HELDERSCHE
EN N1EUWEDIEPER COURANT.
Niews- en Mvertnntteblait voor Hollands Noorderkwartier.
Jaargang 42.
1884N0.74. Vrijdag 20 Juni.
6°) VAN AAND TOT HAND.
„Wij huldigen
het goede."
Verschijnt Dié, Donderdag en Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs jtvartaal0.90.
y franco per post 1.20.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Advcrtenticn: Van 14 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
Banenlana.
De Tijd deelils nog onbekende bijzonderheid mede,
dat onder de gingenen van den Radjah van Tenom is
een vermogend igelschman, zekere heer Thomson, die
als passagier m de Nisero van Soerabaia naar Europa
ging. De vadeian dezen jongen man is lid van het
Lagerhuis voor fherlandhire, voor welk graafschap mede
een der ministeratting heeft. Nu zou het vooral op drijven
van dezen heer Thson zijn, dat Granville zich zoo bijzonder
voor de vrijlatinjer schipbreukelingen interesseert.
Het feit wasok ons bekend, doch wij betwijfelen,
of er zooveel ge.'ht aan is te hechten. Toen de Engelsche
Regeering zich tvankelijk voor haar gevangen onderdanen
in de bres steldvolgde zij eenvoudig een politiek, waarin
zij altijd een eexeeft gesteld. Doch was en bleef het haar
hoogste wensch n heer Thomson te bevrijden, dan zou zij
niet haar toevlit hebben genomen tot maatregelen, die,
wel verre van taraan bevorderlijk te zijn, haar steeds
verder van het el leiden. (Het Vaderland.)
Te Amstiam houdt de bouw der stallen op de
terreinen der Ldbouw-Tentoonstelling heel wat handen
bezig en vorderroed, ofschoon aan eenige nog de eerste
hand moet word' geslagen. Veel oponthoud geeft natuur
lijk de renbaan>velke ter lengte van 450 meter moet
worden bestraat, Zij wordt aangelegd ter hoogte van het
gebouw van Schne Kunsten der vorige Tentoonstelling.
Omstreeks die hgte zal ook eene fontein worden aange
legd, welke zicluinder moet kenmerken door sierlijkheid
dan wel door deoogte van den waterstraal.
In het hoofdbouw de vroegere koloniale afdee-
ling waar d inzendingen van zuivelbereiding zullen
worden tentoong'eld, zal voor het goedhouden der boter
bijzondere zorg \rden in acht genomen. De tafels, waarop
zij zal worden ufestald, worden voorzien van ijsladen en
door duinwater-aleg de verkoeling op de beste wijze
verzekerd.
De ingang (zide Rijksmuseum) is reeds geflankeerd
door het gebouwoor het comité aan de eene en dat voor
de verschillende andbouw-coinmissiën en de pers aan de
andere zijde. De igenlijke poort, welke eerlang den ingang
karakter zal gevq is het werk van eenige schilders, wier
namen een goed erk waarborgen.
De door afdeeling Rotterdam der Hollandsche
Maatschappij va Landbouw uitgeschreven harddraverij
voor paarden va zessen klaar heeft jl. Dinsdag onder
Door GOLO RAIMUND.
Vervolg.)
Uit een der laatste huizen schoten Fransche soldaten te
voorschijn.
«Ilalt!" klonk het op nieuw, „halt!" kommandeerde de stem
en in het volgende oogenblik doog een kogel over het paard heen,
die het licht aan den hals wordde.
Hare handen waren nauwelijks meer in staat het dier, razend
van schrik en pijn, te houdenzij liet de teugels schieten en als
eene pijl vloog zij voort, het geschreeuw en de hoefslagen der
paarden, die de soldaten in oer haast bestegen hadden, achter
zich latende.
Het was een wilde vaart, naar het geruisch werd zwakker,
de vloeken verstomden, de afctand tusschen haar en hare ver
volgers werd merkbaar groote1. Het was een geluk, dat de
heerweg breed en effen was; ;ij moest alle krachten inspannen
om te blijven zitten; niet mee* in staat de wilde vaart van het
paard te beteugelen, moest zy wachten, tot zyne krachten uitgeput
waren.
Voor haar lagen de zwijgende velden in het volle licht der
maan in de verte zag zij het schynsel der Duitsche wachtvuren
„Gered! Gered!" juichte hare ziel.
Maar slechts een oogenblik; de hoop was te lang reeds een
vreemdeling in haar gemoed geweest, om daar nu reeds voor
goed haar intrek te nemen. Al was hij gered, als hij onder de
zijne was, zou dan de dolle vaart in den kouden winternacht
zijn herstel niet op nieuw in de waagschaal stellenwas hij
mogelijk niet reeds bezweken, terwijl zij nog om zijn leven
kampte
Langzaam matigde zij eindelijk den loop van het snuivende
dier en voorzichtig haalde zij de teugels wat strakker. Uit een
boschje aan den weg klonk haar eindelijk een Duitsch „werda"
tegen.
Haar vreugdekreet klonk terug:
„Pruisen, Pruisen, een gekwetste officier!"
De schildwacht trad voor, lichtte den kap op en keek in den
wagen.
„Die is dood," zeide hij, nadat hij den gekwetste, die met
gesloten oogen en het gelaat door de maan spookachtig verlicht,
op de matras lag, opmerkzaam had beschouwd.
Een kreet van ontzetting was haar antwoord. Met een sprong
was de jonge voerman van de wagen, wierp zich over den ge
kwetste en trachtte hem met hare warme, jeugdige lippen nieuw
leven in te ademen.
Was het de electrische aanraking, was het de zachte, almachtige
beroering van ziel met ziel de gekwetste maakte eenige
beweging en sloeg de oogen op.
Clemence wreef zijne slapen met eau de cologne, verwarmde
zijne handen in de hare en gaf hem een weinig brandewijn,
zelve sidderende en buiten zich zelve van aandoening.
„De gekwetste moet dadelijk in het kwartier," zeide zij,
eindelijk opstaande, met een zachte stem, „in een goed, veilig
kwartier. Waarheen moet ik mij begeven, wijs mij een weg.
begunstiging van goed weder plaats gehad. Zij werd op
geluisterd door de muziek der jagers en door een groot
aantal belangstellenden bijgewoond. De baan was 300
meter lang. Er namen 19 Paarden aan den wedstrijd
deel, die, te 1 uur aangevangen, eerst tegen 6 ure was
beslist. De prijs van f 500 is behaald door Prins Alex-
ander, van W. Doon, te 's Hage, berijder A. Bos; de
premie van f 250 door Willem III, van J. Koster te
Beemster, berijder de eigenaar; de premie van f 100 door
Nelly, van A. Van Aardenne te Voorburg, berijder A. De
Koning.
Aan den heer Faber, kassier te Harlingen, in con
cessie verleend tot het bouwen van een badhuis in en op
de duinen nabij Terschelling, aan het strand der Noordzee.
Uit het thans verschenen verslag, uitgebracht in de
laatste algemeene vergadering van het Fonds ter aan
moediging en ondersteuning van den gewapenden dienst in
de Nederlanden, blijkt, dat de uitgaven in 1882 de inkomsten
overschreden, en wel met f 11,353.87. Dit tekort is
echter minder dan het jaar te voren, toen het f 12,190.54
bedroeg, hetgeen dus een voordeelig verschil geeft van
meer dan f 800. Ter voorziening is de verkoop noodig
geweest van f 20,000 inschrijving 4 pCt. Ned. Schuld.
Aan gratificatiën keerde het bestuur gedurende dit jaar
ruim f 800 minder uit dan in 1881, voornamelijk doordien
het getal der deelgcrechtigden ruim 50 geringer was. Dit
is het resultaat der in vorige vergaderingen genomen
besluiten tot beperking der deelgerechtigdheid. De jaar-
lijksche collecte bracht op f 29,150.73 en staat ongeveer
gelijk met het bedrag van het jaar te voren.
De heer W. J. Jorissen, vroeger predikant te Rot
terdam en laatstelijk te Apeldoorn, is jl. Dinsdag op
54jarigen leeftijd overleden.
Het stoomjacht van lord Gordon, de St. Agnes, dat
van lord Paget, de Alice en dat van sir Walker, de Cohuna,
liggen sedert eenige dagen gemeerd aan de steigers van
de De Ruyterkade te Amsterdam.
Ondanks alle ervaringen en publieke bekendmakingen,
heeft de overbekende Hevstek den euvelmoed nog niet
opgegeven om zwendelarijen te beproeven zegt het Rott. Nbl.
Een handelaar heeft inzage gegeven van een briefkaart,
onlangs door eerstgenoemden persoon aan een boterhande-
laar te Lochem verzonden, waaromtrent deze koopman bij
hem inlichtingen had ingewonnen, waarop natuurlijk een
ongunstig antwoord niet uitbleef.
Deze officier is de majoor van Tromberg van de Ulanen, die
gekwetst uit de gevangenschap is gevlucht."
„Majoor van Tromberg! En gij hebt dien gered, kleine?"
vroeg de schildwacht zacht en nieuwsgierig. „Nu, dat is wat
moois. Nu, nu, niet zoo ongeduldig; daar komt juist de aflossing,
die kan u den weg wijzen."
De nieuw aangekomenen waren spoedig op de hoogte, de kleine
stoet zette zich weder in beweging en stiet na eenige honderd
schreden op een onderofficier, die het rapport overnam.
Op hare vraag naar den bcvelvoerenden officier vernam Cle
mence, dat een brigade-generaal met zijn staf in een nabijgelegen
huis was ingekwartierd, en dat de gekwetste daar ook voorloopig
wel opgenomen kon worden.
Hoe brandend nieuwsgierig de soldaten ook waren, eerbied voor
den persoon van den gekwetste, een zeker ontzag voor de
gebiedende houding van den koetsier, die zoo weinig met zijne kiel
overeenstemde, hield hen in toom, en de onderofficier verklaarde
zich bereid, onmiddelijk een adjudant van den generaal te
wekken.
Het was eene pachthoeve waar zij nu aankwamen en terwijl
de onderofficier naar binnen ging, om zich aan te melden, naderde
Clemence den wagen.
Zij kon de geliefde trekken niet onderscheiden, maar zij zag
wel dat hij zich bewoog. De rit, de daarop gevolgde zware
onmacht, schenen hem zeer aangegrepen te hebbenhij bracht,
alsof hij zich wilde herinneren, de hand aan zijn voorhoofd, en
zijne stem was mat en dof, toen hij eindelijk woorden vond.
„Morgen!" stamelde hij, „morgen zal ik u bedanken, jonge
held! Gij zijt toch onverlet?"
„Volkomen," antwoordde zij, weder in het fransch, uit vrees,
dat haar geluid haar mocht verraden. „Zeg mij slechts, of gij
werkelijk in staat zult zijn, mij te beloonen. Hoe gevoelt gij u?"
Indien zijne hersenen niet zoo beneveld, zijn blik niet zoo ver
duisterd ware geweest, zou de angst, die uit toon en houding
van zijn redder sprak, hem in het oog hebben moeten vallen.
„Ik gevoel mij vrij, daarin ligt alles opgesloten," zeide hij,
„want de vryheid zal mij behouden. Nu ben ik moedete moede
zelfs om u mijne dankbaarheid en mijne bewondering te kennen
te geven, of u te vragen, waarom gij voor mij zulk een waag
stuk ondernaamt?"
Hij viel dieper in zijne kussens neder; nog eens overtuigde
zij zich, dat zijn verband niet was losgegaan en liet hem daarop
op zijne legerstede aan den slaap over, tot in huis de noodige
schikkingen waren genomen, om hem op te nemen.
Het ongewone van de gebeurtenis, de bekende naam van den
reeds als dood gewaanden majoor van Tromberg, het zeldzame,
koene waagstuk, waaraan de onderofficier uit eigen phantasie
levensgevaar had verbonden, die er dan ook werkelijk mede
gemoeid was geweest, Clemence's dringende eisch, den generaal
persoonlijk eene gewichtige mededeeling te moge doen, hadden
den adjudant aanleiding gegeven, dezen wakker te maken.
Voor het eerst, toen de jonge officier haar uitnoodigde hem
naar zijn chef te volgen en een blik van twyfël en verbazing op
die jeugdige gestalte wierp, viel het haar in, dat zij nu aan een
vreemde haar smartelijk verleden, hare dwaasheden en haar
berouw zou moeten biechten, dat van zijne opvatting en beschei-
Ter waarschuwing van
kaart hier volgen:
het publiek laten wij de brief-
Amsterdam, '84
„Mijnheer.
„Het zoude mij aangenaam zijn van UEd. tegen den
billijkste prijs */8 grasboter van U te mogen ontvangen
ik heb ongeveer 's wekelijks voor hotelgebruik een achtste
of drie noodig, indien Uwen boter dus goed is en de prijs
redelijk dan heb U de voorkeur aan mij te leveren, ik
krijg ook nog van andere leveranciers proefvatjes die dus
het meeste kan wedeiveren heeft de voorkeur, mijne ge
woonte van betaling is, na goeden ontvangst en akkoord
bevinding het bedrag per postwissel over te maken.
„Krediet verlang ik niet.
Met achting,
Kleine Houtstraat. D. P. Heystek.
Als een bewijs dat de afstammelingen van den stier
genaamd de „Artis," van den heer J. Man, te Beemster,
zeer gezocht zijn, meldt men, dat verleden week een kalf,
dat van dezen stier afstamt en toebehoort aan den heer
C. Dekker, te Avenhorn, hoewel nog slechts één maand
oud, voor f 325 is vex'kocht aan den heer P. Stapel Sr.,
te Oudendijk.
Een Duitsch blad vestigt de aandacht van het ge
vaarlijke van 't eten van aardappelen, die „uitloopen."
Het blad haalt een voorbeeld aan van een gezin, dat door
het nuttigen van zoodanige aardappelen is vergiftigd ge
worden. Door het uitloopen ontwikkelt zich namelijk een
vergiftige stof, solanine geheeten, die op den duur op de
gezondheid van menschen en dieren een verderfelijken
invloed uitoefent. De in genoemd geval voorgekomen
verschijnselen bestonden in een gevoel van matheid door
al de leden, duizeligheid in het hoofd, droogheid en lam
heid van de tong, gepaard aan moeielijkheid in het spreken,
neiging tot braken, moeielijke ademhaling, matheid van de
pols, aanhoudende dorst en buitengewone zenuwachtigheid
en slapeloosheid. Redenen genoeg om bij het schillen van
dergelijke aardappelen zeer zorgvuldig te werk te gaan;
men hale vooral de zoogenaamde „putjes" goed uit, daar
deze de kiemen der uitloopsels bevatten en dus ook besmet
zijn met de vergiftige stof. Als middel om het uitloopen
te voorkomen wordt aangegeven, het dompelen der aard
appelen in kokend water, waarna ze weer zoo streng moge
lijk moeten afgedroogd worden.
denhcid haar geheele oogenblikkelijke toestand afhidg. Slechts
Erwin, slechts zijne redding had haar tot nog toe bezig gehouden
voor hem had zij gebroken met de haren, met de bescherming
harcr familie, en nooit aan de naaste toekomst gedacht. Maar
ook nu bekommerde zij zich weinig daarom en de trots over hare
overwinning hield haar staande, ondanks vermoeidheid en zenuw
achtigheid, toen zij den drempel overschreed van de eenvoudige
kamer, waarin de generaal haar wachtte.
De lamp wierp haar volle licht op zijne gestalte; Clemence
zag, dat hij verwonderd eenige sehreden achteruit ging, toen zy
haar breedgeranden hoed afnemende, haar jong, bleek gelaat aan
zijne blikken vertoonde.
Zwijgend staarde hij haar eenige oogenblikken aan, maar toen
kwam zij hem voor.
„Mijnheer de generaal! Zijt gij het? O, mijn God, nu eerst
hebt gy ons waarachtig, hebt gij ons geheel gered!" riep zij uit.
Verbaasd zag hij haar aan, maar zij kwam hem te hulp.
„O, wij zijn elkander niet vreerad," zeide zy levendig, terwijl
zij zyne hand greep, „al was het ook onder geheel andere
omstandigheden, dat wij elkander voor het eerst ontmoetten. Toen
was het in de schitterende zalen van de Tuilleriën, waar gij tot
mij spraakt van een Duitschen Bayard, zonder smet of blaam,
die de edelste mensch, de trouwste vriend, de dapperste soldaat
was en heden, generaal, breng ik u dezen Bayard, den dood
ontworsteld, het vaderland teruggeven, als men verder zijn leven
in bescherming neemt en hem goed verzorgd."
„Genadige mevrouw," riep de generaal, getroffen en blijde
tevens, „mijn God, zijt gij het, bedrogen mijne zinnen mij
niet, hebt gij werkelijk het ongeloofelijke gewaagd en vol
bracht? Brengt gij hem mij levend, gered voor het vaderland
en
„Voor mij!" zeide zy, terwijl zij eindelijk in tranen uitbatstte,
„voor mij! Ik ben die, voor wie gij my hield; ik ben zijne
schuldige, zijne berouwhebbende vrouw, die hem in kinderlijken
trots verliet en toch altijd naar hem verlangde, hem steeds
beminde, ondanks zijne onverbiddelijkheid. Stervend slechts liet
God hem mij wedervinden, nadat ik zijn leven zoo diep bedroefd
hadmaar de barmhartige God liet toe, dat ik dit leven op nieuw
redde, toen ik hem op zijn ziekbed aan den dood ontrukte en
ik hem te midden der vijanden uit lijfsgevaar redde. Help gij
nu verder, generaal, en verlaat mij niet, niet om mijnent-, maar
om zijnentwil."
„Dierbare, hoogvereerde, genadige vrouw," zeide de officier
aangedaan terwijl hij hare teedere hand kuste, waarin de teugels
bloedige striemen hadden achtergelaten, „voor zulk een helden
moed heeft het vaderland geene ridderorden; zulke daden worden
door den oppersten bevelhebber in den hemel beloond. Maar
wees verzekerd van de hoogachting van een ouden, in den krijg
vergrysden soldaat, de gloeiende bewondering van een man, die
zijne schoone jeugd niet heeft vergeten. Al ware het niet mijn
dappere Tromberg, al ware het de minste soldaat, zou uw helden
moed alleen hem de grootste aanspraak op eene zorgvuldige ver
pleging geven. In Tromberg brengt gij ons echter niet alleen
een dapper, verdienstelijk officier, mij brengt gy meer, mij
brengt gij een zoon.
„Ik zal hem nu onder dak laten brengen; hy krijgt mijne