HELDERSCHE EN MEUWEIklEPER COURANT. Nieuws- en AdyertentiebM voor Hollands Noorderkwartier. 1884. N°. 48. Zondag 20 April. Jaargang 42. Uitgever A. A. BAKKER Cz. 34> VAN HAND TOT HAND. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdog, Donderdag en Zaterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalJ 0.90. franco per post 1.20. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Ad verten tienVan 14 regels 60 cents, elke regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. „-,«'3 y-fc T-ï v-i 'k C3L- In het vorig nommer namen we op 't verslag der jaar- lijksche vergadering der plaatselijke Vereeniging tot stichting en instandhouding van Bewaarscholen, 't Jaarverslag over 1883, door den secretaris uitgebracht, kon in dat nommer niet meer worden geplaatst. We laten het hier volgen. Jaarverslag der Vereeniging tot S. en I. van Bewaarscholen, over 1883. 't Negende levensjaar onderscheidde zich weinig van de acht jaren, die vooraf gingen. 't Getal contribuanten was ook nu weêr afnemend, of schoon als voorheen de finantiëele toestand gunstig mag genoemd worden. Niettegenstaande 't daarstellen eener overdekte speelplaats eene uitgaaf van ruim f 500 ver- eischte, sluit de rekening nog met een voordeelig saldo van f 759.78, waarbij nog dient te worden gevoegd 't bedrag van 8 aandeelen ad f 25 in 't gebouw aan de Vischmarkt. Dit batig slot is echter voornamelijk ver kregen uit de baten van vorige jaren en belegd in de Spaarbank der M. t. N. v. 't Alg. en in de Rijks- Postspaarbank. De toewijding van Dames-Regentessen, de ijver en nauwgezetheid der Directrice en hare Adsistenten, deze zijn mede als voorheen. Commissarissen kunnen als vorige jaren herhalen: ze zijn boven allen lof. Ook 't bezoeken der school gaf weinig reden tot be merking. Steeds was de Bewaarschool goed bezocht en bleek ook op andere wijzen, dat 't bij de gemeentenaren niet ont breekt aan belangstelling in en waardeering van de zorg en 't onderwijs daar gegeven. Op 1 April '83 bestond de bevolking der Bewaarschool uit 245 kinderen. Hiervan hebben van dien tijd tot 31 Maart jl. 147 de school verlaten en zijn daarentegen 120 leerlingen toegelaten, zoodat thans 218 leerlingen de school bezoeken. Hierbij dient vermeld, dat epidemische ziekten, mazelen vooral in 't voorjaar van '83 en keelaandoeningen in 't laatst van '83 en 't begin van '84, niet gunstig hebben gewerkt op het trouw bezoek der school. Zoo kan de Vereeniging met voldoening terug zien op Door GOLO RAIMUND. Vervolg.) Met een plotaelingen schrik ontwaakte Clemence, na eene korte sluimering, uit een onrustigen droom, maar de eerste blik, dien zij om zich wierp, gaf haar spoedig hare bezinning weder. Het was een heerlijke morgende zonnestraal, die door de slecht gesloten gordijnen drong, trof haar met verblindenden glans en verlichtte de weelderige schoonheid van haar vertrek. Den vorigen avond was hare ziel veel te vervuld geweest met andere gedachten, was haar gemoed te veel overmeesterd door afwisselende aandoening van kommer en vrees, was zij te zeer geschokt door hare herinneringen, in verband met het tegen woordige, dat haar toch ook weder tot dankbaarheid stemde, dat zij nauwelijks acht had geslagen op de nooit geziene weelde, die haar omringde, zoo al niet door de liefde, dan toch door trouwe plichtsvervulling in het leven geroepen. Het was bijna te veel voor haar ernstigen geest en den eenvoud, waaraan zij gewoon was. De weelde was haar tot nog toe onbekend gebleven, en schuchter en bevreesd liet zij zich uit het donzen bed glijden. Verbaasd en verrast, als een kind, wien de geheele omgeving nog zoo zonderling en vreemd toeschijnt, zag zij om zich heen; die ongekende pracht ware in staat geweest haar te bedwelmen, zoo niet de schoone schilderij boven den schoorsteen, die hare vaderlijke woning voorstelde, haar vertrouwen en moed had inge. boezemdzy riep haar woorden van troost toe, sprak haar, niet van Erwin's liefde, maar deed haar toch begrijpen, dat er eene zekere verwantschap der zielen tusschen hen bestond. Zoo vaak had zij zich hem voorgesteld, zooals hare kinderlijke herinnering zich hem voor haar geest terugriep, en toch kwam zij nu tot de overtuiging dat zij gedwaald hadzy had hem veel oudere trekken gegeven, en veel ernstiger manier van spreken. Zij bloosde, als of zij het aan vreemde ooren had toevertrouwd, dat hij een schoon man was, slank en krachtig van gestalte, zachtaardig van uitzicht. Telkens en telkens weder riep zij hem voor haar geest terug en gevoelde zij met eene lichte siddering den kus, dien hij op hare hand gedrukt had. Dat had hij ook gedaan, toen zij aan hem werd toevertrouwd, en bij het afscheid, en zij had toen niet gebeefd was er dan iets anders geworden? Vol vrees was zij op reis gegaanvertoornd over de onver antwoordelijke ontvangst was zij aangekomen, want ,/het ergste geval," zooals de domine zeide, had zich voor gedaan: er was namelijk geen antwoord gekomen op den brief, die hare komst meldde. Nu eerst bleek, hoe gewaagd de onderneming was geweest van den onpractischen, in het nauw gebrachten man het uur, dat zij in het kasteel op Erwin's komst moest wachten, was wel het smartelijkste van haar leven. Maar de oorzaak van zijn stilzwijgen werd opgehelderd, toen hij na de eerste verrassing vernam, dat Clemence van hare komst bericht had gegeven. Het telegram, dat men hem op den avond van Nora s aankomst tegelijk met andere brieven en landhuis houdkundige stukken overhandigd had, zonder dat men er hem in de algemeeiie verwarring opmerkzaam op had gemaakt, was hem bij Nora's onverwachte verschijning uit de hand gevallen. Het was echter zeker later door een bedienden gevonden en op de schrijftafel gelegd, want het werd nog ongeopend onder een pak rekeningen en nota's gevonden. "t jjfeeliMpen jaar en met vertrouwen 't gemoet gaan, in de overtuiging dat 't baar aan verdere belangstelling niet zal ontbreken. Men zal zich berinneren, dat bij een onlangs van wege de Maatschappij tot Nut van 't algemeen afgenomen examen voor bewaarschoolhouderessen slechts één van de 19 adspiranten slaagde, ofschoon, volgens de examen-com missie, slechts kleinigheden gevraagd werden. De redactie van bet Overv. Wbl. beeft onderzocht van welken aard die „kleinigheden" in 12 a 14 vakken waren, en komt als slotsom van dit onderzoek tot den wenscb: 1. dat de met bet diploma bescbonkene nooit aan liet hoofd eener be waarschool komen: 2. dat de mislukte proef van verdere pogingen van dezen aard moge afschrikken. Want in ernst" zegt zij „wij zien den tijd naderen, dat men van zesjarige kinderen zal eischen, dat zij dan reeds be hoorlijk kunnen lezen, schrijven rekenen, enz. Wij zien het aankomen, dat zesjarige kinderen niet meer op de lagere school worden toegelaten zonder behoorlijk afgelegd admissie-exainen." Wat de bewaarscholen betreft, wijst de redactie bij deze gelegenheid aan, hoe het h. i. behoorde te wezen. „Men eischt meer van de bewaarschool" heet het o. a. „dan kinderen bewaren; men eischt, dat den kinderen daar de eerste ontwikkeling zal worden bijge bracht. Welke soort van ontwikkeling? „Mij dunkt, die, welke de moeder, indien zij niet al te ruw, niet al te liefdeloos, niet al te verdierlijkt is, best zelve aan haar kind verschaft. „Te onwetend daartoe kan zij niet licht zijn. Immers dat onderricht aan drie- tot zesjarige kinderen bepaalt zich uit den aard der zaak tot de kennis der naaste omgeving. De namen leeren van de omringende voorwerpen, het gebruik, dat er van gemaakt wordt, zoo mogelijk eenige zedelijke en godsdienstige indrukken meenemen, veel meer kan het niet zijn en veel meer mag liet ook niet zijn. Een kind, dat de huishoudende moeder al vragend en afkijkend natrippelt, dat aanhoudend het mondje roert en, als zij aan haar naaiwerk zit, naar hetgeen alleen de moederliefde op bevattelijke wijs weet te vertellen luistert, zoo'n kind studeert hard en leert in de zes eerste Hij was dus gerechtvaardigd en toen hij haar daarna goediger en liefderijker dan zij ooit had durven verwachten, in zijne armen drukte en den domine verklaarde, dat hij haar, nu de omstandig heden hem daartoe dwongen, niet meer van zich zou laten gaan dat hij zich voorstelde dat zelfs zijn overleden vriend deze wijziging zou hebben goedgekeurddat het nu niet meer mogelijk was, zonder Clemence in een verkeerd daglicht te stellen, haar nog vier of vijf maanden aan anderen toe te vertrouwen, toen had zij moed geschept en dankbaar de hand gekast, die hare ravenzwarte lokken gesteeld had. Zij herinnerde zich, dat hij rood geworden was en haar zijne hand had onttrokken dat hij daarna een langen, innigen kus op haar voorhoofd drukte en dat die kus haar eene zoete onrust veroorzaakte. En daarop had zij haar door de ruime, trotsche vestibule naar hare eigene vertrekken geleid, wier pracht haar verstomd deed staan en die dc herinnering weder levendig deed worden aan de vertelseltjes, die juffrouw Berger haar op lange winteravonden had voorgelezen. Maar hare verlegenheid verdween, want zijne lieve stem zeide vriendelijk „Nu zijt gij te huis, arm, verdwaald vogeltje, in een warm nest; nu zijt gij bij mij, Clemence, God zegene uw ingang!" Het werd haar zoo warm om het hart bij dezen woorden, zoo week zij vergat haren kinderaehtigen angst, haar toorn, zij zag hem aan en herhaalde uit het diepst harer ziel: „God zegene mijn ingang!" O, ware het slechts daarbij gebleven, hadde hij maar niet nog een ander woord gesproken, dat verschrikkelijke woord, dat als nederviel op al de goede en zachte gevoelens, die haar bij zijne woorden doortintelden. „Laat ons naar mijne schoonzuster gaan," had hy gezegd, „naar Nora, dat zij de eerste zy, die uw welkom heet. Zij heeft verloren, wat gy gevonden hebt, een trouw echtgenoot, den vader van haar kind, en zij i sthans aan mijne bescherming toevertrouwd. Gij zijt, zoo God wil, in een gelukkig huis gekomen, onder trouwe hoede, zij kwam bij een graf, Clemence; wees goed jegens haar, om mijnentwille, mijne Clemence!" Indien het eene andere ware geweest, zou haar hart de eenzame en verlatene met woorden van troost zijn tegemoet gesneld maar Nora, die een trouweloos spel dreef met het heiligste, die in wufte ijdelheid het zoetste gevoel en de diepste smart wist te huichelen ter wille eener photographie Nota niet! En hier was zij toch onder dezelfde hoede, onder het zeide dak met haar met dezelfde, neen, misschien met meer aanspraak op Erwins liefde! Het was alsof plotseling al hare goede voornemens verdwenen het was haar, of zij tegenstand moest bieden tegen den leugen, dien men haar afdwong, alsof zij zeggen moest, wat zij wist van het verleden. Maar zij was zoo hulpeloos, zoo volkomen in Erwins hoede een uitgesproken twijfel mocht niet het eerste bewijs van vertrouwen zyn, dat zij hem gaf, hare eerste daad geene vredebreuk. Toch kon zij zich, toen Nora in werkelijkheid voor haar trad, slechts met moeite beheersclieneerst toen hare schoone vijandin zich verwijderd had, werd zij zich zelve weder en bleef ook in dezelfde stemming, toen Erwin de bedienden deed boven komen, om hen Clemence als zijne echtgenoote en de meesteresse des huizes voor te stellen. Het eerste avondmaal van het jonge echtpaar, daj elkander nog zoo vreemd voorkwam, werd, in afwijking van den gewonen jaaen zijns levens op die manier veel meer dan het later ooit in een even groot aantal jaren leeren zal. „De vraag is dus en zij werd door menig verstandig mensch meermalen opgeworpen of de bewaarschool wel aanbevelenswaardig is voor kinderen van zulke moeders, die niet van de gelegenheid verstoken zijn om haar kinde ren om en bij zich te hebben? „Ik geloof, dat de kinderen van zulke moeders niet op de bewaarschool moeten zitten." Koningin Victoria van Engeland is jl. Woensdag avond te kwart voor zes uren te Vlissingen aangekomen. De Vorstin bleef tot het vertrek van den trein aan boord van de Osborne. De extra-trein werd begeleid door den directeur-generaal der Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, den heer Vrolik, den chef van dienst van die maatschappij, den heer Engeringh, en den districts inspecteur, den heer Mieling. Het jacht Osborne was door drie andere vergezeld, waarvan er een in de haven kwam; de beide andere bleven op de reede. De Osborne vertrok naar Antwerpen, de andere zijn naar Engeland teruggekeerd. „Wij waren in de gelegenheid," schrijft de Midd. Crt., „de prachtige inrichting van de waggons der Engelsche Vorstin te bewonderen. Van de kleine ruimte, die, uit den aard der zaak, spoorwegrijtuigen kunnen aanbieden, is uitnemend partij getrokken. Behalve een compartiment voor een viertal heeren van het gevolg, wees men ons in de twee ineenloopende waggons een fraai, met wit satijn gekleed en gecapitoneerd salon; de stoelen en canapé's, waarvan het houtwerk met goud afgezet is, waren met lichtblauw satijn bekleed. Ook de slaapwaggon, waarin zich twee rustbedden bevinden, geeft zooveel comfort aan de Koningin, „in wier rijk de zon nooit ondergaat," als maar mogelijk is. Daarnaast is eene, zooveel mogelijk aan de eischen beantwoordende toiletkamer, terwijl ten slotte de waggon eene prachtige conversatiezaal, in miniatuur natuurlijk, bevat is de inrichting van binnen vorstelijk, ook uitwendig zien de in bruin en kleuren gelakte wagens er sierlijk en aangenaam uit." Koningin Victoria en Prinses Beatrice kwamen eergisteren morgen te 9f uren te Darmstadt aan. regel, in Clemcnce's kamer gebruikt; domine Ilsen nam er aan deel, waarna deze afscheid nam om te vertrekken. Hij moest spoedig weg om den volgenden morgen met den eersten trein verder te kunnen reizen. Toen Erwin, na hem uitgeleide gedaan te hebben, terugkeerde, stond Clemence in gepeins verzonken in het midden der kamer met eene uitdrukking van bange vrees op haar schoon, ernstig gelaat. Indien Nora er niet geweest ware, indien men haar in hare onervarenheid de overtuiging niet had opgedrongen, dat Erwin aan haar vastgeketend was. en toch Nora beminde en Nora alleen, zou zy waarschijnlijk een smcekend, een teeder woord gezegd hebben, dat haar uit het harte kwam. Maar nu sloten trots en vrees haar den mond, zij moest zich op den haar onbekenden weg laten leiden zooals hij verkoos. Hij zag hoe bleek en ontdaan zij er uitzag de lange reis, de warmte van den dag en dc vele aandoeningen hadden haar blijkbaar aangegrepen. Hij zelf had geen tyd gehad, zich omtrent zijne eigene gevoelens helderheid te verschaften de verrassing, de noodzakelijkheid om onmiddelijk een besluit te nemen en de overweging, hoe hij den ongewonen toestand, waarin hy zich zoo plotseling verplaats zag, op de spoedigste en voegzaamste wijze aan de buitenwereld zou openbaren, de wensch eindelijk, Clemence alle mogelijke opmerkzaamheid te bewijzen, dat alles had alle subjectieve gevoelens op den achtergrond gedrongen. Steeds had hij aan haar gedacht met vaderlijk medelyden, gepaard aan een streng begrip van hetgeen zijn plicht hem voorschreef, en nu zag hij, dat zij geen kind meer was dat, in plaats van medelijden, liefde te eischen en liefde te geven had. Eene zonderlingen gewaarwording maakte zich van hem meester, toen hij tot zich zeiven zeide, dat zij de zijne was, zy ne vrouw, die hij toch niet kende, naar wier liefde hij niet gedongen had cn die hij toch voor zich als zoodanig mocht eischen. Maar wat was het recht zonder het genot! Hij, die zoo onbaatzuchtig was tegenover alle andere uiterlijke goederen, hij verlangde alles van de liefde! Was het hem niet vergund geweest naar hare liefde te dingen vóór den echt, dan moest het thans geschieden; hij wilde haar heer niet worden, vódr hij haar geliefde was. Of de weg, die tot dit doel leidde, lang of doornig zou zijn, daarnaar vroeg hij niet in dit oogenblik, want nog had de hartstocht geene stem bij zijn besluit; nog altijd stond medelydende zorg voor Clemence bij hem op den voorgrond. „Gij zijt bleek, mijne Clemence," zeide hij teeder, „gij hebt rust noodig. Er ontbreekt nog zooveel aan uw gemak, vooral wat de bediening betreft juffrouw Rebel zal zich daar vooreerst mede belastenzij is eene trouwe, verstandige vrouw en was reeds bij mijne moeder in dienst! Hij kuste teeder hare hand en verliet haar toen plotseling, in tweestrijd met zichzelven, na nog een kus op haar voorhoofd gedrukt te hebben. Eenige minuten later kwam de huishoudster met een zwaren kandelaber in de hand, om de genadige vrouw bij het ontkleeden behulpzaam te zijn. Haar eerlijk gelaat straalde van vreugde, zij verzekerde Clemence van hare toegenegenheid en ging haar voor met het licht naar haar slaapvertrek, niet ophoudende met haar vriendelijk gesnap, en haar verhalende, hoeveel zorg en ijver miinheer de baron aan deze kamers had gewijd, hoe hij elk stuk zelf had uitgekozen en hoe ook op zijn last een beroemd schilder de schilderij had gemaakt, die boven den schoorsteen hing. Sprakeloos staarde Clemence naar de schilderij, tot hare

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 1