Gisteren morgen om 8 u. 50 m. kwam het stoomschip
dp Valk, waarmede H. M. de Koningin den overtocht van
Engeland naar Nederland had gedaan, te Vlissingen aan.
H. M. ontving aan boord den commissaris des Konings in
Zeeland jhr. mr. P. J. Bosch Van Drakestein, en zijne
echtgenoote, alsmede den garnizoens-commandant en den
burgemeester, en stapte om 9 u. 15 m. aan wal, terwijl
de equipage van de Valk in het want paradeerde en luide
„hoeraV' de Koningin welkom heette in Nederland, die
H. M. met de haar eigene vriendelijkheid beantwoordde.
H. M. zette vervolgens met een extra-trein de reis naar
de residentie voort, waar zij om half één aankwam. Aan
de Hollandsche spoorwegstation werd H. M. hartelijk ver
welkomd door Z. M. den Koning, die Prinses Wilhelmina
op den arm dragende, voor de wachtkamer de komst van
zijne gemalin verbreidde.
Het Koninklijk gezin begaf zich in een open landauer
paleiswaarts. De minister van Buitenlandsche Zaken en
's Konings commissaris begroetten H. M. aan bet station.
HH. MM. de Koning en de Koningin gaan op 20 Mei
naar Brussel, om drie dagen aldaar te vertoeven. Feesten
zullen er tijdens hun verblijf in België niet plaats hebben.
Ten nadeele van eene dame aan bet Huvgenspark,
te 's Hage is jl. Maandag diefstal gepleegd van, naar men
zegt, f 100,00(1 aan effecten. De dader is onbekend.
De ijverigste nasporingen der politie hebben nog niets
aan het licht gebracht.
Tot dusver weet men niet veel meer dan dat de weduwe
R. inwoonde ten huize van haren schoonzoon v. d. H.,
in het Huvgenspark, vroeger een welgestelde stalhouder.
Met 1 April verhuisde de eigenares van de effecten een
paar huizen verder in dezelfde buurt.
Haar schoonzoon was bij het overbrengen van den inboedel
uit de oude naar de nieuwe woning behulpzaam. Eerst
tijdens de verhuizing werd de portefeuille met effecten,
vertegenwoordigende eene waarde van p. m. f 90,000 en
een bedrag van f 7000 aan bankpapier, vermist.
Natuurlijk leidde de politie, die reeds Zaterdag van de
ontdekking kennis droeg, haar eerste onderzoek in de
richting van de familie. De schoonzoon zelf werd voorloopig
aangehouden maar spoedig in vrijheid gesteld, nadat het
onderzoek geen vermoeden van schuld tegen hem had
opgeleverd. De politie is ijverig in de weer, om te trachten
den dader van dezen effectenroof in handen te krijgen.
Aan de radja's van Melaboe en Rigas op de west
kust van Atjeh is door de Regeering ieder een prachtig
gouden horloge met dito ketting ten geschenke gegeven,
als blijk van erkenning van de diensten door hen bewezen,
bij de jongste expeditie naar Tenom.
De heeren Smit en Du Toit kwamen gisteren uit
Engeland te Amsterdam terug.
De heer Du Toit zal, naar men verneemt, te 's Hage
nog optreden als spreker in een openbare vergadering, te
beleggen door de Stuiversvereeniging voor Christelijk
nationaal onderwijs.
De commissie tot ondersteuning der nagelaten be
trekkingen van de in den nacht van 5 op 6 Maart 1883
verongelukte visschers van Paesens en Moddergat heeft
rekening en verantwoording gedaan van haar geldelijk
beheer. Hieruit blijkt, dat de ontvangsten bedroegen
f 141,048, waaronder aan giften f 137,048 en aan rente
van belegde gelden f 3536. Aan 61 weduwen en 140
weezen werd uitgekeerd een som van f 11,999; de kosten
van herstel der zeevisscherij, bestaande in het afbrengen
en optuigen van schepen bedragen f 8329, de drukloonen
enz. f 249, zoodat de rekening sluit met een batig saldo
van f 120,469 Hiervan is rentegevend belegd p. m.
f 113,000 en was op 1 Januari 11. in kas bij de commissie
f 6225 en bij het plaatselijk comité te Nes f 1245.
zijne zeden waren lichtzinnig geweest, evenals de hare, maar
hij was trouwer, eervoller van karakter. Steeds bleef Erwin voor
hem het hoogste wat hij vereerde in mannelijken moed en zelf-
beheerschingaltijd was zijn geluk vermengd met een zeker
zelfverwijt, wanneer hij dacht aan den gever en hoe duur hij
het gekocht had. Maar dit vernederde Nora niet in zijne oogen
hij was te edelmoedig, om zich niet verplicht te gevoelen jegens
haar, ofschoon alles geen louter goud was geweest, wat zij hem
geboden had. De jaren, die hij met haar geleefd had, waren te
weinig geweest, om haar te leeren kennenbij de voldoening
van haar trots en de volledige bevrediging van hare minste
wenschen, bleven de bedenkelijke zijden van haar karakter
sluimeren. Het was geen innig, onverbrekelijk verbond der zielen,
dat hen vereenigde zij kwamen overeen in hunne levensop
vattingen, in hun zucht naar genot, maar hij miste haar niet
aan zijn ziekbed. Daar zou haar ongeduldig gelaat hem slechts
gehinderd hebben en evenals zij geene ooren had voor zijne klachten,
ontbrak hem in hare tegenwoordigheid die zelfstandigheid, die
haar misschien een duidelijker besef van zijn toestand had kunnen
geven.
Maar hij zelf gevoelde het naderen van den dood, en zag hem
met moed in het gelaat. Hij had een lustig leven geleid, maar
de ziekte had hem uitgeput: bij was dood zwak, te zwak, om
iets anders te verlangen dan volstrekte rust. Maar Nora, Nora
en de kleine, lieve Erica, die met haar gesnap, bij enkele heldere
oogenblikken, nog nu en dan een glimlach kon te voorschijn
roepen, op zijne bleeke lippen! Zij was zoo verwend, zijne
schoone Nora, zij had zoolang en zoo volop al de genietingen
des lerens gesmaakt zou zij met het kind wegkwijnen in
eeuwigdurenden kommer? Erwin was zoo grootmoedig, hij had
zooveel gedaan, hij had Nora zoo vurig en trouw bemind
wellicht leefde er op den grond zijns harten nog iets van dat
alles overweldigende gevoel, dat ten voordeele sprak van de
verlatene vrouw en hem zou bewegen haar in zijne hoede te
nemen.
Met sidderende vingers schreef hij een langen brief zijn
laatsten, waarin hij al zijne broederlijke liefde uitstortte, het
volle vertrouwen, waarmede hij van zijne kindsche jaren af, tot
zijn beteren, zijn sterkeren broeder had opgezien. Die brief
bevatte eene volledige biecht van de dwaasheden zijner jeugd,
maar ook de bekentenis van zijne genegenheid en gehechtheid,
van het heimelijk verwijt, waarmede het geluk steeds was ge
paard geweest, dat hij zijn broeder ontroofd had. Hij eindigde
met eene hartelijke bede om vergiffenis, eene vurige smeekbede
voor Nora, die zooveel minder schuldig was geweest dan hijzelf,
eene teederc aanbeveling voor zijn kind, dat van nu af de hand
des vaders zou moeten missen.
Het antwoord was aan Nora zelf; het kwam, toen Robert
reeds in de kist lag. Maar het was, beter dan iets anders,
geschikt om de jonge weduwe op te beuren. Het verraadde
eene warmte van gevoel, eene bepaalde verzekering, boven alle
verwachting, die in het veerkrachtig gemoed en de zonderlingste
hoop naast haar vluchtige droefenis deeil ontstaan. Mocht in
Robert's brief werkelijk de wensch hebben doorgeschemerd, dat
Erwin de zoo vurig beminde vrouw weder aan zijn hart en in
zijne beschermende handen zou nemen, zooals in vroegere dagen,
zij las in het antwoord reeds eene rechtstreeksche belofte.
Wordt vervolgd.)
Do bevolking van Noordholland bedroeg op 1 Jan.
1884, blijkens officiëole opgave in de Staatscourant van
10 dezer, 363,255 in. en 387,164 vr., totaal 750,619, tegen
732,692, op 1 Januari 1883. Die van Amstterdam was
toen 170,214 m. en 191,112 vr., totaal 361,326.
Over den twist met een Spaansch zeeofficier leest
men in de Soer. Crt. het volgende schrijven:
Aan boord Zr. Ms. ramtorenschip Koning der Neder
landen 22384.
Geachte heer Redacteur!
In een entrefilet van liet nummer der Soer. Courant
van jl. Maandag komt voor, dat na afloop van de partij
op 19 Februari 11. in de sociëteit „Concordia" tusschen
een Spaansch en een Hollandsch zeeofficier een verschil
van gevoelen zou zijn ontstaan, 't welk deze officieren
naar hunne degens deed grijpen enz.
Dit bericht is onjuist: De ware toedracht der zaak is,
dat een jeugdig burger zich onwellevend tegen een Spaansch
officier heeft gedragen, doch onmiddellijk daarover terecht
gewezen door eenige zich daarbij tegenwoordig bevindende
officieren van het Nederl .-Indische leger, waarop door
eerstgenoemde excuses zijn aangeboden en aangenomen.
Met het oog op de hartelijke verhouding, die er tusschen
de Spaansche zeeofficieren en hunne Hollandsche collega's
van land- en zeemacht te Soerabaia bestaat, alsmede op de
verkeerde gevolgtrekkingen, waartoe dit bericht wellicht
aanleiding zou kunnen geven, zouden wij het zeer op prijs
stellen, wanneer u zoo spoedig mogelijk deze rectificatie
in het onder uwe redactie staande blad wilde doen opnemen.
Hoogachtend hebben wij de eer te zijn, van UWE. de
dienstwillige dienaren,
H. W. Dittloff Tjassens,
luitenant ter zee 1ste klasse.
José PlDA Y rlbalto.
In eene particuliere Atjehsche correspondentie aan
de Zutf. Crt. leest men het volgende omtrent den be-
ruchten deserteur Mozes Cohen:
„Den 4 dezer werd een inlandsch militair, die vóór zes
weken was gedeserteerd, op de passer nabij Kotta Radja
gevat. Dienzelfden dag werd te Ager Laboe, nabij Segli,
gevangen genomen Mozes Cohen, bij de Atjehers bekend
onder den naam van Toekoe-Ali. Deze in het laatst van
1880 gedeserteerde militair, heeft in de laatste jaren bij
onze vijanden een niet onbelangrijke rol gespeeld en veel
van zich doen spreken en schrijven. Omtrent zijne ge
vangenneming het volgende:
Den 4 dezer was hij met Vriezekalk, eveneens een be
rucht deserteur, te Ager Laboe in gezelschap van eenige
Atjehsche hoofden bezig te beraadslagen, toen een Atjeher
binnen kwam en meldde, dat er buiten iemand was, die
brandy verkocht. Ofschoon Vriezekalk geen lust toonde
zich aan dat edele vocht te goed te doen, kon blijkbaar
Cohen zijn Earopeeschen aard nog niet geheel verloo
chenen en ging hij naar buiten om een snaps, voorzeker
niet vermoedende welk een strik hem gespannen werd.
Of Vriezekalk er de lucht van had, weet ik niet; zooveel
is zeker, dat hij er zich niet aan heeft gewaagd en den
dans is ontsprongen. Nauwelijks was Cohen buiten ge
komen of hij werd door een achttal Atjehers aangegrepen
en gekneveld in een sampan geworpen en naar boord van
de Palembnng gebracht, waarmede hij den 5den te Oleh-leh
aankwam.
Voor den prijs op zijne uitlevering door ons gouverne
ment gesteld, werd hij alzoo, door het volk, waarvoor hij
zijn land verried, aan zijne en hunne vijanden overge
leverd. Kent ge een voorbeeld van grooter trouweloos
heid? Wel heeten zij, die hem oppakten, onze vrienden,
doch er bestaat geen enkele Atjeher, die onze vriend is.
Sommigen zijn onderworpen, omdat zij niet anders kunnen,
doch de geschiedenis van de laatste jaren heeft geleerd,
dat zij elke gelegenheid aangrijpen, om zich aan ons
bestuur te onttrekken. Cohen was overigens geheel Atjeher
geworden en wie hem ontmoet had, zonder hem te kennen,
zou moeielijk den Europeaan in hem hebben gezien. Te
Kotta-Radia werd hij aangebracht, gekleed met een pantalon,
Atjeh-model, en een zwart Singapoersch topje (mutsje) op.
Het bovenlijf was geheel naakt; de muts bedekte alleen
de kruin van zijn hoofd, zoodat aan alle kanten de haren
er onder te voorschijn kwamen. Baardeloos, in die klee
ding, met liet brutale voorkomen, zijn nieuwen vrienden
eigen, de huid gebruind door de zon, vrij zwaar gebouwd,
en den gang der bergbewoners over zich hebbende, kon
men hem gerust voor een Atjeher houden. Overigens
zag hij er zeer welgedaan uit en gaf blijk lang geen
honger te hebben geleden. Hij was de eerste militair die
deserteerde, was met eene vrouw (of misschien wel meer)
van zijn nieuw land getrouwd en heeft zeker voor enkele
dagen niet gedroomd, dat zijn rijk zoo spoedig een einde
zou nemen. Óver zijn verderen levensloop zal wel spoedig
beslist zijn.
Cohen heeft, toen hij bij de Atjehers was, ook getracht
anderen over te halen, zijn voorbeeld te volgen, getuige
een brief, die hij aan een zijner vroegere kameraden heeft
geschreven en hier bij een der officieren berustende is.
De ontvangst was allesbehalve hartelijk, en was Cohen
niet onderweg door gewapend geleide bewaakt, dan zou
hij zijne gevangenneming niet lang hebben overleefd.
Begeleid door eene groote volksmenigte, onder voortdurend
gedrang en geschreeuw, luide hoerah's, uitroepen van woede
en scheldwoorden, legde de stoet den weg van de trein
naar de gevangenis af.
Volgens ingekomen ambtsberichten zijn in de maand
Maart jl. geen gevallen van mond- en klauwzeer in het
Rijk waargenomen.
Dezer dagen overleed te 's Hertogenbosch eene oude
vrouw, die, zoo men goed is ingelicht, door niet minder
dan zestien personen in een begrafenisfonds was ingeschreven.
Zij moge voor hare naastbestaanden een verlies zijn, voor
het zestiental kan haar heengaan niet anders dan winst
hebben opgeleverd. Het onzedelijke van soortgelijk winst
bejag springt te veel in het oog om er lang bij stil te staan.
Uit de Leidsche vergiftigingszaak blijkt maar al te zeer,
hoever die inschrijvingen buiten weten van den persoon
voeren kunnen.
De Bomm. Crt. geeft het volgende verslag van de
Donderdag jl. te Zalt-Bommel gehouden voorj aars paarden
markt: De markt was wel ietwat kort van duur, maar
toch was de aanvoer beter dan in 1883. Konden wij toen
niets anders van de markt zeggen dan dat eenige palen
werden uitgezet, maar spoedig weder werden weggenomen
omdat er geen enkel paard verscheen, thans echter kunnen
wij berichten, dat aan het drietal uitgezette palen is ge
plaatst geweest één paard.
Te 's Hage zal eerstdaags een tweede kinderbewaar
plaats worden opgericht. Als directrice zal, naar wij ver
nemen, optreden mevr. de wed. Simon Van der Aa.
Een ingezetene van 's Hage, wonende aan het einde
der Prinsengracht, ontving jl. Maandag middag een even
onverwacht als onaangenaam bezoek. Een paard, van een
vrachtkar losgeraakt, gleed de treden af van de stoep van
het onderhuis; door den schok sprong de deur open en
daar lag onze rossinant op den grend. Aan terugkeer
langs denzelfden weg viel niet te denken, want het paard
had zich aan de pooten bezeerd. Een hoefsnid werd
geroepen, die het paard de hoefijzers afnam, en toen werd
het beestje overeind geholpen en met een zoet lijntje door
liet onderhuis heen naar den tuin geleid om door een
achteruitgang in de Lage Nieuwstraat de woning te verlaten.
Uit Venloo wordt aan de Amst. geschreven:
„Als een sprekend staaltje van de eigenaardige denk
wijze, die hier heerscht omtrent belasting-ontduiking, moge
dienen, dat binnen een half jaar tijds drie leden van den
Gemeenteraad achtereenvolgens zijn gecalangeerd. Was de
heer L., wien dit ongeluk voor een paar maanden trof,
tevens lid van de Kamer van Koophandel, de heer M.,
tegen wien in de afgeloopen week werd geverbaliseerd en
wien dit ongeval denkelijk wel f 1800 kosten zal, is, be
halve gemeenteraadslid, ook lid van het zetterscollege.
Daar is hier niets vreemd in en 't gaat uitstekend. De
heer L. heeft pas nog in den gemeenteraad er ernstig op
aangedrongen, om middelen te beramen hoe de gelden der
Deutschstichting, die door oneerlijke administratie zijn
verloren gegaan, van de commissarissen terug te eischen
en hoe zich tegen toekomstige oneerlijkheid te vrijwaren
Te Zuidwolde is met goed gevolg een kalf geworpen,
dat 130 halve kilo's weegt.
Wegens eischen van loonsverhooging werden jl. Dins
dag avond eenige arbeiders der te Amsterdam in aanbouw
zijnde gasfabrief afgedankt. Vandaar eene samenscholing
en ongeregeldheden. Bij de overbrenging van een paar
ondervond de politie verzet, doch door liet met tact op
treden en voldoende macht bleef men verder kalm.
Het arbeidende gedeelte is gisteren tegen schafttijd door
de werkstakers opgewacht, maar de orde werd niet gestoord.
Er wordt nieuw werkvolk aangenomen.
Te Rotterdam kon men gisteren bij een paardenslachter
zien, getooid met bloemen, twee flinke.... Paaschpaarden.
Dezer dagen werd protest aangeteekend tegen het
nare woord „dame," dat dikwijls gebruikt wordt bij het
toespreken van vrouwen, omtrent wier me-of juffrouwschap
men in het onzekere is. Den heer De Cocq van Delwijnen,
te Amsterdam, geeft dit nu aanleiding om, in de Tijd, een
opmerking te maken, die zeker voor velen nieuw is en
het protest krachtig steunt:
„Met dames zouden waarschijnlijk „vrouwen worden
bedoeld uit iets hooger dan de laagste klasse der maat
schappij." Wie er in 't bijzonder mede worden bedoeld,
weet ik niet en kan mij ook minder schelen, maar ik heb
het altijd een ellendig woord gevonden, omdat het woord
dame eigenlijk beteekent: eene vrouw die kitideren zoogt."
In de Goesche Crt. vraagt men „twee ezels, welke
geschiktheid zouden bezitten om op te treden in eene
voorstelling van „Judas" en „Pilatus.""
Zwarte rozen kan men kweeken door afleggers van
donkerroode rozen op eiken te enten. Het sap van den
eik, waaruit de roos haar voedsel alsdan trekt, bevat
tannine en daardoor krijgt de roos een zwartachtige kleur.
Om paarden, die te laat, of niet behoorlijk, of nooit
geleerd hebben om voor een wagen te trekken, volkomen
gedwee te krijgen wanneer zij voorgespannen zijn, gebruikt
men in het Westen van Noord-Amerika een kort stukje
touw of lint, dat onderaan om het oor of bovenaan om
den staart van het dier gebonden wordt, ecliter zoodanig
dat het gevoeld wordt zonder pijn te veroorzaken. Het
paard zal dan den wagen, leeg of beladen, behoorlijk trekken.
Wanneer men bet paard uitspant, neemt men het touwtje
af, en gebruikt het opnieuw, wanneer het weder noodig is.
De in vroegeren tijd zoo menigwerf geopperde en
vooral in geneeskundige tijdschriften besproken twistvraag,
of de melk van teringachtige of zoogenaamde gortige koeien
bij menschen tering kan veroorzaken, kan door de in het
pathologisch instituut te Miinchen genomen proeven als
opgelost beschouwd worden. Uit die proeven is gebleken
dat, zoo de gortigheid (tuberculose) der koeien tot longen
en middenrib beperkt was, de melk geene schadelijke
bestanddeelen bevatte.
Waren daarentegen ook andere organen, vooral ook de
uier, ziekelijk aangedaan, zoo was de melk steeds door
ziekelijke bestanddeelen (tuberkelbacillen) besmet. Door
koken ging echter het besmettend vermogen der melk
verloren; het is dus dringend aan te raden, zoo de melk
van deze ziekelijke koeien nog gebruikt wordt, deze steeds
vooraf flink te koken.
Re oLLtszaken.
Een geruchtmakende, op 13 Maart 11. in het koffiehuis De
Munt toegebrachte verwonding, maakte gisteren een onderwerp
van behandeling uit bij de Arrondissements-Rechtbank te Amster
dam. Kornelis Gerardus Bakker, gepensioneerd officier van
gezondheid bij het Oost-Indische leger, thans wonende te Haarlem,
stond namelijk terecht omdat hij den heer jhr. H. L. W. Yan
den Santheuvel uit Dordrecht zonder eenige bekende aanleiding
met een stok een slag tegen het hoofd heeft toegebracht, terwijl
deze rustig aan een tafel voor het venster aldaar gezeten was.
De advocaat mr. S. J. Cohen verklaarde zich voor den belee-
digde als civiele partij te stellen en eischte, alleen om den wille
van het beginsel, een schadevergoeding van een gulden. Hij gaf
op, dat beklaagde geneeskundige hulp had moeten inroepen, en
dus een hoogere som te betalen zou hebben. Hij verlangde echter
vau den beleediger niets meer te willen ontvangen.
Vervolgens werden 4 getuigen gehoord en wel in de eerste
plaats jhr. Van den Santheuvel. Deze gaf op dat hij in bedoeld
koffiehuis onverwachts door beklaagde is beleedigd en uitge
scholden, dat hij den kellner heeft geroepen om den beleedigden
te verwijderen, dat deze aan een ander tafeltje is gaan zitten en
een courant in handen heeft genomen. Na eenige minuten stond
hij echter onverhoeds op, en gaf aan getuige een geduchten slag
met den looden knop van een stok tegen het voorhoofd. Daar
door ontstond een bloedende wonde, waaraan hij circa drie
weken heeft geleden, zonder intusschen lang belet te zijn in het
waarnemen van zijne bezigheden. Op de vraag des voorzitters
verklaarde getuige pertinent, dat hij op dat oogenblik niets tegen
beklaagde gezegd of gedaan heeft en dat hij ook vroeger, voor
zoover hij weet, geen aanleiding tot een dergelijke bejegening