Onder de stukken betreffende de Nisero -kwestie, die j door het Engelsche ministerie nog nader openbaar zijn gemaakt komt het antwoord voor van lord Granville op het schrijven van Graaf van Bylandt, waarin nns gouver nement Engeland's bemiddeling van de hand wijst. De weigering dier mediatie moet. volgens den Engelschen minister van Buitenlandsche Zaken, leiden tot een ver zwakking van de vriendschappelijke betrekkingen tusschen Nederland en Engeland, omdat de openbare meening in laatstgenoemd rijk z. i. terecht van oordeel is, dat de door de Nederlandsche regeering over Atjeh gevraagde souvereiniteit even goed haar verplichtingen medebrengt als dat zij rechten schenkt. De minister meent te mogen gelooven dat als Nederland in de Atjehsche havens de belemmeringen voor den handel wegnam, de gevangenen van de Nisero in vrijheid zouden worden gesteld. Nogmaals noodigt lord Granville derhalve de Neder landsche Regeering uit, de aangeboden bemiddeling aan te nemen. Ten slotte zegt de minister Granville: „De politiek, door Nederland in Atjeh gevolgd, wijkt af van het tractaat van 1824, indien zij al niet de schen ding is van een voornaam artikel van het tractaat. Ik hoop dat de Nederlandsche Regeering zich overeenkomstig de vriendschappelijke voorstellen van Engeland zal willen gedragen om tot een vreedzame en eervolle oplossing van de geschillen tusschen Holland en Atjeh te geraken en om de nadeelige gevolgen van die geschillen voor Enge land te doen ophouden.' UitCarlsbad wordt van gisteren aan 'tRott.N.bld. gemeld: „Alle geruchten omtrent den zorgwekkenden toestand des Konings zijn ongegrond. De Koning heeft zelf aan den Koning van België geschreven, dat hij zich zeer wel bevindt. Z. M. neemt een streng diëet in acht en staat reeds 's morgens te 5 uren op. Herhaaldelijk heeft de Koning van België reeds naar den toestand van zijn koninklijken vriend per telegraaf geïnformeerd. De Transvaalsche Deputatie vertrekt a. s. Zaterdag morgen van Amsterdam. Vrijdagavond neemt zij ten Stadhuize afscheid van het Gemeentebestuur. Uiterst voldaan is zij over de ontvangst, haar te Berlijn te beurt gevallen. Zij was daar ook nog de gast van het Berlijnsche Zendingsgenootschap, dat zeer de houding der Boers tegen over de zendelingen in Afrika roemde. Wellicht verschijnt reeds heden de lang verwachte circulaire betreffende de leening van 15 millioen gulden, uit te schrijven door de Nederlandsche Maatschappij voor een spoorwegaanleg in de Zuid-Afrikaansche Republiek. De rente ad 5 pCt. wordt door de Transvaalsche Regee- ring gewaarborgd. (Amsterdammer.) Generaal Smit, een der leden van de deputatie, heeit besloten, dat zijn zoon in de inrichtingen van ds. Van Dijk te Doetinchem zal geplaatst worden, om zijne opleiding vermoedelijk voor predikant te ontvangen. Jl. Maandag vierde de heer K. Breebaart, te Winkel, zijn 25jarig jubilé als dijkgraaf van den polder Waard en Groet. Van ieder huis en vaartuig te Kolhorn woei de vlag, evenzoo in den Waard- en Groetpolder. Eerepoorten waren opgericht voor de woning van den jubilaris, op de brug, welke Kolhorn met den Groetpolder verbindt, als mede vóór beide toegangen naar het polderhuis, welk huis met groen, bloemen, enz. getooid was. De schoolkinderen uit den Groetpolder, met hunnen onderwijzer aan het hoofd, begaven zich in optocht naar het polderhuis, om den jubilaris hunne gelukwenschen aan te bieden: ook de land bouwers uit dien polder maakten een rid door de polders met hunnen dijkgraaf en verdere bestuursleden, in met groen en bloemen getooide rijtuigen, onder begeleiding van muziek. De Zangvereeniging Amicitia te Kolhorn zong des avonds vóór de feestzaal eenige toepasselijke liederen. Alhoewel buiten de gemeente woonachtig, heeft de jubilaris „Zuster Fortunate," riep hij opgewonden, „dat zegt gij, anders zoo zachtaardig? Neem dat woord terug. Was het onwaardig, dat zij waar bleef, mij eerlijk zeide, dat zij mij niet kon beminnen en ongelukkig was aan mijne zijde? Zij heeft hare vrijheid terug verlangd, over welke buiten haar wil beschikt was; geen smet rust op haar. Hoe zou ik haar anders nog zoo vurig beminnen, zelfs in dit uur? Zij is van mij gegaan, naar hare familie en daarna „Heeft de scheiding plaatsgehad," vulde zij aan meteene aarze lende stem, toen hij zweeg. „De acte was nog niet verleend toen ik te velde trok en daar er zeker mijne onderteekening aan ontbreekt, is zij waarschijnlijk verdaagd. Nu komt de dood de uitspraak des rechters noodeloos maken en ik ben er blijde om. Het moge onbegrijpelijk klinken, maar het is mij zoo oneindig veel zoeter, te weten, dat ze mijne weduwe is dan mijne gescheidene vrouwook voor haar zelve is het beter." Hij zweeg, uitgeput van vermoeienis, en zij liet hem uitrusten. „En met betrekking tot die vrouw wenscht gij mij iets mede te deelen?" begon zij na eene pauze. „Ja, zuster Fortunate, ik zou u gaarne een paar woorden dic- teeren en als ik dood ben en dit mogelijk is, stelt gij haar die zelf ter hand. Gij verstaat geen Duitscb, maar mijne vrouw zal nu de taal van haar nieuwe vaderland, de uwe, spreken." De barmhartige zuster stond op en plaatste het lichtscherm een weinig ter zijdezij schoof een tafeltje, waarop zich voor den dokter papier en inkt bevond, dichter bij het bed, en zette zich zoo, dat slechts de tafel in den lichtkring viel, terwijl zij zelve op haar stoel in de schaduw bleef. „Dierbare Clemence," dicteerde hij met eene zwakke stem, „mijne eenige, mijne eeuwig beminde vrouw! Bij het verlaten van het leven, dat mij zoo weinig genoegen bood, vrij van zoo veel leed, kunnen mijne gedachten u toch niet loslaten! Nog altijd hangen zij aan u als het hoogste aardsche goed. Er ligt geene aanspraak meer op u in mijn laatsten groet, ook geene klachtniets dan liefde, nooit eindigende liefde en een vurige zegenbede voor uw jonge leven, om welks vrijheid gij zoo moedig gestreden hebtLaat u niet door het medelijden op een dwaalweg brengen, wanneer ik gestorven zal zijnwanneer dit ooit uw bewustzijn zou bedroeven, lees dan mijn laatste woorden: Ik verklaar u onschuldig! Onwaardig was ik uwer niet, noch in woord noch in daad; ook niet in mijne gedachten, hoe zou ik anders den moed kunnen hebben, u nog stervend mijne liefde te wijden, als iets groots, iets onvergankelijks! De herinnering aan u is zoo duidelijk, zoo levendig, zij treedt zoo helder nit de schaduwen des doods te voorschijn, dat het mij zijn zal, als ware het uwe lieve hand, die mij geleidt. Vaarwel dan, eeuwig wel en daar ik u toebehoor inet mijne laatste gedachten, noem ik mij nog eens Uw Erwin." Het hoofd der barmhartige zuster zonk op hare borst neder en de gekwetste hoorde een zacht geluid, als van iemand, die zijne snikken tracht te onderdrukken. „Weent gij?" vroeg hij. Snel droogde zij hare tranen. de belangen van Kolhorn altijd voorgestaanveel hebben de inwoners aan hem te danken en daarom gaf ieder blijk van warme toegenegenheid. Jl. Dinsdag herdacht de heer D. v. d. Stok, te Nieuwe Niedorp, den dag waarop hij vóór 25 jaren tot burgemeester dier gemeente werd benoemd. Alle ingezetenen hebben zich beijverd, dezen dag tot een feestdag te maken, waarvan ieder zeker nog lang de aangenaamste herinne ringen zal behouden. Aan het vergelijkend examen voor de vervulling der vacante betrekking van Hoofd der Gemeenteschool te Schagerbrug, jl. Dinsdag gehouden, is deelgenomen door 12 sollicitanten. Het examen had plaats onder de leiding van den districts-schoolopziener, den heer dr. W. B. J. Van Eijk. Te Zwolle zijn in de laatste dagen voor Amerikaan- sche rekening eenige nuchtere kalveren aangekocht, afkom stig van telgen van het Nederlandsch Rundveestamboek, tot f 300 a f 400 per stuk. NIJVERHEIDS-TENTOONSTELLING TE HELDER. (Slot.) Werd jl. Zondag door een groot aantal bezoekers aandacht gewijd aan 't model reddingboot, niet minder belangrijk is de inzending van modellen botters, door de heeren Melting en Zwanenburg. De Commissie heeft gezorgd voor eene goede plaatsing dier voorwerpen, zoodat men in bijzonderheden kan nagaan, op hoe uitmuntende wijze de beide vervaardigers aan hun bouwplannen uitvoering gaven. De heer Z. gaf bovendien een model in doorsnede, 't geen de bcoordeeling nog in groote mate vergemakkelijkt. Achter deze fraai uitgevoerde voorwerpen prijkt de keurige étalage van den heer Van Twiskeen kegel van llesschen voorstellende. Zou Jen ze allemaal vol zijn? hoorde de verslaggever een knaap zeggen. Niet alle, werd hem ge antwoord; er zijn er bij, die zóó bijzonder gekurkt zijn, dat men den inhoud heeft kunnen verwijderen, zonder de kurk er af te trekken. De capsules zitten er nog heel netjes op. Nauwe lijks heeft men deze fraaie étalage bezichtigd, of de bad kuipen van den heer Schellinger blinken ons tegen. Keurig zien ze er uit. Of de heer Schellinger op niéuw zal wor den bekroond? dit is een vraag, die de jury voor metaal werken heeft te beantwoorden. Als verslaggever vermelden wij deze inzending met ecre, gelijk mede die van mej. de wed. M. J. Manheim. Van goeden smaak getuigt zeker deze étalage van kachels, kachelpijpen, potten, pannen, enz. Wie in de wereld zou aanvankelijk gelooven, dat men van zoo zwarte, schijnbaar onooglijke voorwerpen eene zoo nette en keurige étalage zou kunnen samenstellen? Ieder kan dat en alle voorwerpen leenen zich daartoe, daarvan overtuigt ons de heer Pierre van Wijn gaarden met zijne inzending haarwerken, parfumerien, enz. De sierlijk gevulde vitrine, door hem tentoongesteld, is waard aan dachtig bezichtigd te worden. Die moeite zal men zich ook wel geven ten aanzien van de inzending van de heeren Koppen en Zoon, in mandenwerk, enz. bestaande. Sierlijke voorwerpen zijn door die heeren aan 't achtereinde der zaal opgesteld. Ze lokken tot koopen uit. Gemakkelijk is het bestellingen te doen, want de leden der Commissie, die tegenwoordig en met het toezicht belast zijn, nemen die bestellingen aan. Ter zijde van Koppeu's étalage prijkt eene keurige inzending van den heer Stadermann, gekroond door de naamcijfers des inzenders. Mulder's ijzer werk. Hoogerduin's decoratie-schilderwerk en Lindsay's stoom- pakking van Bakker en Keiler trekken in dit deel «Ier zaal de aandacht. Laatstgenoemden hebben bij de vorige Tentoon stelling alhier eene bekroning verworven, doch wilden ook nu niet achterblijven om deze expositie met de étalage van hun zoo belangrijk voortbrengsel van nijverheid op te luisteren. We komen, nu aan de tentoongestelde dames-handwerken. Ze zijn fraai en zeer verdienstelijk uitgevoerd maar, ze zijn lang niet talrijk genoeg, 't Is wel wat gewaagd en we doen het bijna tegen onzen zin, om tot dames minder aangename woorden te richten, doch we kunnen het niet weerhouden de dames in deze gemeente, waarvan er zoovelen zijn die aan handwerken „doen," o ze hadden veel, veel meer kunnen inzen den! Al te velen hebben zich geheel onthouden. En dat is zeer jammer! 't Ingezondene door de Normaal- en de Herhalings school en door de Gemeenteschool No. 3 op het gebied van nuttige vrouwelijke handwerken verdient eene belangstellende be- „Ik ben wel strafbaar, dat ik uwe opgewondenheid nog doe toenemen door de mijne," zeide zij, zich verontschuldigende. „De woorden, die gij mij gedicteerd hebt, roepen eene gebeurtenis uit mijn eigen verleden voor mijn geest terug en ofschoon wij, geestelijke zusters, deze trachten te begraven, blijven wij. te midden van alle onthouding, menschen, en bezwijken somwijlen voor de herinnering. Er blijft nu niets anders over, dan den brief te adresseeren." „Mevrouw Clemence van Tromberg, adres gravin Frésange te Parijs," antwoordde hij vermoeid. „Mochten de dames voor de tooneelen van den oorlog de vlucht hebben genomen, en niet te vinden zijn, wend u dan tot graaf Frésange of tot de overste 1 van het klooster van het Sacré coeu r te Parijs. Den groet van een stervende zal iedereen gaarne overbrengen." Terwijl zij den brief sloot, zonk hij afgemat in zijne kussens. „Ik dank u," zeide hij vriendelijk, „ik geloof, dat ik gerust zal slapen." Zij vernieuwde den ijsomslag, stelde het lichtscherm weder op zijne plaats, zoodat het licht getemperd werd en zette zich voor het bed, om na eenige minuten weder gestoord te worden. Er werd zacht en voorzichtig aan de deur geklopt en toen zij opende, kwam Henri, de man van de kleine Margot binnen. Het scheen wel, dat de verpleging regelmatig verdeeld was, want er werd geen woord gewisseld en de binnentredende nam zijne plaats aan het bed in. Toen de barmhartige zuster in het portaal kwam, begroette haar de koude, grauwe schemering van den wintermorgen op de trappen en in de portalen, maar in huis was alles nog doodstil. Z'j g'nf? 200 zacht mogelijk den trap af en begaf zich, rechts omslaande, naar een vertrek, waarvan de deur aanstond, die door Margot geopend werd. „Henri is wat laat gekomen, mevrouw, goddank, dat gij daar zijt," zeide de jonge vrouw met een zucht van verlichting. „Zoo lang in den dag mag het niet meer duren. En wat zijt gij bleek, wat beeft gij!" ging zij bezorgd voort, terwijl zij den hoofd doek losmaakte, waardoor het gelaat van Clemence zichtbaar werd, „gij waagt ook waarlijk te veel." Clemence antwoordde niet; zij viel, met den brief in de hand, dien zij tegen haar luid kloppend hart drukte, op den eersten den besten stoel neder, en barstte in hartstochtelijke tranen los. „Ik heb hem weder, Margot, ik had hem nooit verloren, nooit, hoe zwaar ik mij ook jegens hem bezondigd heb. God heeft zich eindelijk over mij ontfermd, na zooveel berouw en ver latenheid." „Heeft mevrouw zich dan bekend gemaakt?" riep de kamenier met schrik. „Neen, o, neen, dat deed ik niet. Wel was het eene zware boete, die het noodlot mij oplegde, maar ik moest mij onder werpen zijn leven hangt er van af, dat hem elke aandoening bespaard wordt. O, mijn God, laat hem mij, laat hem mij behouden," smeekte zij opgetogen. „Gij liet mij zoo eenzaam, toen ik een verlaten kind was en de jaren zijn voorbijgegaan en ik heb op u gewacht altijd en altijd kom nu tot mij, red hem nu voor mij!" (Wordt vervolgd.) schouwing. Nu, daaraan ontbreekt het ook niet. En te meer lokken die inzendingen tot bezichtiging uit, nu de tentoongestelde voorwerpen zoo sierlijk zijn bijeengebracht in een 3tal banden, keurig gebonden door den heer II. A. Stadermann. Met lof vermelden wij de keurig uitgevoerde voorwerpen van do dames Daarnhouwer en Torré, die niet hebben geaarzeld proeven van hare bedrevenheid in verschillende handwerken in te zenden. Zij kunnen zich verzekerd houden, dat hare fraaie inzendingen, vooral door dames, druk worden bezichtigd. Dit geschiedt mede met de kunstbloemen, door mej. Klein ingezonden. Van de dames-handwerken nadert men heel spoedig tot een der grootste sieraden van de Tentoonstelling, de schilderij van den heer J. C. Leich: „Christus voor Pilatus," gevolgd naar het doek van Muncaksy, van gelijken inhoud. In een ander gedeelte der zaal prijkt een portret van J. Dunselman, van Antwerpen, leerling van den heer Leich. Ook deze schilderij wer.d met groote belangstelling bezichtigd en mag een der juweeltjes van de Tentoonstelling heeten. Zijn vele plaatsgenootcn achter wege gebleven om van hunne belangstelling in deze expositie door inzending te doen blijken, niet alzoo de heeren v. d. Scheer, van Dokkum en v. d. Velde, van Harlingen. Eerstgenoemde bezorgde eene sierlijke étalage van koek en koekjes, die door tal van bezoekers zeer smakelijk geacht en aanbevolen worden. Men neme er de proef van en wij raeenen te mogen verzekeren, dat deze inzending door vele liefhebbers zal worden geprezen. De heer v. d. Velde heeft koffie-extract geëtaleerd, die zeer bruikbaar is, vooral in gevallen, dat men spoedig een goed kop koffie wil schenken. 't Universeel Ilollandsch wasch- middel voor schapen en lammeren, van Romein en Ouden hoven, ontbreekt op deze Tentoonstelling niet. De heer T. C. Govers heelt zijne inzending aan een der zijden van de zaal tentoongesteld en is zeer gelukkig geweest in de wijze van étaleeren; althans hetgeen hij doet aanschouwen is van degelijk gehalte en lokt zeer tot bezichtiging uit. Fraaie kachels en ijzer werk van allerlei soort zijn daar opgesteld. Zondag viel dit deel der Tentoonstelling lang niet 't minst in 't oog. Te midden van zooveel metaal is 't aangenaam ook weder eens houtwerk te ontmoeten. Er is heel wat hout-snijwerk te bezichtigen de heeren Berling en Huvers van hier en A. Visser van Vlieland hebben zich beijverd om sierlijke voorwerpen, uit hout vervaardigd, ten toon te stellen. Niet minder verdient de inzending van J. Bieren broodspot hulde. Deze jongeling vervaardigde op 15jarigen leeftijd eene dames-werkdoos, zóó keurig, dat ieder der bezoekers met welgevallen er naar ziet. Een andere werkdoos is door een jongmensch, thans milicien, vervaardigd en mede van schoonen vorm. De heer Masseus stelde een brandspuit ten toon, de lieer Simon een model marmeren schoorsteenmantel, een paar jongelui zonden ieder een koperen kruispijp in, en de leerlingen der Plaatselijke Teekenschool beijverden zich om fraaie teckeningen ten toon te stellen, die door velen met aandacht werden bezich tigd. Nog moeten wij vermelden een keurige schilderij van den heer Kannegieter en een drietal schilderstukjes van den heer II. KorfT. Ook nog na de opening zond de heer KorfF een aantal proeven in van zijne bekwaamheid in het schilderen. Vóór men van uit de groote zaal van Musis een oogenblik in don wintertuin gaat uitrusten, bevelen we aan een kijkje te nemen bij de zilver-étalage van den heer J. F. Manikus. Sierlijke voor werpen zijn daarin te vinden, terwijl deze inzending verrijkt is met eenige zilverstaven en met de attributen, die bij de bewerking van het zilver gebezigd worden. De heer Manikus verwierf zich de vorige maal een welverdiende bekroning; thans heeft hij, mee- nen wij, uitsluitend tot opluistering ingezonden. Verschillende kartons prijken aan de wanden, die getuigen van studie op 't gebied van schilderwerk. Door den heer Leich zijn onderscheidene werken, dienstig bij 't teeken-onderwijs, ingezonden, terwijl een aantal jongelieden Bruin, Nobbes, De Wijn, De Waard, Steeman en Klaver8teijn niet verzuimden om proeven van bekwaamheid in hun vak te leveren. En mede een woord van hulde aan de heeren Meerens en Klopper voor hunne zeer belangrijke inzendingen respectivelijk van kurken en meubelen. We mogen ook niet vergeten, den jongeheer Klint te vermelden, die, onuit puttelijk als hij is in geduld om modellen van schepen te ver vaardigen, door zijne inzending de Commissie aan zich heeft verplicht. We moeten ons verslag besluiten. We doen dat, met de opmerking, dat, zooverre wij jl. Zondag bezoekers in de zaal ontmoetten, allen hunne tevredenheid betuigden over deze Nijver heids-Tentoonstelling. En moge nu al de Regelings-Commissie niet geheel en al tevreden zijn en voldaan, zij kan zich hierin verblijden, dat de bezoekers dezer expositie haar als welgeslaagd beschouwen. Wij bevelen onzen lezers ten zeerste aan, de Tentoonstelling een bezoek te brengen en dit vooral niet te ver zuimen op a. s. Zondag avond, wanneer, ter gelegenheid van de sluiting, van 8 tot 10 uren muziekuitvoeringen zullen plaats hebben door de kleine kapel van 't Stafmuziekkorps der Marine. Brieven uit Kennenierland. LXIX Alkmaar, 11 Juni. Een inzender in uw blad, die gemeend heeft een lans te moeten breken voor de verplaatsing onzer veemarkten, wijst er ter loops op, dat mijne brieven uit Keunemerland bijna uitsluitend alk- maarsche toestanden betrefion. 't Zou dwaas zijn dit te willen tegensprekenmaar de toestanden ten platten lande veranderen zoo langzaam, dat de waarneming niet gemakkelijk is, en de weinige gebeurtenissen worden door de overal aanwezige dagblad correspondenten zoo spoedig overgebriefd, dat er nagenoeg niets ter vermelding overblijft. Het aantrekkelijke van Kennemerland bestaat in zijn natuurschoon, dat zich telken jare vernieuwt en den bezoeker in verrukking brengt meermalen, misschien te vaak voor uwe lezers, die er niet verre van zijn, heb ik op dat schoon gewezen, waarvan men in het bureau van het Handelsblad nog onkundig schijnt: wie althans, de armelijke duinen van Wijk aan Zee tot de hoogste langs onze kusten verheft, heeft nooit met de trotsche zandbergen van Schoorl en Bergen kennis ge maakt. Alvorens nu met Kennemerland te eindigen, wil ik ter leering van bovengenoemden inzender en van menig ander, die evenmin op dit punt is ingelicht, nog opmerken, dat dit deel van het oude graafschap Holland nimmer eene hoofdstad heeft gehad, noch Alkmaar in het noorden, noch Haarlem in het zuiden Alkmaar is slechts enkele jaren hoofdplaats geweest van het Departement van Texel, in het laatst der vorige en in het begin dezer eeuw. Ik zal uwen inzender niet volgen in zijne beschouwingen over hetgeen, tegenover de mededinging der nu aan het spoorwegnet verbonden steden Hoorn en Purmerende, in het belang onzer markten noodig is: ik vertrouw, dat gemeentebestuur en kamer van koophandel beiden daarop nauwlettend het oog houden en de bakens zullen verzetten als het getij verloopt. De spoorwegen zijn in onzen tijd onmisbare gemeenschapsmiddelen, die op vele plaatsen nieuw leven en ontwikkeling brengen, doch niet op alle. Steden, die te voren middelpunten waren voor de omliggende gemeenten, houden soms op dat te zijn, indien de bevolking dier gemeenten zich zonder meerder tijdverlies over den spoorweg naar een grooter middelpunt kan begeven, en zich daar in ruimer keuze en tot lager prijzen van hare benoodigdheden kan voorzien. Zoo gaan de hooge verwachtingen welcens in teleurstelling over en wie de opgewonden artikelen in het feestnummer van „West friesland" bij de opening van do lijn ZaandamHoorn (volgens den schrijver in volkomen bedaardheid terneérgesteld) heeft ge lezen, moet wel bedenkelijk vragen, of ook in onze oostelijke zusterstad geen droevige ontnuchtering moet volgen. Is het aan onze spoorwegverbinding met de hoofdstad, of aan den minder gunstigen toestand van het platteland, of misschien

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1884 | | pagina 2