men op die wijze de onbeteekenende en maar al te vaak
hoogst onzedelijke liedjes, die in den regel de rubriek
„straatliederen" uitmaken? Ik betwijfel het. Men zou het
kwaad meer rechtstreeks moeten aantasten. Wie brengt
zulke liederlijke deunen in omloop? Ge behoeft niet ver te
zoekenhet is niemand anders dan een der meest bekende
straatfiguren uit het Amsterdamsche volksleven: de orgel
man. Hij is de pionier van het straatlied, hij speelt er den
deun van op zijn meer of minder valsch draaiorgel, zingt
er met een vervaarlijk geluid de bijbehoorende woorden
bij, en heeft op zijn orgel een geheele stapel zijner liedjes
beschikbaar, die hij tegen een prijs van 1 of 2 cent per
stuk voor het publiek beschikbaar stelt. Hoe meer de door
den orgelman gezongen zangwijs in den smaak valt, hoe
gretiger aftrek de „liedjes" hebben. Opgeschoten jongens
en meisjes, knapen die op weg naar school of naar hun
„winkel" zijn, moeders met kinderen aan de hand en op
den arm, kunnen geen weerstand bieden aan de verzoeking
om er zich een exemplaar van aan te schaffen. Maar
vooral vinden ze een groot debiet onder de dienstmeisjes;
de orgelman kan deze onder zijne beste klanten tellen. Zij
houden er van om onder haar werk een deuntje te zingen,
en leeren in een ommezien de liedjes van den straatmuzikant
van buiten. Hij is een man van invloed in zijn soort, al weet
hij 't zelf niet. Doch die invloed is niet boven bedenking
verheven. Meestal zijn die liedjes doorspekt met dubbelzinnige
bannen."
Zij vleide zich tegen hem aan.
„Het oogenblik behoort u, de toekomst aan een ander. Zult
gij zwijgen, en trouw en dankbaar zijn er geschiede wat er
wil? Zult gij het u altijd herinneren, dat gij het waart, voor
wien ik zondigde?"
„Altijd, Nora, altijd! Maar gij moest vertrouwen in mij
stellen en mij zeggen, wien gij uw woord verpand hebt.
Zij schudde haar hoofd.
„Dat kan ik niet; gij zult het spoedig genoeg vernemen.
Maar de naam, dien ik zal dragen, is even trotsch is de uwe."
„En de man, die dien naam voert?"
Er lag spot en twijfel in die vraag, en haar ijdel hart gevoelde
zich niet beleedigd door den hoon haar verloofde aangedaan, maar
zag daarin slechts eene mindere waardeering van hare liefde
voor Robert.
„Menigeen stelt hem boven u," antwoordde zij gekrenkt.
„En gij, Nora?" vroeg hij teeder smeekend.
Maar zij was reeds weder verzoend.
„Ik zeide u immers reeds, dat het een roes is, die zich van
mij heeft meester gemaakt, zalig, maar vluchtig."
Zij was veel te luchthartig, te oppervlakkig van aard, om over
het onrecht na te denken, waaraan zij hem medeplichtig maakte.
Hij daarentegen vond het gemakkelijk, dat zij zijne verantwoorde
lijkheid van de hand wees; hij gevoelde zich verlicht, nu toch
de aard van hunne verhouding hem bekend was, dat Nora geene
rechten op hem wilde doen gelden.
Wat had hij haar ook kunnen aanbieden? Berooid als zijne
finantien waren, kon hij er niet aan denken een meisje te huwen,
dat, hoe schoon zij overigens ook mocht zijn, noch rijkdommen,
noch aanzienlijke verwanten bezat. Trouwens, aan duurzame
ketenen had zij nooit gedacht; wat zij daaromtrent zeide, beant
woordde geheel en al aan zyne eigene opvattingen omtrent
dergelijke verbintenissen; het was een spel, een droom.
Maar één gevolg had hare bekentenis toch gehad: hij werd
voorzichtiger voor het oog der wereld. Was Nora niet meer
vrij en onafhankelijk, was een vreemde naam reeds met den
hare verbonden, dan moest hij dubbel voorzichtig zijn.
Mevrouw Maubert vermoedde wel iets van deze verbodene
liefde, maar zij liet er zich niet mede inhare wufte zeden
vonden niets ongeoorloofds in deze koketterien; haar eigen leven
was immers eene aaneenschakeling van dergelijke minnarijen
geweest. Daarenboven verschafte Robert haar aangename ver
strooiingen in haar stille en alledaagsche leven; hij was zoo
oneindig onderhoudender en toegeefelijker dan Erwin, in wiens
tegenwoordigheid zij zich altijd moest inhouden.
Zij bepaalde er zich dus toe Nora tot voorzichtigheid aan te
manen; haar te herinneren, hoezeer Robert zijn tweelingbroeder
genegen was, opdat zij geen gevaar liep hem mogelijk te ver
liezen. Zij maakte het Nora duidelyk, dat Erwin als toekomstig
echtgenoot verreweg de voorkeur verdiende, zelfs voor het geval,
dat Robert het geluk zyns broeders zou willen vernietigen en
haar voor zichzelven mocht begeeren. De oudere ryk, in goed
geregelde omstandigheden de jongere berooid, verwend,
genotziekniet zelden, wanneer hij zich in verlegenheid bevond