HELDERSCHE EN N1EUWEDIEPER COURANT. Nieuws- en AdvertentleMad voor Hollands Noorflertwartier. 1884. N°. 60. Zondag 18 Mei. Jaargang 42. 46> VAN HAND TOT HAND. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dinsdag, Donderdag cn Znterdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 0.90. w franco per post 1.20. Uitgever A. A. BAKKER Oz. BUREAU: MOLENPLEIN. Prijs der Ad verten tien Van 11 regels 60 cent», elke regel meer 15 eents. Groote letters naar plaatsruimte. Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager. Brieven uit de hoofdstad. 15 Mei. Natuurlijk is heel Amsterdam vervuld met den ont- zettenden val der firma Tobias Zoon, commissionairs in effecten, en van oudsher een der steunpilaren van de beurs. Helaasde vaderlandsche dichter uit den ouden tijd mocht wel terecht zingen: ,De Beurs heeft oock haar martelaren: De winst verandert met den wint, De een mist, hetgeen een ander vint." En natuurlijk zijn er ook allerlei geruchten, dikwijls de meest tegenstrijdig en de ongelooflijkste, in omloop omtrent den stand der zaken van de voortvluchtige leden der ge- j failleerde firma. Er worden cijfers genoemd die aan het onzinnige grenzener worden verwikkelingen en sluw- I heden opgedischt, die het vindingrijk vernuft van den geniaalsten dramaturg eer zouden aandoen. Zóóveel staat echter nu reeds vast, dat men zonder overdrijving van „het drama van de Keizersgracht" kan sprekendat specu- latiën van de grofste soort, of liever gezegd: dolle en roekelooze waagstukken, den val van dit schijnbaar zoo soliede huis hebben veroorzaakt; en eindelijk dat men, volgens de tegenwoordig in zwang zijnde financiëcle „com binatiën," zoo lang mogelijk het eene gat gemaakt beeft om het andere te stoppen. Doch de kruik gaat zoolang te water enz. Voorts heeft 't bij het laatste bedrijf van dit bedroevend beursspel ook weerj niet ontbroken aan zelfmoord, rerwijdering," en wat er verder bij dergelijke ontknoopingen behoort. De justitie zal thans onderzoeken, wat er vóór die ontknooping achter de schermen is voor gevallen, en hoe de loop van zaken is geweest, door welke de vroeger zoo gerespecteerde effectenhandelaars, voor wie veertien dagen geleden heel Amsterdam nog eerbiedig den hoed afnam, thans zijn gedaald tot den rang van misdadige bankroetiers. Die gerespecteerde reputatie was zóó groot en zóó, inge worteld, dat zelfs de curators in het faillissement aan vankelijk nog onder den invloed van het voormalig pres tige hunner voorname „cliënten" verkeeren. Immers, wanneer het een gewoon bankroet geldt, een van die doodalledaagsche Door GOLO RAIMUND. Ver volg.) Een prachtige Meizon bescheen Parijs en goot hare stralen uit over kerken en paleizen, straten en pleinen, schonk zelfs een vriendelijken, schoon korten blik aan de sombere stegen, waar zonde en ellende wonen. Op de boulevards bewoog zich eene woelige, pratende menigte: dames in rijke of kokette toiletten, heeren met het roode lintje in het knoopsgat, oude en jonge flaneurs genoten den heerlijken dag en werden opgenomen of bewonderd door de dichte groepen voor de koffiehuizen. In bonte afwisseling rolden de sierlijke equipages naar het Bosch van Boulogne, gekruisd of gevolgd door ruiters, allen opgetogen over den prachtigen dag en met ruime longen de frissche lucht inademend. Mei is van de vroegste tijden af de bevoorrechte maand der Parijzenaars en zij schenkt hen daarvoor gewoonlijk hare schoonste gaven. Ook in den goed onderhouden tuin van het klooster der zuster van het Sacré Coeur had zij haar intocht gehouden en al werd zij hier ook niet, zoo als daar buiten, begroet door eene vroolijke, blijde menigte, zoo werden toch hier ontvankelijke harten geopend, die, al naar den verschillenden aard der bewoners, hopende, boetende of in de herrinning levende, naar haar heerlijk lied luisterden. Ook hopende. De vrome zusters bestuurden eene wereldbe roemde school voor de dochters van voorname familiên en ontvingen hare leerlingen uit alle oorden der wereld. Zij ontvingen eene geheel wereldsche, zij het ook oppervlakkige opvoeding, die haar in staat moest stellen, zich in de voornaamste kringen te bewegen, en boven alles werd gewaakt voor eene streng geloovige richting, eene onwankelbare gehoorzaamheid aan de voorschriften der kerk. In dit laatste vooral schuilde de eigenlijke taak der orde, die, nauw verbonden met die der Jezuïeten, den invloed van deze laatste onvoorwaardelijk gehoorzaamde, zoo als dan ook de wereldlijke geestelijken van die orde van oudsher de biechtvaders van het klooster geweest waren en daardoor steeds vrijen toegang hadden. Het klooster, groot cn ruim, was in den loop der tyden, om aan zijn doel te kunnen blijven beantwoorden, herhaalde malen verbouwd, en bezat eenige in het bijzonder ingerichte kamers voor een beperkt aantal dames, meost uit de aristocratische kringen, die om de een of andere reden het leven in de wereld moede waren geworden, en hier in stilte aanschouwing, ofschoon zonder den dwang der kloosterregels, den vrede trachtten terug te verkrijgen, dien zij te midden der wereld hadden verloren. Er bleven wel nu en dan enkele kamers onbezet, maar, eens bewoond, gebeurde het zelden, dat zij weder verlaten werden. Wel moesten de zusters grooten invloed uitoefenen, om zoo vele verbindende geloften te doen afleggen en men verhaalde dienten gevolge van groote nalatenschappen, die door een uitersten wil der stille bewoonsters, in den loop der tijden in het bezit van het klooster gekomen waren. In eene van deze kamers, die het 'uitzicht had op den tuin en waarin de geur der syringen doordrong, zat eene dame van middelbaren leeftijd. Het groote, hooge vertrek was met wereldsche pracht en wereldsche gemakken gestoffeerd, ofschoon de inrichting toch verre verwijderd was van de weelde en overdaad eener zaken zooals ze tegenwoordig meer en meer aan de orde van den dag, ik zou bijna zeggen meer en meer in de mode komen, wordt er eenvoudig in de nieuwsbladen ge annonceerd: Bij vonnis der Arrondissements-Rechtbank Eerste Kamer te Amsterdam van dato zooveel, is Jan Willem Pietersen of Pieter Willem Janzen of Jan Pieter Willemsen, zonder meer, van beroep dat of dat, in staat van faillissement verklaard. Doch bij deze deftige schur kerij gaat dit maar niet zoo zonder complimenten, en wordt er geannonceerd, dat bij vonnis der Arrondissements- Rechtbank Eerste Kamer te Amsterdam van 12 Mei 1884 de Heer Elisa Maria Cornelis Tobias, en in eene volgende, eensluitende annonee ook de Heer Dirk Tobias in staat van faillissement zijn verklaard. Eene dergelijke dwaze vertooning, waaraan de eenvoudige Pietersens en Jansens en Willemsens wel nooit bloot zullen staan, is indertijd ook in de dagen der Pincoffs-bistorie voorgevallen, toen de Rotterdamscbe Commissie van toezicht over het vervoer van landverhuizers in haar door de Staats-Courant gepubli ceerd jaarverslag vermelde wie er benoemd was in de vacature, welke in den boezem der Commissie was ontstaan door „het vertrek van den heer Bodewijk Pincoffs." En tocli was bij de verschijning van genoemd verslag dat „vertrek" reeds een heel poosje achter den rug? Maar het prestige schjjnt in de harten van sommige menschen- kinderen nog vtrbazend lang na te werken. Waarom zouden anders bankroetiers uit de groote wereld, en dergelijk slag van volkje, soms met bijzondere consideratie behandeld worden? Vraagt natuurlijk deze en gene, die zich minder door het prestige van fortuin of geboorte laten benevelen.... Doch de justitie laat zich door al zulke schijngrootheden nooit verblinden. Terstond na den val der firma en de verdwijning der gefailleerden heeft zij met het onderzoek der zaak een aanvang gemaakt en al dadelijk voldoende termen gevonden, om rechtsingang met bevel tot inhechte nisneming te verleenen tegen den chef van het huis E. M. C. Tobias, wegens bedriegelijke bankbreuk en verduistering van gelden. Bij den officier van justitie is „de Heer" dus reeds totaal geëclipceerd door den „bankbreukige". Men kan zich voorstellen, hoe de Amsterdamsche fondsen- markt in rep en roer was, toen het droevige nieuws bekend werd, dat de firma Tobias „fout en op den loop" was. Het was een opschudding van belang. En dan klaagt men in alle takken van den handel nog, dat er tegenwoordig aan de beurs zoo weinig omgaatMaar helaas, dergelijke drukte is al de minst wenschelijke, die wij hebben kunnen. En toch is het de vraag, of de val van deze firma niet nog dien van vele anderen zal na zich slepen. Dobbelen en speculeeren en „schacheren" is in Mercurius' tempel thans schering en inslagde een leunt er bij op den ander, evenals de naar modernen stijl gebouwde huizen onzer nieuwe wijken: valt er een, dan gaan er gewoonlijk een paar van de zwakkere buren mede. Zullen de gelukkigen, die nog staande blijven, zich door den val der anderen laten waarschuwen?De toekomst alleen kan op die vraag het antwoord gevenmaar intusschen is het niet te verwonderen, dat het vertrouwen op de zekerheid en oud- Hollandsche soliditeit van den handel hoe langer hoe meer geschokt wordt door de laaghartige practijken van deze „martelaren der Beurs". Het spreekt van zelf, dat dit geschokte vertrouwen zich al terstond doet gevoelen. „Er wordt geld genoeg ver diend, maar de lui gaan er op zitten," zei mij dezer dagen een beursman. Jammer genoeg kan men niet zeggen, dat „de lui" zoo geheel ongelijk hebben. „Houdt wat gij hebt!" zal meer en meer onder deze omstandigheden de leus worden. Ik vrees dat de commissie, die de onvol- teekende leening der Kon. fabriek van stoomwerktuigen zal helpen aanvullen, er ook iets van ondervinden zal. Het diep bedroevende Tobias-drama kan natuurlijk aan het welslagen harer pogingen niet bevorderlijk zijn, ook al worden die pogingen zeer gesteund door den persoonlijken invloed en de relaties der commissieleden. Voor industri- ëele ondernemingen is tegenwoordig toch al moeielijk geld te vinden, en vooral doet zich dit bezwaar gevoelen wan neer die ondernemingen in kwijnenden of noodlijdenden toestand verkeeren. Daarom heeft het mij verwonderd, dat men van den „ongedacht gunstigen afloop" der vergadering van aandeelhouders heeft kunnen spreken. Dit brilletje is wel wat al te rooskleurig, want slagen de pogingen dei- commissie niet en wordt het benoodigde kapitaal niet kokette modepronk. De stijl was ernstig en waardigde prachtig gesneden eikenhouten meubels en de wanden waren met donker groen zijden damast bekleed: van dezelfde kleur waren ook de zware gordijnen, die de kamer een eenigsints somber voorkomen gaven cn die de zonnestralen, die er rondhuppelden, schenen te waarschuwen, dat zij niet moesten verklappen van de verleide lijke vroolijkheid, die zij daar buiten aanschouwd hadden. Ook aan opschik ontbrak het niet; eene groote pendule, in een zilveren kast, stond op een zwart marmeren schoorsteen, en speelde bij elk nieuw uur een geestelijk liedkostbare platen naar Rubens en van Dijk, uit de bijbelsche geschiedenis, hingen langs de zijwanden, en in den hoek, boven een insgelijks kunstig gesneden bidstoeltje, hing eene madonna met haar kind een waar kunst stuk van het zuiverste carrarische marmer. Legde de inrichting getuigenis af van de richting van het klooster, de in liet rond verspreid liggende voorwerpen spraken van den geest der bewoonster, misschien ook wel van den dwang, dien zij zich had opgelegd. Boeken, zoo niet allen van stichtelijken aard, dan toch van degelijken inhoud naar den zin der kerk, lagen naast dagbladen van hare richting, en een begonnen kunstig borduurwerk op het mozaïek tafeltje, een harmonium, een onvoltooid heiligen beeld op een schildersezel waren zoo vele bewijzen, dat do bewoonsters ook hare talenten onderhouden, ook haar geest bezigheid verschaffen wilae. Zij was eene schoone vrouw; het deftige, zwartsatijnen kleed, dat ondanks de warmte hare weelderige vormen omsloot cn in een langen sleep afhing, ontnam haar niets van haar nog jeugdig voorkomen; zij scheen nauwelijks vijf-en-dertig jaar oud te zijn; geenerlei sieraad verbrak den ernst van haar voorkomen zelfs de witte roos, de eerste van deze bloeimaand, hield zij slechts spelend en peinzend in de hand, terwijl zij bezig was in het boek te lezen, dat in haar schoot lag. Die gemakkelijke stoel stond by het hooge, diepe venster en nu en dan zweefde haar blik over den stillen kloostertuin, waar eene jeugdige gestalte zich heen boog over de viooltjes, die met hunne donkere bladeren als een geurige krans het kleine smaragdgroene grasperk omsloten. De deur van de kamer werd thans zonder kloppen of aan diening zacht geopend en liet de hooge gestalte van eene klooster zuster binnen. Het bleeke gelaat met de levendige, doordringende oogen had eene trotsche, afschoon aangename uitdrukking, wat nog sterker uitkwam toen zij den mond opende en eene rij paarl- witto tanden vertoonde. „Waardige moeder, wat heb ik naar u verlangd," riep de dame aan het venster haar vroolijk toe, terwijl zij de hand kuste, die deze haar toereikte, „wat heb ik u gemist in de bedrukt heden en twijfelingen van mijn hart. God zij geloofd, die u in Zijne bescherming nam; ik heb vurig voor uw herstel gebeden en daardoor ook eeniger mate voor mij zelve." Wat zijt gij goed," antwoordde de non, terwijl zij plaats nam en met een enkelen blik de kamer opnam, „ook ik heb alle dagen aan u gedacht, mevrouw. Het was eene beproeving voor mij, dat ik, juist nu mijne uitspraak u welkom moest zijn, van n verwijderd werd gehouden, ofschoon het u toch nooit aan troost en raad ontbroken kan hebben." „Laat ik alles inhalen, waardige moeder, alles," zeide de dame, terwijl zij een schuwen blik uit het venster wierp: mijn hart is zoo zwaar beladen! Wat ik in den biechtstoel nederleg, is zonde en berouw! wat ik in uw boezem uitstort zijn twijfelingen, plannen, wenschen, die geen vergiffenis, maar een verstandigen en liefderijken raad behoeven. Maar stel mij in de eerste plaats gerust omtrent u zelve: zijt gij volkomen hersteld?" „Volkomen, mevrouw; het was minder mijne ziekte, dan wel het gevaar om besmetting in het klooster te brengen, dat mij zoo lang van liet tooneel mijner plichten verwijderd deed, blijven. Scharlakenkoorts is eene leelijke ziekte, cn wij moeten dankbaar zijn, dat het bij dit enkele geval schijnt te zullen blijven. Zuster Gabrielle heeft mij in grove trekken uwe geschiedenis medege deeld ik weet, dat gij uwe rechten hebt doen gelden en uwe dochter hier, in uwe onmiddelijke nabijheid, hebt doen brengen en ik heb haar van mijn kant, mevrouw de barones, gelijk mijn plicht is reed8 als gast van dit huis welkom gcheeten. Maar dat is ook alles, en bij de groote belangstelling, die uwe betrekking tot dit lang ontbeerde kind, mij inboezemt, bij het diepe mede lijden over de verwaarloosde opvoeding, het ongepaste huwelijk en den verlaten toestand van deze jonge vrouw, is het natuur lijk, dat ik den verderen loop van haar lot met de grootste deel neming zal aanhooren. „Men heeft mij medegedeeld, hoe en waarom zij den schuldigen echtgenoot ontvluchtte en aan welke gevaren het arme kind was blootgesteld, vóór zij in het hótel van mevrouw de gravin bewuste loos nederviel. Deze omstandigheden had zuster Gabrielle, die u moest voorbereiden op de onverwachte aankomst van uw kind, reeds gedeeltelijk vernomen. Maar ik zou zoo gaarne den sluier verder wegrukken van uw arm, zwaar beproefd hart, en ver nemen of de wonden heelen onder den aanblik van uw kind, of de familieomstandigheden geregeld kunnen worden en of mevrouw de gravin met of tegen uw is?" De dame bracht haar zakdoek, met violengeur doortrokken, aan hare vochtige oogen. „Mama was met mij op de dwaalwegen, die ik bewandelde, en waarop ik struikelde en vielop den nieuwen weg is zij tegen mij en ga ik alleen.,, De non legde hare doorschijnende hand op den schouder der weenende moeder. Den goeden weg gaan wij nooit alleen,de Heer geleidt ons," zeide zij met nadruk, „en gij kunt de hulp van mevrouw de gravin missen, die u, mijns inziens, na verloop van eenige dagen toch zal geworden. Zij heeft zich, naar zuster Gabrielle mij in mijne ziekenkamer mededeelde, zeer bijzondere rechten op mevrouw de barones voorbehouden, rechten, die zij volgens de wet geen zins kan doen gelden." „Het zijn rechten, die mijne dochter haar vrijwillig heeft toe gekend," antwoordde mevrouw van Hersfeld met een zucht; „Cleraence is, als gehuwde vrouw, meerderjarig en aan mijn moederlijk ontzag onttrokken. Juist daarin bestond de wraak van mijn echtgenoot, dat hij haar mij voor altijd ontnam." „Alles is in de hand van God, mevrouw; Hij bewyst u dat, door dat hij zulke goed gesmccde plannen te niet doet. Nog heden wordt de steen, die de bouwmeester ter zijde legde, tot hoeksteen verkozen, en juist u zoo weinig geachte bescherming moest het zijn, tot welke de Heer de verlatene terugvoerdemaar gij moet u nu ook die genade waardig betoonen, en met alle krachten vasthouden, wat Ilij in uw handen gegeven heeft." Een moedelooze glimlach dwaalde om de lippen der schoone vrouw. „Mama komt heden middag verlaat mij toch niet waardige moeder!" „Is de gestelde termijn reeds verstreken?" vroeg de non getroffen. Mevrouw van Herfsfeld knikte toestemmend,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 1