Ook het huldebetoon, door stad en land aan de leden der Transvaalsche deputatie gebracht, begint verhoudingen aan te nemen, die tegen wil en dank het woord overdrij ving op de lippen brengen. Vrienden, ge moet ons nu niet gaan verafgoden!" vermaande Krüger te Rotterdam. Het heeft er werkelijk iets van. Sedert het oogenblik dat de Transvalers in Nederland aan wal stapten, en vooral gedurende de twee weken die zij tot dusver te Amsterdam verbleven, is er van den vroegen morgen tot den laten avond bijna geen minuut stilstand geweest in den stroom der eerbewijzen. En nog zien tal van steden met smachtend verlangen het tijdstip tegemoet, waarop de Transvaalsche heeren binnen hare muren haar aandeel in de algemeene huldeblijken komen aanvaarden. Ter nauwernood hebben de leden der deputatie zich aan de behartiging van de hun toevertrouwde belangen gezet, of hun tijd wordt in beslag genomen door een uitstapje, een diner of een receptie. Heden avond hoopt men in Burgerplicht eindelijk de zaken eens ernstig te gaan behandelen: men bespreekt er de toekomst van de Transvaal in verband met de Neder- landsche handelsbelangen, en het onderwerp wordt in geleid door den super-intendent Du Toit. De vergadering begint te zeven uur, maarte negen uur wachten de studenten der Vrije Universiteit de leden der deputatie aan een feestelijk souper. Zijn anderhalf of twee uur voldoende voor de toelichting en overweging van wat dan nu toch het eigenlijke doel van de komst der deputatie mag heeten? Ik zie werkelijk geen kans, om die vraag anders dan in ontkennenden zin te beantwoorden. Amstelaar. Bln n pril an Jl. Donderdag avond had in het gebouw der Vrije Gemeente te Amsterdam eene buitengewone vergadering plaats van de kiesvereeniging Burgerplicht, ook voor belangstellenden toegankelijk. In die bijeenkomst werd behandeld: de toekomst der Transvaal in verband met de Nederlandsche handelsbelangen. De Transvaalsche depu tatie was tegenwoordig en de heer Du Toit hield eene rede, welke wij ontleenen aan de N. Rott. Crt. „Dames en heeren, zeide de redenaar, het is ons recht aangenaam hier niet met feestgedruisch, maar tot het be spreken van zaken te worden ontvangen. Hij wenschte een algemeen woord te spreken, om daarna aan ieder gelegen heid te geven tot het doen van vragen, welke door ieder der gedeputeerden, naar hun beste weten en krachten, beantwoord zullen worden. De hier overal ontvangen sympathie doet het hart der gedeputeerden goed, maar zij wenschen daaraan ook eene financiëele wending te geven. Zoo vraagt ook een oudere broeder aan den jongeren, dien hij na lange scheiding terugziet, na de eerste hartelijke begroeting: „Jongen, hoe gaat het met je zaken?" Spreker geeft een overzicht van de worsteling der Zuid- Afrikaansche nationaliteit. Zij is verdeeld in drie tijdperken: de eerste is de strijd tegen de roodbaaitjes," onder kanon gebulder en wapengekletter. In dien strijd heeft de oudere broeder den jongeren niet kunnen helpen, anders dan met zijne sympathie. Die sympathie, deze lofuitingen zijn hun wel aangenaam, maar nu volgen nog twee worstelingen, en daarin kan Nederland hun van grooten dienst wezen. In de eerste plaats de geestelijke worsteling. De taal van den overheerscher is de taal der scholen in de Transvaal geweest, en moest aan de jeugd onderwezen worden. Het Engelsch was het middel, het voertuig op de scholen, op de gerechtshoven, overal, om het volk te denationaliseeren. Maar dat ging zoo gemakkelijk niet. Er is geworsteld, en na langen strijd is het gelukt het Nederlandsch weêr als officiëele taal overal in Zuid-Afrika erkend te zien. Ook de opvoeding der jeugd aan de hoogescholen, dat is die van de mannen welke de toekomst onzer nationali teit in handen hebben, geschiedt niet hier in Nederland, maar in Engeland en in Schotland. Daarvoor, voor dit gewichtige punt is Nederlandsche hulp noodig. De intellec- tueele krachten van den ouderen broeder worden ingeroepen, Daarom beschreef dan ook dc gekwelde man, halt' uit on wetendheid, half met de goedaardige bedoeling Erwin, die nog steeds ontzien moest worden, geen meerdere zorg op den hals te halen, de nieuwe toestanden in het beste licht en bleef Cle- mence met toestemming van haar echtgenoot op eene plaats en in eene omgeving, die bij haar aanleg en op haar leeftijd, waarin karakter en gemoed zich vormen, niet anders dan den ongunstigsten invloed konden uitoefenen. Het voorbeeld van de overledene dominésvrouw was te voorbijgaand geweest om een duurzamen invloed op Clemence uit te oefenen, en wat zij thans te zien kreeg van die edele vrouwelijkheid, waarvan mevrouw Teichmann onophoudelijk den mond vol had, wekte haar grootsten weerzin op. Bij haar onbevredigd verlangen naar hare bosschen, waar de vrede had gewoond, waar hare kleine huishoudelijke werk zaamheden voor haar vader voldoende waren geweest en zijne liefde haar zoo rijk had gemaakt, voegde zich nu nog haar tegenzin tegen de lessen van den dominé, die haar hoe langer hoe onbegrijpelijker werden, en tegen het huiselijke leven, waarin haar hart en geest verkwijnden. Want ook het bezoek van jonge meisjes, dat haar voorgespiegeld was en waarnaar zij zoo vurig verlangde, bleef, nu de huisvrouw gestorven was, uit; mevrouw Teichmann scheen voor de vrouwelyke bloedverwanten van den dominé geen groote aantrekkelijkheid te bezitten. Zoo liep de zomer, die Clemence zulk een bitter leed had aangedaan, treurig ten einde, en toen kwam de winter en sneeuwde het dorp in en hield ook de andere bezoekers verwijderd, die nu en dan uit de naburige plaatsjes of houtvesterijen wel eens aankwamen, wanneer de wegen begaanbaar waren. Maar de volgende lente, toen de oorlog had uitgewoed, toen er zoovele tranen te drogen, zoovele wonden te heelen waren, bracht evenals trekvogels, ook de zomergasten terug, die in het liefe lijke Thuringsche dorpje uitspanningen verademing kwamen zoeken. Op de pastorie, die tijdens het leven der vroegere bewoonster veel bezoek van familieleden kreeg, had men zich tot nu toe steeds vrij gehouden van betalende gasten, hoe dikwijls er ook bezoek was geweest onder de heerschappij van de tegen woordige huishoudster, die het eene dwaasheid noemde, logeer kamers te hebben, waarvan geen gebruik werd gemaakt, en die haar broeder aan het verstand wist te brengen, dat het zijn plicht was zijn inkomen te verbeteren, werd dit geheel anders. Het eerste jaar, dat deze nieuwigheid werd ingevoerd, vond een bejaard, kinderloos echtpaar uit eene grootere provinciestad, een zomerverblijf in de pastorie. Het waren bedaarde, eenvoudige lieden, die volop genoten van de landelijke natuur en zich on voorwaardelijk aan den scepter van mevrouw Teichmann onder wierpen. De oude, ziekelijke heep wns, nu hij de actenstof van zijne voeten had geschud, een joviaal, opgewekt manenkele keeren nam Clemence deel aan de uitstapjes van het ephtpaar of deed, tot groote ergernis van mevrouw Teichmann, met den kantonrechter, die een paard yan den pachter leende, een rit door de bergen. en spr. hoopt en vertrouwt stellig, dat de reeds gevoerde beraadslagingen met bevoegde mannen, er toe zullen leiden, dat het centrum der hoogere opvoeding voor de Trans vaalsche jeugd naar Nederland verlegd worde. Eene derde worsteling is tegen het monopolie van handel en nijverheid. De Brit legt spoorwegen en telegrafen, ontgint mijnen, en heeft het weinige, dat van industrie bestaat, in zijne handen. Kosmopolitisme is in handelszaken goed, wanneer men zijn volle ontwikkeling bereikt heeft, maar in Zuid-Afrika wordt alle competitie gemist en heeft de Brit alles in handen. Hoe staat het nu, zal men mij vragen, met de Transvaal? Waarom is het land nog niet meer ontwikkeld? Het antwoord is, dat het land feitelijk nog geen drie jaren van volkomen rust heeft genoten, en steeds heeft moeten worstelen om te worden datgene wat het nu is. Enkele cijfers mogen tot toelichting strekken. De staatsinkomsten bedroegen in 1878 105,130 p. st.dat was onder het vrij bestuur. In 1882, onmiddellijk na den oorlog, bedroegen ze 263,523 p. st.in 1883 waren ze gestegen tot 312,442 p. st. In den tijd van 5 jaren dus zijn ze bijna verdrie dubbeld in een tijd van moeite en strijd. De schuld der Republiek. Zij had bij Groot-Brittannie eene schuld van p. m. 381.000, tegenwoordig p. st. 250000, want bij de laatste conditie is zij tot laatstgenoemd cijfer verminderd. Voorts is er van de vroegere spoorwegleening nog over p. st. 80.000, benevens een gedeelte eener leening bij de Ivnapsche Handelsbank, nog bedragende p. st. 30.000. Het totaal bedraagt dus p. st. 36Ó.000. De inkomsten van liet afgeloopen jaar bedragen dus bijna zooveel als de geheele schuldenlast. De rente der schuld bedraagt aan de Britsche Regeering, rente en amortisatie, 15,000 p. st. 's jaars. Voor de spoorweg leening 4000 p. st. en voor aflossing 2666 p. st. op de begrooting van het laatste jaar. Aan de Handelsijank eindelijk 1800 p. st. Totaal in ronde cijfers 22,000 p. st. per jaar. Nu iets over de hulpbronnen der Transvaal. In de eerste plaats de landbouw, de ziel van alles. Deze is vatbaar voor eene uitbreiding buiten alle berekening. Het land is zoo groot als Frankrijk, en bevolkt met 50 k 60,000 inwoners. Het is geschikt voor landbouw zoowel als voor veeteelt. Het noordelijk gedeelte, van een sub-tropisch klimaat, is voor den landbouw als voorbeschikt. Het zuidelijk gedeelte des lands is hoog en vlak, bij uitnemendheid voor de vee teelt geschikt. Daar was het, dat de antilopen bij kudden van duizenden in het wild rondliepen. De aanwijzingen der natuur zijn door de Boeren, met hun gezond verstand, getrouw gevolgd. Het verschil in hoogte bedraagt van 3000 tot 5000 voet boven de oppervlakte der zee. Alle planten, uit alle klimaten, kunnen er tieren. Toch is van dien rijken aanleg tot dusver weinig vrucht geplukt. Er was geen gelegenheid tot afvoer. Maar geef het land een spoorweg, en het kanaal tot vruchtbaarmaking dezer schoone velden is gevonden. De cultuur van handelsgewassen ontbreekt, omdat de Boer voor zijne rechtstreeksche behoeften te veel tijd be hoeft, om zich met koffie- of tabakplanten te kunnen bezig houden. Men betaalt in Transvaal voor èén sigaar zooveel als voor 4 Eng. ponden tabak, omdat de sigaar elders vervaardigd en ingevoerd moet worden. De handel is verder ontwikkeld, dan men vrij algemeen denkt. Tot in het hart van Afrika treft de „natie van winkeliers," het woord is van Napoleon winkels van hare afstammelingen aan. De jaarlijksche invoer in Transvaal bedraagt een millioen p. st. Over de minerale rijkdommen van het land hebben de Engelsche vakbladen den mond vol. Goud is er, in aan merkelijke hoeveelheid; zilver, koper, ijzer, lood en derge lijke worden er gevonden, maar aan de ontginning is tot dusver niets gedaan, of het moest zijn door Engelschen. Spreker denkt echter, om de toekomst van het land, niet in de eerste plaats aan mijnontginning: eene delversbevol- Maar zij trok geen ander voordeel uit het korte verblijf der oude lieden, dan dat de oude mevrouw haar vriendelijk opmerk zaam maakte op haar ontoereikend toilet en haar aanbood, dat te verbeteren. Door geen moederlijk, liefderijk oog gadegeslagen, had Clemence het niet bemerkt, dat zij uit hare kleederen was gegroeid, dat zij grooter en breeder geworden was. Mevrouw Teichmann had geen oog voor schoonheid, slechts voor orde zij zou nooit op het denkbeeld zijn gekomen, dat de zorgvuldig herstelde kleederen geen dienst meer konden doen en Clemence's ijdelheid had zich tot nu toe tot een gemakkelijk rijkleed, dat haar goed zat, beperkt. Wie had er ook ooit van gesproken, dat zij mooi of leelijk was, waar had zij vergelijkingen kunnen maken omtrent vrouwe lijke bekoorlijkheid. Zij kende niets van de mode, zij wist niet, hoe grillig en heerschzuchtig zij is, hoe onverbiddelijk in hare eischen en toen de oude mevrouw er met haar over sprak, lachte zij overmoedig en verklaarde, zich nooit aan een anderen smaak te zullen onderwerpen dan aan haar eigen. Toch ontving zij niet zonder belangstelling de beide nieuwe costumes, die de oude dame haar bij hare terugkomst in de stad had toegezonden, met al die kleinigheden, die tot een vrouwelijk toilet behooren. Zij kwam zichzelven geheel veranderd voor in die nieuwe kleederen; bijna verlegen glimlachte zij tegen haar beeld in den spiegel en hare huisgenooten vonden, dat zij nu in eens volwassen was geworden. Maar buiten een iets beleefder toon van mevrouw Teichmann kenschetste zich deze overgang door niets bijzonders, noch in haar uiterlijk, noch in haar innerlijk leven. De winter ging even eentonig en vreugdeloos voorbij als de vorige en de her innering aan de vriendelijke oude dame verbleekte, evenals de toiletten, die zij gezonden had. Somtijds ontstond nu, door het gevoel harer verlatenheid opgewekt, de gedachte aan den verwijderden, eenigen vriend, dien zij op aarde bezat en die met een duren eed voor het geheele leven aan haar verbonden was. Zou hij haar niet eindelijk komen verlossen uit haar ondragelijken, drukkenden toestand; zou zijne tegenwoordigheid haar geene liefderijker behandeling doen deelachtig worden en tevens een gunstigen invloed op hare verstandelijke ontwikkeling kunnen uitoefenen? Nooit dacht zy aan hem met het verlangen der bruid, altijd slechts met de begeerte, haar hoofd te mogen nederleggen onder een eigen dak, oen toevlucht te vinden aan een trouw, goedig hart, dat geduld zou oefenen met hare zwakheden en zich zou verheugen over hare kleine deugden, die eens het leven van haar vader zoo veraangenaamd hadden. Zij herinnerde zich slechts zeer onduidelijk de woorden, die Erwin tot haar gesproken had in het uur, waarin de eerste slag de? noodlots verpletterend op haar nederviel. Duidelijk leefde in hare ziel alleen het beeld van haar vader, hoe hij glimlachend en zalig van het leven afscheid nam, nadat hij haar aan Erwin's king is niet hetgeen hij voor zijn land bij voorkeur wenscht. In de instructie der deputatie worden genoemd eene Bank in Transvaal en een spoorweg naar de Delagoabaai. Het is eene levensquaestie voor de Transvaal, het land te openen voor de beschaafde wereld. Voor de uitvoering dezer plannen is de deputatie te rade gegaan met deskundige mannen hier te lande, in wier raad zij volkomen vertrouwen stelt. De uitslag dier beraadslagingen zal eerlang worden openbaar gemaakt, en de deputatie vertrouwt vastelijk, dat dan de bewijzen eener vruchtbare sympathie niet uit zullen blijven. Men leest boven vele handelshuizen hier te lande het opschrift Exportatie naar lndie. Wanneer zal daarnaast ook te lezen zijn Exportatie naar Transvaal? Wanneer dat tijdstip aangebroken zal zijn, zal het een gelukkig oogenblik wezen voor Nederland en de Transvaal, voor den ouderen en den jongeren broeder." Op deze met groote aandacht gevolgde rede, vroegen eenigen der aanwezigen nadere toelichting, omtrent de verhouding tot de inboorlingen, omtrent emigratie naar Transvaal, enz., op alle welke vragen de heer Du Toit ant woordde, waarna de heer Levy met een hartelijk woord van dank aan den spreker de bijeenkomst voor gesloten verklaarde. Gisteren ontving de heer C. Saur Hzn., Damrak Amsterdam, de eerste 2 kievits-eieren. Hij had de aardige attentie ze den heer Paul Krüger aan te bieden. Men schrijft ons van Texel, dd. 21 dezer: „Bij de op heden door den heer ontvanger der registratie en domeinen alhier gehouden aanbesteding van het effenen, verleggen en maken van wegen in de pachtperceelen 9 en 10 der Staats-duin- en mientgronden te Texel is inge schreven door de heeren: P. D. Maas voor f1029, P.Hz. Koorn voor f 996, A. Schaatsenberg voor f 617.50 en O. Kuiper voor f 338;" allen te Texel. Onder goedkeuring van Z. Exc. den minister van financiën is het werk voor- loopig aan den laagsten inschrijver gegund." De opengevallen beurs aan de Rijksnormaallessen te Alkmaar is verleend aan mej. J. De Neis, van Schagen. Voor het examen waren 9 sollicitanten opgekomen. Jl. Woensdag avond werd aan den afgetreden burge meester der gemeente Koedijk, den heer C. Groenewoud, eene aangename verrassing bereid. Namens een 120tal gemeenteleden werd hem door eene commissie a. h. aan geboden, ter gedachtenis aan zijn veertigjarig burgemees terschap, een marmeren gedenkstuk, met begeleidend per kament, hetwelk de schenking vermeldt met de namen van al de gevers. De gedenkzuil met gemeentewapen en inscriptie doet den vervaardiger, den heer K. H. Roskam, alle eer aan. De heeren Pinkney Sons Clare te Londen hebben van het Engelsche Departement van Buitenlandsche Zaken bericht ontvangen, dat de commandant van het schip Pegasus en de heer Maxwell een bijeenkomst met den Radjah van Tenom hebben gehad. Hun zending heeft geen resultaat opgeleverd, maar de gevangenen waren goed van leeftocht voorzien, en er zijn hun nog levensmiddelen en medicamenten toegezonden. Den 15den April a. s. zal het 25 jaar geleden zijn, dat de heer W. Bos, lid der Provinciale Staten van Noord holland en burgemeester van Oudorp, laatstgemelde be trekking aanvaardde. Bij den Gemeenteraad van Rotterdam is door burge meester en wethouders ingediend een ontwerp-besluit tot bepaling van den gasprijs 'op 7 cents en dien der abonne- mentslichten op 2 3 cents. De justitie moet den draad in handen gekregen hebben omtrent den Postkantoor-diefstal te Breda, daar een der gesignaleerde bankbiljetten te Antwerpen zou zijn uitge geven, zonder dat hij die het biljet uitgaf de herkomst kon aanduiden. De arrestatie van den meesterknecht uit de sigarenfabriek houdt, volgens het H. D., met deze ontdekking verband. De ex-millioenenjuffrouw Jannetje Struik is naar de gevangenis te 's Hertogenbosch vervoerd. borst had gelegd; van hem weêrklonk nog elk woord, elk geluid in hare herinnering. Uw „besten vriend" had haar vader hem genoemd en niet haar „echtgenoot." „Waarom toch," vroeg zij met smartelijk ongeduld, „waarom verbood vader mij tot dat eenigste menschelijke hart, dat mij toebehoort, te spreken hoe kan ik geloof hechten aan de goedheid en den trouw van dezen vriend, als ik hem niet zie en hij niet naar mij vraagt; welk vertrouwen op de toekomst kunnen de korte groeten, die ik van tyd tot tijd door dominé Uten ontvang, mij geven?" Zij zou deze vraag, door de aangename huiselijke verhoudingen en door haar eigen nadenken in het leven geroepen, zonder twijfel aan de vrouw van den dominé hebben voorgelegd, en van haar zeker een bemoedigend antwoord verkregen hebbentot den dominé gevoelde zij zich minder aangetrokken. Zij waagde zich hoogstens aan de schuchtere vraag naar Erwin's gezondheid en vernam slechts ter loops, dat hij tengevolge van zijne wonden zijn ontslag genomen had en op zijne goederen leefde. Zoo brak de laatste lente aan, die zij hier zou doorbrengen met Kerstmis zou zij achttien jaar worden en dominé Remkett, had haar, toen hij haar uit het vaderlijke huis hierheen bracht, gezegd, dat Erwin haar dan voor goed bij zich zou nemen, dat zij een goed gebruik van haar tijd moest maken, om hare plaats aan zijne zijde waardig te kunnen vervullen. Een zekere angst overviel haar als zij aan die vermanende woorden dacht zij had niets geleerd en zooveel verloren van die kinderlijke opgeruimdheid en onbevangenheid, van dat vurige vertrouwen, dat haar eens zoo gelukkig had gemaakt. Zij moest het zichzelven met vrees en droefheid bekennen, dat zij noch neiging noch roeping gevoelde voor de plichten eener huishoudster, zoo als men haar die dagelijks voorhield; dat het woud haar ryk, teugelooze vrijheid haar geluk, en ros en hond voor haar oneindig liever gezellen waren dan de menschen, die men haar tot voorbeeld gegeven had en onder welke zij leven moest. Deze laatste zomer bood intusschen meer afwisseling aan dan zij tot nog toe gekend had. Van meer genot was evenwel geen sprake. Zij had nu ten minste gelegenheid nog eene andere soort vrouwelijke wezens te bestudeeren dan die, welke vertegen woordigd werd door mevrouw Teichmann, en toen zij verwonderd de beide uitersten vergeleek, moest zij bekennen, dat ook hier geen gevoel van bewondering haar tot navolging aanspoorde. Het was een zomergast, die logies gezocht en verkregen had, eene dame op dien leeftijd, waarin de dwaasheden van haar geslacht den leeftijd „dood zwijgen," eene „dichteres" zooals mevrouw Teichmann met medelijdende verachting zeide. Zij nam met lange lokken en sleepende kleederen, met liederen en schrijf boeken, met hoop en klachten haar intrek in de prozaïsche pastorie, om hier in de landelijke schoonheid naar de ingevingen van haar talent te luisteren en ze iq liederen weder te geven, {Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 2