HËLDERSCHE M NIEEWED1EPER COURANT. Nieuws- en AdvertenMaJ Toor Hollands Noordertwarüer. 1884. N°. 47. Jaargang 42. Vrijdag 18 April. 33> VAN HAND TOT HAND. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. w t n franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER BUREAU: MOLENPLEIN. Cz. Prijs der Advcrtenticn: Van 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij nbonnement belangrijk lager. Blnnenlana. De suppletoire Marine-begrooting voor 1884 is dooi de groote meerderheid der afdeelingen van de Tweede Kamer ongunstig ontvangen, wegens de aanzienlijke verhooging ondanks den aandrang tot bezuiniging. Omtrent de nood zakelijkheid van den aanbouw van loods vaartuigen bestond geen twijfel. De aanbouw van een oefeningsvaartuig, kon, meenden velen, tot de begrooting van 1885 wachten. De aanschaffing van twee torpedobooten werd sterk bestreden. Enkele leden verklaarden met het oog op de houding van den minister bij de behandeling der begrooting, dat hun vertrouwen in zijn beleid geschokt was en zij daarom ongezind waren de credietaanvrage toe te staan. 's Rijksmiddelen brachten over de maand Maart van dit jaar f 9,394,356.00 op, of bijna f 150,000 minder dan in Maart 1883. Het i/ii der raming werd met ruim 6 ton door de opbrengst overtroffen, welk voordeelig ver schil hoofdzakelijk te danken is aan een ruimere opbrengst van grondbelasting, personeele belasting, invoerrechten en wijnaccijns. Met den noordenwind, zegt de Leidsche Crt., komen in de laatste dagen de buien uit zee op, die op den dag de lucht bedekken en tegen den avond wegdrijven, waarop bij een helderen lucht nachtvorst ontstaat. Eergisteren nacht althans heeft het hard gevrorenhet weiland was met eene laag ijs bedekt. Dat het weer niet zoo warm kon blijven, bijgevolg de groeizaamheid zou afnemen, werd verwacht, doch als de temperatuur zoo laag wordt, dat de bloesems der vruchtboomen en de spruiten der boven den grond gekomen aardappelen afvriezen, dan is de schade grooter, naarmate de lente reeds zoo vroeg en veelbevolend be gonnen is. Uit Zaandam bericht men dat de heer P. Krüger den eersten Paaschdag in de avond-godsdienstoefening der Chr. Ger. gemeente, na het einde der leerrede van den predikant, voor de vergadering is opgetreden en naar aanleiding van Rom. 8 vs. 23 een ernstig woord tot haar heeft gesproken. De door den president der Transvaalsche Republiek gekozen tekst luidt: En niet alleen dit, maar ook wij zei ven, die de eerste- Door GOLO RAIMUND. Vervolg.) Eerst na lang wachten kwam Klaas aanloopen, met een hoogrood gelaat, waarop eene uitdrukking, die men voor schrik had kunnen aanzien, indien om zijne breede lippen geen glimlach gespeeld had. «Mijnheer de baron heeft de genadige mevrouw overal gezocht," zeide hij buiten adem van zijn harde loopen, „om u de bezoekers voor te stellen. Hij laat mevrouw verzoeken in het slot te komen." Zij gaf aan het verzoek toe, zonder verdere vragen: nu immers zou alles opgehelderd worden. Zij volgde den knecht, die haar voorging, den trap op; het was niet naar hare eigene kamers, waar zij het bezoek wilde ontvangen als de vrouw des huizes, neen, als eene vreemde geleidde hij haar, zonder dat zij wist waarheen. Eene zonderlinge gejaagdheid maakte zich plotseling van haar meesterhij bleef staan voor hare vroegere, geres taureerde vertrekken en met een glimlach, waarvan het leed vermaak, dat er in doorstraalde, haar als een bliksemstraal trof, opende hij met veel beweging de deur. Indien Nora niet zoo sterk ware geweest in zelfbeheersching en huichelarij, dan hadde zij onder de puinhoopen van hare schitterende verwachtingen moeten bezwijken. In het midden van het prachtige vertrek, dat zij heimelijk in verrukking had bewonderd, stond Erwin, hand aan hand met de vreemdelinge, en toen hij haar Nora, die als vastgeworteld bleef staan, tegemoet voerde, sloeg zij zacht zijn arm om haar schouder. Hy was zichzelven volkomen meester, maar bleek en scheen ontroerd. «Lieve Nora," zeide hij vriendelijk, «de echtgenoote van mijn dierbaren Ilobert moet de eerste zijn, die ik het geheim, dat ik zoolang en streng bewaard heb, mededeel dit is mijne lieve vrouw, mijne kleine Clemence." Een hoogc blos kleurde Clemence's wangen. Begon zij eindelijk de beteekenis van dit woord te begrijpen; kende haar de liefde rijke, maar bijna vaderlijke toon, waarop die woorden gesproken werden, slechts den rang toe van een niets beteekenend kind, in tegenwoordigheid der vrouw, die hij werkelijk had bemind, of was het een gevoel van toorn, deze vrouw als de eerste te vinden op haar nieuwen levensweggenoeg, zij fronste hare fijne wenk brauwen en de vurige blik, die ongemerkt van Erwin op Nora vloog, was bepaald vijandig. Ook Nora bemerkte dien niet; zij worstelde nog met dat eene gesproken woord, dat, een tastbaren vorm aannemende, plotseling als een dreigend spooksel voor haar stond: zijne vrouw! En het spooksel stond daar, volkomen bedaard en kalm; het strekte de armen uit naar haar hart, naar haar duizelend hoofd en verpletterde met eene kleine hand en met een gruwelijken glimlach al hare schitterende droomen voor de toekomst. «Waarom deedt gij dat, Erwin," ontsnapte eindelijk met moeite aan hare bleeke, sidderende lippen, «waarom hieldt gij uw geluk voor mij geheim, terwijl ik u mijn rouw zoo openhartig open baarde. Gij liet mij met mijn kind mijn intrek nemen in uw huis, zonder mij te doen weten, dat dit huis eene meesteresse had, die mij moest ontvangen en niemand anders was er, om het mij te zeggen. Ik verzoek u wel om verschooning, mevrouw." „O, niet zoo, niet op dien toon," zeide Erwin, terwijl hij Cle- i lingen des Geestes hebben, wij ook zeiven, zeg ik, zucbte j in ons zeiven, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes lichaams." Heden vertrekt de Trans vaalsche deputatie naar Antwerpen. Zaterdag daarop gaat zij naar Brussel. Van daar gaat de reis over Parijs naar Portugal om dan nog maals naar Nederland te komen, waar alsdan nog ver schillende steden bezocht zullen worden. De deputatie wenscht als blijk harer erkentelijkheid voor de uitmuntende ontvangst, haar door de geheele bevolking, zonder onder scheid bereid, een zilveren herinneringsmedaille te vereeren aan de gezamenlijke Nederlandsche scherpschutters. Zij stelt zich voor, dat deze medaille zal bewaard worden door die vereeniging, welke op den aanstaanden grooten schiet wedstrijd te Bussum het hoogste aantal punten zal behalen. Bij de inschrijving voor de leening der Amsterdamsche Omnibus-Maatschappij ten bedrage van f 500,000 is inge schreven voor f 28,000,000. Te Bolsward had, schrijft de Amst., Vrijdag avond een verschrikkelijk ongeluk plaats. De burgemeester, de heer M. A. Jentink, begaf zich met den directeur der Gasfabriek naar de buiten de stad liggende zoutzure-amo- niacfabriek en geraakte door een tot heden ongekende oorzaak, te water. Zaterdag morgen is zijn lijk opgevischt. Algemeen is de ontsteltenis en de deelneming in deze ontzettende gebeurtenis. Gedurende de laatste dagen zijn te Amsterdam op verschillende plaatsen des nachts bij winkeliers de glasruiten van de winkelkasten stuk geslagen, en werden uit de kasten uitgestalde goederen, als: kleedingstukken, bottines, enz., ontvreemd, zonder dat de politie tot dusverre de daders beeft kunnen achterhalen. Een scheerder in de Von Zesenstraat te Amsterdam, die met Paschen eene oude tante van hem over had, vond haar jl. Zondag morgen op hare kamer opgehangen althans zoo hij voorgeeft. Men gelooft echter hier niet aan zelfmoord te moeten denken. De politie doet onderzoek. In het Dagblad komt iemand op tegen het «onzede lijk schouwspel" dat dezer dagen in de hofstad viel waar te nemen en door de politie moest worden verboden. Het bestaat in.... het rondleiden der Paaschossen, en is onzede lijk omdat aan die vette beesten het loopen moeielijk alt en er iets wreedaardigs in licht dieren die geslacht moeten I worden feestelijk rond te leiden! «Zou," vraagt de Tijd, 1 die met dezen inzender den draak steekt, «zoolang de politie nalatig blijft, de Maatschappij tot bescherming der dieren zich de zaak niet willen aantrekken, en een soort equipages kunnen uitdenken, waarin de vette ossen jaar lijks uit toeren kunnen gaan, zonder door hun corpulentie bemoeilijkt te worden?" Een onzer zeer verdienstelijke officieren, die kunst en letteren vereert, schrijft aan de Portefeuille dezer dagen «Kunst is geen regeeringszaak," zegt het gros en zooals de kunst tegenwoordig door mannen als de Stuers, Cuypers c. s. op kosten van den Staat wordt aangebeden, hebben de mannen, die zoo spreken, wel gelijk; getuige Assen's provinciaal Gouvernementsgebouw. Oude stijl, oude kunst, oude modellen, 't is een manie tegenwoordig; alles moet bewaard worden. Maar 't zal ook nu wel weder sterk tegen mij bewijzen, dat ik op deze manier redeneer. Ik ben nu eenmaal zoo nuchter, en ik kan niet helpen het jammerlijk te vinden, dat schrandere, heldere koppen uit zucht tot navolging, niet uit smaak, lust hebben aan den leiband te loopen. Zoolang onze jongens nog als beesten in een hok liggen, een hok, dat voor een veroor deelde zelfs te slechts is, trek ik met verontwaardiging te velde tegen alle kunstenmakers. En hierin zult gij den soldaat toch zeker geen ongelijk geven. Sierlijkheid gepaard aan doelmatigheid, goed, maar geen duizenden uitgegeven voor een geveltje, een beeldje, een steentje, terwijl er aan de andere zijde nog zooveel tekort komt, dat hoog noodig is en niet eens sierlijk behoeft te wezen. Wellicht zullen er onder onze lezers wel zijn, die zich door zulk een klacht opgewekt gevoelen hun invloed ten goede in dezen te doen gelden. Niet minder maar anders moet de kunst beschermd worden." Bij den uitgever J. H. De Bussy zal, naar aanlei ding van de Internationale Landbouw-Tentoonstelling, dit jaar te Amsterdam te houden, met vergunning van het uitvoerend comité der Tentoonstelling, verschijnen een blad, getiteld Agricultura «Officieel tijdblad van de Inter nationale Landbouw-Tentoonstelling 1884." De lioofd- mence eene schrede vooruitdrong. «Gij zijt de echtgenooten van twee broeders, die elkander onbeschrijfelijk lief hadden, Mijne Clemence weet wat het zeggen wil, verlaten te zijn zij zal dat gevoel bij u niet doen ontwaken, Nora. Morgen zult gij vernemen, waarom ik zoo geheimhoudend was; verontschuldig mij voor heden, mijn hart is te aangedaan en mijn hoofd te vol gedachten." Terwijl hij sprak, gelukte het Nora, zich weder eenigszins te herstellen. «Wees dan gegroet op den bodem, die u nu een tehuis biedt," zeide zij met inspanning, maar met een innemenden glimlach, terwijl zij Clemence de hand toestak, «hij is schoon genoeg om er gelukkig op te zijn vol vertroosting zelfs voor degenen, die er slechts een graf te verzorgen hebben." Cemence's lippen beefden; zij herinnerde zich, dat mevrouw Maubert er zich op had beroemd, dat Nora van elke omstandig heid partij wist te trekken. Haar hart bleef koud bij de woorden, die Erwin's oogen vochtig deden worden, en een harde trek vertoonde zich op het jonge schoone gelaat. Zonder te spreken en aarzelend legde zij hare hand in die harer schoonzuster. «De baron zal zeker dien plicht met u deelen," zeide zij na eenig nadenken. Getroffen trachtte Erwin in hare ncdergeslagen oogen te lezen waarna hij Nora aanzag. Ilij had eene andere ontvangst verwacht van Clemence, van haar, het jonge, thans verzorgde kind, wien het leven thans weder toelachte, tegenover de vrouw, die treurend, verlaten en smeekend voor haar stond. Was haar hart koel en haar gemoed verhard geworden in den vreemde? Wilde zij Nora buiten den familiekring sluiten, toen zij zeide: «de baron" in plaats van «mijn man" en reeds van den beginne af te kennen geven, dat zij niet het minste belang stelde in het lief en leed van hare schoonzuster." Noch hij, noch Nora kon onderscheiden of deze koele woorden meer het gevolg waren van verlegenheid dan van eenige andere gewaarwording. Clemence had nog nooit het zoete woord: «mijn man" uitgesproken; immers ondanks hare rechten, was zij nog eene vreemdelinge voor hemZy zou op dit oogenblik en op deze plaats geen ander woord hebben kunnen bezigen. Maar de verkoelenden adem van haar antwoord miste toch zijne uitwerking niet terwijl het Erwin bedroefde en hem aanleiding gaf dubbel vriendelijk jegens Nora te zijn, die, zich tooiende met de prero gatieven van het ongeluk, op eene andere ontvangst aanspraak mocht maken, deden deze ijskoude woorden, als de werking des winters op verslapte zenuwen, haar opnieuw herleven. Met haar vrouwelijk instinct gevoelde zij den afkeer, die in die woorden lag uitgedrukt, en een gemoed als het hare kon daarop niet anders antwoorden dan met strijd. Nu stond zij in hare volle zelfbeheersching en gewapend met al hare vermetelheid tegenover het onvoorzichtige kind; zij ant- woorde met vriendelijkheid: «Erwin zal zijn broeder niet vergeten voorzeker niet, en om zijnentwille zal hij vriendelijk zijn jegens mij en mijn kind. Wees gij het ook, mevrouw; ik zal trachten uwe zusterlijke genegenheid te verdiénen, en daarmede beginnen u thans alleen te laten. Ik weet niet, hoe lang gij reeds gehuwd zijt, in allen gevalle is uw geluk afgebroken geweest en de eerste uren en dagen behooren u en u alleen. Tot morgen dan, beste Erwin. Morgen zal ik ook de woorden gevonden hebben om u te zeggen hoe dankbaar ik den Hemel ben, dat gij zoo gelukkig geworden zyt, en dat mijn eigen leven my thans schooner voorkomt." Zij bood hem hare hand aan en hij, getroffen door hare woorden die, zoo hij meende, slechts verstaanbaar voor hem, haar berouw te kennen gaven, kuste die hand en geleidde haar tot aan de deur. Eene geheel andere was zij toen zij, buiten de kamer gekomen slechts met wankelenden schreden hare eigene kon bereiken. Het toekomstige leven, waarvan zij gedroomd had, lag daar vernietigd aan hare voetenhare geestkracht evenwel was niet gebroken deze verhief zich allengs weder om te zien wat nog te redden, wat nog te verhelpen was. Maar dat had nog tijd; voorloopig liet zij toorn en haat uitwoeden en peinsde er over na, wanneer het ongeloofeliike geschied kon zijn wie zij was, en waarom men haar zoo voor aller blikken verborgen had gehouden. Want ook de bedienden hadden er niets van geweten niemand kende haar, en eerbied, zooals slechts eene meesteresse die kon eischen, was tot nu toe slechts aan Nora ten deel gevallen. Waarom, waarom dat alles? Zij had het zelf zoo begeerd, en toch kwam het haar voor, alsof zij verbannen was, toen de knecht met eene in het oog vallende gedienstigheid de tafel in hare kamer voor het avondeten dekte. Zy zond hem weg op een harden toon, gebiedender dan in den tijd, toen zij de meesteresse van het huis was. Klaas liet zich geen vrees meer aanjagen, hij glimlachte slechts in zich zeiven. Zij liet de gordijnen vallen, ondersteude haar hoofd met hare blanke handen, en dacht er over na, hoe het geweest was en nu worden zou. Haar bloed vloeide te onstuimigzij kan niet geregeld denken hare geheele opmerkzaamheid trok zich samen in oor en oog, zij luisterde naar elk geluid of gluurde door de spleten van het donkerroode gordijn naar de slotplaats. De ondergaande zon, die hare stralen door het roode damast wierp, hulde Nora in een vurigen gloed het schoone gelaat, mismaakt door woede en wanhoop, geleek dat van een boozen engel, gereed de fakkel der wraak in het hart harer mededingster te slingeren. Buiten op den voorhof werden paarden ingespannenbespiedend stak zij haar hoofd naar voren - het rijtuig van den baron reed voor. Eenige oogenblikken later kwam de oude heer met Erwin naar buiten, die hem naar het rijtuig geleidde, hem her haaldelijk de hand drukte, zich overtuigde dat hij goed op zyn gemak zat en zich daarna verwijderde. Zijn blik zij misleide zich niet vloog naar hare duistere vensters zocht hij nog iets, buiten zyne vrouw, thans in dit oogenblik reeds? Was het wel een gelukkig geheim, dat hij zoo lang bewaard had zouden misschien vertrouwen en behoefte aan troost haar de macht, die zij slechts van zijne liefde had verwacht, teruggeven Wanneer wanneer? Die vragen, die haar zonder ophouden kwelden en martelden, lieten haar geen rust in hare eenzame kamer. Het werd donker. In huis hield alle geruisch op het loopen trap op en trap af - de stemmen, die niet meer, zoo als nog voor weinige uren, in een eerbiedig zwijgen overgingen, zoodra zij in de nabijheid harer kamer kwamen. Zij snakte naar lucht zij stiet het venster openniemand toch kon naar binnen zien en haar bespieden dan de sterren, die met buitenge wone pracht aan den wolkenlooze hemel fonkelden. Alles was stil. De kamers van Erwin, evenals die van zijne jonge gade, zagen op het park uit. Een onweerstaanbaar verlangen dreef Nora uit hare kamer, om in de koele nachtlucht hare gloeiende slapen te verfrisschen. Zij wierp een doek om haar

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 1