„De Staten-Generaal" aldus besluit de Times haar
artikel „zullen voorzeker er aan gedachtig zijn, dat hun
candidaat niet alleen moet zijn een persoon, aannemelijk
voor de Nederlanders, maar een wiens verkiezing geen
gevoelens van wantrouwen zou wekken bij de volken der
aangrenzende landen.41
De Staudard, het orgaan der Engelsche conserva
tieven, ontvangt uit Amsterdam eene correspondentie,
waarin als erfgename van de Nederlandsche troon, na
Prinses Wilhelmina, worden genoemd.... Prinses Marianne
en Prins Frederik!
Z. M. de Koning zal den 2 Juli Carlsbad verlaten.
Uit Carlsbad wordt dd. 24 dezer bericht:
Z. M. heeft over de kwestie der troonopvolging tot een
hier verblijfhoudenden hooggeplaatsten persoon o. a. gezegd
„Wanneer ik mijn dochtertje wederom ontmoet, zal ik in
haar de toekomstige Koningin der Nederlanden begroeten/'
De opmerking wordt gemaakt, dat de Amsterd. Crt.,
waarin reeds veertien dagen geleden den -dood des Prinsen
gemeld werd en ondanks de meest besliste tegenspraak
volgehouden wordt, eerst thans in rouwrand verschijnt.
De heer De Bergh schijnt aan de officiëele waarheid dus
toch ook nog eenige meerdere waarde toe te kennen, dan
aan zijn „waarheid." (Rott. N.blad.)
In de gisteren namiddag gehouden vergadering van
aandeelhouders der Koninklijke Fabriek van Stoom- en
andere Werktuigen te Amsterdam is tot directeur gekozen
de heer F. W. Hudig, inspecteur van het stoomwezen aan
het Ministerie van Marine.
De heer M. Van der Made, afgetreden directeur, is
door commissarissen benoemd tot adviseur over de directie.
De Transvaalsche deputatie is jl. Maandag in goeden
welstand te Madera aangekomen.
In de aanstaande zomervergadering der Provinciale
Staten van Noordholland zullen o. a. behandeld worden:
een voordracht van Gedeputeerde Staten, tot het verleenen
van provinciaal subsidie ten behoeve van den aanleg van
een locaalspoorweg tusschen Medemblik en Hoorn en een
adres van veertien waterschapsbesturen in het Noorder
kwartier, houdende verzoek om vaststelling eener provin
ciale verordening op de stoomvaart in de boezemwateren
der provincie.
De hooioogst heeft in Noordholland weder een aan
vang genomen. De booten van de heeren Zur Mühlen,
die hun vertrek van Amsterdam naar Nieuwediep telken
jare gedurende ééne maand, gewoonlijk van 15 Juni tot
15 Juli, van 4^ uur op 5§ uur stellen ten gerieve van
Duitsche, Geldersche en Overijselsche maaiers en hooiers,
hebben in de laatste dagen weder een menigte buiten
landers aangevoerd.
Het maaien is thans in vollen gang. De vooruitzichten
zijn zeer verschillend. In de Starnmeer verwacht men
algemeen een ruimen oogst en het vee heeft genoeg gras.
In de Graftermeer zijn de verwachtingen veel lager ge
stemd het koude weer van den laatsten tijd heeft daar
veel kwaad aan gedaan. En in de Beemster zijn de toe
standen verschillend.
Er zijn streken waar de vooruitzichten goed zijn, maar
ook zijn er, en vooral in den oosthoek, waar groote be
hoefte is aan etgroen. Warmte alleen kan daarin eene
gunstige verandering brengen. Voor de zuivelbereiding
is het thans prachtig weêr; het gemaak is zoo goed als
slechts gewenscht kan worden.
Eene hoogst nuttige Vereeniging te Texel is weder
ontbonden. De reederij te Oude Schild bestaat niet meer.
De beide vaartuigen, die ze bezat, zijn jl. Dinsdag publiek
geveild en aan de vischhandelaars Brouwer en Vos over
gegaan. De Vischschuiten-reederij behaalde te weinig
voordeel.
Bij de te Schoorl gehouden harddraverijen is de prijs
voor paarden van zessen klaar uit de gemeente behaald
door „Cornelia," van den heer S. De Jong, berijder C.
Duin; voor boerenpaarden uit de gemeente door „Lieza,"
van dezelfde; de eerste premie door „'t Haasje," van den
heer P. Van Lienen, berijder A. Dalenberg; de tweede
premie door „Jan," van en bereden door den heer C. Ivager
de derde premie door „Pietje," van den heer J. Modder,
berijder A. Modder.
Te Zuidscharwoude werd jl. Zondag een meisje, dat
te water geraakt en reeds zinkende was, door A. Klingeier
gered. Na onmiddellijke toepassing van de gebruikelijke
methode bij drenkelingen, mocht de redder de voldoening
smaken, de bijna uitgedoofde levensgeesten bij het kind
weder op te wekken.
en jubelend daarop wierp. Eerst toen dicht bij haar over de
ruw gesneden trapleuning heen een manshoofd te voorschijn
kwam, keek zij op en zag een bleek gezicht, omkranst door
donker haar en baard en een paar helder bruine oogen.
Een oogenblik zag Anne Marie verbaasd op, terwijl een blos
van verrassing over haar gelaat vloog; toen reikte zij hem de
hand en heette hem welkom. Alles wat zij zeide en deed, was
zoo bedaard mogelijk.
„Stil!" riep zij met haar heldere stem tegen de schreeuwende
kinderen en toen zij aanstonds zwegen, vervolgde zij tot Stiirraer
gewend
„Gij vindt my aan een zeer gewichtige bezigheid, mijnheer
Stiirmer, maar ik ben aanstonds gereed, wilt gij intusschen niet
naar Klaus gaan?"
Hij zag haar nog steeds aan en hield haar rechterhand vast;
eigenlijk had hij niet gehoord wat zij zeide. Met heimelijk
ongeduld onttrok zij hem ten laatste hare hand.
„Brockelmann, zet het licht hier neêr en breng mijnheer bij
mijn broeder," beval zij. Toen echter, als bedacht zij zich, schudde
zij op eens den geheelen zak met appels onder de als dol schreeu
wende en woelende kinderen uit. De baron kon slechts met moeite
een weg vinden door de grabbelende schaar om bij de trap te
komen, waarop Anne Marie nu onbewegelijk stond, terwijl zij
met ernstige blikken den man beschouwde, die haar in haar
kindsheid zoo dikwijls op den artu gehouden, zoo menig vriendelijk
woord voor haar over had.
Ja, dat was hij weder, de knappe, middelmatig groot gestalte,
het donkere gelaat met de vurige oogen en toch hoe geheel
anders
Anne Marie moest bekennen, dat hij, die daar de trappen op
steeg, een knap man wasen oud Zij moest lachenmen ziet
toch geheel anders als men nog kind is," zeide zij tot zich zelf.
Was het niet, alsof er jaren waren doorgeschrapt en hij even
als vroeger naar boven kwam, om haar bij de vlechten vast te
houden en te zeggen:
„Loop niet zoo hard, Anne Marie?"
Zwijgend gingen zij naast elkander de trap op; hun voetstap
pen werden door de muren weerkaatst.
Wordt vervolgd.)
Te Wieringerwaard geraakte eergisteren nacht een
hondenwagen, waarin een man en een kind zaten,.ie_water.
Het kind is verdronken.
De eerste haringjager is gisteren te Maassluis binnen
gekomen.
Kapitein Stasse van de Prinses Marie (Stoomvaart
maatschappij Zeeland) ontving van den Prins von Wied,
die met zijn gezin per genoemd stoomschip de reis van
Queensboro naar Vlissingen had gedaan een paar kostbare
manchetknoopen. Dit is het 49ste geschenk dat genoemde
gezagvoerder van verschillende Vorstelijke personen, die
reizen met hem gedaan hebben, iieeft ontvangen.
Men schrijft aan de Leidsche Crt.:
„Geen tuinbaas zou zich ooit uit het hoofd laten praten,
dat, als de pauwen zoo schreeuwen, er nog veel noorden
wind te wachten is. De pauwen hebben dan ook al
geschreeuwd in April, toen het warm was, tot beschaming
van de ongeloovigen, die een buitenplaats betrekken om er
de liefelijkheid van den zomer te genieten en het er nu
koud hebben. Welk een tijd heeft nu de noordenwind
reeds stand gehouden, wat is de lucht grauw en somber,
hoe weinig doet het weêr aan den langsten dag, hoeveel
meer aan Maartsch weêr denken. Maart en April met hun
zonneschijn, overtollig warm bij het bladerloos geboomte,
bespaarden het buiige, donkere, koude noordsche weêr tot
den zomertijd, bij het dichte lommer. Landlieden, die het
best kunnen weten, omdat zij bij het krieken van den
dageraad „op de been" zijn, verklaren, dat sommige nachten
dan ook niet vrij zijn van vorst."
Bij de jl. Dinsdag gehouden verkiezing voor een lid
der Tweede Kamer in het hoofdkiesdistrict Zevenbergen
verkreeg mr, R. van de Werk (lib.) die om bevordering
in staatsdienst had moeten aftreden 519, en baron Van
der Borch (antirev.) 509 sfemmen. Er moet een herstem
ming tusschen hen plaats hebben.
Negentien winkeliers in de Kalverstraat te Amsterdam
hebben besloten, te beginnen met jl. Dinsdag, hunne win
kels te 9 uren 's avonds te sluiten.
Ten nadeele van den kapitein H. F. K. Van Bijlevelt
te 's Hertogenbosch, van 't 5de reg. infanterie, is den 15 dezer
ontvreemd: een fijn gekleed pak, jas en vest, donker
blauw, met een lintje der Militaire Willemsorde, in 't
linker knoopsgat, een idem donkerbruinverder een blauw
vest, 2 zijden dassen, 2 hoeden, een kleine parapluie, een
blikken doos, waarin Padang zilver, klein huisraad, als:
fruit bamboe's sigarenkoker, met zilveren deksel, 2 schild
padden Chineesche eettoestellen, enz. een aluminium
remontoir-horloge, 1 kistje sigaren, 1 rist sleutels en een
zeemlederen zakje, waarin ruim f 72, waaronder 3 munt
biljetten van f 10; voorts een bankbiljet van f 40 en van
f 25. Van dezen diefstal worden verdacht: Jozef Talaska
en E. Z. Halz, de 1ste soldaat en de 2de korporaal,
Hollandsch met Duitschen tongval sprekende, die zich
verwijderd hebben van voormeld regiment.
Opsporing en aanhouding wordt door den commissaris
van politie te 's Hertogenbosch verzocht.
De volgende tragisch-comische scène heeft dezer dagen
te Dussen in Noordbrabant plaats gehad. De zoon van een
landbouwer, die vernomen had, dat de melkmeid een vrijer
had, dien zij in de weide warme melk liet drinken, hetgeen
door haar echter ontkend werd, had zich ter overtuiging
de eervolle taak van spion opgelegd. Met dat doel klom
hij in een der knot-wilgeboomen, die langs de weide staan
en verlustigde zich reeds in het genot van ongezien de
vrijage te kunnen opmerken, toen hem op eenmaal de grond
onder de voeten wegzonk en hij in den boom zakte. Alle
aangewende krachtsinspanning was niet in staat hem weder
naar boven te krijgen. Duizend angsten stond hij uit, tot
eindelijk de meid met hare melkemmers kwam, doch zonder
vrijer, die nu door hem te hulp moest worden geroepen.
Geen kwaad met kwaad willende vergelden, trachtte het
meisje hem te redden, maar hare krachten schoten daartoe
te kort. Zij deed echter, wat in deze het meest geschikte
was, riep geneeskundige hulp in, in den vorm van een
timmerman, die meteen zaag gewapend den boom omzaagde,
waarna de spion van zijn nauwsluitende jas werd ontdaan
en nu voortaan wel voor goed van zijn lust tot spioneeren
zal genezen zijn.
De zelden voorkomende roestziekte vertoont zich in
't zuidoosten van Groningen, uitsluitend op de rogge,
waarvan de aar eerst rood wordt, en daarna korrel voor
korrel wordt weggevreten en verstuift, zoodat vooral op
de zandgronden niets dan het stroo overblijft, en de land
bouwer zijn „inzaad" denkelijk niet eens zal terugkrijgen.
De late rogge en die welke den laatsten winter door de
schapen en varkens is afgevreten, houdt zich bestde
ziekte is alleen het deel der vroege rogge, die zeer voorlijk
staat. Men vermoedt, dat wanneer er een tijd van regen
aanbreekt, dit gunstig zou werken op de aangetaste akkers.
De aardappelen staan best, gelijk ook de andere vruchten
zelfs de boekweit, vooral die op 't veen, schijnt dit jaar
goed te willen maken wat het reeds vier jaren achtereen
bedorven heeft.
Men weet, dat de eerste zorg voor landbouwers, die
zich in Amerika vestigen, is, dat zij „ditches" of bevloeiings-
kanalen bij hun land brengen. Wat echter niet ieder weet,
is de enorme kosten en moeite, die het dikwerf vereischt,
om zulk een kanaal bij zijn land te brengen. Dit blijkt
uit den aanleg van zulk een ditch, die het water uit de
Arkansas-rivier bij Canon City moet brengen op een afstand
van 76 Eng. mijlen, veel verder dan van Amsterdam naar
Arnhem. Het kanaal is 30 voet breed en 5 voet diep.
Dezer dagen vervoegde zich bij een depothouder van
postzegels le Tilburg eene boerin, met het verzoek om een
postzegel van 12£ cent, er bijvoegende: „een groot voor
dat geld, als je blief, want wij gebruiken anders altijd
maar kleiutjes van 5 cent." De verkooper verkeerde
natuurlijk in de onmogelijkheid om grootere postzegels te
leveren, doch vond raad en leverde het postzegel af met
een kwart meter witte strook er aan bevestigd. De boerin
beplakte daarmede den brief in het vierkant! Ondertusschen
vroeg zijDat mag immers De depóthouder antwoordde
Ja wel, als de letters maar vrij blijven.
Een landbouwer te Landes had plotseling den laatsten
adem uitgeblazen en een herbergier uit de buurt werd
verzocht het lijk „af te leggen." Hij deed dit met genoegen
voor zijn overleden vriend, maar, toen hij bijna klaar was,
zeide.... de doode met vrij heldere stem: „Geef me een
kop koffie„Dan zullen we samen drinken, waarde
vriendzei de verblufte herbergier, die zeer in zijn schik
was, dat zijn buurman weêr in leven was. Hij dronk een
kop koffie met het „lijk," dat thans weêr, evenals voor
heen, volkomen gezond aan het werk is. De man had
slechts een beroerte gehad, maar zag er dan ook waarlijk
meer dood dan levend uit.
Een visch, ver van den kant op het droge geworpen,
moge veel beweging maken, springen en spartelen, in liet
eind sterft hij zijn eigen dood.
Laat ze loopen de lasterlijke praatjes, die de afgunst
uitstrooit: in liet eind sterven zij. Petit-Senn.
Wat moet de clown uit het circus wel gevoelen, wan
neer hij zijn bonte kleederen en zijn gedwongen grappen
heeft afgelegd en nu met een pijp bij den kachel gaat
zitten, om met een paar oude bekenden ernstig te spreken
Toch is die grappenmaker een benijdenswaardig man tegen
over de menschen, die eigenwillig een rol spelen en altijd
het gebied der tooneel-decoratiën, nooit den vasten bodem
der werkelijkheid betreden. M. G. Saphir.
De menschen verraden hunne oogmerken niet lichter,
dan wanneer zij daarin zijn teleurgesteld.
Jean Paul.
De dolzinnige sterveling begaat daarom zijne zonden
zoo stout, omdat zij hem de moorddadige gevolgen bedekken.
Hij ontketent de in zijnen boezem opgeslotene roofdieren
en laat ze 's nachts onder de menschen I03, maar hij ont
waart niet, hoevele onschuldigen door deze ondieren ge
grepen en verslonden worden. Lichtzinnig werpt de
woeste mensch de gloeiende kolen zijner zonden om zich
heen, en eerst wanneer hij in het graf ligt slaan de wo
ningen achter hem in brand, en de rookkolom, die daarvan
opgaat, trekt als een schandzuil tot op zijn graf en staat
eeuwig daarop. Jean Paul.
Het gewijzigd ontwerp-adres van rouwbeklag van de
Tweede Kamer luidt als volgt:
Sire
Met innig leedwezen vernam de Tweede Kamer der
Staten-Generaal, dat het den Almachtige behaagd heeft
Zijne Koninklijke Hoogheid Willem Alexander Karei
Hendrik Frederik, Prins van Oranje, Uwer Majesteits
beminden Zoon, tot zich te nemen.
Geheel onder den indruk van den zwaren slag, die in
het overlijden van Uwer Majesteits eenig overgebleven
Zoon bet geliefde Huis van Oranje en het Vaderland
getroffen heeft, gevoelt zij de behoefte om haar oprechte
deelneming te betuigen in de smart, die Uwe Majesteit
en de leden van het Koninklijk Huis vervult.
Zij is zich bewust daarbij de tolk te zijn van het ge-
heele Nederlandsche volk, dat door de spanning, waarin
het gedurende de laatste weken de berichten van het
ziekbed van den doorluchtigen lijder verbeidde, getoond
heeft hoezeer het gehecht was aan den jeugdigen Vorst,
van wien voor de toekomst van land en volk veel mocht
worden verwacht.
De Kamer is diep doordrongen van den ernst van het
oogenblik. In het vervullen der uit dit smartelijk verlies
voortvloeiende plichten hoopt zij Uwe Majesteit eens
gezind en met onwankelbare trouw ter zijde te staan.
Moge de Almachtige aan Uwe Majesteit de kracht
schenken, om dit groote leed met gelatenheid te dragen.
Biilteniana.
De Nederlandsche gezant te Londen, Graaf v. Bylandt,
heeft in de laatste dagen van de heeren Van der Hoeven
en Van der Wijck volledige mededeelingen ontvangen over
den toestand in Atjeh. Deze hebben tevens uitzicht gegeven
op de vrijlating der bemanning van de Nisero. De Radjah
van Tenom verlangde nu vergrooting van grondgebied,
eene vrijhaven, benevens een aanzienlijk losgeld. De heeren
Van der Hoeven en Van der Wijck blijven nog eenigen
tijd te Londen.
Twee ter-dood-brengingen op denzelfden dag, Zater
dag jl., ten uitvoer gelegd, hebben, daar de doodstraf
sedert jaren feitelijk afgeschaft was, in geheel Italië
groot opzien gebaard. Salvatore Misdea, of Mispei, de
soldaat, die een aantal zijner makkers met geweerschoten
ombracht, en een ander soldaat Scaranari, die zich aan een
verraderlijken moord op een officier had schuldig gemaakt,
zijn in de vroegte van dien dag met den kogel gestraft,
de eerste bij Napels, de ander bij Palermo. De terechtstelling
was openbaar, maar het opzettelijk gekozen vroege uur en
de geheimhouding van tijd en plaats waren oorzaak, dat
slechts weinige personen haar bijwoonden.
Misdea had, zoodra hij begreep, dat alle hoop voorbij
was, opgehouden krankzinnigheid voor te wenden en om
een priester gevraagd. Hij verklaarde, berouw te hebben,
maar riep herhaaldelijk uit, dat hij vast op gratie gerekend
had. De aartsbisschop van Napels had in een telegram bij
den Koning daarop aangedrongen en eene menigte plakkaten
in Napels behelsden uitroepen ter eere van den prelaat.
Aan allerlei andere pogingen had het tot het laatste toe
niet ontbroken. De Italianen zijn een zonderling volk,
merkt een berichtgever der Times aan: hoe grooter mis
dadiger, hoe verfoeielijker misdrijf, des te levendiger sym
pathie. Voor den schandelijken moordenaar Misdea scheen
geen medelijden genoeg aan den dag te kunnen worden
gelegd, maar om Scaranari, die slechts een officier ver
moordde, bekommerde zich niemand.
Eene curieuse uiting van bijgeloof had bij de terecht
stelling van Misdea plaats. Onmiddellijk nadat het lijk
was weggenomen, stortten zich de aanwezigen op het
touw, waarmede men hem gebonden, en de kruk, waarop
hij gezeten had, en ieder trachtte een stuk er van meester
te worden, overtuigd, dat het den bezitter geluk zou aan
brengen.
Volgens een te Napels verschijnend blad, had daar ter
stede sedert 1861 geene terdoodbrenging plaats gehad.
De Fransche ex-Keizerin Eugenie komt Dinsdag a. s.
te Carlsbad om de baden te gebruiken en daar twee of
drie weken te blijven.
In Beieren heeft het jl. Zaterdag flink gesneeuwd,
zoodat op vele plaatsen, waar de hooibouw reeds begonnen
was, het afgemaaide gras geheel onder de sneeuw bedol
ven lag.
Uit Toulon verneemt men, dat er de laatste dagen
verscheiden sterfgevallen voorkwamen, die men aan cholera
meent te moeten toeschrijven. Donderdag deed zich het
eerste geval voor; Vrijdag had men 2, Zaterdag 4 en
Zondag 13 dooden. Te Marseille is terstond een gezond
heids-commissie opgetreden om de noodige voorzorgsmaat
regelen te nemen. Men verzekert, dat de ziekte overge
bracht is door de Sarthe, die dezer dagen van een tocht
naar China terugkeerde. Het schip en de equipage zijn
onmiddellijk uit de haven verwijderd.