li HELDERSCHE M NIEIIWEDIEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1884. N". 39. Zondag 30 Maart. sJaargang 42. Brieven uit de hoofdstad. Uitgever A. A. BAKKER Cz. *5) VAN HAND TOT HAND. Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag uamiddng. Aboimruii ntsprijs per kwartaalf 0.90. franco per post 1.20. 27 Maart. Sommige menschen houden er voor sommige zaken al zeer wonderlijke benamingen op na. Een getuigschrift voor bijzondere oorspronkelijkheid in dit opzicht zou waarlijk wel uitgereikt mogen worden aan een zich noemend Hollandsch predikant te Amsterdam, die dezer dagen in een opzer plaatselijke bladen ten behoeve van zijn gezin aanvraag deed om een „Gouverneur-Bon.* Waarschijnlijk heeft Zijn eerwaarde in de kringen, waar hij pleegt te verkeeren, wel eens hooren spreken van eene „Bonne- Gouvernante," meestal een kinderjuffrouw die ook een mondjevol Fransch kent en een weinigje piano speelt, en zoekt hij thans iemand van zoodanige halfslachtige positie onder de leden van het mannelijk geslacht, iemand die bijv. 's morgens dominé's telgen onderwijs geeft,'s middags dominé's tuin aanharkt en 's avonds dominé's brieven naar de post brengt. Want al dergelijke bezigheden zullen natuurlijk van den nieuwen titularis gevorderd kunnen worden: wat den „Gouverneur" niet voegt, is allicht voor den „Bon* geen bezwaar. Het nieuw uitgevonden emplooi deed mij overigens denken aan den vernuftigen inval van een winkelier hier ter stede, die een poos geleden in de couranten een „Cheffin" vroeg om als opzichtster over zijne winkeljuffrouwen dienst te doen. Ook onze Transvaalsche stamverwanten zien niet tegen een meer of minder zonderlinge benaming op, om duidelijk hunne bedoeling uit te drukken. Maar bij hen staat in dit geval het zonderlinge niet gelijk met iets onzinnigs of bespottelijks. Rechtgeaarde Transvalere zullen zich nooit bezondigen aan een „Gouverneur-Bon" of eene „Cheffin." Wat ons in hun taaleigen zonderling toeschijnt, heeft toch veelal een even juiste als eigenaardige opvatting tot grondslag. Dat zij b. v. sneeuw als „kapok" betitelen, is meer vreemd dan dwaas, en hun toenemende omgang met het meer geciviliseerde menschdom zal hen wel langzamer hand van dergelijke Transvaalsche oorspronkelijkheden ontdoen. Ook is er uit het oogpunt van duidelijkheid en juiste omschrijving niets tegen in te brengen om op hun voetspoor aan jongelieden, wier haartooi nog grootenJeels BUREAU: MOLENPLEIN. in den natuurstaat verkeert en dientengevolge steilreclit naar boven wordt gewerkt, den naam van „penkoppen" toe te kennen. Reeds bij het noemen van dat woord alleen, begrijpt men wat er de bedoeling van is en kan men zich in de juiste voorstelling van het stekelvarkenachtige aspect dezer jongelieden niet vergissen En als pendant van deze „penkoppen" kunnen de Transvaalsche „gordijntjeskoppen" dienst doen. Hieronder verstaat men de Transvaalsche galanterie schijnt eenigszins verschillend van de onze bij onze Zuid-Afrikaansche stamverwanten het kapsel der dames, die het als een smaakvol sieraad beschouwen het voorhoofd-haar kortgeknipt te dragen en omlaag te kammen tot een strook franje of een rij krulletjes, meer bekend als „ponny." Wie zou gedacht hebben, dat deze onhebbelijke mode reeds onder de vrouwen en meisjes der stoere Trans vaalsche „trekkers" en „voortrekkers" was doorgedrongen Een Transvaalsche vrouw en „ponny*, men zou het als de grootste tegenstrijdigheden beschouwd hebben. Zoo schijnen de Transvalere zelf er trouwens ook over te denken, en om hunne zusteren scherp maar niet onverdiend te straffen voor het volgen dezer afschuwelijke gewoonte, die aan menig welgevormd vrouwengelaat een uitdrukking van kinderachtige onnoozelheid of loerende sluwheid geeft, brandmerken zij haar met den naam van „gordijntjeskoppen." De naam, ik herhaal het, getuigt niet van overdreven galanterie; doch kan men het afschuwelijke „ponny" onzer dames op meer pittige en drastische wijze weergeven? Daarom zou ik de opinie van zulk een onbedorven en onvervalschten Transvaler wel willen hooren, als hij eens een kijkje kon nemen in een exemplaar der Parijsche catalogi van de Grands Magazins du Printemps, die ter voorbereiding van het aanstaande zomerseizoen bij duizenden en duizenden over stad en land verspreid zijn. Welken spotnaam zou dit eenvoudige natuurkind wel uitdenken voorde vrouwenfiguren, die in dit ook door velen onzer landgenooten slaafsch gevolgde wetboek der mode zijn afgebeeld met een duidelijk heid, die zelfs voor mijn ondeskundig oog niets te wensclien overlaat Zie maar eens even de eerste modeplaatjes van zulk een rijk geïllustreerden catalogus in,welk costuum wordt daar aan de leden der schoone sekse voorgeschreven Als hoofddeksel een voorwerp, dat het midden houdt Door GOLO RAIMUND. (Vervolg.) Clemence streek angstig de haren van haar voorhoofddeze tyran, dien Nora ontvlucht was, moest nu haar heer en gebieder worden en ook zij dorstte naar vreugde en vrijheid, en had, als gene, geenc schoonheid en talenten om daarvoor in plaats te geven. „En hoe ging het verder?" vroeg zij. „Och hij heeft haar zonder twijfel bemind, vurig en tronw maar eene natuur als de hare laat zich niet aan banden leggen, als het leven zijne rechten doet gelden. Een levendige, geestige vrouw, kan zich niet alleen met liefde tevreden stellen, zij wil ook genoegen en toen „Heeft zij hem verlaten?" vroeg Clemence, wier ijverzuchtig gevóel plotseling in medelijden veranderde, in spanning. „Juister gezegd heeft hij haar verlaten," zeide mevrouw Maubert met een spottenden glimlach, „maar de uitslag was dezelfde." „Kon hij dat doen," sprak Clemence langzaam, „kon hij zijn woord verbreken en haar weder terugstooten in de wereld, terug in haar vorigen verlaten toestand? En is hij toch rustig en gelukkig geworden?" „Gij zegt dat werkelijk met pathos," zcide mevrouw Maubert lachend. „Ga om Godswil niet bij juffrouw Liane ter school; afgezien daarvan, dat zij valsch declameert, is ook haar genre het uwe niet. Zulk eene fiere amazone als gij, die er zoo levendig en uitdagend uitziet, gaat het tragische niet goed af. Maar re ven ons h nos mout ons! Ja, hij is volkomen te vreden; hij heeft zijn geluk gekocht met edelmoedigheid, een goed geweten en een prachtig riddergoed. De beweegredenen, die beiden hadden, toen zij scheidden, zoudt gij toch niet begrijpen, ik zal u liever de naakte feiten mededeelen. Op zekeren avond, toen Nora, de doodelijke eenzaamheid en de lange ontberingen moede, meer dan moede was, bezocht zij, zonder verlof van haar tyran, een gemaskerd bal in het prachtige costuum, waarin gij haar hier ziet. Zij deed het niet lichtzinnig, zooals gij mogelijk zoudt denken, maar zij had zich onder de hoede gesteld van zijn eenigsten en geliefden broeder. Dat was toch zeker wel het fatsoenlijkste wat zij in zulke omstandigheden doen kon. Erwin verraste haar in dat sprekende costuum, en in plaats van zich aan de voeten te werpen van dat verrukkelijke wezen, schoot bij een revolver af op zijn broeder en daarmede was het met de verloving gedaan. De jongere was oneindig veel beminnelijker en verstandiger dan de oudere, en daar hij Nora's voordeelen wist op prijs te stellen, en daarenboven een man van eer was, nam hij de schandelijk verbroken verplichtingen zijns broeders op zich en xyne plaats in. Of nu berouw, of zielesmart of zyne nog altijd levendige liefde tot Nora hem daartoe aandreef genoeg, Erwin schonk ver giffenis, en stond zijn broeder het majoraat af. Met deze edel moedige daad heeft hij niet slechts dc wereld verbaasd doen staan, maar, naar het schijnt, ook zichzelven bevredigd, want hij is ongehuwd gebleven en leeft sedert dien tijd geheel voor zich zelven." Naast de yverzucht ontstond tegelijk medelyden in het hart van Clemence; zij gevoelde instinktmatig, dat mevrouw Maubert zijn beeld niet goed geschetst had. „Is hiermede de geschiedenis uit?" vroeg zij, terwijl zij weder naar het album greop, dat mevrouw Maubert nog in de hand hield. „O, neennu komt het tweede deelNora in sluier en bruid krans. Dit portret is het minst goed geslaagd, naar mijn idée. Dc toestand is moeielijk, de gevoelens moesten in hare uitdruk king gedeeltelijk gewijzigd, gedeeltelijk kunstmatig verhoogd worden; van daar eene zekere onzekerheid, die anders in geen der portretten te vinden is. Passons la dessus. Hier daarentegen is zij weder geheel zichzelve, in groot toilet, met bloemen en waaier, haar intrek doende in de wereld die haar toebehoort en van welke zij nu weder een deel uitmaakt. Ziet ge wel dien rijken tooi op haar wondervollen boezem Hij fonkelde in werkelijkheid met duizend vurige stralen! Bezie deze points, die plooien in het satijnen kleed, dien prachtigen sleep, dien zegepralenden blik in hare oogen!" Clemence zweeg; de schoonheid, die zij in het eerst zoo had bewonderd, begon in haar oog te tanen, zij het, dat het niet meer verblind werd door den eersten indruk en zij nu trekken ontdekte, die haar onaangenaam aandeden, zij het, dat de wufte wijze, waarop mevrouw Maubert hare toelichtingen ten beste gaf, de portretten in een minder gunstig licht stelden. Dit laatste, met dien overmoedigen, zegevierenden blik, beviel haar volstrekt niet, schikte haar bijna af. Maar de ijverige verhaalster merkte het niet eens en ging voort „Hier ziet gij haar als jonge moeder; het is ongeloofelyk, hoe zij zich in eiken toestand weet te schikken en wat zij er van weet te maken. Daar zij hare oogen nederslaat en naar het kind in hare armen ziet, bemerkt men den schelm niet in hare lachende oogen; men zou haar zoo voor eene madonna kunnen houden." „Ach, laat mij dat kindje van meer nabij bezien; wat ligt het daar lief en wat kijkt het helder uit die groote kijkers," riep het jonge meisje met vernieuwde belangstelling. „Daar de moeder zulk een levendig gevoel heeft, houdt zij er zeker dol veel van." Mevrouw Maubert haalde de schouders op. „Teeder, gevoelig, dat ligt niet in haar aard. Wij hebben daarover niet gecorrespondeerd; toch versta ik deze portretten, die bij liederen zonder woorden te vergelijken zijn, omdat ik Nora door en door ken, zeer goed. Het kleine ding, zoo mollig en rond, zal, naar het schijnt, mooi genoeg worden om goede dagen te hebben. En nu komt het slot: Nora in het weduwenkleed." „Mijn God," riep het jonge meisje, in het diepst van haar hart getroffen door dat plotselinge, onvoorziene einde. „Heeft zij haar man reeds verloren, zoo jong, zoo gelukkigHet kindje kent zijn vader nauwelijks en nu zijn beiden zoo alleen in de wereld, alleen als ik!" „Juffrouw Clemence," zeide mevrouw Maubert niet zonder spotternij, „val toch niet in dien toon, die volstrekt niet past bij rykleed en pistolen. Eene schoone, jonge vrouw, een bekoorlijk meisje is nooit alleen, behalve wanneer zij dit wil. En Nora wil het bepaald niet, dat verzeker ik u. Zij heeft haar man oprecht beweend, maar daarna! Er staat niet te vergeefs geschreven: Geef des keizers, wat des keizers is en Gode, wat Godes is, het leven behoudt zyne onveranderlijke rechten. Vruchte- Prijs ilcr Advcrtcrticn: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. tusschcn een oini^kcrlen aardappel- of korenmaat en het sedert jaren in onbruik geraakte fantaisie-model van een heerenhoed. Het bovenlijf is saamgesnoerd in een zoo nauw mogelijk dicht,sluitend omhulsel, dat den hals bijna tot aan de ooren onzichtbaar maakt, den boezem een onnatuurlijke en ongeproportioneerde ronding geeft, aan de armen het voorkomen geeft van ledepopachtige aanhangsels, en het midden samenperst binnen een omtrek, werkelijk niet veel grooter dan dien van den hals. Doch zoodra die grens van het midden bereikt is, schijnt de hoogbegaafde uit\inder of uitvinderes dezer vernuftige mode door eene weelderige toedeeling van breedte en wijdte weer ruimschoots te willen goedmaken wat aan het opgebonden en ingesnoeide boven lijf te kort is gedaan. Dan krijgt de volgens deze mode uitgedoschte vrouw plotseling in achterwaartsche richting een uitstek en een omvang, die twee- k driemaal de grens van het natuurlijke overtreft; er ontstaan wijd uitloopende rondingen en indiepingen en ophoogsels, die alleen met behulp van kunstmatig aangebrachte steunmiddelen behoorlijk in hun fatsoen kunnen gehouden worden. Ziedaar dan nu de smaakvolle en bevallige wijze, waarop, volgens de uit het Parijsche hoofdkwartier gekomen bevelen, onze vrouwen en zusters zich den aanstaanden zomer met ons in het publiek zullen moeten vertoonen! Wat zouden onze Trans valere dinar wel van zeggen? Om in hunne eigenaardige en descriptieve terminologie van „penkoppen" en „gordijntjes koppen" te blijven, waren zij misschien in staat, aan de aldus gecostumeerde mode-poppen den naam van „spinne- koppen" toe te kennen. En niemand zou de toespeling op dit ingekorven insect kunnen wraken als onjuist of overdreven, want de gelijkenis is zoo treffend mogelijk We zullen er ons dezen zomer waarschijnlijk wel van kunnen overtuigen. Meer dan waarschijnlijk zelfs, want als men zoo nu en dan bij mooi wandelweer eens een kijkje neemt op de meest gezochte wegen der zoogenaamde „pantoffelparade", dan ziet men, vooral des Zaterdags, inderdaad reeds menig costuum, dat bij de modellen uit den Parijschen catalogus voor den zomer van 1884 nu niet zoover ten achter staat. Men zal er dus vermoedelijk ook niet tegen opzien, de dwaasheid nog een stap of wat verder tc drijven, en aan het bevallig gevormde lichaAm loos te treuren, ik zeide het u reeds, is hare zaak niet; wat ingestort is, bouwt zij op nieuw op en zij heeft het zeer druk daarmede, want met haar man zijn hare inkomsten vervlogen. Teedere harten, ceden van eeuwige liefde en trouw zijn in grooter aantal te vinden dan men ze gebruiken kan, schitterende in komsten zijn zeldzamer. Het goed van den armen Robert is na zijn dood weder aan zijn broeder Erwin, die het hem in eene opwelling van grootmoedigheid afstond, teruggegaan, en daar het een majoraat is en Nora slechts een meisje bezit, bestaat er voor haar geene andere mogelijkheid om Erlenstein voor de tweede maal weder in handen te krijgen, dan dat zij den nieuwen bezitter op den koop toe neemt." De wangen van het jonge meisje gloeiden van verontwaar diging. „Dat zal hij niet doen," riep zij, zich vergetende. „En waarom niet," vroeg mevrouw Maubert bedaard. „Nora denkt er zeer ernstig over. Erlenstein werpt jaarlijks zijne vijftienduizend daalders af en Nora heeft er zich zeer spoedig aangewend ze te verbruiken. Zoo iets is moeielijk weder af te leeren. De tegenwoordige bezitter gij hebt dat op het portret kunnen zien is een schoon man, eene goede partij, en bij al zijne pedanterie en lieerschzucht een eervol karakter. Zij hebben intusscben beiden iets geleerd: Nora, dat riddergoederen niet als paddestoelen langs den weg groeien, de ritmeester, door jaren van berouw en onbevredigd verlangen, dat vrouwen als Nora niet met dezelfde maat gemeten kunnen worden als de groote menigte." „Maar hij zal niet willen, niet kunnen," antwoordde het jonge meisje, terwijl hare stem beefde en op zulk een eigenaardigen toon, dat mevrouw Maubert verbaasd opzag. „Maar hoe meent gij dat? Hij is toch niet verbonden?" In welken opgewonden toestand Clemence zich ook bevond, toch wist zij haar geheim te bewaren. „Hij is verbonden door zichzelf," antwoordde zij ontwijkend, „als uwe schets van hem juist is: een zelfstandig karakter kan zich niet buigen, waar het verworpen is of verworpen heeft." Mevrouw Maubert lachte uitgelaten over deze woorden. „Lief kind, in philosophische overwegingen zijt gij uw leeftijJ vooruit, maar in de ervaringen des levens verre, zeer verre ten achter. Het wordt hoog tijd, dat gij hier van daan en in eene andere school komt. Hij heeft haar aangebeden, en zulk eene liefde sterft in een hart als het zijne nooit. Geen ander beeld is in staat het hare te verdringen of eene plaats naast het hare in te nemen. Gij kent de macht niet der onbevredigde liefde. Van al de eigenschappen, die hem vroeger geboeid hebben, is niets verloren gegaande bekoorlijkheid der treurende weduwe, die teedere jonge moeder, komt zij nu nog vergrooten. Zy heeft haar man gelukkig gemaakt, ook dat zegt veel. Robert heeft zijne nagelatene, verarmde weduwe met alle warmte aan zijn broeder aanbevolen: ook dat legt hem eene verplichting op, en de wijze, waarop hij zich daarvan kan kwijten, wordt hem door de oude liefde voorgeschreven." Bij deze woorden stond Clemence op; zij streek de haren van haar gloeiend voorhoofd en zag als naar hulp ziekende rond. „Het is hier drukkend benauwd," zeide zij, terwijl zij diep ademhaalde, „de regen is voorbijsta mij toe. dat ik het venster open." Zij keek een poosje naar buiten en liet de druppels, die nog van den rand van het dak afdropen, haar hoofd en hare verhitte wangen verkoelen. Daarop draaide zij het hoofd weder om en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 1