Men schrijft ons van Texel dd. 5 dezer:
„Naar men ons meêdeelt heeft de heer J. Van Putten
bij het bestuur van den polder Eierland verzoek om ont
slag uit zijne betrekking van secretaris-penningmeester van
dien polder ingediend."
H. M. de Koningin van Engeland zal, op haar terug
reis van Darmstadt naar Windsor-Castle, heden ochtend
te 7 uren per specialen sneltrein te Vlissiugen aankomen
en zich onmiddellijk begeven aan boord van haar stoom
jacht Osborne.
Zoodra H. M. zich heeft ingescheept, zal de Osborne,
geëscorteerd door de andere jachten, vertrekken naar Port-
Victoria.
De Vorstin van VValdeck-Pyrmont, moeder der
Koningin, is Zaterdag te half elf te Ede aangekomen. De
Vorstin was vergezeld van eene hofdame en maakte de
reis in 't prachtige salon-rijtuig van de Ned. Rijnspoorweg-
Maatschappij. H. D. H. werd afgehaald door een van Zr.
Ms. adjudanten. Voor een en ander waren twee Koninklijke
rijtuigen beschikbaar gesteld. Dat, waarin de Vorstin
plaats nam, werd getrokken door 4 paarden, bereden door
jockeys. Het perron was met tapijten en loopers belegd.
De Vorstin vertrok te 8,27 des avonds weder naar
Amsterdam, naar het station Ede gebracht door H. M. de
Koningin. De Vorstin vertrok met een gewonen trein in
gezelschap van eene dame.
De Vorstin von Wied is Zondag avond in het Arastel-
Hötel te Amsterdam aangekomen, ten einde een bezoek te
brengen aan hare zusters, de Koningin van Zweden en de
Vorstin van Waldeck-Pyrmont.
De Oostenrijksch keizerlijke trein vertrok gisteren
te zes uur van Amsterdam naar Heidelberg om de Aarts
hertogin, die bijna hersteld is, af te halen. De Aartsher
togin wordt heden tegen den middag te Amsterdam ver
wacht. Hieruit leidt men af dat de Keizerin eenigen tijd
onder behandeling van dr. Mezger blijft.
Latere berichten luiden:
De Keizerin zal nog omstreeks vijf weken te Amsterdam
verblijf houden.
H. M. heeft herhaaldelijk haar ingenomenheid met de
stad Amsterdam te kennen gegeven. Alleen heeft het
wangedrag der straatjeugd nu en dan haar ergernis verwekt.
De Keizerin van Oostenrijk deed jl. Zondag op een
stoombootje van de havenpolitie een tochtje door de grachten
van Amsterdam. H. M. was daartoe nitgenoodigd dooi
den Burgemeester. Daarna bleef de Keizerin in het liötel
tot halfvijf, op welk uur zij zich per rijtuig naar het
Vondelspark begaf en daar ongeveer anderhalf uur bleef
wandelen.
De Keizerin woonde Zondag morgen te 7 uren in Brack's
Doelen-Hotel eene godsdienstoefening bij, die geleid werd
door den tot haar gevolg behoorenden prelaat Maijer. In
een der salons, welke H. M. betrokken heeft, is door de
firma Jansen en Zonen een altaar enz. opgericht.
H. K. H. Prinses Hendrik begaf zich gisteren per
Hollandsche Spoor van 1.50 naar Amsterdam, vermoedelijk
tot het afleggen van een bezoek bij de gravin Von Hone-
nembs (Keizerin van Oostenrijk). Te halfzeven keerde de
Prinses te 's Gravenhage terug.
De gewone jaarlijksche harddraverij vanwege de
Alkmaarsche Harddraverij-Vereeniging zal dit jaar plaats
hebben den 6 Augustus.
De inspecteur van politie te 's Hage jhr. C. v. 's G.
heeft aan de militaire autoriteit zijn beklag ingeleverd ter
zake, dat een sergeant van het garnizoen, wiens hulp ge
noemde politie-beambte voor de overbrenging van een
dronken burger requireerde, weigerde daaraan te voldoen,
omdat hij het vorderen en verleenen van dergelijke
adsistentie beneden de eer en de waardigheid van den
onderofficiersstand rekende.
De militaire overheid zal nu moeten beslissen of het
bieden van de behulpzame hand aan de burgerlijke autori
teiten zoover behoort te gaan, dat een politie-beambte een
onderofficier zou kunnen pressen om ten aanschouwe van
het publiek met een dronkaard langs de straat te sjouwen,
een baantje dat de heeren inspecteurs zelf gewoon zijn
aan hun ondergeschikten op te dragen.
enkele dagen,
„Gaat mevrouw op reis vroeg de kamenier verbaasd, toen
zij bemerkte hoe bleek Clemence was en dat hare haren van den
regen drope».
„Ja, Molly en wel oogenblikkelijk," antwoordde zij gejaagd.
„Ik heb een telegram ontvangen, dat mijne grootmoeder ziek is,
en kan dus de terugkomst van mijn echtgenoot niet afwachten."
„En wanneer vertrekken wij?" vroeg het meisje. „Als er
zooveel haast bij is, zou juffrouw Rebel kunnen helpen. Mevrouw
zal toch niet vertrekken, zonder eerst iets gebruikt te hebben?"
„Niets, niets," antwoordde Clemence, terwijl zij onrustig op en
neêr liep en van tijd van tijd haar gloeiend gelaat tegen de
vensterruiten drukte. „En wij? Ik reis alleen, Molly; gij zoudt
mij maar last veroorzakenik vind daar meer handen om mij te
bedienen, dan ik gebruiken kan. Haast u; zeg Jan, dat hij de
paarden aanspant, de beste dravers; maar spoedig, haast u."
„Ja, weg, weg!" Maar op eens viel het haar in, hoe weinig
ervaren zij was in het reizendat zij niets wist van de reisroutes
noch van de aansluitingen, noch hoe lang de reis zou duren. Zij
overwoog een oogenblik wie had haar ook gesproken van
deze reis, waar wa3 het en wanneer?
Ja, dat moest zij, zij moest gaan; zelfs deze verslagenheid
loste zich op in eene plotselinge herinnering. Onder de vele
kostbare kleinigheden, die zij van de gravin ontvangen had,
bevond zich ook een klein perle d'amour notitieboekje, met een
plan van de stad Parijs. De gravin had haar een denkbeeld
willen geven van de grootte van Parijs, en van de menigte pleinen,
bruggen, kasteelen en openbare gebouwen. Clemence zocht dit
boekje nu op, dat zij nooit meer had aangekeken en vond het ook.
Had de gravin vooruitgezien wat nu gebeurde, had zij geweten,
dat dit de laatste weg tot Clemence's redding was Eigenhandig
had zij op een der perkamenten blaadjes den weg naar Parijs
aangewezen met de verschillende pleisterplaatsen en hotels, en
uit een der met roode zijde gevoerde zakjes viel een bankbiljet
van duizend francs.
Voor Clemence was het kleine boekje van onbeschrijfelijke
waarde zij zocht het contante geld, dat zij bezat, bijeen en
maakte zich tot de reis gereed.
De bedienden staken de hoofden bijeen, buiten werden de
paarden voorgespannen! Wilde zij dien eigen avond nog ver
trekken, op dien guren avond geheel alleen en zij scheen zoo
misnoegd! De ziekte der oude gravin ware zeer goed te gelooven
geweest, want men had dien middag den telegraafbode op het
kasteel gezien indien al het andere niet zoo ongehoord ware
geweest, wat men in de laatste dagen gezien had.
In der haast werd alles geregeld en daarop volgde het moeie-
lijkste. Clemence liet juffrouw Rebel, voor wie zij wegens haar
ouderdom en trouw bijzonder veel achting koesterde, verzoeken
boven te komen.
De jongste der drie gebroeders Lavertu, de bekende
paneelzagers, is in het tuchthuis te Leeuwarden overleden.
Te Schiedam zijn tot heden als verdacht van long
ziekte onteigend en afgemaakt 1163 runderen van 25 vee
houders, die bij verkoop hebben opgebracht de som van
f 145,279. Het bedrag waarvoor zij zijn onteigend is
f 291,423.
Blijkens een gisteren ontvangen telegram van den
consul der Nederlanden te St. Petersburg is de scheepvaart
op die stad weder geopend.
Dat bij het gebruik van turfstrooisel alleen van
goede, lichtgekleurde en droge waar gebruik gemaakt moet
worden, bleek onlangs weder uit de nadeelige gevolgen
van het gebruik van vochtig strooisel onder de 140 paarden
in den stal van eene brouwerij te Londen. Een groot
deel van de paarden kreeg eene ziekte aan de hoeven,
welke ophield, toen het turfstrooisel niet verder werd
gebezigd. De voorpooten leden meer en heviger dan de
achterpooten, wat wel toe te schrijven was aan het feit,
dat met de achterpooten het schadelijke strooisel meer
weggeschopt pleegt te worden.
De mode voor dameshoeden schijnt van de vogel
vlucht naar den moestuin verhuisd te zijn. Na den voor
raad vogels te hebben uitgeput, hebben de Fransche mode
maaksters nu groenten als opschik aan de ijdelheidsmarkt
gebracht.
Volgens de Wiener Landw. Zeit. zijn aan het land
bouwkundig instituut te Weenen proeven genomen met
het twee en drie malen melken der koeien. Het bleek,
dat het laatste het voordeeligst was, zoowel in quantiteit
als qualiteit. Er werd des morgens om 6, 's middags om
12 en 's avonds om 6 uur gemolken.
Zooals men weet, is bij pas afgekalfde koeien en vol-
melkende het verschil tusschen twee- of driemaal melken
zoo groot, dat driemaal melken vereischte wordt.
Prof. Virchow te Berlijn heeft bekend gemaakt, dat
blijkens nauwkeurig onderzoek het gevaar van trichinosis
in Duitsch spek veel grooter is dan in Amerik. varkens.
In The Medical and Surgical Reporter wordt mede-
deeling gedaan van een geval, waarin roodvonk werd over
gebracht door een brief.
Een recruut vroeg een sergeant, hoe men kanonnen
maakte. „Wel," zeide de sergeant, „men neemt een gat
en doet er koper omheen."
Eultenland.-
Uit Praag komt de doodstijding van de ex-Keizerin
Maria Anna van Oostenrijk. Men had haar Zaterdag op
haar eigen verlangen de sacramenten der stervenden toe
gediend en de Paus zond haar per telegraaf zijn zegen.
Te Brussel i3 dezer dagen de zeer geruchtmakende
zaak der gebroeders Peltzer weer ter sprake gebracht. De
redacteur van een te Brussel verschijnend weekblaadje,
onder den titel van L' Hotel de Ville, heeft in zijn blad
medegedeeld, dat Armand Peltzer, die ter dood veroordeeld
is, welk vonnis in levenslange gevangenisstraf is veranderd,
onschuldig is en dat zijn broeder Léon slechts als een
medeplichtige aan den bekenden moord op Bernays gepleegd
is te beschouwen. Reeds geruimen tijd geleden heeft hij
deze mededeeling in zijn blad gedaan en elke week is hij
weder op de zaak teruggekomen, hopende dat de justitie
zich deze zaak zal aantrekken en hein inlichtingen zal
vragen.
De zaak heeft nu nog meer ruchtbaarheid verkregen,
doordat een dagblad le National Beige dezer dagen alle
berichten uit genoemd weekblad heeft overgenomen.
Andere Belgische bladen, waaronder de Independance
Beige, gelooven echter, dat de onthullingen, die de redacteur
van 1' Hotel de Ville in staat is te doen, van zeer geringe
beteekenis zijn en velen beschouwen een en ander als een
manoeuvre van genoemde bladen om de aandacht van het
pnbliek op hun blad te vestigen en daardoor den verkoop
per nummer te doen vermeerderen.
Te Parijs werd dezer dagen weder eens gewezen op
het groote gevaar dat het gebruik van gewone huurrijtuigen
voor het vervoer van personen, die aan besmettelijke ziekten
„Beste juffrouw Rebel," zeide zij, terwijl hare tanden klapperden,
alsof zij de koorts had, „ik heb een zeer bijzonderen last voor
u. Ik zou u dien niet kunnen opdragen, als ik van den baron
niet wist, hoe innig gij aan de familie verbonden zijt en dat de
eer van het huis u na aan het harte ligt.
Deze sleutel is van het jachthuisje. Dit moet gij morgen vroeg
om zes uur openen. G ij alleen, buiten kennis van wie ook
en niet vóór dien tijd. En nu," voegde zij er met verheffing
van stem bij, „nu verlang ik van u dc plechtige gelofte, dat gij
nooit en onder geene enkele voorwaarde met iemand zult spreken
over hetgeen gij zien zult, dan alleen met den baron, uw meester.
Hij zal willen weten, wie u dien last gegeven heeft, werp dan
alles op mij, zeg de waarheid, zeg dat ik u dat bevel gaf!"
De oude vrouw was sprakeloos van verbazing. Het was Nora
niet, die zij vreesde, het was hare jonge, aangebedene meesteres,
die zoo iets ongewoons verlangde, en daarom durfde zij hier wel
eenige tegenwerpingen maken.
„Er is toch niets bijzonders in, mevrouw zeide zij bedeesd.
„Als ik er dan toch met mijnheer den baron over mag spreken,
kan ik misschien wel wachten tot hij komt."
„Om Godswil niet," riep Clemence verschrikt, „de verant
woording komt op uw hoofd. O, mijn God," voegde zij er
onder een vloed van tranen bij, „sta ik dan altijd alleen, altijd
zonder hulp!"
„Genadige mevrouw, ach, genadige mevrouw," zeide de oude
vrouw, terwijl zij de handen harer meesteres kuste, „wij zijn
allen bereid voor u door het vuur te loopen. Zeker, ik beloof
u alles te doen, wat gij verlangt, zoo waarlijk helpe mij God in
mijn laatste uur!"
Clemence slaakte een diepen zucht en drukte haar de hand.
Daarop liet zij haar blik voor het laatst door hare kamer zweven,
waarin het geluk nooit zijn intrek genomen had, en ging langzaam
den trap af.
„Moet het dan zijn, moet het?" vroeg juffrouw Rebel, „is
mevrouw de gravin zoo erg ziek? Zoo alleen in den nacht, zonder
Klaas, zelfs zonder Mollyach, genadige mevrouw, het is volstrekt
niet naar mijn zin; wat zal mijnheer de baron wel zeggen?"
Clemence duizelde, zij vond geen antwoord meer; zij knikte
de bedienden het afscheid toe, liet zich door Klaas in het rijtuig
helpen en de paarden joegen voort.
Hare oogen bleven op het slot gevestigd, welks omtrekken
tegen de sombere lucht afstakenslechts enkele vensters waren
verlicht, maar hare oogen bleven daarop staren, tot zij achter
de boomen van het dorp verdwenen. Toen het laatste spoor van
de omgeving, waar haar geluk, pas ontstaan, schipbreuk had
geleden, uit het gezicht verdween, viel zij uitgeput in de kussens
neder van het rijtuig, dat haar een nieuw leven, wellicht nieuwe
ellende, te gemoet voerde.
{Wordt vervolgd.)
lijden, opleveren kan. Een treffend voorval gaf daartoe
aanleiding. Een rijke dame, inad. Coran, gebruikte name
lijk, ongeveer 10 dagen geleden, met haar beide knaapjes
een vigilante en bij het uitstappen maakte de spraakzame
koetsier haar zijn compliment over het welvarend uitzicht
harer kinderen. „Heel wat anders dan het ventje,
dat ik van ochtend naar het kinderziekenhuis bracht en
dat op den schoot van zijn moeder lag te sterven," voegde
hij er bij.
Nog dienzelfden avond kregen de kinderen van mevr.
Coran keelziekte en een paar dagen later waren zij dood.
De moeder heeft dit verlies niet overleefd.
Een postduivenliefhebber, de heer Famarge te Parijs,
zag dezer dagen in zijn hok een duif terugkeeren, die den
2 September 1883, toen het hevig stormde, te Oron,
Zwitserland, was opgelaten en sedert werd vermist. De
duif, die aan zekere teekens aan zijn veêren herkend werd,
is een blauwe doffer en in October 1882 geboren. De
teruggekeerde heeft zijn oude plaats op het oude rek weer
ingenomen na een gevecht met de duif, die hem vervan
gen had.
Een Nederlandsch student aan de Kon. Polytech
nische School te Aken, de heer Gh. H. Toe Water, aan
geklaagd van iemand in een tweegevecht te hebben gedood,
is door de jury te Aken van die beschuldiging vrijgesproken,
maar wegens het houden van een tweegevecht veroordeeld
tot een jaar opsluiting in een vesting.
Omtrent de aanleiding tot het duel meldt men het vol
gende Een Rus had de slechte aardigheid, een stoel weg
te trekken, juist toen de heer T. wilde gaan zitten, waar
door deze achterover viel. Opstaande, diende hij den Rus
een oorvijg toe, die niet malsch was. Dat was de „casus
belli." De Rus kreeg een kogel in het been. Aanvanke
lijk scheen de wond niet gevaarlijk, maar slechte verzorging
maakte, dat zij weldra zoo verslimraerde, dat wondkoortsen
er bij kwamen en de dood volgde. Voor 't gerecht werd
het duel echter niet als directe oorzaak van den dood aan
gemerkt, vandaar dat de opgelegde straf betrekkelijk nog
gering is.
Vereeniging tot behandeling van op de Zeemacht
betrekking hebbende onderwerpen.
Jl. Woensdag werd onder presidium van den kapitein-luitenant
ter zee Joekc-s dc laatste vergadering gehouden van het eerste
werkjaar dezer Vereeniging. Alvorens tot de discussie werd over
gegaan, werden drie aftredende bestuursleden door de vergadering
in hunne functiën bevestigd. De discussie zou loopen over de
door den luitenant ter zee late klasse B. De Groot ingeleide
punten, het personeel der zeemacht betreffende: in zijne voordracht
was de heer De Groot door uitvoerige becijferingen en door ont
wikkeling zijner denkbeelden er in geslaagd een stelsel te ontwerpen,
waarbij Indië en Nederland beide zouden geholpen zijn.
De kapitein ter zee Gobée zou geene betere beantwoording
van de vraag, om met het personeel in Indië te woekeren, kunnen
aangeven dan de heer De Groot deed; hij noemt zijn stelsel
echter halfslachtig; door de regeling van den heer De G. zou
Nederland de pepinière blijven voor Indië; spreker gaat van de
meening uit, dat eerst gevraagd moet wordenwelk materiëel is
voor Nederland noodzakelijk; daarna, welk personeel noodig is
om het te bemannen en de vereischte reserve beschikbaar te
hebbenen eindelijkhoe met het overblijvende, Indië 't best
kan worden geholpen. Spreker wil dat er gehandeld worde naar
den geest van ons volk: hij beweert dat de natie, hare uitdrukking
vindende in de volksvertegenwoordiging, niet wil dat Nederland
opgeofferd worde aan Indiëdat, zoo er al stemmen voor betere
verdediging van Indië mochten opgaan, de verdediging van Neder
land als het meest urgente wordt aangemerkt. Spreker zegt, dat
het genoegzaam blijkt uit den toestand in Indië, wat onze defensie
betreft, dat men geene ernstige plannen heeft gemaakt; hij somt
daartoe in het kort op, wat daar op het stuk van defensie ont
breekt gemis aan een stelsel van verdediging, van torpedobooten,
van 8toorakanonneerbootende maritieme etablissementen onbe
veiligd, enz. Men verspille, zegt de heer Gobée, in dezen toestand
ons personeel niet in Indië, daar waar Amsterdam, Batavia in
zijn val zal meéslepen.
Ten opzichte van detachementen op particuliere stoomschepen,
de soort van schepen voor Indië aangegeven, hunne bewapening
en andere onderdeden is ook de heer Gobée eene andere
meening toegedaan dan de inleider.
De luitenant ter zee Kerape maakt bezwaar tegen het door den
heer De Groot aangegeven materiëel: hij wil Indië verdedigen
hoofdzakelijk met torpedobootenwat de bestaande kruisers
lste klasse betreft, hij acht die voor het prestige in Indië beter
dan die, voorgesteld door den heer De Groot; hij vraagt of
Indië wel de geschikte oefenschool is om stoutmoedige en
alleszins bekwame bevelhebbers te vormen. De heer K. is van
meening, dat de sleutels van Indië achter de Noordhollandschc
Waterlinie liggen; Nederland moet daarom niet alleen van ver
dedigers, maar ook van goed geoefende verdedigers voorzien zijn;
vooral het korps zeeofficieren moet bij onze kustverdediging goed
den weg weten. Hij acht daartoe splitsing noodig in dat korps
en wel een gedeelte vast voor Indië, het andere gedeelte voor
Nederland; hij wil echter een middenweg aannemen en daarom
alleen van de hoofdofficieren en de 80 oudste luitenants ter zee
lste klasse, de helft bepaald voor Indië bestemmen.
De kapitein-luitenant ter zee Engelbrecht maakt eene enkele
opmerking, naar aanleiding van de kommandanten, die de heer
De Groot, slechts aan groepen van vaartuigen, uit de zeeoffi
cieren wil gevenhij acht het bepaald noodig dat elk vaartuig
door een officier gecommandeerd worde: desnoods zou de heer
Engelbrecht daartoe een officier uit de gevechtsrol der monitors
willen nemen.
De kapitein der mariniers Verhey constateert den toestand,
zooals hij uit de uitgebreide becijferingen van den heer De Groot
is gebleken. Hij vraagt of bij uitbreiding en reorganisatie der
Gouvernements-Marine, in geschikte gezagvoerders, officieren en
bemanningen voorzien kan worden. Hij komt op tegen het meten
met twee maten voor Indië en Nederland; terwijl in Indië
een mobiel eskader wordt noodig geacht tegen coups de main
van eenen buitenlandschen vijand, ook voor offensieve bewegingen
tegen ernstige ondernemingen, legt men zich in Nederland bij eene
strikt lijdelijke verdediging neêr, niettegenstaande de verhoudingen
dezelfde zijnjazelfs een klein mobiel eskader voor Nederland
nog van veel meer urgentie genoemd kan worden, zoo tegen eeh
coup de main als tegen ernstige ondernemingen van de ons om
ringende mogendhedenhij erkent wel dat een klein eskader het
tegen overmacht niet zal kunnen houdendoch de diensten er
door bewezen kunnen z. i. toch groot zijn; terwijl de offensieve
geest meer ontwikkeld zal worden dan thans, nu lijdelijke ver
dediging, het moreel niet kan verheffen.
Spreker dringt ook aan op een meer afgebakenden werkkring
voor het korps mariniers, opdat het nevelachtige plaats make
voor een helderen toestand.
De heer De Groot, den heer Gobée repliceerende, wijst er op,
dat hij eigenlijk meer heeft gegeven dan deze wcnschtespreker
heeft getracht besparing van materiëel en personeel te ver
krijgen, zonder aan de verdediging te kort te doen; zoolang zijne
tegenstanders niet bewijzen door cijfers, dat zijn stelsel verkeerd
is en het hunne niet nauwkeurig toelichten, zoodat hij tot gron
dige vergelijkingen kan komen, blijft hij zijn stelsel vasthouden;