HËLDERSCHE EN NIEEWEDIEPEIt COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1884. N°. 31. Woensdag 12 Maart. Jaargang 42. Uitgever A. A. BAKKER Cz. VAN HAND TOT HAND. r.Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag n: Abonnementsprijs per kwartaal w wh franco per post niddag. 0.90. 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Grootc letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Bln n enlan a. Het Dagblad stemt in een artikel, getiteld: „Het dragen van wapenen" toe, dat de gevallen, waarin de militaire wapenen misbruikt worden, veelvuldig voorkomen, nu en dan met noodlottige gevolgen. Maar er schuilt in onze natie, zelfs in onzen soldaat, nu toch reeds weinig militaire geest en in den laagsten rang ook niet algemeen een opgewekt militair eergevoel. Moet die geest nu nog verzwakt, dat gevoel nog meer gefnuikt worden? Dit zou toch het gevolg wezen van het verbod; want daarin zou 'opgesloten liggen de verklaring, dat de soldaat on waardig is zijn wapen te dragen, dat het hem niet is toevertrouwd. Trouwens, men weet, dat het verbod, in bijzondere gevallen opgelegd, steeds heeft gegolden als eene straf, als iets onteerends voor hem, dien zij trof. De weigering van de militaire autoriteiten om zulk een verbod algemeen te maken is dus niet alleen verklaarbaar, maar ook te rechtvaardigen. Aan de militaire autoriteiten is echter ook meermalen zelve overtuigend gebleken, dat de klacht der burgerij over het gevaarlijk misbruik, hetwelk nu en dan van de wapenen wordt gemaakt, gegrond is. Het Dagblad ver trouwt dan ook, dat ook de militaire autoriteit er zich over verheugen zou, indien het middel te vinden was om, met eerbiediging van de motieven, waardoor haar tegenstand werd gewettigd, de schandalen te voorkomen, waardoor niet alleen de orde wordt verstoord, maar ook dikwijls de montering wordt onteerd. Het Dagblad gelooft, dat men een middenweg kan inslaan. Wanneer vallen de bedoelde ongeregeldheden voor? Bijna zonder uitzondering des avonds en terwijl de wijsheid in de kan is. Zou het dus niet mogelijk zijn, als algemeene maatregel in te voeren, dat evenals den officieren vergund wordt des avonds in politiek gekleed te gaan, den soldaat beneden den rang van onderofficier b. v. na 's middags 4 ure, of op uren, van het jaargetijde afhankelijk, verboden werd, buiten dienst gewapend op straat te verschijnen? Vergist het Dagblad zich niet, dan is de maatregel reeds hier en daar door sommige garnizoens-comraandanten toegepast, en met goed gevolg. Gaat dit „conciliante" voorstel gelijk het blad het noemt door, dan krijgen wij, zegt het D. v. N., dus dit besluit: De minister van Oorlog; Overwegende, dat de manschappen dronken zijnde hun wapenen gebruiken; Door GOLO RAIMUND. Vervolg.) Robert was voorzichtiger; hij week niet van hare zijde, waar schuwde en beschermde haar en even vóór middernacht verdween hij met haar, den grooten ingang vermijdende, door de portiers woning, die in een nauw zijstraatje uitkwam. Op het nabijzijnde plein nam bij eene drosebkie, koos voorzichtig een verafgelegen lokaal om te soupeeren, en ook daar legde Nora haar masker niet af. Ondanks zijne lichtzinnigheid was hij, om haar naam niet prijs te geven, dezen keer met zeer veel overleg te werk gegaan, en toen zij eindelijk naar huis reden, was het in de zekerheid, dat dit kleine uitstapje met den sluier van het geheim bedekt zou blijven. Toen zij, thuis gekomen, aan den trap afscheid van hem wilde nemen, ontstond er een stomme strijd, want elk gedruisch was voor haar gevaarlijk, maar hij bleef overwinnaar en volgde haar. Tot nu toe waren al de krachten van haar geest, al hare zinnen ten hoogste gespannen geweest, nu echter kwam de terugwerking hare geestkracht had haar verlaten. Slapen was haar vooreerst toch onmogelijk, hij zou dan maar een kwar tiertje bij haar blijven. Toen zij den donkeren mantel van haar schouders liet glijden en zich van haar halfmasker ontdeed, zwelgde hij liefdedronken in den aanblik harer schoonheden. wMijne mijne Nora," stamelde hij. Zij liet zich zonder spreken op de kleine sopha nedervallen, waarop zij zoo dikwijls met Erwin gezeten had, niet bedwelmd of beneveld, maar kalm en bedaard de ondoorgrondelijke innig heid en diepte zijner liefde peilende en berekenende. Robert zat niet naast haar hij lag op het tapijt aan hare voeten, het gloeiende gelaat in hare schoot verborgen, met zijne armen hare gestalte omvattende. Wel weerde zij zwijgend zyne hartstochtelijke kussen af, maar zij deed het weifelend; door hare laatste schreden, zij gevoelde het zelf, had zij alle slag- boomen omvergerukt. Wellicht was het de laatste, geheimzinnige magnetische band, die haar met. den man verbond, wien zij haar woord had gegeven en die haar zoo getrouw en zoo vurig beminde, dat zij ook nu, evenals tot nog toe bij elk gevaar of elke angst, onwillekeurig aan hem dacht toen hij, door zorg gekweld, op hetzelfde oogen- blik op den drempel verscheen. Wel verscheurde de band, dien zij voor haar leven en langer nog onbreekbaar waande, maar zij was gered; de slag die ver pletterend nederviel, trof slechts haar alleen. In welken toestand zij achterbleef na die vreeselijke ramp, hoe het schitterende schijnbeeld zich oploste in een krijschend spooksel, dat vernam mevrouw Maubert, toen de verdooving van den eersten schrik voorbij was, alleen uit Nora's wilde, wanhopige phantasiën. Werkelijk de schijn smolten ineen tot een vormloos beeld, waarvan zij het middelpunt was zij, alleen, te midden eener wereld van schitterende puinhoopen. De dag brak aan en verliep, gevolgd door nog een dag en nog Overwegende, dat de manschappen gewoonlijk eerst na vier uur des avonds dronken zijn; besluit: Het dragen van wapenen na vier uur des avonds te verbieden. 't Zal een aardige afwisseling zijn in onze droge Recueil Militaire. Mars verklaart zich in het Hld. tegen den maatregel van den minister Weitzel ter verkrijging van militie officieren, omdat die de volgende nadeelen na zich sleept. 1. Evenals reeds nu iedereen meent over krijgskunde en landsverdediging te kunnen oordeelenzal de meening ingang vinden, dat iedereen, met een minimum van voor bereiding, als aanvoerder kan optreden. 2. De verhouding der militie-luitenants tot adjudanten onderofficier en sergeant-majoor, die ook menigmaal als pelotons- of sectie-commandanten moeten optreden, kan tot moeielijkheden aanleiding geven. 3. Door dergelijke voorschriften doen wij eene schrede voorwaarts op het gebied der denkbeeldige Kricgsbereit- schaft (gereed zijn op het papier), en dat staat gelijk met eene schrede achterwaarts in de werkelijkheid: men sust zijn geweten in slaap en strooit anderen zand in de oogen. 4. Als de maatregel iets oplevert, heeft men kans op de aanverving van ondergeschikte sujetten, mislukte zoons van gefortuneerde ouders, die nergens slagende, eene gele genheid meenen te zien om zich eene positie te verschaffen, welligt ten Hove te verschijnen: adspiranten, die veel van het leger vragen en weinig diensten bewijzen. Daarbij dreigt dan nog het gevaar, dat men het aan vankelijk, om de zaak te doen gelukken en den minister te believen, niet zoo streng met het programma zal opnemen. Cath. Alb. Thijm, wijdt in de Amsterd. Crt., een zeer lezenswaardig artikel aan het boek eener Koninginhet dagboek van Koningin Victoria, dat onlangs verschenen is. Haar oordeel over dit werk is alles behalve gunstig. Zie hier wat ze o. a. schrijft: „Het geheele dagboek van Koningin Victoria zou niet onaardig zijn, indien het door een rozenknopje van mijn blad „Lelie en Rozenknoppen," dus door een meisje van 11 a 14 jaar geschreven was; en in dat geval, vooral indien het kind dichter hij 11 dan bij 14 jaar was zou men zeggenZeer ontwikkeld is zij niet, maar laat ons hopen dat dit later nog komen zal." Een oogenblik hoopte ik, dat de Koningin dit dikke deel van bijna 500 pagina's in een staat van kindscldieid geschreven had, maar, helaas, de datums loochenen dit. Men zou republikein worden, eenen, maar niemand vroeg naar haar, nog de bedrogene, noch de deelgenoot van haar misstap. Zij pijnigde hare hersenen af om te weten te komen, wat Erwin er toe gebracht had, haar in dit nachtelijk uur te bezoeken, of door wien zij verraden kon zijn; zij martelde zich met de gedachte aan haar verloren toe komst en aan de onvermijdelijke verklaringen tusschen de beide broeders, waarop zij thans geen invloed meer kon uitoefenen zij sidderde ook voor het leven van den vreemdeling, het slacht offer harer lichtzinnigheid. Voor het eerst van haar leven onder wierp zij zich stilzwijgend aan de hevige klachten en verwijten van mevrouw Maubert het onbestemde //niets," dat haar aanstaarde, die algehcele vergetelheid, boezemden haar eene onbeschrijfelijke ontzetting in. Eindelijk vermande zij zich in zoo verre, dat zij op het denk beeld kwam te schrijven. Aan Erwin? Hij had haar geen woord toegesproken en juist daardoor gevoelde zij, dat zij hem verloren had. Neen, niet tot hem, tot Robert richtte zij haar hulpkreet; hij immers begreep hare zonde, hij toch was haar verleider geweest mocht Erwin haar verachten, Robert was haar dank schuldig, en hij had gezworen haar nooit te vergeten nooit! En hij herinnerde zich dit maar al te zeer te midden van al de helsche kwellingen, die hij leed, gedurende die drie dagen, die hij alleen doorbracht; al zijne gedachten vol angst en berouw, alles werd overschaduwd door haar schoon, haar zondig beeld, dat de geheele schuld op zijne schouders legde. Deze weinige dagen en nachten, waarin hij zijn hoofd woest en bezwaard voelde, waren de bitterste, die deze verwende gunsteling van het geluk beleefd had -- het was hem, alsof hij reeds jaren van boete had doorgebracht. Hij durfde Nora niet naderen, vóór hij Erwin gesproken had, maar in zijne gedachten hield hij zich elke minuut met haar bezig, zonder dat hij zichzelf rekenschap wist te geven van zijne gevoelens omtrent haar. Wrevel vervulde hem somtijds, wanneer hij er aan dacht, hoe trouweloos zij jegens beiden gehandeld khad, want zij kon het weten, hoezeer de broeders elkander genegen waren, maar deze bitterheid werd weder verdrongen door de herinnering aan de laatst ontvangen overweldigende indrukken, de herinnering aan hare vermetele liefde voor hem, aan zoovele zalige uren. Hij herinnerde zich hare woorden«Mijne zonden laat u rein zwelg in den nectar, het berouw is voor rajj." Ook hij was onbekend met de geheime diepten van hare ziel zijne eigene lichtzinnigheid belette hem na te gaan, of hare afdwaling het gevolg was van wuftheid of groothartigheid; hij meende, dat zij leed om hem en over hem. Haar wanhoopskreet had hem tot in het diepst zijner ziel getroffen moest hij dan misdadig zijn jegens allen die hij bemind had? Hij las den brief, dien zij geschreven had, en waarop hare tranen gevloeid hadden, met gloeiende, drooge oogen ach, had hij die letters, die herinnering, die zonden kunnen uitwisschen met zijn bloed. «Ben ik gericht, Robert," schreef zij, „hebt gij mijn vonnis geveld? Laat het mij, om Gods wil, weten, zelfs al had gij mijn doodvonnis uitgesproken. Wat is de ergste dunkt me, zoo alle gekroonde hoofden dergelijke boeken uitgaven Geen enkele diepere gedachte, geen opmerkingsgave; niets, niets wat buiten de alledaagsche mededeelingen gaat I van een keukenprinses aan haar kameraad, en zelfs mist het nog het kernachtige, dat de gesprekken der volks klassen kenmerkt. Dagelijks teekent de Koningin op hoe het weêr is, of zij in een open of dicht rijtuig uitgegaan zijn, wat Brown gezegd en gedaan heeft en waar hij zijn slaap kamer heeft als zij op reis zijn. Zij wijdt een halve bladzijde aan den achterkant der knieën van dezen be diende, die door de wrijving van zijn korten Schotschen rok wat geschaafd zijn. Daarbij heeft zij den slechten smaak om, van den Prins Consort sprekende, zichzelf de zeer gezette matrone „his poor little widow" te noemen. Nadat zij op den datum van 11 October 1865 verteld heeft van de geschaafde beenen van haar dienaar, staat op den 12 October. „Brown's leg was much better" en op den 13 October. „Het was werkelijk smartelijk om aan te zien hoeveel pijn of Brown aan zijn beenen leed, vooral bij het op en neer gaan der bergen. De moed, dien bij bij deze gelegenheid aan den dag legde, getuigt van een groot en edel hart." Geen woord over kunst of kunstprodukten, die zij gezien moet hebben: geen woord over de groote mannen van den dag, op geen gebied, niet eens op het politieke; geen woord over haar vertrouwden vriend Lord Beaconsfïeld, maar des te meer over baar knechten en zelfs over de gevoelens van deze lieden." Volgens ingekomen ambtsberichten zijn in de maand Februari jl. geen gevallen van mond- en klauwzeer in het Rijk waargenomen. Naar men verneemt, is de straf van den candidaat in de medicijnen J. C. B. te Utrecht die wegens de bekende zaak van de Baarnsche kostschool voor de Recht bank te Utrecht heeft terechtgestaan, en onlangs aan den Koning een request om gratie indiende verminderd van 8 tot 3 dagen celstraf. In verband met den diefstal ten postkantore te Breda moet, naar men meldt, bij de inspectie der posterijen het voornemen bestaan om, voor zoover des nachts de dienst wordt waargenomen door kantoorknechts bij de posterijen, deze voortaan te doen vervullen door commiezen of sur numerairs der posterijen. zekerheid, bij dit langzame sterven vergeleken het is wreed, en grootmoedig zijt gij toch grootmoedig was ook hij. Is hij dood, die vreemde man, dien ik niet ken, die gevallen is als het slachtoffer, niet van mijne misdaad, maar van mijne jeugdige lichtzinnigheid? Legt het noodlot eene schuld op mijne schouders, die ik in mijn hart niet beging? o, Robert, waarom zijt gij gekomen, om rayn hart, dat nog in kinderlijke droomen verzonken lag, te doen ontwaken? Ik was zoo tevreden! Maar gij naamt den blinddoek van voor mijne oogen weg; gij leerdet mij zien, begeeren, ge nieten gij reiktet mij den beker der vreugde en de eerste terug, die ik er uit dronk, was vergift en geeft my den dood! Ik houd zooveel van Erwin, maar u bemin ik, uwe stem klonk zoo geheel anders, uwe woorden waren zoeter, uwe kussen inniger. Gij leerdet mij eene andere wereld kennen, eene wereld, wier weórschijn lang in mijne ziel gesluimerd had. Nu heb ik mij daaraan overgegeven met al mijne gedachten ben ik daarom verloren? Ik wist, dat wij moesten scheideu, maar ik had het mij zoo geheel anders voorgesteld, niet zoo gewelddadig, niet zoo verpletterend voor zoo velenWeet gij nu, waarom ik u zeide, dat het niet mocht zijn, dat het een roes was? Ik behoorde u beiden toe! En wien behoor ik nu toe? Is mijn lot beslist, ben ik een onbeheerd eigendom geworden in deze wijde, uitgestrekte wereld, omdat ik mij een oogen blik aan haar verboden glans vergrepen heb? Help mij dan sterven, sterven, sterven ja, mij uwe Nora." Zijne blikken waren onafgewend op h-t schrift gevestigd tot zij ineensmolten met de voorstelling van hare lieftallige bekoorlijk heden. Hij had het zichzelven nooit afgevraagd, of het iets meer was dan een van die vluchtige hartstochten, die hy reeds zoo vaak ondervonden en vergeten had thans gevoelde hij, dat hij haar gaarne zou willen redden ten koste van zijn leven. Mocht hij haar aan zichzelve overlaten wanhopig en alleen? Moest hij dan jegens beiden een verrader worden, jegens zijn broeder en jegens haar? „Verlossing," steunde hij uit het diepst van zijne borst, „verlossing uit dezen onverdragelyken toestand van twijfel." En zij kwam. Een zware stap en kletterende sporen deden hem verschrikt opspringen, en nog eer hij, misnoegd over dit onverwacht bezoek, zich in zijne slaapkamer kon terugtrekken, was Erwin binnen. Hij zag er bleek en vervallen uit en scheen jaren ouder geworden. Eenige sekonden stonden zij sprakeloos tegenover elkander, beide door hunne herinneringen overweldigd. De jongere, wien de doodelijke kogel gemist had, vermande zich het eerst; hij stak zijn broeder de hand toe en eerst toen deze die weigerde, ging hy eene schrede achteruit. „Gij komt, c n rekenschap te eischen," zeide hij somber, „vraag!" Het was misschien niet zonder bedoeling, dat Erwin achter een stoel bleef staan: de hooge leuning verschafte hem een

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 1