HELDERSOHE
MEHWEIIEPER COURANT.
i- en Advertentieblad voor Hollands Noortatwirti
1884. No. It
Woensdag 25 Junij.
Jaargang 42.
„\Y ij huldigen
li c t goed e."
Verschijnt Dinsdag, Donderdag cn Zaterdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal
t m franco per post
0.90.
1.20.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
BUREAU: MOLENPLEIN.
Prijs der Ad verten tienVan 11 regels 60 cents, elke
regel meer 15 cents. Groote letters naar plaatsruimte.
Voor winkeliers bij abonnement belangrijk lager.
DOOD VAN Z K. H. PRINS ALEXANDER DER NEDERLANDEN.
Per bulletin konden wij Zaterdag avond onzen abonnés
binnen de gemeente nog de droeve tijding mededeelen, welke
het Stamhuis van Oranje en heel het Vaderland heeft getroffen.
De gunstige berichten, in de laatstverloopene dagen omtrent
den toestand des Prinsen ontvangen, deden ons de hoop
koesteren, dat Z.K. H. langzaam herstellende was. Die hoop is
beschaamd, door een zoo onverwacht bericht: De Prins van
Oranje behoort niet meer onder de levenden. Heel 't land
treurt voorzeker om 't heengaan van dien telg uit liet
Vorstelijk Stamhuis, die bestemd was te eeniger tijd de
teugels van 't Staatsbestuur te aanvaarden; heel 't land
deelt voorzeker in den rouw der Koninklijke Familie; heel
't land beseft voorzeker 't gewicht van den toestand, nu
't geslacht van Oranje-Nassau wat de mannelijke vertegen
woordigers betreft met algeheele uitsterving wordt bedreigd.
Een zwaar, een zeer zwaar verlies heeft Nederland
geleden door 't overlijden van den eenigst overgebleven
zoon van onzen Koning, op wien voor de toekomst de hoop
des Volks was gevestigd.
Willem Alexander Karei Hendrik Frederik, Kroonprins
der Nederlanden, werd geboren den 25 Augustus 1851 en
bereikte dus den ouderdom van nog geen 33 jaren. Een
leven, dat nog zoo veel goeds beloofde voor 't Vaderland
werd zoo plotseling, zoo spoedig, vernietigd.
Ook zonder de van Hoogerhand verordende bevelen tot
staking van openbare vermakelijkheden, zouden de inge
zetenen des lands declen in de droefheid, die 't harte des
Konings in deze dagen moet vervullen. Te grooter moet
die droefheid zijn, omdat Z. M. in het tijdsbestek van
enkele jaren zoo vele en zoo smartelijke verliezen heeft
geleden, zoodat de Vorstelijke Familie tot op zeer enkele
leden is gedund. Had Z. M. tot voor weinige jaren een
viertal mannelijke leden aan zijne zijde om 't roemrijk
Stamhuis van Oranje te vertegenwoordigen, sedert zijn
Prins Hendrik, Prins Frederik, de Prins van Oranje en
nu Prins Alexander hein ontvallen. Wel openbaarde zich
bij ieder van deze zoo treffende verliezen de groote
deelneming van 't Nederlandsche volk, dat den Koning,
bij zulke rampen inzonderheid, toont, dat Oranje en Neder
land één zijn. Maar al die deelneming, al die rouw kunnen
niet vergoeden de ontzettende verliezen, die het Vorsten
huis en het Vaderland hebben geleden.
Moge Z. M., gelijk bij vroegere smartelijke gebeurte
nissen, ook nu troost vinden in den algemeenen rouw des
Volks, en moge Nederland, ook te midden der droefheid,
met het oog op de toekomst blijven gelooven aan de instand
houding der Staats-instellingen en de handhaving van het
onafhankelijk volksbestaan.
De Zaterdag avond verschenen Staats-Courant kondigt
den dood van Z. Iv. II. den Prins van Oranje «aan in de
volgende bewoordingen:
„Het heeft den Almachtige behaagd Zijne Koninklijke
Hoogheid Prins Alexander der Nederlanden, Prins van
Oranje, tot Zich te nemen. Zijne Koninklijke Hoogheid
ontsliep heden, des namiddags te 2 uren.
„Het Koninklijke Huis en het gelieele vaderland zijn
door dit treffende verlies in diepen rouw gedompeld."
Wel was van kindsbeen af Prins Alexander zwak van
lichaam, maar toen in lateren tijd de knaap rijpte tot een
jongeling, wiens edele geestesgaven door ieder, die met
hem in aanraking kwam, werden erkend en bewonderd, toen
rees de hoop telkens meer, dat deze Prins, mocht hij een
maal geroepen worden, den Troon te bestijgen, de traditiën
van zijn geslacht glansrijk zou weten te handhaven.
Aan zijne geestesontwikkelieg hebben zijne Koninklijke
Ouders met zorg gearbeid, en groot vooral was de toe
wijding van zijne diepbetreurde moeder, wijlen Koningin
Sophia. Juist de teerheid van gestel van het beminde
knaapje versterkte bovenmate de liefde, die de moeder hem
toedroeg. Bij en met de hoogbegaafde vrouw bracht Prins
Alexander zijne kinderjaren door, en wel meest op het
Huis ten Bosch, in de hoop, dat de vrije natuur hem
levenskracht mocht schenken, en die kinderjaren, toen de
aankomende knaap met enkele makkers blijde speelde,
behoorden in zijn later leven tot de aangenaamste herinne
ringen.
Op dien gelukkigen speeltijd volgde eene voortreffelijke
jeugd. Aan een man van veelzijdige kennis, den kolonel
der rijdende artillerie Hooft, werd door onzen Koning de
vereerende taak opgedragen om de studiën van den Prins
te leiden, en met geestkracht ondernomen, werd die arbeid
ANNE MARIE.
Naar het Duitsch van Wiliielmina Heimbuug.
Schrijfster vanLiefje van den Lompenmolenenz.
Een hevige storm had den geheelen dag gewoed, en scheen nu,
bij de invallende schemering, nog teugelloozer te willen heerschen.
Regelrecht van de Noordzee en de uitgestrekte Lüneburger
heide kwam hij aanbruisen en wierp zich tegen de muren van
het heerenhuis, schudde de krachtige olmen in den tuin, knakte
het kleine struikgewas en rukte de laatste gele blaadjes van de
kale takken, die de Novembervorst hun nog had overgelaten.
Het groote, op een slot gelijkend gebouw, dat reeds langer dan
een eeuw door „de von Hegewitzen" bewoond word, zag er
akelig somber uit, onder den met wolken bedekten hemel; het
lag d.aar zoo spookachtig met zijn spitsgetakte gevels, zijn ronden
toren en de zware pijlers, die de muren ondersteunden.
't Zag er niet altijd zoo uit, het oude hoerenhuisin den
zomer kon het zoo schilderachtig onder de groene hoornen te
voorschijn komen, als de gouden zonneschijn op zijn leien dak
lag, de getakte gevels scherp tegen de blauwe lucht afstaken en
de grijze muren door zware oude eiken omkranst, in bet bruin
achtige water van den vijver weerklaatst werden. Aan de eene
zijde lagen de gebouwen tot de boerderij behoorende en do huizen
van het dorp, wier met pannen gedekte daken weder uit het
loof der vruchtboomen opdoken. Een heel eind het markischc
land in, weidde de blik over golvende korenvelden, groene weiden
en roodachtige heidevelden, aan den gezichtseinder begrensd door
de donkere streep van een pijnboomwoud. Ook van den noord
kant strekte zich een smalle streek pijnboombosch tot dicht bij
den tuin uit, en zijn geur verspreidde zich op heete zomernamid
dagen bijna bedwelmend uit over het eenzame huis.
Inwending was het nog een echt ouderwetsch markisch verblijf
van een edelmaner waren half donkere g«\ngen en diepe nissen,
groote gewelfde kamers met ruime alkoven, kleine trappen met
scheef uitgesleten treden en zonderlinge kleine boogvormige deuren.
Van de eene kamer voerden een paar treden in de andere en
wilde men aan de tegenovergestelde zijde de kamer verlaten dan
stond men plotseling in een reusachtige kast in den muur. Daar
waren nog gepleisterde vloeren en zware balken onder de zoldering
en zeer kleine vensterruiten. En toch, waar kon het gezelliger
zijn dan in zulk een oud huis, en dat nog te meer, als buiten
de Novemberstorm huilt en binnen groote denneblokken in den
haard knetteren.
Daar komt juist een oude dame de brecde trap van de bovenste
verdieping af; het was alsof de hartelijkheid zelve kwam met den
breizak van groene zijde aan haar arm, de kanten muts op, en
de bruine zijden sjaal om. Zij scheen groot vijftig jaar oud te
zijn, de kleine, magere gestalte, en zij hinkte. Freule Rosamunde
von Hegewitz had haar leven lang gehinkt, en toch was er geen
gemoed meer tevreden dan het hare.
Nu sloeg zij links om en ging den smallen gang doorhet was
gewoonlijk ieder avond haar weg, als zij naar haar neef cn nicht
in de woonkamer ging. Een lieve oude weg, dien zy sedert
jaren had afgelegd, toen de kinderen nog klein waren en broeder
en schoonzuster nog leefden; met schemeravond bleef zij eens
voor altijd niet meer in haar oudevrijsterkamer.
Juist van plan, de hand op de spiegelblanke geel koperen knop
der kamerdeur te leggen, bespeurde zij bij het flauwe licht der
ganglamp een meisje, dat het grove linnen voorschoot voor het
gezicht hield en zacht snikte.
„Waarom schreit gij toch Marie?" vroeg de oude dame vrien
delijk, terwijl zij een paar schreden terugkwam.
De bruine kroeskop richtte zich op en een nat beschreid jeugdig
gelaat zag freule Rosamunde aan, van verlegenheid blozende.
„Ach genadige freule, ik moet weg," stamelde zij, cn ik
„Wel wat hebt gij danVerder kwam de oude dame
niet, want juist werd de deur een weinig geopend cn de heldere,
jeugdige vrouwenstem klonk duidelijk door den gang.
„Dat is mijn laatstcn woord, Martensen, ik duld zulke dingen
niet in mijn huis. Gij moogt God danken, dat ik die dwaasheid
nog ter rechtertijd bespeurd heb. Denk slechts aan Louise
Keiler
God in den hemel, gen.adige freule! verdedigde zich de toe-
gesprokene b'Jna schreiend. „Het meisje heeft toch niets slechts
gedaan, cn hij is een braaf mensehLieve God, genadige freule,
als men jong is men weet toch wel
„Schaam u, Martensen!" Dit werd op zeer driftigen toon
geuit.
„Gij weet, wat ik gezegd had. Neem uw Maria mede en ga
heen, ik duld geen lichtzinnige deernen in mijn huis
De deur werd nu geheel geopend, en een oude vrouw kwam
naar buiten, het gerimpelde gezicht rood van opgewondenheid.
„Kom deerne!" riep zij het meisje toe, dat weder haar voor
schoot voor het gelaat hield. „Het kan nog veranderen. Zij
krijgt het ook nog eens beet! Hecre God, zij jaagt het meisje
weg, alsof ze gestolen had.
En zonder de oude dame te groeten greep zij haar dochter bij
den arm en trok haar met zich voort.
Rosamunde von Hegewitz keerde zich langzaam naar de deur.
Een half spottende, half ernstigen trek lag op het oude, verstan
dige gelaat.
„Boiisoir, Anne Marie!" zeide zij, terwijl zij de verlichte woon
kamer binnentrad.
Een vrouwelijke gedaante rees op van den stoel voor dc mas
sieve schrijftafel, ging dc binnentredende te gemoet en ontving
haar met die hoffelijkheid, die in het begin dezer eeuw nog niet
uit den kring onzer voorname familie's verdwenen was, terwijl
zij met vertoon van diepen eerbied de toegestoken hand aan
h.oar lippen bracht.
„Goeden avond tante, hoe vaart u?"
Het was dezelfde heldere stem, die vroeger gesproken had en
ook slechts aan zulk een jeugdig frisch wezen kon toebehooren.
Anne Marie von Hegewitz was juist achttien jaar geworden en
geheel de tooverglans dier achttien jaren omgaf haar slanke
gestalte en het rozig gelaat onder de zware aschblonde vlechten.
In tegenspraak met dit meisjesachtige voorkomen waren echter
een paar donkcrgryze oogen, die ernstig en bijna met de uit-
door het meeste succes bekroond. De leerzame knaap bleek
met een buitengewoon sterk geheugen te zijn begaafd en
trok van de lessen van zijn waardigen meester ten volle
partij. In hooge mate vatbaar voor indrukken, ontwikkelde
zich bij hem, naarmate dat hij in kennis toenam, een
wetenschappelijke zin, die hem zijn geheele, helaas! zoo
kortstondig leven, onverzwakt is bijgebleven. Daarvan
legden de hoogleeraren van de Leidsche Hoogeschool het
schoonste getuigenis af, toen hij later, na eenige jaren aan
die Universiteit te hebben gestudeerd, Leiden verliet. Mannen
als Vissering, Buys, Goudsmit waardeerden in hem een
hoogbegaafden leerling, volkomen in staat om van het
hooger onderwijs vruchten te plukken. De omgang met
zijne mede-studenten leed onder zijne studiën geenszins
de Prins stelde er steeds prijs op, hen te ontvangen en
van hun kant werden zijne voorkomendheid en ongedwon
genheid zeer geroemd. Die studietijd is ongetwijfeld een
van de gelukkigste tijdperken van 's Prinsen leven geweest
en toen hij zijn studiën had volbracht en in de residentie
zijn paleis betrok, gaf hij «aanstonds blijk van zijn leertijd
niet als geëindigd te beschouwen.
Van het recht, hem geschonken om de zittingen van
den Raad van State bij te wonen, maakte hij vaak gebruik
en met groote belangstelling liet hij zich inwijden in al
de onderdeelen van het Staatsbestuur. Bij voorkeur nam
bij kennis van de praktijk der wetgeving en zijne scherp
zinnige opmerkingen gaven ook den leden van dat hooge
Staatslichaam een zeer goeden dunk van de bekwaamheden
van des Vorsten zoon.
De Prins, wiens gezondheidstoestand ook toen meermalen
te wenschen overliet, zoodat hij zich herhaaldelijk buitens
lands moest begeven en zelfs eenmaal eene vrij langdurige
reis naar Algiers ondernam, beijverde zich nog op andere
wijze om zijne kennis te verrijken. Hij stelde er een
bijzonder genoegen in, ten zijnent staatslieden van ver
schillende richting, mannen van wetenschap en talent te
ontvangen en zich met hen in vertrouwelijk gesprek te
onderhouden over onderwerpen van allerlei aard. Op die
wijze bleef hij ook volkomen op de hoogte van al hetgeen
er omging en zijne algemeene kennis bereikte daardoor een
hoog peil.
Voorkeur voor de krijgsmanskunst had hij niet, ofschoon
drukking van ervaring onder liet blanke voorhoofd rondzagen,
nis ook een eigenaardige trek van zelfbewustheid om den mond,
die aan het gelaat iets strengs gaf.
„Ik dank u, ma chère, ik ben wel!" antwoordde de oude dame
en nnm bij de ronde tafel plaats, waarop vier kaarsen op koperen
kandelaars brandden.
„Laat ik u niet derangeeren, ma mignonne, ik zie, dat ik u
in uw schrijven gestoord heb; schrijft gij aan Klaus?"
„Ik heb de korenrekeningen nagezien, tante: ik ben in een om
mezien gereed; aan Klaus schrijf ik niet meer, hij moet immers
op zijn laatst overmorgen tcrugkeeren. Als gij mij een oogenblik
„Ik bid u, kind, ik zal mij zoolang wel alleen bezighouden."
De oude dame nam haar werk uit haar zijden zak en begon
te breidendaarbij gleden haar blikken als droomend door het
groote aangenaam verwarmde vertrek. Zóó kende zij het reeds
zoolangniets was er in veranderd sedert haar jeugddezelfde
gemakkelijke leuningstoelen om de tafel, de kunstig ingelegde
kasten langs de wanden; zelfs de donkere geslagen lederen ta
pijten waren nog dezelfde, en de oude rococopendule tikte nog
altijd snel heen en weder, als kon zij den tijd niet spoedig genoeg
doen vervliegen.
En daar, waar nu haar jeugdige nicht zat, voor die schrijftafel,
had haar eenigste broeder gewerkt en gerekend en bij dat werk
tafeltje voor het raam was het liefste plaatsje geweest van haar
vroeg gestorven schoonzuster. Hoe weinig geleken moeder en
dochter op elkander.
De oude dame vestigde weder haar blikken op haar. De lippen
van het meisje bewogen zich; de hand met de griffel ging lang
zaam de rij getallen langs naar beneden op het papier.
„M.aakt 575 daalders 23 stuivers klonk het nu halfluid.... Het
sluit!"
„Zie zoo, tante Rosamunde, ik ben tot uw dienst." Zij deed
het licht uit, sloot dc schrijftafel, en een sierlyk spinnewiel uit
den hoek nemende, ging zij naast haar tante zittenweldra gonsde
het r«odje zacht en de slanke vingers haalden flink dc fijne
draden uit het glanzende vlas. Een poos bleef het stil in het
vertrek, slechts het huilen van den storm en het geknetter der
brandende stukken hout in de kachel verbrak de stilte.
„Anna Marie," begon ten laatste de oude dame, „gij weet, ik
meng mij nooit in uw aangelegenheden, vergeef het mij daarom,
als ik u vraag, waarom zendt gij. Maria weg?"
Zij heeft een liefdeshistorie met Gottlieb," antwoordde haar
nicht kortaf.
„Dat spijt mij, Anna Marie, zij was altijd een fatsoenlijk
meisje; zoudt gy niet te streng -
„Zij stopt hem haar avondeten toe en loopt by donker 's avonds
met hem door den tuinik duld zulk een handelwijze niet in
mijn huis, en weet ook, dat Klaus het niet goedvindt." Dat
klonk zonderling van haar jeugdige lippen.
„Ja, Anna Marie" Rosamunde von Hegewitz glimlachte
als gij er zóó over denkt! Maar deze menschen hebben andere
inzichten dan wij en gij kunt immers toch niet weten of zijn
bedoelingen niet eerlijk zijn?"