Onder de stukken betreffende de Nisero -kwestie, die j
door het Engelsche ministerie nog nader openbaar zijn
gemaakt komt het antwoord voor van lord Granville op
het schrijven van Graaf van Bylandt, waarin nns gouver
nement Engeland's bemiddeling van de hand wijst. De
weigering dier mediatie moet. volgens den Engelschen
minister van Buitenlandsche Zaken, leiden tot een ver
zwakking van de vriendschappelijke betrekkingen tusschen
Nederland en Engeland, omdat de openbare meening in
laatstgenoemd rijk z. i. terecht van oordeel is, dat de
door de Nederlandsche regeering over Atjeh gevraagde
souvereiniteit even goed haar verplichtingen medebrengt
als dat zij rechten schenkt. De minister meent te mogen
gelooven dat als Nederland in de Atjehsche havens de
belemmeringen voor den handel wegnam, de gevangenen
van de Nisero in vrijheid zouden worden gesteld.
Nogmaals noodigt lord Granville derhalve de Neder
landsche Regeering uit, de aangeboden bemiddeling aan te
nemen.
Ten slotte zegt de minister Granville:
„De politiek, door Nederland in Atjeh gevolgd, wijkt
af van het tractaat van 1824, indien zij al niet de schen
ding is van een voornaam artikel van het tractaat. Ik
hoop dat de Nederlandsche Regeering zich overeenkomstig
de vriendschappelijke voorstellen van Engeland zal willen
gedragen om tot een vreedzame en eervolle oplossing van
de geschillen tusschen Holland en Atjeh te geraken en
om de nadeelige gevolgen van die geschillen voor Enge
land te doen ophouden.'
UitCarlsbad wordt van gisteren aan 'tRott.N.bld. gemeld:
„Alle geruchten omtrent den zorgwekkenden toestand
des Konings zijn ongegrond. De Koning heeft zelf aan
den Koning van België geschreven, dat hij zich zeer wel
bevindt. Z. M. neemt een streng diëet in acht en staat
reeds 's morgens te 5 uren op. Herhaaldelijk heeft de
Koning van België reeds naar den toestand van zijn
koninklijken vriend per telegraaf geïnformeerd.
De Transvaalsche Deputatie vertrekt a. s. Zaterdag
morgen van Amsterdam. Vrijdagavond neemt zij ten
Stadhuize afscheid van het Gemeentebestuur.
Uiterst voldaan is zij over de ontvangst, haar te Berlijn
te beurt gevallen.
Zij was daar ook nog de gast van het Berlijnsche
Zendingsgenootschap, dat zeer de houding der Boers tegen
over de zendelingen in Afrika roemde.
Wellicht verschijnt reeds heden de lang verwachte
circulaire betreffende de leening van 15 millioen gulden,
uit te schrijven door de Nederlandsche Maatschappij voor
een spoorwegaanleg in de Zuid-Afrikaansche Republiek.
De rente ad 5 pCt. wordt door de Transvaalsche Regee-
ring gewaarborgd. (Amsterdammer.)
Generaal Smit, een der leden van de deputatie, heeit
besloten, dat zijn zoon in de inrichtingen van ds. Van Dijk
te Doetinchem zal geplaatst worden, om zijne opleiding
vermoedelijk voor predikant te ontvangen.
Jl. Maandag vierde de heer K. Breebaart, te Winkel,
zijn 25jarig jubilé als dijkgraaf van den polder Waard en
Groet. Van ieder huis en vaartuig te Kolhorn woei de
vlag, evenzoo in den Waard- en Groetpolder. Eerepoorten
waren opgericht voor de woning van den jubilaris, op de
brug, welke Kolhorn met den Groetpolder verbindt, als
mede vóór beide toegangen naar het polderhuis, welk huis
met groen, bloemen, enz. getooid was. De schoolkinderen
uit den Groetpolder, met hunnen onderwijzer aan het hoofd,
begaven zich in optocht naar het polderhuis, om den
jubilaris hunne gelukwenschen aan te bieden: ook de land
bouwers uit dien polder maakten een rid door de polders
met hunnen dijkgraaf en verdere bestuursleden, in met
groen en bloemen getooide rijtuigen, onder begeleiding van
muziek. De Zangvereeniging Amicitia te Kolhorn zong
des avonds vóór de feestzaal eenige toepasselijke liederen.
Alhoewel buiten de gemeente woonachtig, heeft de jubilaris
„Zuster Fortunate," riep hij opgewonden, „dat zegt gij, anders
zoo zachtaardig? Neem dat woord terug. Was het onwaardig,
dat zij waar bleef, mij eerlijk zeide, dat zij mij niet kon beminnen
en ongelukkig was aan mijne zijde? Zij heeft hare vrijheid terug
verlangd, over welke buiten haar wil beschikt was; geen smet
rust op haar. Hoe zou ik haar anders nog zoo vurig beminnen,
zelfs in dit uur? Zij is van mij gegaan, naar hare familie en
daarna
„Heeft de scheiding plaatsgehad," vulde zij aan meteene aarze
lende stem, toen hij zweeg.
„De acte was nog niet verleend toen ik te velde trok en daar
er zeker mijne onderteekening aan ontbreekt, is zij waarschijnlijk
verdaagd. Nu komt de dood de uitspraak des rechters noodeloos
maken en ik ben er blijde om. Het moge onbegrijpelijk klinken,
maar het is mij zoo oneindig veel zoeter, te weten, dat ze mijne
weduwe is dan mijne gescheidene vrouwook voor haar zelve
is het beter."
Hij zweeg, uitgeput van vermoeienis, en zij liet hem uitrusten.
„En met betrekking tot die vrouw wenscht gij mij iets mede
te deelen?" begon zij na eene pauze.
„Ja, zuster Fortunate, ik zou u gaarne een paar woorden dic-
teeren en als ik dood ben en dit mogelijk is, stelt gij haar die
zelf ter hand. Gij verstaat geen Duitscb, maar mijne vrouw
zal nu de taal van haar nieuwe vaderland, de uwe, spreken."
De barmhartige zuster stond op en plaatste het lichtscherm
een weinig ter zijdezij schoof een tafeltje, waarop zich voor
den dokter papier en inkt bevond, dichter bij het bed, en zette
zich zoo, dat slechts de tafel in den lichtkring viel, terwijl zij
zelve op haar stoel in de schaduw bleef.
„Dierbare Clemence," dicteerde hij met eene zwakke stem,
„mijne eenige, mijne eeuwig beminde vrouw!
Bij het verlaten van het leven, dat mij zoo weinig genoegen
bood, vrij van zoo veel leed, kunnen mijne gedachten u toch niet
loslaten! Nog altijd hangen zij aan u als het hoogste aardsche
goed. Er ligt geene aanspraak meer op u in mijn laatsten groet,
ook geene klachtniets dan liefde, nooit eindigende liefde en een
vurige zegenbede voor uw jonge leven, om welks vrijheid gij
zoo moedig gestreden hebtLaat u niet door het medelijden op
een dwaalweg brengen, wanneer ik gestorven zal zijnwanneer
dit ooit uw bewustzijn zou bedroeven, lees dan mijn laatste
woorden: Ik verklaar u onschuldig! Onwaardig was ik uwer
niet, noch in woord noch in daad; ook niet in mijne gedachten,
hoe zou ik anders den moed kunnen hebben, u nog stervend
mijne liefde te wijden, als iets groots, iets onvergankelijks! De
herinnering aan u is zoo duidelijk, zoo levendig, zij treedt zoo
helder nit de schaduwen des doods te voorschijn, dat het mij zijn
zal, als ware het uwe lieve hand, die mij geleidt. Vaarwel dan,
eeuwig wel en daar ik u toebehoor inet mijne laatste gedachten,
noem ik mij nog eens Uw Erwin."
Het hoofd der barmhartige zuster zonk op hare borst neder en
de gekwetste hoorde een zacht geluid, als van iemand, die zijne
snikken tracht te onderdrukken.
„Weent gij?" vroeg hij.
Snel droogde zij hare tranen.
de belangen van Kolhorn altijd voorgestaanveel hebben
de inwoners aan hem te danken en daarom gaf ieder blijk
van warme toegenegenheid.
Jl. Dinsdag herdacht de heer D. v. d. Stok, te
Nieuwe Niedorp, den dag waarop hij vóór 25 jaren tot
burgemeester dier gemeente werd benoemd. Alle ingezetenen
hebben zich beijverd, dezen dag tot een feestdag te maken,
waarvan ieder zeker nog lang de aangenaamste herinne
ringen zal behouden.
Aan het vergelijkend examen voor de vervulling der
vacante betrekking van Hoofd der Gemeenteschool te
Schagerbrug, jl. Dinsdag gehouden, is deelgenomen door
12 sollicitanten. Het examen had plaats onder de leiding
van den districts-schoolopziener, den heer dr. W. B. J.
Van Eijk.
Te Zwolle zijn in de laatste dagen voor Amerikaan-
sche rekening eenige nuchtere kalveren aangekocht, afkom
stig van telgen van het Nederlandsch Rundveestamboek,
tot f 300 a f 400 per stuk.
NIJVERHEIDS-TENTOONSTELLING TE HELDER.
(Slot.)
Werd jl. Zondag door een groot aantal bezoekers aandacht
gewijd aan 't model reddingboot, niet minder belangrijk is de
inzending van modellen botters, door de heeren Melting en
Zwanenburg. De Commissie heeft gezorgd voor eene goede
plaatsing dier voorwerpen, zoodat men in bijzonderheden kan
nagaan, op hoe uitmuntende wijze de beide vervaardigers aan
hun bouwplannen uitvoering gaven. De heer Z. gaf bovendien een
model in doorsnede, 't geen de bcoordeeling nog in groote mate
vergemakkelijkt. Achter deze fraai uitgevoerde voorwerpen
prijkt de keurige étalage van den heer Van Twiskeen kegel
van llesschen voorstellende. Zou Jen ze allemaal vol zijn? hoorde
de verslaggever een knaap zeggen. Niet alle, werd hem ge
antwoord; er zijn er bij, die zóó bijzonder gekurkt zijn, dat
men den inhoud heeft kunnen verwijderen, zonder de kurk er af
te trekken. De capsules zitten er nog heel netjes op. Nauwe
lijks heeft men deze fraaie étalage bezichtigd, of de bad
kuipen van den heer Schellinger blinken ons tegen. Keurig
zien ze er uit. Of de heer Schellinger op niéuw zal wor
den bekroond? dit is een vraag, die de jury voor metaal
werken heeft te beantwoorden. Als verslaggever vermelden wij
deze inzending met ecre, gelijk mede die van mej. de wed. M. J.
Manheim. Van goeden smaak getuigt zeker deze étalage van
kachels, kachelpijpen, potten, pannen, enz. Wie in de wereld
zou aanvankelijk gelooven, dat men van zoo zwarte, schijnbaar
onooglijke voorwerpen eene zoo nette en keurige étalage zou
kunnen samenstellen? Ieder kan dat en alle voorwerpen leenen
zich daartoe, daarvan overtuigt ons de heer Pierre van Wijn
gaarden met zijne inzending haarwerken, parfumerien, enz. De
sierlijk gevulde vitrine, door hem tentoongesteld, is waard aan
dachtig bezichtigd te worden. Die moeite zal men zich ook wel
geven ten aanzien van de inzending van de heeren Koppen en
Zoon, in mandenwerk, enz. bestaande. Sierlijke voorwerpen zijn
door die heeren aan 't achtereinde der zaal opgesteld. Ze lokken
tot koopen uit. Gemakkelijk is het bestellingen te doen, want
de leden der Commissie, die tegenwoordig en met het toezicht
belast zijn, nemen die bestellingen aan. Ter zijde van Koppeu's
étalage prijkt eene keurige inzending van den heer Stadermann,
gekroond door de naamcijfers des inzenders. Mulder's ijzer
werk. Hoogerduin's decoratie-schilderwerk en Lindsay's stoom-
pakking van Bakker en Keiler trekken in dit deel «Ier zaal
de aandacht. Laatstgenoemden hebben bij de vorige Tentoon
stelling alhier eene bekroning verworven, doch wilden ook nu
niet achterblijven om deze expositie met de étalage van hun
zoo belangrijk voortbrengsel van nijverheid op te luisteren.
We komen, nu aan de tentoongestelde dames-handwerken.
Ze zijn fraai en zeer verdienstelijk uitgevoerd maar, ze zijn
lang niet talrijk genoeg, 't Is wel wat gewaagd en we doen
het bijna tegen onzen zin, om tot dames minder aangename
woorden te richten, doch we kunnen het niet weerhouden de
dames in deze gemeente, waarvan er zoovelen zijn die aan
handwerken „doen," o ze hadden veel, veel meer kunnen inzen
den! Al te velen hebben zich geheel onthouden. En dat is
zeer jammer! 't Ingezondene door de Normaal- en de Herhalings
school en door de Gemeenteschool No. 3 op het gebied van
nuttige vrouwelijke handwerken verdient eene belangstellende be-
„Ik ben wel strafbaar, dat ik uwe opgewondenheid nog doe
toenemen door de mijne," zeide zij, zich verontschuldigende. „De
woorden, die gij mij gedicteerd hebt, roepen eene gebeurtenis
uit mijn eigen verleden voor mijn geest terug en ofschoon wij,
geestelijke zusters, deze trachten te begraven, blijven wij. te
midden van alle onthouding, menschen, en bezwijken somwijlen
voor de herinnering. Er blijft nu niets anders over, dan den
brief te adresseeren."
„Mevrouw Clemence van Tromberg, adres gravin Frésange te
Parijs," antwoordde hij vermoeid. „Mochten de dames voor de
tooneelen van den oorlog de vlucht hebben genomen, en niet te
vinden zijn, wend u dan tot graaf Frésange of tot de overste
1 van het klooster van het Sacré coeu r te Parijs. Den groet van
een stervende zal iedereen gaarne overbrengen."
Terwijl zij den brief sloot, zonk hij afgemat in zijne kussens.
„Ik dank u," zeide hij vriendelijk, „ik geloof, dat ik gerust
zal slapen."
Zij vernieuwde den ijsomslag, stelde het lichtscherm weder
op zijne plaats, zoodat het licht getemperd werd en zette zich
voor het bed, om na eenige minuten weder gestoord te worden.
Er werd zacht en voorzichtig aan de deur geklopt en toen zij
opende, kwam Henri, de man van de kleine Margot binnen. Het
scheen wel, dat de verpleging regelmatig verdeeld was, want er
werd geen woord gewisseld en de binnentredende nam zijne
plaats aan het bed in.
Toen de barmhartige zuster in het portaal kwam, begroette
haar de koude, grauwe schemering van den wintermorgen op de
trappen en in de portalen, maar in huis was alles nog doodstil.
Z'j g'nf? 200 zacht mogelijk den trap af en begaf zich, rechts
omslaande, naar een vertrek, waarvan de deur aanstond, die door
Margot geopend werd.
„Henri is wat laat gekomen, mevrouw, goddank, dat gij daar
zijt," zeide de jonge vrouw met een zucht van verlichting. „Zoo
lang in den dag mag het niet meer duren. En wat zijt gij
bleek, wat beeft gij!" ging zij bezorgd voort, terwijl zij den hoofd
doek losmaakte, waardoor het gelaat van Clemence zichtbaar
werd, „gij waagt ook waarlijk te veel."
Clemence antwoordde niet; zij viel, met den brief in de hand,
dien zij tegen haar luid kloppend hart drukte, op den eersten
den besten stoel neder, en barstte in hartstochtelijke tranen los.
„Ik heb hem weder, Margot, ik had hem nooit verloren,
nooit, hoe zwaar ik mij ook jegens hem bezondigd heb. God
heeft zich eindelijk over mij ontfermd, na zooveel berouw en ver
latenheid."
„Heeft mevrouw zich dan bekend gemaakt?" riep de kamenier
met schrik.
„Neen, o, neen, dat deed ik niet. Wel was het eene zware
boete, die het noodlot mij oplegde, maar ik moest mij onder
werpen zijn leven hangt er van af, dat hem elke aandoening
bespaard wordt. O, mijn God, laat hem mij, laat hem mij
behouden," smeekte zij opgetogen. „Gij liet mij zoo eenzaam,
toen ik een verlaten kind was en de jaren zijn voorbijgegaan en
ik heb op u gewacht altijd en altijd kom nu tot mij, red
hem nu voor mij!" (Wordt vervolgd.)
schouwing. Nu, daaraan ontbreekt het ook niet. En te meer
lokken die inzendingen tot bezichtiging uit, nu de tentoongestelde
voorwerpen zoo sierlijk zijn bijeengebracht in een 3tal banden,
keurig gebonden door den heer II. A. Stadermann. Met lof
vermelden wij de keurig uitgevoerde voorwerpen van do dames
Daarnhouwer en Torré, die niet hebben geaarzeld proeven van
hare bedrevenheid in verschillende handwerken in te zenden. Zij
kunnen zich verzekerd houden, dat hare fraaie inzendingen, vooral
door dames, druk worden bezichtigd. Dit geschiedt mede met de
kunstbloemen, door mej. Klein ingezonden.
Van de dames-handwerken nadert men heel spoedig tot een
der grootste sieraden van de Tentoonstelling, de schilderij van
den heer J. C. Leich: „Christus voor Pilatus," gevolgd naar het
doek van Muncaksy, van gelijken inhoud. In een ander gedeelte
der zaal prijkt een portret van J. Dunselman, van Antwerpen,
leerling van den heer Leich. Ook deze schilderij wer.d met
groote belangstelling bezichtigd en mag een der juweeltjes van
de Tentoonstelling heeten. Zijn vele plaatsgenootcn achter
wege gebleven om van hunne belangstelling in deze expositie
door inzending te doen blijken, niet alzoo de heeren v. d. Scheer,
van Dokkum en v. d. Velde, van Harlingen. Eerstgenoemde
bezorgde eene sierlijke étalage van koek en koekjes, die door tal
van bezoekers zeer smakelijk geacht en aanbevolen worden. Men
neme er de proef van en wij raeenen te mogen verzekeren, dat
deze inzending door vele liefhebbers zal worden geprezen.
De heer v. d. Velde heeft koffie-extract geëtaleerd, die zeer
bruikbaar is, vooral in gevallen, dat men spoedig een goed
kop koffie wil schenken. 't Universeel Ilollandsch wasch-
middel voor schapen en lammeren, van Romein en Ouden
hoven, ontbreekt op deze Tentoonstelling niet. De heer T. C.
Govers heelt zijne inzending aan een der zijden van de zaal
tentoongesteld en is zeer gelukkig geweest in de wijze van
étaleeren; althans hetgeen hij doet aanschouwen is van degelijk
gehalte en lokt zeer tot bezichtiging uit. Fraaie kachels en ijzer
werk van allerlei soort zijn daar opgesteld. Zondag viel dit deel
der Tentoonstelling lang niet 't minst in 't oog. Te midden
van zooveel metaal is 't aangenaam ook weder eens houtwerk te
ontmoeten. Er is heel wat hout-snijwerk te bezichtigen de heeren
Berling en Huvers van hier en A. Visser van Vlieland hebben
zich beijverd om sierlijke voorwerpen, uit hout vervaardigd, ten
toon te stellen. Niet minder verdient de inzending van J. Bieren
broodspot hulde. Deze jongeling vervaardigde op 15jarigen leeftijd
eene dames-werkdoos, zóó keurig, dat ieder der bezoekers met
welgevallen er naar ziet. Een andere werkdoos is door een
jongmensch, thans milicien, vervaardigd en mede van schoonen
vorm. De heer Masseus stelde een brandspuit ten toon, de lieer
Simon een model marmeren schoorsteenmantel, een paar jongelui
zonden ieder een koperen kruispijp in, en de leerlingen der
Plaatselijke Teekenschool beijverden zich om fraaie teckeningen
ten toon te stellen, die door velen met aandacht werden bezich
tigd. Nog moeten wij vermelden een keurige schilderij van den
heer Kannegieter en een drietal schilderstukjes van den heer II.
KorfT. Ook nog na de opening zond de heer KorfF een aantal
proeven in van zijne bekwaamheid in het schilderen. Vóór
men van uit de groote zaal van Musis een oogenblik in don
wintertuin gaat uitrusten, bevelen we aan een kijkje te nemen bij
de zilver-étalage van den heer J. F. Manikus. Sierlijke voor
werpen zijn daarin te vinden, terwijl deze inzending verrijkt is
met eenige zilverstaven en met de attributen, die bij de bewerking
van het zilver gebezigd worden. De heer Manikus verwierf zich
de vorige maal een welverdiende bekroning; thans heeft hij, mee-
nen wij, uitsluitend tot opluistering ingezonden. Verschillende
kartons prijken aan de wanden, die getuigen van studie op 't gebied
van schilderwerk. Door den heer Leich zijn onderscheidene
werken, dienstig bij 't teeken-onderwijs, ingezonden, terwijl een
aantal jongelieden Bruin, Nobbes, De Wijn, De Waard, Steeman
en Klaver8teijn niet verzuimden om proeven van bekwaamheid
in hun vak te leveren. En mede een woord van hulde
aan de heeren Meerens en Klopper voor hunne zeer belangrijke
inzendingen respectivelijk van kurken en meubelen. We mogen
ook niet vergeten, den jongeheer Klint te vermelden, die, onuit
puttelijk als hij is in geduld om modellen van schepen te ver
vaardigen, door zijne inzending de Commissie aan zich heeft
verplicht.
We moeten ons verslag besluiten. We doen dat, met de
opmerking, dat, zooverre wij jl. Zondag bezoekers in de zaal
ontmoetten, allen hunne tevredenheid betuigden over deze Nijver
heids-Tentoonstelling. En moge nu al de Regelings-Commissie
niet geheel en al tevreden zijn en voldaan, zij kan zich hierin
verblijden, dat de bezoekers dezer expositie haar als welgeslaagd
beschouwen. Wij bevelen onzen lezers ten zeerste aan, de
Tentoonstelling een bezoek te brengen en dit vooral niet te ver
zuimen op a. s. Zondag avond, wanneer, ter gelegenheid van de
sluiting, van 8 tot 10 uren muziekuitvoeringen zullen plaats hebben
door de kleine kapel van 't Stafmuziekkorps der Marine.
Brieven uit Kennenierland.
LXIX
Alkmaar, 11 Juni.
Een inzender in uw blad, die gemeend heeft een lans te moeten
breken voor de verplaatsing onzer veemarkten, wijst er ter loops
op, dat mijne brieven uit Keunemerland bijna uitsluitend alk-
maarsche toestanden betrefion. 't Zou dwaas zijn dit te willen
tegensprekenmaar de toestanden ten platten lande veranderen
zoo langzaam, dat de waarneming niet gemakkelijk is, en de
weinige gebeurtenissen worden door de overal aanwezige dagblad
correspondenten zoo spoedig overgebriefd, dat er nagenoeg niets
ter vermelding overblijft. Het aantrekkelijke van Kennemerland
bestaat in zijn natuurschoon, dat zich telken jare vernieuwt en
den bezoeker in verrukking brengt meermalen, misschien te vaak
voor uwe lezers, die er niet verre van zijn, heb ik op dat schoon
gewezen, waarvan men in het bureau van het Handelsblad nog
onkundig schijnt: wie althans, de armelijke duinen van Wijk
aan Zee tot de hoogste langs onze kusten verheft, heeft nooit
met de trotsche zandbergen van Schoorl en Bergen kennis ge
maakt. Alvorens nu met Kennemerland te eindigen, wil ik ter
leering van bovengenoemden inzender en van menig ander, die
evenmin op dit punt is ingelicht, nog opmerken, dat dit deel
van het oude graafschap Holland nimmer eene hoofdstad heeft
gehad, noch Alkmaar in het noorden, noch Haarlem in het zuiden
Alkmaar is slechts enkele jaren hoofdplaats geweest van het
Departement van Texel, in het laatst der vorige en in het begin
dezer eeuw.
Ik zal uwen inzender niet volgen in zijne beschouwingen over
hetgeen, tegenover de mededinging der nu aan het spoorwegnet
verbonden steden Hoorn en Purmerende, in het belang onzer
markten noodig is: ik vertrouw, dat gemeentebestuur en kamer
van koophandel beiden daarop nauwlettend het oog houden en
de bakens zullen verzetten als het getij verloopt. De spoorwegen
zijn in onzen tijd onmisbare gemeenschapsmiddelen, die op vele
plaatsen nieuw leven en ontwikkeling brengen, doch niet op alle.
Steden, die te voren middelpunten waren voor de omliggende
gemeenten, houden soms op dat te zijn, indien de bevolking dier
gemeenten zich zonder meerder tijdverlies over den spoorweg
naar een grooter middelpunt kan begeven, en zich daar in ruimer
keuze en tot lager prijzen van hare benoodigdheden kan voorzien.
Zoo gaan de hooge verwachtingen welcens in teleurstelling over
en wie de opgewonden artikelen in het feestnummer van „West
friesland" bij de opening van do lijn ZaandamHoorn (volgens
den schrijver in volkomen bedaardheid terneérgesteld) heeft ge
lezen, moet wel bedenkelijk vragen, of ook in onze oostelijke
zusterstad geen droevige ontnuchtering moet volgen.
Is het aan onze spoorwegverbinding met de hoofdstad, of aan
den minder gunstigen toestand van het platteland, of misschien