IIELDERSEHE
EN NIEllWEIMEPER COURANT.
Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
1884. N". 45.
Zondag 13 April.
Jaargang 42.
31) VAN HAND TOT HAND.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90.
franco per post 1.20.
Uitgever A. A. BAKKER Oz.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Ad vertentien: Van 11 regels 60 cents, elke
regel mrer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Brieven uit de hoofdstad.
10 April.
Terwijl de man met den sleutelbos reeds aan de deuren
van schouwburgen en concertzalen gereed staat voor de
definitieve sluiting der winter-campagne, verrastte de Ver-
eeniging Het Nederlandsch Tooneel ons gisteren avond in
den Stads-Schouwburg nog met de eerste opvoering van
een nieuw stuk. De roman „Le maitre de forges" van
Georges Ohnet (in een Ilollandsche vertaling hier te lande
reeds algemeen bekend als „De Industrieel van Pont-Avesnes")
maakte indertijd bij zijn verschijning een buitengewoon
grooten opgang, niet alleen te Parijs en in Frankrijk, maar
door heel de beschaafde wereld. Tienmaal tienduizenden
werden van het hoogst oorspronkelijke en meeslepende
boek binnen weinig tijds verspreid. Natuurlijk moest er
uit een roman met zooveel succes terstond een tooneelstuk
groeien, vooral omdat hei werk tintelde van gloed en actie
en de hoofdpersonen de prachtigste dramatische figuren
vormden. Ohnet zelf nam de taak ter hand om zijn roman
tot een drama te herscheppen, een werkje waarin hij veel
genoegen en veel voordeel heeft gesmaakt. Ook de Hol-
landsche opvoering, die gisterenavond op het Leidscheplein
plaats had, gaf blijkbaar veel genoegenhet voordeel zal
eerst later kunnen blijken. De spil van het stuk, de oude
maar toch eeuwig nieuwe strijd tusschen liefde met een
liefde zonder vergunning, is door den geestigen en talent
vollen Franschen schrijver in zulk een frisch en aantrek
kelijk pakje gestoken, dat zij al het bekoorlijke der nieuw
heid schijnt te hebben, en men slechts zelden zijn genot
voelt bederven door de onwillekeurig opkomende herinne
ring: „Wel, dat is net zoo'n soort toonceltje als in....
Och, hoe heet het ook weer Integendeel, de opzet en de
geleidelijke ontwikkeling der toestanden tot aan de uiterst
verrassende ontknooping, is onafgebroken boeiend en belang
wekkend, ik zou haast durven zeggen bijna even belang
wekkend als de roman, wat in dit geval toch ontegen
zeggelijk de beste maatstaf is. In weerwil van zijn half-
slachtigen afkomst als roman-drama, is ,/De industrieel
van Pont-Avesnes" in den vollen zin des woords een
kunststuk geworden, waarvan het moreel karakter misschien
niet onberispelijk, maar stellig niet kwetsend is. De hoofd-
Door GOLO RAIMUND.
Vervolg.)
Zij was Erwin nooit ongenegen geweest; Robert was haar
aangenamer, liever, omdat zij in hem een man vond van gelijke
levensbeschouwing en was, en toen hij daar voor haar stond als
de bezitter van den rijkdom zijns broeders, ook als minnaar veel
aannemelijker. Nu echter was de magneet in Erwin's handen
teruggekeerd, en haar koele hart volgde die veelvermogende
tooverkracht. Het was een groote rijkdom geweest, waarover
zij te beschikken had gehad. Hij verleende niet slechts relief
aan hare schoonheid en haar nieuwen, door haar huwelijk ver
worven naam, hij stelde haar ook in staat in de wereld, waarin
zij bewonderd wilde zijn, te leven en tc schitteren, want Nora
deinsde terug voor het denkbeeld, in vergetelheid en bekrom
penheid te moeten versmachten. Hare schoonheid, die zulk eene
betooverende macht uitoefende, was haar eigendomde naam
van haar echtgenoot haar ontastbaar erfgoed; zij stelde aan het
leven geene andere eischen meer dan eene vergoeding voor de
rijkdommen, die haar ontnomen waren. Daarom was zij ver
standig genoeg, het huwelijksvoorstel van een Fransch edelman
van de hand te wijzen geld had zij noodig, van de liefde
had zij genoeg. Zij richtte hare oogen op het naaste en, naar
haar toescheen, het meest bereikbare doelop Erwin.
Zij wist van Robert, dat hij zeer afgezonderd leefde, en haar
instinct deed haar juist raden, dat het de rouw was over de
verlorc-n liefde zijner jeugd, die hem zich van de wereld deed
terugtrekken. Hij had haar geene mededingster gegeven, wier
deugden haar beeld wellicht hadden doen verbleeken, Robert's
laatste brief tooide haar veeleer met nieuwe kleuren. En het
kind, het kind, tot hetwelk de gevoelige man zich zoo vol liefde
voelde aangetrokken, moest met haar onschuldige handje de brug
bouwen, waarover de liefde den terugweg vond.
Zoolang tc voren reeds had zij hare plannen beraamd, met
zooveel overleg het juiste tijdstip uitgekozen, zoo zeker was zij
van hare zaakwaarom was het of haar de moed ontzonk
op het oogenblik, dat zij hem weder zou ontmoeten.
Zij had zijn brief beantwoord met dien tact van het verstand,
die menigmaal dien van het hart zoo nabij komt de jaren,
die tusschen de afgebroken en weder aangeknoopte betrekkingen
lagen, de veranderde verhouding, waarin zij tot elkander stonden
waardoor zij ieder hunne volkomene vrijheid terug hadden ver
kregen, en toch weder de gemeenschappelijke band van den rouw
over den doode, die hen verbond, gaf aan deze briefwisseling
eene schooner en dieper beteekenis, omdat zij daarin meer ervaring
en levenswijsheid, hij meer tcederheid, aan den dag legde. Zoo
ooit tijd en omstandigheden gunstig waren, om Erwin opnieuw
aan zich te verbinden, dan was het thans nu zij met het kind
aan hare hand voor hem verscheen.
Telkens en telkens weder verhaalde zij zich dit alles tot hare
geruststelling, terwijl zij met een kloppend hart naar buiten zag;
in het ergste geval, bleef het zooals het was: zij zou gaan zooals
zij gekomen was en elders hare netten uitwerpen. Maar een
lichte glimlach speelde om hare lippen, terwijl zij bij zichzelve
overwoog, dat Erwin vrij wat meer waagde by dat wederzien
dan zyzy was volkomen toegerust, hij daarentegen onvoorbereid
rollen werden door Bouwmeester en Josepliine de Groot
uitstekend en met brio gespeeldaan de overige vertooners
had een klein wcinigje meer relief niet geschaad, doch dat
zal bij de volgende voorstellingen allicht van zelf wel
komen. Summa summarum: liet stuk van Ohnet is een
aanwinst voor ons tooneel, het wordt met talent en zorg
opgevoerd, en het eenige wat ik betreur is, dat we het
niet een drie maanden vroeger te zien hebben gekregen.
Ook in ons Panorama hebben we iets nieuws te zien
gekregen, iets nieuws en iets goeds: een reusachtig doek,
levendig en kloek geschilderd door twee jonge Neder-
landsche kunstenaars naar een kleine aquarel van Charles
Rochussen. Het was geen alledaagsch werkje, de figuren
en groepjes en den wazigen achtergrond van de ootspronke-
lijke waterverf-teekening levensgroot op het doek weêr te
geven, met behoud van dat eigenaardig cachet, dat ons
steeds zoo aantrekt in al wat Roehussens meesterhand in
lijn of kleur brengt. Daarbij leverde de historische voor
stelling zelve, Alva's laatste rit langs den Buitenkant te
Amsterdam in 1573, ook tal van bezwaren op, voornamelijk
wat de juiste costumeering en wapening betrof. Doch nu
het stuk gereed is en tentoongesteld op de plaats waarvoor
het vervaardigd is, nu getuigt de verrukte toeschouwer
onmiddellijk, dat de stoutmoedige doch niet te roekelooze
jonge schilders hunne krachten niet te hoog hebben aan
geslagen: het schilderen van panorama-doeken is lang niet
ieders werk, maar zij verstaan die kunst. Kenners, die
Rochussen's manier van werken tot in "de fijnste kleinig
heden bestudeerd hebben, betuigen met zekere verrassing
dat sommige partijtjes van het omvangrijke doek hen op
het eerste gezicht in den waan brachten, dat de meester
er waarlijk zelf de hand in gehad had De voorstelling is
treilend en aangrijpend in hooge mate, maar toch volkomen
natuurlijk en vrij van alle gedwongen eftectbeslag. De
Hertog rijdt met sombere en lijdende trekken in den
vochtigen ochtendmist voort, te midden van de talrijke
personen zijner omgeving, die deek met spottende deels
met onverschillige of laatdunkende blikken op het volk
neerzien. De houding en de gelaatsuitdrukking van het
volk daarentegen, schoon de haat slechts uit de oogen
spreekt en de hand zich slechts vluchtig tot een vuist
durft ballen, geven zoo duidelijk mogelijk te kennen,
Zij had te nauwernood de ververschingen aangeraakt, die men
haar had gebracht; hare grootste zorg was het kind wakker te
doen blijven, wier oogjes van vermoeidheid toevielen bij deze
eerste ontmoeting meende zij moest de kleine Erica, die Roberts
trekken had en den naam harer grootmoeder droeg, volstrekt
tegenwoordig zijn.
Eindelijk hoorde zij den zoo vurig verlangden hoefslag van
een paard en eenige oogenblikken later reed Erwin de slotplaats op.
Hij was voor de stallen afgestegen; zij kon de trekken van
het goedige gelaat, de bewegingen van de krachtige gestalte
gadeslaan, terwijl hij langzaam den slottrap opging. Ilij hield
de oogen naar den grond geslagen, zijne blikken vlogen niet
nieuwsgierig zoekend langs de vensterramen, waar nooit een lief
vriendelijk gelaat zijne terugkomst bespiedde. Nora meende
niet alleen de eenzaamheid van zijn uiterlijk leven, maar ook
die van zijn hart met hare lichamelijke oogen te kunnen aan
schouwen.
Maar nu ten minste was het geen tijd meer voor beschouwingen.
Zij snelde, met het kind op den arm, den gang door, welke die
vleugel met het middengebouw verbond, waarin ztch de weinige
vertrekken bevonden, die hy zelf' bewoonde. Indien zij zich den
tijd had gegund, of kalm genoeg ware geweest, om goed toe te
zien, indien zij slechts eenige belangstelling gehad had voor
hetgeen niet in onmiddelijk verband stond met haar persoon, dan
zou zij verbaasd zijn geweest over den eenvoud, die hier heerschte,
in tegenstelling met die van de prachtige vertrekken, die voor
haar zelf besterad schenen te zijn.
Zij nam plaats ter zijde van een groot venster, het eenige,
waardoor dit vertrek licht ontving; de vurige, purperkleurige
stralen der avondzon beschenen hare prachtige gestalte en het
blonde kind, dat zij aan hare sidderende rechterhand hield.
„De vaste veerkraohtige tred, dien zij nog zoo goed kende,
naderde al meer en meer slechts iets langzamer, dan toen
hij eertijds tot haar kwam en daarop vloog de deur open.
Zij was voorbereid, op alles gevat eu haar blik gewapend op
elke omstandigheid hij kwam, onbewust van hetgeen hem
wachtte. Zij zag, hoe hij verschrikte, hoe het mannelijk, gebruinde
gelaat, dat naar het licht was toegewend, verbleekte, zij zag,
welk eene hevige ontroering zich van hem meester maakte.
„Nora!" klonk het uit zijne geprangde borst; „Nora!"
Zij kende het menschelijke hart, en toch kon zij niet zeggen,
wat in dezen toon lag opgeslotenverrassing, toorn of onuit
sprekelijke liefde.
Zij stond onbewegelijk, maar toen hij langzaam nader kwam,
met een onzekeren blik, alsof' hij zich wilde overtuigen, of dit
beeld werkelijkheid was, of het zich niet in den gulden nevel,
waarmede de zon het omringde, zou oplossen, toen zonk zij, met
het kind in de armen, voor hem op de knieën.
„Bid voor ons, Erica," zeide zy met die teedere stem, die
eens zijn hart had bekoord, „gij hebt geen vader meer!"
„Is dat papa niet? Toch wel het is mijn lieve, lieve papa,
juichte het kind, wiens herinneringen aan den overledene door
afbeeldingen levendig was gehouden dat nu door de gelykenis
der beide broeders misleid werd. „Het is mijn lieve, goede papa,
waar zijt gij toch zoolang gebleven?"
De bekoring was verbroken hij hoog zich voorover, en
nam het kind met onstuimige ontroering van den grond.
Robert's kind! Vast drukte hij het blonde hoofd tegen zijne
borst en zijne tranen vloeiden overvloedig in de blonde lokken.
welke gevoelens deze lieden be/ielen ten opzichte van den
Spaanschen dwingeland eu onderdrukker en zijn verwaten
handlangers. Meesterlijk zijn ook de huizen en schepen op
den achtergrond bewerkt; en de breedgeschofte, snuivende
en trappelende paarden doen u onmiddellijk zien dat ge
hier, zoo al niet met eigen werk, dan toch met kopiën van
Rochussen te doen hebt. Ik voel mij werkelijk genoopt,
hier met lof van dit doek te gewagen, dat eene nieuwe
bezienswaardigheid oplevert voor Amsterdam en allen die
Amsterdam bezoeken.
Een ganscli ander en veel ongunstiger oordeel meen ik
bij u te mogen veronderstellen omtrent de jongste ver
schijnselen op socialistisch gebied, zoowel hier ter stede
als elders. Ik heb hier voornamelijk het oog op de demon
stratie der werkstakende arbeiders aan de nieuw te stichten
gasfabriek alhier, die aan hunne eischen en grieven kraebt
meenden bij te zetten, door een soort van optocht te vor
men met een nommer van het socialistisch orgaan „Recht
voor allen" in de eene en een stuk roggebrood in de
andere. Als socialistische charade en action is deze nieuwe
wijze van „betooging" niet onaardig gevonden, en misschien
heeft dan ook het sarcastisch vernuft van den hoofdman
Domela Nieuwenhuis zelf er wel de hand in gehad. De
charade is althans duidelijk en niet moeielijk op telossen:
wij willen brood en recht voor allenDe politie scheen
echter de uitvoering van dit gezelschapsspelletje in de
open lucht 's middags om half twaalf uur minder wensche-
lijk te vinden en dreef de oploop uiteen. De propagande
voor liet orgaan „Recht voor allen" schijnt trouwens nooit
geheel ongestoord te kunnen gaan; te Scheveningen maakten
de verspreiders van het blad op gevoelige wijze kennis
met de vuisten van rechtzinnige visschers en visschers-
familiën, en in onze goede stad werden ze dezer dagen
ook al op min aangename wijze door het publiek bejegend.
Het is echter niet te hopen, dat deze handtastelijke be
strijding der socialisten de meer en meer gebruikelijke
manier van protest worde, want juist deze dingen komen
hun uitnemend te stade en worden onmiddellijk door hen
geëxploiteerd als zoovele bewijzen van de „tyrannie" der
bezittende klasse en van de „onderdrukking," die in het
vrije Nederland het deel wordt dergenen, die den eisch
doen hooren om „recht voor allen," enz. enz. De socia-
Geduldig, als haddc zij niets tc maken met de liefde en de
verzekering voor de toekomst, die in Erwin's teederheid jegens
het kleine meisje lag opgesloten, bleef Nora onbeweeglijk op
hare knieën liggen, tot het hem gelegen kwam aan haar te denken.
En ook dit geschiedde. Het kind, dat in hare gedachten aan
haar werkelijken vader zich slechts tooneelen van kinderlijke
dartelheid herinnerde, rukte zich angstig los uit de armen van
den ontroerden en bevenden man, wiens gevoelsuitingen haar zoo
vreemd waren, en nu hief ook hij het hoofd op en zag hij de
knielende.
„Nora - Nora, niet zoo," zeide hij aangedaan, terwyl hij het
kind nederzette en haar ophief. „Dat is de plaats niet voor de
vrouw van mijn dierbaren Robert, van de moeder van zijn kind
Ilij kuste hare handen, die in de zijne lagen, en zij voelde,
dat zij beefden.
„Wees welkom thuis, Nora; wij deelen hetzelfde leed en uwe
zorgen zullen de mijne zijn."
Nu stond zij vlak voor hem en als hadde zij slechts op dit
ééne gewichtige woord gewacht, wierp zij zich aan zyne borst.
Het was een hoogst gevaarlijk oogenblik, toen zij in al de
bekoorlijkheid van vroegere schoonheid en met het volle ver
trouwen van vroeger tijd in zijne armen bescherming zocht en
hij het kloppen van haar hart kon hooren. Maar hij bezweek
niet zelfs niet in zijne gedachten.
Hij geleidde haar naar de kleine sofa tegenover het venster
en nam zelf plaats op een stoel aan haar zijde.
Zij verhaalde van Robert's laatste dagen en uren, van hun
geluk; schuchter en bedeesd zinspeelde zij op haar streven om
aan Robert goed te maken, wat zij, niet met het hart, maar in
jeugdig onverstand, tegen Erwin misdreven had. Deze eenvoudige
mededeeling, zonder dat Nora nooit van hare zorgen had ge
sproken, moest doen doorschemeren, hoe goed zij voor haar
echtgenoot geweest was: geen lof uit vreemden mond had haar
in zulk een gunstig licht kunnen plaatsen als dit onopgesmukt
verhaal der feiten, die altijd nauw verbonden waren met eenige
opoflering, eene toewijding of inspanning van hare zijde.
Het kind, dat op het tapijt, met het hoofd tegen Erwin's
knie, van vermoeidheid was ingesluimerd, leidde zijne opmerk
zaamheid af.
„Zij is vermoeid," zeide hij bezorgd, „willen wij haar te bed
brengen?"
Het was eene eenvoudige en natuurlijke opmerking, maar
Nora's oor ontdekte daarin eene bevestiging van een nauweren
band tusschen hen, die hare hoop kwam versterken. Zij bogen
zich gelijktijdig voorover om het kind op te nemen, dat door
deze plotselinge beweging ontwaakte.
„Papa moet mij dragen, mijn lieve papa," zeide de kleine
slaapdronken, terwijl zij hare armpjes naar den ernstigen man
uitstrekte.
Het is papa niet, Erica," antwoordde de moeder met een
zwaren zucht, terwijl zij hare oogen met hare hand bedekte,
„het is oom Erwin, van wiep ik u zooveel verteld heb."
„Zijt gij papa niet?" vroeg het kind treurig en bedroefd, „en
ik was reeds zoo blijde!"
Hij wenkte Nora te zwijgen.
„Laat haar, laat haar. Moge zij het gelooven, tot zij begrijpt,
dat ik het zijn wil van ganscher harte, en met mijne geheele
ziel!"
Wordt vervolgd.)