HELDERSCHE M NIEIIWEIHEPER COURANT. Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. 1884. N°. 46. Jaargang 42. Woensdag 16 April. Uitgever A. A. BAKKER Oz. 32) VAN HAND TOT HAND. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddng. Abonnementsprijs per kwartaal t franco per post 0.90. 1-20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Advertentiën: Van 1t regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Blnnenlana. II. K. H. Prinses Sophia, Groothertogin van Saksen- Weimar-Eisenach, schonk op haar verjaardag aan de Prins Hendrik-Stichting te Egtnond aan Zee een gift van f 500. Het heeft zeker veler aandacht getrokken, dat de verwachte bevordering en verplaatsing van officieren zoo lang uitblijft. De belanghebbenden worden daardoor, wel licht geheel onnoodig, in pijnlijke onzekerheid gelaten, en kunnen in hun financiëele belangen benadeeld worden, als zij eerst kort vóór 1 Mei vernemen, dat zij met dien datum naar elders verplaatst zijn. Wij hopen, dat de Staatscourant ten spoedigste moge toonen, dat de minister van Oorlog aan het rechtmatig verlangen der officieren tegemoetkomt. (Het Vaderland.) In het jongste nommer van Eigen Haard wijst de heer S. J. Du Toit, lid van de Transvaalsche deputatie, op de twee belangrijkste factoren die, elk op zijn wijze, tot roeping hadden om voor te bereiden wat gedeeltelijk in den vrijheidskrijg van 1880 en 1881 is verwerkelijkt, en wat deels nog in wording is n. 1. de geboorte van een natie. De eerste gebeurtenis had in 1875 in de Kaapkolonie plaats, door de oprichting van het „genootskap van Regte Afrikaners," dat tot orgaan had en heeft „die Afrikaanse Patriot." Immers, schrijft de lieer Du Toit o. a., toen de annexatie van Transvaal plaats vond en geheel de Zuid- Afrikaansche pers eenparig tot onderwerping aanmaande, toen hield alleen de „Patriot" vol: „neen, bij het heil van geheel Zuid-Afrika, dat kunt en dat moogt gij niet; al wat Afrikaander is voelt en strijdt en lijdt met u." En het eerste protest der Transvalers tegen de annexatie werd door een memorie van 6000 trouwe Britsche onder danen in de Kaapkolonie, het tweede door een smeekschrift van 7000 Kapenaars gesteund. Toen de „Patriot," aldus heet het verder, in de Trans vaal aankwam met de leus: „lydelik verzet," vond de Transvaler daarin de gedachte van zijn eigen hart uitge sproken, en toen het blad later sprak: „lydelik verset is nou ydelik verset," riep de kloeke Transvaler ook reeds tot zijn strijdlustige zonen: „maak skoon nou digeweers." Als tweede factor noemt de schrijver het mislukken Door GOLO RAIMUND. Vervolff TWEEDE DEEL. Ja, zij was teruggekomen, de schoone toovenares en al miste men ook in hare handen den wonderstaf', men werd dien toch gewaar in de macht van hare tegenwoordigheid, die deed bloeien of verwelken, naar haar willekeur. Was ook al het vertrouwen en de tevredenheid uit het hart der bedienden geweken, zij werden toch allen beheerscht door eene nauwgezetheid en dienstvaardigheid, die juist door hare angstige gejaagdheid het doel voorbijstreefde. Men gehoorzaamde haar stilzwijgend als de meesteres en zij beschouwde het als iets zeer natuurlijks, dat zij even als vroeger op allen denzelfden invloed uitoefende. Op allen? Indien Nora niet zoo verblind ware geweest door haar succes, niet zoo vast overtuigd van Erwin's onwankelbare liefde, in hare oogen nog nader bevestigd door het gezicht van die fraaie kamers, die hij met heimelijke liefde voor haar zoo prachtig in gereedheid had laten brengen, dan zou wellicht de hartelijke vriendelijkheid, waarmede hij haar behandelde, haar in het oog zijn gevallen. Met plotselingen schrik had hij haar welkom geheeten. Samen geperst als het ware binnen de spanne van eene enkele minuut werd zijn hart door de herinneringen van de smart en de wanhoop van zoovele dagen en nachten als door een stortvloed overstelpt, en toen het eindelyk weder eenigszins tot rust en kalmte terug keerde, was er niets in achtergebleven dan medelijden met de kleine Erica, het heilige voornemen, de weduwe zijns broeders zijne ridderlijke bescherming te verleenen. Vergeven of ver geten er ligt een oceaan van gedachten en gevoelens tusschen die beide woorden en slechts aan eene geoefende hand, door een sterken wil geleid, is het mogelijk, het roer zoodanig te sturen, dat het schip niet verbrijzelt te midden der branding, door het niet vergeten zoo gemakkelijk in het leven geroepen. Hij wenschte haar niets kwaads toe, hij kon en wilde haar goed doen met al die edelaardige grootmoedigheid, die hem zoo zeer onderscheidde maar hij was slechts meester over zijne daden, niet over zijne herinneringen. Thans beschouwde hij haar niet meer met het oog der liefde of der hoop; hij beschouwde ze met een onder zoekenden blik en moest zich zeiven bekennen, dat hij nooit een vrouw ontmoet had van volmaakter schoonheid. Hij was rechtvaardig en waardeerde het, dat zij, volgens Robert's beweren, eene teedere moeder was geworden, en was haar dankbaar voor hetgeen zij aan anderen gegeven had. Niets zou hem met meer ernst zijn plicht voor oogen hebben kunnen houden, hem vaster hebben kunnen binden, hem ridder- lijker tegenover haar hebben kunnen plaatsen, dan Robert's broederlijke taal, met zooveel vertrouwen tot hem gericht, dan hare deemoedige terugkomst, zonder eenig ander verlangen kenbaar te maken dan zijne bescherming te mogen genieten. Volgens de familiewetten reeds moesten de weduwen en de onge huwde dochters van den overleden majoraatsheer op het goed woonplaats en onderhoud vinden, en was Robert's bede eigenlijk overbodig, om ook haar dit recht te verzekeren. Het eigenlijke weduwenhuis, op eenigen afstand van het slot gelegen, sedert verscheidene geslachten niet meer gebruikt, was oud en vervallen, en reeds lang tot eene opzichterswoning ingericht. Al werd van «le in 1875 door 400 Transvalers aanvaarde „Trek* j noordwestwaarts. Waren die trekboeren niet voor een I groot deel tengevolge van ellende en gebrek omgekomen, was hun uittocht met gunstig gevolg bekroond, ongetwijfeld zouden duizenden, gedachtig aan de leuze „niet onderwerpen, maar trekken" hen zijn gevolgd. Nu had men door hun lot als 't ware een stemme Gods vernomen: „tot hiertoe en niet verder. Niet verder trekken," nu bleef er niets anders over dan de leuze: „liever trekken, dan onderwerpen," te veranderen in „liever sterven, dan onderwerpen." „Hier nu begon" en met deze woorden besluit de heer Du Toit zijn belangwekkend opstel „de terugslag van de schuwe golf onzer nationale beweging, welke vroeger steeds terugweek voorden wind van Engelscheoverheersching. En wie zal zeggen, of die terugslag niet wederkeeren zal tot liet punt vanwaar de uitwijking begon? Wie durft voor spellen, dat die terugwellende golf nederliggen zal vóór zij de havens van de Tafelbaai en Natal heeft bereikt?" In het Volksblad wijst de heer II. Van Kalken, uit Brussel, op het schadelijke van het figuurzagen. Hierom trent schrijft hij het volgende: „Het fijne houtzaagsel wordt ingeademd door neus en mond; het kind zit met gebogen rug, ingedrongen borst, terwijl zijn oog werktuigelijk de grillige lijnen volgt, waarlangs moet worden uitgezaagd. De geest blijft werke loos, de oefening van het oog is negatief, de lenigheid van de hand wordt door het vele zagen minder. Overdrijf ik hier? Welnu, wie van de Nederlandsche geneesheeren durft het figuurzagen als een gezonde oefe ning aanbevelen, wie van de gymnastiek-leeraars zal het een heilzame afwisseling willen noemen van het gedwongen stilzitten op de schoolbanken? Hier zeg ik met den heer Regt: „Een advies van die zijde zou ongetwijfeld een helder licht over deze zaak verspreiden." Die overvloedige krullen en twijfelachtige versieringen, die gladde dunne plankjes, dat platte zonder schaduw of leven, dat knutselachtige, dat krachtelooze, dat achttiende- eeuwachtige, dat mag geen werk zijn voor onze flinke Nederlandsche jongens. Ja, smakeloos zijn ze, de sigaren- drager zoowel als het olie- en azijnstel, de vogelkooi niet minder dan de pendule, en waarop kan hij trotsch zijn, het ook in den loop der tijden vernieuwd en verbouwd, voor het oogenblik, zelfs indien gastvrijheid en broederlijke liefde zich niet zoo luide hadden doen gelden' en alleen het koude recht werd geraadpleegd, moest Nora gehuisvest worden in het slot, waar zij eens als raeesteresse geheerscht had. Hoe lang reeds had Erwin de aangenaamheden van het huise lijke leven moeten ontberen, sedert hij als jongeling het ouderlijke huis had verlaten en er van tijd tot tyd slechts als gast zijn intrek had genomen. Nu kwam zij tot hem als eene vreemdelinge, die hij tot meesteresse had willen verheffen over zijn huis en over zijn hart, en stelde hem het beeld voor oogen, van hetgeen had kunnen zijn en toch nooit meer zoo worden kon. Nooit, al waren zij ook beiden vrij geweest hij kon hare schoonheid bewonderen, haar opnieuw zijn vertrouwen schenken onmogelijk. Op den morgen na hare aankomst had zij hem in de ontbijt kamer gewacht, frisch als de roos, die zij aan de ceintuur van haar wit morgengewaad droeg. De nette kamer zag er veel gezelliger uit onder hare zorgende handen; zij had de tafel, heden met drie couverts en smaakvoller gedekt, in het uitstek laten zetten, om het heerlijke uitzicht te genieten, en nam tegenover hem plaats, zoodat hij haar zoo dikwijls hij wilde kon gadeslaan. Met vrouwelijke aanvalligheid schonk zij hem zijn morgendrank in, dien zij zelf had klaar gemaakt, bood hem eene sigaar aan en legde de opengevouwen nieuwsbladen naast zijn bord, alsof zij nooit opgehouden had zijne gewoonten te bestudeeren. En dit alles deed zij zoo bedaard, zoo kalm en ongedwongen, alsof de huiselijke toon, dien zij aansloeg, een gedeelte van haar wezen uitmaakte, alsof zij niets bedoelde dan het welbehagen van anderen, terwijl toch elk harer bewegingen en elk harer woorden niets dan fijne berekening was. „Veroorloof mij, dat ik het u een weinig gemakkelijk maak," zcide zij, toen hij haar bedankte, „geef mij daardoor, als het beste geschenk uwer gastvrijheid, het gevoel, dat ik werkelijk te h uis ben, zooals gij gisteren gezegd hebt." Hij liet haar vriendelijk begaan, vriendelijk en zeker hij zag geen gevaar. Wel rustte zijn blik vol gedachten op de schoone vrouw, terwijl zij daar zoo bedaard met eenigen handen arbeid tegenover hem zat, maar zijne herinnering voerde een ander beeld en een ander uur voor zijn geest, waarin een sidderend weenend kind in zijne armen lag en de stem van den geestelijke zeide: „Dit is uwe vrouw!" Ja, zijne vrouw hy had haar na een korten strijd met eene heilige gelofte aan zijn hart gedrukt; hij wilde die gelofte niet verbreken, zelfs niet in zijne gedachten, zooals die schoone ver leidster daar tegenover hem gedaan had. Maar hij vroeg zich zeiven af, terwijl zijn oog op Nora rustte en hij naar hare woorden luisterde, hoe Clemence zich wel ontwikkeld mocht hebben en of zij met elkander gelukkig zouden kunnen zijn. Nora sprak geestig en onderhoudend en wanneer zij, zooals nu, haar gevoel kon doen meespreken, had haar onderhoud iets boeiends voor hem, want Robert vormde het middelpunt van het gesprek en van hem uit gingen alle draden van den tegen- woordigen en toekomenden tijd. Hij had zijn broeder zoo innig lief gehad elke dag, elk uur van de laatste jaren zijns levens boezemde hem eene smartelijke belangstelling in; de gang naar Robert's graf, dien bij gemeenschappelijk met Nora deed, vormde een nieuwen, sterken band tusschen hem en haar. Het hinderde hem zelfs eenigermate, dat hij niet openhartig jegens haar mocht zyn, maar zijn geheim was niet het zijne en wat beeft hij geleerd, de geduldige zager van al die voorwerpen?" Het 24ste jaarverslag van de Vereeniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs is thans verschenen. Daaruit blijkt, dat de 18 aspiranten, die zich hadden aan gemeld voor het na-examen in de Christelijke opvoedkunde allen zijn geslaagd. De pogingen, door de hoofdcommissie aangewend om de tweede leening van het voorschottenfonds tot stichting van Christelijke scholen, groot f 50,000, volteekend te krijgen, zijn niet naar wensc.h geslaagd. Geen enkel aandeel heeft men ten vorigen jare geplaatst kunnen krijgen, zoodat thans in het geheel 143 aandeelen f 250 genomen zijn. Daarentegen bleef de stuivers-collecte mild vloeien: en werd bijna f 4000 door een penningmeester ontvangen, waarvan alleen te 's Gravenhage de grootste helft is bijeengebracht. Van 19 plaatsen kwamen aanvragen om ondersteuning. Eene moest voorloopig worden afge wezen; aan 14 scholen werd eene jaarlijksche bijdrage toegekend van f 200. Een viertal aanvragen blijven nog in behandeling, terwijl aan 4 in financiëelen nood verkee- rende scholen voor ééns een bedrag van f 1050 werd uit gekeerd. Al deze scholen behalve zes, die nog niet geopend zijn werden bij den aanvang des jaars bezocht door 29,957 leerlingen. De genoemde leerlingen ontvingen het onderwijs van 199 hoofdonderwijzers en hoofdonder wijzeressen, 219 hulponderwijzers, 40 hulpondervvijzeressen en 219 kweekelingen. Evenals ten vorigen jare, hebben 166 scholen mededeeling gedaan van de kosten van het onderwijs. Deze hebben bedragen f 367,284.83, waarbij niet is berekend de rente van kapitalen, die de gebouwen vertegenwoordigen. De ontvangsten hebben bedragen van 31 October '82 tot 30 October '83 f 55,947.72^. De uitgaven zijn geweest f 54,815.18|. Batig slot 1132.54. De heer W. Boomkamp uit Noordwijk-Binnen, hield dezer dagen te Wijhe een landbouwvoordracht over „onze weilanden in verband met de veevoedering." Zie hier een kort overzicht van deze belangrijke voordracht: In de laatste jaren is het verbouwen van graan sterk verminderd en zijn vele bouw- in weilanden veranderd, omdat de veeteelt meer voordeelen oplevert dan de landbouw. Om 't vee doelmatig te voeden, moet men de voedings alleen, zijn mond werd gesloten gehouden door eene dierbare hand, en door te zwijgen bracht hij geene vreemden in gevaar. Hij, die nooit de kunst had verstaan in Nora's hart te lezen, hij kon het ook nu nog niet, nu zij zich zoo volkomen de kunst van huichelen had eigen gemaakt, waarin geen enkel ondoordacht woord den glans van het kunstmatig vernis van naïve hartelijk heid en natuurlijkheid, die haar, zoo meende Erwin, in den strijd met het noodlot eigen waren geworden, kwam verduisteren. Die eerste dagen behoorden geheel alleen aan haar en het kind, aan hare herinneringen en hare plannen, en wat hij haar aan hartelijke, trouwe deelneming ten deel liet vallen, werd door haar aangezien voor de uitdrukking van geheime liefde. Maar waar hij draalde, daar moest zij nog voorzichtiger, nog terug houdender zijn, en daar zij niet door den hartstocht werd beheerscht, viel het haar gemakkelijk alleen de stem van het verstand te laten spreken. Van haar mocht geene toenadering uitgaanniet de eischende, de onderworpene moest zij zijn, en daarom bestond haar geheele toeleg daarin, hem door nieuwe bekoorlijkheden aan zich te kluisteren. Als het avond geworden was, waarin het zoete schemerlicht ook eene weekere stemming te voorschijn roept, als het keuve lende kind ter rust was gelegd en het gesprek dreigde te staken, dan zong Nora hem met hare prachtige stem hare liederen voor, en hij luisterde in sprakclooze verrukking en vroeg zichzelven af, of Clemence ook muzikaal zou zijn. Of zij sprak met hem over hare reizen, over de grootsche indrukken, die natuur en kunst op haar hadden teweeggebracht, over de mannen van beteekenis, die zij had leeren kennenzij verstond de kunst zijne belangstelling op te wekken en in elke richting te boeienzijn hart alleen gaf geen toon meer, wanneer zij het waagde daar met lichte hand aan te kloppen. Maar dit maakte haar volstrekt niet ongerust; nog niet! Had zij zich ook al voorgesteld dat, wat in hare plannen reeds volkomen was uitgewerkt, nog verre lag, in de nabijheid waren er toch nog kleine hinderpalen, dat zij over het oog gezien had, te overwinnen en die meest hun grond vonden in Erwin's broederlijke liefde. De tijd was haar bondgenoot en zij maakte er een goed gebruik van. Zij scheen haar geluk slechts in stille huiselijkheid te zoeken en wilde zelfs bezoeken bij bevriende familiën, die hare terugkomst vernomen hadden, onder voorwendsel van den rouw uitstellen. Terwijl al hare gedachten er voortdurend op gericht waren, zich van Erwin's bezit te verzekeren, was hij er op bedacht, haar die hoop te benemen. Hij verweet het zichzelven, dat hij Nora en haar kind met troost en deelneming omringde, en dat een ander kind, veel verlatener, veel ongelukkiger en eenzamer, dat zijne jonge vrouw geheel alleen onder vreemden woonde. Over haar was men tevreden, maar was zij het ook over die genen, die over haar lot beschikken? Geleidde men haar met zachtheid, ontzonk haar den moed niet op dien langen, eenzamen weg, verlangde zij naar het einde of zag zij er tegen op? Nooit had hij zoo aan haar gedacht als tegenwoordig, nu Nora hem het beeld voorhield der huiselijkheid, zooals alleen eene vrouw in staat is die in het leven te roepen, en hij poogde te vergeefs eene vergelijking te maken tusschen die beide vrouwen, waarvan de eene als kind voor zijn geest zweefde, dat nu tot eene maagd was opgegroeid en wellicht geheel anders ontwikkeld was dan hij verwachtte. Het was op den vierden dag van Nora's aankomst. Erwin, die zich den eersten tyd alleen aan haar en hare zaken gewijd

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 1